33 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2012

Nr. 218 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 juli 2012

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 23 maart 2012 over Jaarbericht brede scholen 2011 (Kamerstuk 33 000 VIII nr. 178). Bij brief van 4 juli 2012 heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Bochove

De adjunct-griffier van de commissie, Bošnjaković-van Bemmel

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Trends en ontwikkelingen

3

 

Aantal brede scholen

3

 

Duidelijke focus op het kind

3

 

Rol kinderopvang

4

 

Tot slot

5

II

Reactie van de minister

5

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Jaarbericht brede scholen 2011». Het aanbod van activiteiten op sociaal, cultureel en sportief gebied is, volgens de leden, een verrijking van niet alleen het leven van jongeren, maar ook van de wijk of het dorp waar de school zich bevindt. De leden zijn dan ook verheugd met de steun van de minister bij de ontwikkeling van brede scholen die zij onderstreept in haar reactie op het SER-rapport «Tijden van de samenleving»1.

Sommige scholen hanteren een toelatingsbeleid waarbij de ouders een religieuze grondslag moeten onderschrijven. Geldt, zo vragen de leden, dit toelatingsbeleid ook voor overige activiteiten die op een brede school worden aangeboden door andere organisaties. Oftewel, mag op een brede school, geënt op bijvoorbeeld reformatorische grondslag, waar kinderopvang wordt aangeboden, door het schoolbestuur geëist worden, dat de ouders die gebruik willen maken van die opvang, de grondslag van de school onderschrijven? Voorts vragen genoemde leden of het daarbij van belang is hoe die activiteiten worden gefinancierd.

In het jaarbericht is te lezen dat brede scholen minder vaak worden gehuisvest op multifunctionele locaties dan voorheen verwacht werd. Kan de minister toelichten waar dit door komt? Heeft dit te maken met de verschillende kwaliteitseisen die voor de verschillende functies gelden? Kan de minister toelichten of de kinderopvangafdelingen van brede scholen voldoen aan de eisen die gesteld worden aan de kinderopvangbranche, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het «Jaarbericht brede scholen 2011» en de begeleidende brief van de minister.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de aanbieding «Jaarbericht brede scholen 2011». De leden onderschrijven de motivering dat brede scholen kinderen en jongeren de kans bieden zich breed te ontwikkelen en te integreren. De leden zien op dit moment aanleiding tot het stellen van enkele vragen.

Er is een verscheidenheid aan brede scholen, maar er zijn ook overeenkomsten. Het Landelijke Steunpunt Brede Scholen heeft in opdracht van het ministerie van OCW een brochure gemaakt met de meest voorkomende verschijningsvormen van brede scholen. De leden vragen of het mogelijk is om alle voorkomende verschijningsvormen op te nemen in de brochure in plaats van de meest voorkomende vormen.

Binnen de brede school wordt samengewerkt met verschillende partners. De leden vragen om meer duidelijkheid te scheppen over de bevoegdheden en samenwerkingsafspraken van de verschillende partners.

Volgens de brief heeft ook de komst van de combinatiefunctionarissen de brede school op de werkvloer versterkt. De leden vragen welke positieve invloed de combinatiefunctionarissen hebben op de brede school.

De leden van de CDA-fractie vinden het belangrijk dat er steeds meer brede scholen ontstaan. Het is voor alle partijen voordelig om samen te werken, van elkaar te leren en gebruik te maken van elkaars expertise. Ook maakt de brede school het mogelijk dat brede dagarrangementen worden aangeboden voor kinderen met aandacht voor sport en cultuur. Naar de mening van deze leden bieden de brede scholen verder een goede oplossing om voor ouders de combinatie van werken en zorgen te vergemakkelijken. Tevens bieden brede scholen een goed platform voor samenwerking op het gebied van passend onderwijs en jeugdzorg.

Trends en ontwikkelingen

Aantal brede scholen

De leden van de VVD-fractie vragen of de minister kan verklaren waarom het aantal brede scholen in het voortgezet onderwijs stabiliseert op ongeveer een derde van het aantal scholen. De auteurs van het rapport stellen op pagina 44 dat de beoogde effecten van brede scholen lastig aan te tonen zijn. Enkele scholen stellen daarom voor om eventueel een nulmeting te houden en over vijf jaar een vervolgmeting te doen. Wat is de reactie van de minister op dit voorstel, zo vragen de leden.

De leden vragen voorts waarom in het voortgezet onderwijs de personeelslasten de voornaamste extra kostenpost zijn en in het primair onderwijs niet? Kan de minister daar een verklaring voor geven, zo vragen zij.

De leden van de PvdA-fractie hechten groot belang aan de ontwikkeling van brede scholen. De school van de toekomst is een brede school, met behalve goed onderwijs ook aanbod van opvang, sport en cultuur. Het aantal brede scholen is door de jaren heen toegenomen. In vrijwel iedere gemeente in Nederland is één of meer brede scholen te vinden. In het primair onderwijs zijn er nu 1 600 brede scholen. In de brief geeft de minister aan dat de groei van het aantal brede scholen in de komende periode zal afnemen. In het jaarbericht worden een aantal mogelijke oorzaken genoemd. Kan de minister toelichten hoe zij de afnemende groei beoordeelt? In de brief van de minister wordt niet toegelicht of deze ontwikkeling gevolgen heeft voor haar beleid. Kan de minister toelichten of, en zo ja welke gevolgen, zij verbindt aan deze bevinding? Ziet zij een rol voor zichzelf weggelegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke, zo vragen de leden.

De leden van de PVV-fractie merken op dat er in het primair onderwijs nu ruim 1 600 brede scholen zijn. De verwachting is dat de groei de komende jaren zal afnemen. Het aantal brede scholen in voorbereiding is afgenomen. De leden vragen wat hier de oorzaak van is.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de oorzaken zijn van de stagnatie in de groei van het aantal brede scholen. Kan de minister toelichten wat de oorzaken hiervoor zijn, is het belemmerende regelgeving, is het moeilijk voor de diverse patijen om samen te werken, is het nog de onbekendheid bij ouders, scholen en andere partijen? Gaarne ontvangen deze leden een toelichting. Is de minister ook van plan haar beleid te wijzigen nu blijkt dat de groei van het aantal brede scholen stagneert, zo vragen zij.

Duidelijke focus op het kind

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat in het jaarbericht een expert wordt geciteerd die tijdens een paneldiscussie opmerkte dat brede scholen de voorlopers zijn op het gebied van passend onderwijs. In de slotbeschouwing van het rapport stellen de auteurs dat brede scholen bij uitstek geschikt zijn om een basis te bieden aan het passend onderwijs. De leden vragen of en hoe de minister een rol ziet weggelegd voor brede scholen bij de invoering van het passend onderwijs.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in het jaarbericht zaken staan waarover deze leden zich grote zorgen maken. In het jaarbericht staat vermeld dat de helft van de brede scholen wordt geconfronteerd met forse bezuinigingen. Dit onderdeel blijft in de brief van de minister onbesproken. Kan de minister toelichten waarom zij in haar brief niet ingaat op de aard en omvang van deze bezuinigingen? Heeft de minister zicht op de omvang van de bezuinigingen? Zo ja, om welke bedragen gaat het hier? Zo nee, wat gaat zij doen om dit inzicht alsnog te verwerven? Voorts merken de leden op dat op pagina 85 van het jaarbericht wordt toegelicht dat de forse bezuinigingen niet zonder gevolgen blijven. Het activiteitenaanbod komt door de bezuinigingen onder flinke druk te staan. De leden maken zich grote zorgen over de verschraling. Volgens het jaarbericht zijn de bezuinigingen «voor de meeste brede scholen geen reden om te stoppen». Zijn er scholen die onder druk van de grote bezuinigen overwegen om te stoppen, zo vragen deze leden. Zo ja, om hoeveel scholen gaat het hier? Is de minister met deze leden van mening dat deze ontwikkelingen zeer onwenselijk zijn en een halt toegeroepen moeten worden? Zo ja, ziet zij een rol voor zichzelf weggelegd bij het overeind houden van deze brede scholen? Zo nee, waarom niet? De leden merken op dat in het jaarbericht wordt gesteld dat de scholen die niet overwegen om te stoppen, wel worstelen met de vraag of ze hun aanbod moeten verkleinen of dat ze meer van hun eigen leraren moeten vragen. Ook wordt de optie om geld te vragen voor deelname genoemd. De leden zijn zeer bezorgd over het feit dat er wordt overwogen geld te vragen voor deelname. Eén op de tien kinderen in Nederland groeit op in armoede. Kan de minister toelichten welke gevolgen het bijbetalen heeft voor de optimale ontwikkeling van deze groep kwetsbare kinderen? Is de minster met deze leden van mening dat deze ontwikkeling zeer ongewenst is? Zo ja, wat gaat zij doen om dit te voorkomen, zo vragen zij.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de brede school zich met name moet presenteren als een buurtschool, geworteld in de wijk met dito voorzieningen. Kan de minister toelichten of brede scholen dit voldoende doen? Zijn er voldoende scholen met een buurtfunctie of richten de brede scholen zich meer op het samenbrengen van school, sport en cultuur voor de kinderen dankzij de combinatiefunctionarissen? De leden zien namelijk zeker een rol weggelegd voor de brede scholen om bezuinigingen door gemeenten op te vangen middels het onder haar dak brengen van bijvoorbeeld bibliotheekvoorzieningen en buurthuisachtige functies.

Rol kinderopvang

De leden van de VVD-fractie lezen in de rapportage dat opvang voor schooltijd en (zomer)vakantieopvang in 2011 vaker wordt aangeboden dan in 2009 en daarmee duidelijk in opkomst is. Betekent dit ook dat er betaald moet worden voor kinderopvang tijdens vakanties als er geen gebruik van kinderopvang wordt gemaakt? Wanneer dit het geval is, kan de minister toelichten hoe zich dit verhoudt tot de mening van het kabinet dat een kindercentrum geen beding mag bevatten dat de ouder verplicht tot betaling van uren waarin onderwijs wordt gegeven. De leden vragen in hoeverre er bij een integraal aanbod van kindvoorzieningen ook integraal gehandhaafd wordt. Kan de minister daar uitgebreid op ingaan? Kan de minister toelichten of de opleidingseisen van het personeel van brede scholen of kindcentra voldoen aan de eisen die gesteld worden aan personeel in de reguliere kinderopvang, zo vragen zij.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat school en opvang steeds dichter bij elkaar komen te liggen, maar nog steeds niet naadloos aansluiten. De leden willen dat tussenschoolse opvang op elke school mogelijk moet is. Welke activiteiten heeft de minister in de afgelopen jaren ondernomen om deze aansluiting verder te stimuleren? Ziet de minister een actieve rol voor zichzelf weggelegd en gaat zij dit verder te stimuleren, zo vragen zij.

Tot slot

De leden van de CDA-fractie vragen of de minister ook kan toelichten of er een relatie is tussen de brede school en de kwaliteit van de school. Bieden brede scholen vaker goede onderwijskwaliteit of juist mindere onderwijskwaliteit dan niet brede scholen? De leden vragen ook aan de minister of zij het een goede ontwikkeling vindt dat brede scholen zich steeds meer richten op talentontwikkeling dan op achterstanden.

II Reactie van de minister

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van het schriftelijk overleg over mijn brief betreffende het Jaarbericht brede scholen 2011 d.d. 23 maart 2012 (Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 178). Ik ben de leden van de verschillende fracties erkentelijk voor hun inbreng. In deze reactie ga ik in op de vragen en opmerkingen in het verslag van het schriftelijk overleg.

Antwoorden

De leden van de VVD-fractie geven aan dat sommige scholen een toelatingsbeleid hanteren waarbij de ouders een religieuze grondslag moeten onderschrijven. De leden vragen of dit toelatingsbeleid ook geldt voor overige activiteiten die op een brede school worden aangeboden door andere organisaties. Oftewel, mag op een brede school, geënt op bijvoorbeeld reformatorische grondslag, waar kinderopvang wordt aangeboden, door het schoolbestuur geëist worden, dat de ouders die gebruik willen maken van die opvang, de grondslag van de school onderschrijven? Voorts vragen genoemde leden of het daarbij van belang is hoe die activiteiten worden gefinancierd.

Een school voor bijzonder onderwijs mag vragen aan ouders om de grondslag van de school te onderschrijven. Dit geldt voor alle activiteiten die onder verantwoordelijkheid van de school plaatsvinden. Scholen dienen een consistent toelatingsbeleid te voeren. Het schoolbestuur heeft geen zeggenschap over de toelating van kinderen bij de kinderopvang. Dit valt onder verantwoordelijkheid van de kinderopvangorganisatie.

In het jaarbericht is te lezen dat brede scholen minder vaak worden gehuisvest op multifunctionele locaties dan voorheen verwacht werd. De leden vragen om een toelichting waar dit door komt? Heeft dit te maken met de verschillende kwaliteitseisen die voor de verschillende functies gelden? Kan de minister toelichten of de kinderopvangafdelingen van brede scholen voldoen aan de eisen die gesteld worden aan de kinderopvangbranche, zo vragen de genoemde leden.

De helft van de brede scholen in het primair en voortgezet onderwijs is reeds gehuisvest in een multifunctionele accommodatie. Dat brede scholen minder vaak dan gedacht worden gehuisvest in multifunctionele accommodaties heeft voornamelijk met het ontbreken van financiering van de gemeente te maken. De verschillende kwaliteitseisen voor de verschillende functies spelen hierbij geen rol. Overigens is het wel zo dat nieuwe brede schoolgebouwen in het primair onderwijs meestal een locatie voor peuterspeelzaal en/of kinderopvang hebben in het gebouw.

Alle kinderopvanglocaties dienen te voldoen aan de eisen uit de Wet kinderopvang en de kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Hierop wordt toezicht gehouden door de gemeente (GGD).

De leden van de PVV-fractie vragen of het mogelijk is om alle voorkomende verschijningsvormen op te nemen in de brochure over verschijningsvormen van het Landelijk Steunpunt Brede Scholen in plaats van de meest voorkomende vormen.

Binnen de brede school wordt samengewerkt met verschillende partners. De leden vragen om meer duidelijkheid te scheppen over de bevoegdheden en samenwerkingsafspraken van de verschillende partners.

Volgens de brief heeft ook de komst van de combinatiefunctionarissen de brede school op de werkvloer versterkt. De leden vragen welke positieve invloed de combinatiefunctionarissen hebben op de brede school.

Er zijn vele soorten brede scholen in Nederland. In de brochure zijn de vijf belangrijkste vormen op de hoofdkenmerken onderscheiden. De overige verschillen zijn voornamelijk situationeel waardoor het niet zinvol is om alle verschillende vormen op te nemen. Het is daarmee niet nodig om alle vormen op te nemen, zoals gevraagd door de leden van de PVV.

Brede scholen en haar partners kennen elkaar, benutten elkaars expertise en gebruiken ruimtes gezamenlijk. De samenwerking tussen de verschillende partners is belangrijk binnen de brede school. De partners beslissen samen welke samenwerkingsafspraken gemaakt worden en hoe de bevoegdheden worden geregeld. Om de verschillende partijen hierbij te ondersteunen zijn de afgelopen jaren verschillende handreikingen geboden. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek, in opdracht van het ministerie van OCW, van Berenschot eind 2010 naar de bestuurlijke juridische vormgeving van de samenwerking tussen primair onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzalen. Scholen en haar partners kunnen terecht bij het Landelijk Steunpunt en www.bredeschool.nl voor informatie over samenwerking tussen verschillende partners.

De leden vragen welke positieve invloed de combinatiefunctionarissen hebben op de brede school. De combinatiefunctionarissen zorgen voor een breed activiteitenaanbod. Er worden ook meer activiteiten cultuur en sport aangeboden. Tevens zijn de functionarissen gekwalificeerd voor de discipline waarin zij activiteiten verzorgen. Hierdoor wordt de kwaliteit van het naschoolse aanbod van de brede school versterkt. Ook kunnen de leerkrachten door de inzet van andere professionals zich richten op hun kerntaken. Daarnaast kan een combinatiefunctionaris een brugfunctie vervullen voor intensievere samenwerking tussen de partijen, bijvoorbeeld tussen een school en culturele instellingen in de gemeente.

Trends en ontwikkelingen

Aantal brede scholen

De leden van de VVD-fractie vragen of de minister kan verklaren waarom het aantal brede scholen in het voortgezet onderwijs stabiliseert op ongeveer een derde van het aantal scholen. De auteurs van het rapport stellen op pagina 44 dat de beoogde effecten van brede scholen lastig aan te tonen zijn. Enkele scholen stellen daarom voor om eventueel een nulmeting te houden en over vijf jaar een vervolgmeting te doen. Wat is de reactie van de minister op dit voorstel, zo vragen de leden.

De leden vragen voorts waarom in het voortgezet onderwijs de personeelslasten de voornaamste extra kostenpost zijn en in het primair onderwijs niet? Kan de minister daar een verklaring voor geven, zo vragen zij.

Een derde van de scholen in het voortgezet onderwijs is een brede school, dit is evenveel als in 2009. Het voortgezet onderwijs heeft procentueel gezien een hoger percentage brede scholen dan het primair onderwijs. Een mogelijke oorzaak kan zijn dat in het voortgezet onderwijs de top al is bereikt van het aantal brede scholen.

Ik heb in 2009, mede naar aanleiding van de berichtgeving in het vorige jaarbericht over het lastig aantonen van effecten, een meerjarig onderzoek ingesteld naar de effecten van brede scholen. De resultaten komen in 2013 beschikbaar. Aan de hand van die resultaten bekijk ik wat verder nodig is om de effecten van brede scholen in kaart te brengen. Indien scholen zelf effectmetingen en zelfevaluaties uitvoeren, juich ik dat van harte toe.

De leden vragen naar een verklaring waarom in het voortgezet onderwijs de personeelslasten de voornaamste kostenpost zijn en in het primair onderwijs niet. In het jaarbericht is niet gevraagd naar een uitleg van de kostenposten. Mogelijke oorzaak kan zijn dat in het voortgezet onderwijs eigen docenten worden ingezet voor activiteiten. Daarmee is er sprake van personele kosten. In het primair onderwijs worden activiteiten vaker door externen uitgevoerd en vallen daarmee meestal onder het activiteitenbudget.

De leden van de PvdA-fractie vragen of de minister kan toelichten hoe zij de afnemende groei van brede scholen beoordeelt? Ook vragen zij of de minister kan toelichten of, en zo ja welke gevolgen, zij verbindt aan deze bevinding? Ziet zij een rol voor zichzelf weggelegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke, zo vragen de leden. Ook de leden van de PVV-fractie en de CDA-fractie vragen naar de oorzaak van de afname van de groei. Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of dit komt door belemmerende regelgeving, door moeizame samenwerking of onbekendheid bij ouders, scholen en andere partijen. Ook vragen de leden of de minister van plan is haar beleid te wijzigen nu blijkt dat de groei van het aantal brede scholen stagneert, zo vragen zij. In antwoord op al deze vragen het volgende.

Er is tot en met 2011 nog geen afname te zien, maar een toename van de groei. Het aantal brede scholen in het primair onderwijs is gestegen van 1 200 in 2009 naar 1 600 in 2011. Die groei is sterker dan die in de periode tussen 2007 en 2009 (van 1 000 naar 1200). De verwachte groei na 2011 is minder groot doordat in 2011 minder brede scholen in voorbereiding zijn (280 scholen in 2011 tegenover 500 in 2009). De verwachting is dat er nog steeds brede scholen bijkomen.

Brede scholen werden 10 jaar geleden voornamelijk in achterstandswijken gerealiseerd om achterstanden te bestrijden. De afgelopen jaren is hierin wel een verschuiving te zien naar alle soorten wijken en scholen; van nieuwbouwwijk tot dorpskern. De grote steden en achterstandswijken zijn inmiddels voor een groot deel voorzien van brede scholen. De groei van de afgelopen jaren hangt samen met maatregelen waar brede scholen van konden profiteren, zoals de Impuls brede scholen, sport en cultuur (combinatiefuncties). Een mogelijke oorzaak voor de verwachte afname van de groei kan zijn dat gemeenten en scholen andere prioriteiten stellen.

Om de groei voort te zetten blijf ik brede scholen en partners ondersteunen. Op dit moment verander ik dan ook niet mijn beleid op het gebied van brede scholen. Wel heb ik het Landelijk Steunpunt Brede Scholen gevraagd om in 2012 extra aandacht te geven aan de ondersteuning van gemeenten bij de ontwikkeling van brede scholen. Immers de gemeente blijkt vaak een belangrijke partner bij de brede school.

Duidelijke focus op het kind

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat in het jaarbericht een expert wordt geciteerd die tijdens een paneldiscussie opmerkte dat brede scholen de voorlopers zijn op het gebied van passend onderwijs. In de slotbeschouwing van het rapport stellen de auteurs dat brede scholen bij uitstek geschikt zijn om een basis te bieden aan het passend onderwijs. De leden vragen of en hoe de minister een rol ziet weggelegd voor brede scholen bij de invoering van het passend onderwijs.

Brede scholen krijgen net als alle scholen te maken met passend onderwijs. Wat in het jaarbericht bedoeld wordt is dat brede scholen met de ervaringen die ze hebben met multidisciplinaire samenwerking geschikt zijn om de didactische en pedagogische basis vorm te geven. De brede scholen met een zorgprofiel, waarbij extra zorg, begeleiding en samenwerking met zorgpartners belangrijk is, kunnen zich bijvoorbeeld met passend onderwijs richten op een verbreding van zorg voor alle leerlingen en/of voor specifieke groepen.

De leden van de PvdA-fractie vragen een toelichting waarom ik in mijn brief niet inga op de aard en omvang van de bezuinigingen voor brede schoolactiviteiten? Heeft de minister zicht op de omvang van de bezuinigingen? Zo ja, om welke bedragen gaat het hier? Zo nee, wat gaat zij doen om dit inzicht alsnog te verwerven?

De leden vragen of er scholen zijn die onder druk van de grote bezuinigen overwegen om te stoppen. Zo ja, om hoeveel scholen gaat het hier? Is de minister met deze leden van mening dat deze ontwikkelingen zeer onwenselijk zijn en een halt toegeroepen moeten worden? Zo ja, ziet zij een rol voor zichzelf weggelegd bij het overeind houden van deze brede scholen? Zo nee, waarom niet? De leden vragen om een toelichting over welke gevolgen het bijbetalen voor activiteiten heeft voor de optimale ontwikkeling van deze groep kwetsbare kinderen? Is de minster met deze leden van mening dat deze ontwikkeling zeer ongewenst is? Zo ja, wat gaat zij doen om dit te voorkomen, zo vragen zij.

43% van de respondenten in het primair onderwijs geeft aan dat hun budget is verkleind door bezuinigingen. Bij de vraag naar het beschikbare budget is de volgende ontwikkeling te zien. In 2009 had 22% van de scholen tussen 10–25 000 euro te besteden, dat is gestegen naar 31% in 2011; in 2009 had 23% tussen 25–50 000 te besteden, dat is gedaald naar 14% in 2011. Een rechtstreeks verband tussen het beschikbare budget en bezuinigingen kan echter niet gelegd worden, omdat niet is gevraagd hoeveel het budget is gedaald door de bezuinigingen. Het is dan ook niet bekend of er scholen stoppen vanwege de bezuinigingen. Het blijkt wel dat hoe meer budget, hoe meer brede scholen activiteiten uit verschillende disciplines aanbieden.

Het Jaarbericht geeft aan dat scholen zoeken naar mogelijkheden voor het uitvoeren van activiteiten. Scholen worstelen hierbij onder andere met de vraag of ze door het minder beschikbare budget geld moeten gaan vragen voor deelname of dat ze bijvoorbeeld het aanbod moeten verkleinen. Ik ken geen signalen dat door bijbetalen voor activiteiten er kinderen buiten de boot vallen. Ik vind dat de brede schoolactiviteiten voor de leerlingen van de school toegankelijk moeten zijn.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de brede school zich met name moet presenteren als een buurtschool, geworteld in de wijk met dito voorzieningen. Kan de minister toelichten of brede scholen dit voldoende doen? Zijn er voldoende scholen met een buurtfunctie of richten de brede scholen zich meer op het samenbrengen van school, sport en cultuur voor de kinderen dankzij de combinatiefunctionarissen? De leden zien namelijk zeker een rol weggelegd voor de brede scholen om bezuinigingen door gemeenten op te vangen middels het onder haar dak brengen van bijvoorbeeld bibliotheekvoorzieningen en buurthuisachtige functies.

De achterstandswijken zijn inmiddels voor een groot deel voorzien van brede scholen. De buurt heeft hierbij van oudsher een belangrijke rol. Uit het Jaarbericht blijkt dat 41% van de brede scholen in het primair onderwijs een wijkprofiel heeft, waarbij het aanbod gericht is op kinderen, ouders en de buurt. Dit wil echter niet zeggen dat brede scholen met andere profielen geen buurtfunctie vervullen.

Met name in dorpskernen en krimpregio’s is het behoud van voorzieningen een belangrijk doel bij de brede scholen. Maar ook in andere wijken , zoals achterstandswijken en nieuwbouwwijken, geeft een kwart van de brede scholen aan dat een brede school moet bijdragen aan het behoud van voorzieningen in de wijk.

Rol kinderopvang

De leden van de VVD-fractie lezen in de rapportage dat opvang voor schooltijd en (zomer)vakantieopvang in 2011 vaker wordt aangeboden dan in 2009 en daarmee duidelijk in opkomst is. Betekent dit ook dat er betaald moet worden voor kinderopvang tijdens vakanties als er geen gebruik van kinderopvang wordt gemaakt? Wanneer dit het geval is, kan de minister toelichten hoe zich dit verhoudt tot de mening van het kabinet dat een kindercentrum geen beding mag bevatten dat de ouder verplicht tot betaling van uren waarin onderwijs wordt gegeven. De leden vragen in hoeverre er bij een integraal aanbod van kindvoorzieningen ook integraal gehandhaafd wordt. Kan de minister daar uitgebreid op ingaan? Kan de minister toelichten of de opleidingseisen van het personeel van brede scholen of kindcentra voldoen aan de eisen die gesteld worden aan personeel in de reguliere kinderopvang, zo vragen zij.

Buitenschoolse opvang kan zowel voor als na school worden aangeboden en tijdens vakanties en studiedagen waarop de school gesloten is. De kinderopvangvestiging mag daarbij een contract aanbieden dat qua begin- en eindtijd van de opvang uit mag gaan van de begin- en sluitingstijd van de vroegst/laatst beginnende school waarvan de vestiging kinderen opvangt. Kijkend naar het aanbod in de buitenschoolse opvang, zijn er instellingen die ouders de mogelijkheid bieden om alleen de 40 weken in de schoolperiode af te nemen, maar ook de keuze bieden om 52 weken opvang af te nemen. Het is nog niet overal dat ouders die keuze hebben, maar het is ook niet dat alle ouders verplicht worden om te betalen voor vakantieopvang waar ze geen gebruik van willen maken. In de gevallen dat ouders niet de keuze hebben en in de gevallen dat ouders vrijwillig hebben gekozen voor de 52 weken opvang kan het zijn dat ouders op basis van het contract verplicht worden om wel te betalen voor die uren ook al maken ze er geen gebruik van. Zoals de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het debat met de Tweede Kamer op 5 juni jl. heeft aangegeven wordt er momenteel onderzoek gedaan naar de effecten van het niet meer in rekening mogen brengen van uren waar ouders geen gebruik van kunnen maken. Daarnaast heeft de minister van SZW aangegeven dat hij erop aanstuurt om nog voor het einde van het jaar met het wetsvoorstel te komen dat dit aan banden legt.

Op dit moment vindt er geen geïntegreerd toezicht plaats op het integrale aanbod van kindvoorzieningen. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op het onderwijs en de gemeente (GGD) op de kinderopvang.

In antwoord op de vraag van de leden of de opleidingseisen van het personeel van brede scholen of kindcentra voldoen aan de eisen die gesteld worden aan personeel in de reguliere kinderopvang, het volgende. De kwalificaties van de pedagogisch medewerkers in de kinderopvang moeten, ongeacht of de kinderopvang deel uitmaakt van een brede school, voldoen aan de gestelde eisen.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat school en opvang steeds dichter bij elkaar komen te liggen, maar nog steeds niet naadloos aansluiten. De leden willen dat tussenschoolse opvang op elke school mogelijk moet zijn. Welke activiteiten heeft de minister in de afgelopen jaren ondernomen om deze aansluiting verder te stimuleren? Ziet de minister een actieve rol voor zichzelf weggelegd en gaat zij dit verder te stimuleren, zo vragen zij.

Op grond van artikel 45 van de Wet Primair Onderwijs zijn scholen verplicht een voorziening voor tussenschoolse opvang te bieden als ouders erom vragen. Ik zie, samen met mijn collega van SZW, een rol weggelegd om de aansluiting van onderwijs en opvang te stimuleren. Dit is in de brief als reactie op het SER advies «Tijden van de samenleving» (Kamerstukken II 2010/11, 31 289, nr. 335) uitgebreid toegelicht. Er vinden zoals aangegeven verschillende pilots plaats. De uitkomsten van deze pilots gebruiken wij om te bepalen wat verder nodig is om de aansluiting tussen onderwijs en opvang verder te stimuleren.

Tot slot

De leden van de CDA-fractie vragen of de minister ook kan toelichten of er een relatie is tussen de brede school en de kwaliteit van de school. Bieden brede scholen vaker goede onderwijskwaliteit of juist mindere onderwijskwaliteit dan niet brede scholen? De leden vragen ook aan de minister of zij het een goede ontwikkeling vindt dat brede scholen zich steeds meer richten op talentontwikkeling dan op achterstanden.

In het Jaarbericht is de relatie tussen brede school en onderwijskwaliteit niet onderzocht. Ik vind dat brede scholen en gemeenten lokaal moeten kijken wat nodig is voor de leerlingen en omgeving. Het voornaamste doel van de brede school in het primair onderwijs, zo blijkt uit het jaarbericht, is ontwikkelingskansen bieden aan hun kinderen. Ook in het voortgezet onderwijs zijn optimale ontwikkelingskansen en talentontwikkeling belangrijke doelen. Deze doelen onderschrijf ik. Talentontwikkeling, ontwikkelingskansen en achterstanden hoeven elkaar daarbij niet uit te sluiten.


X Noot
1

Kamerstuk 31 289, nr. 335.

Naar boven