Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33000-VIII nr. 168 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33000-VIII nr. 168 |
Vastgesteld 25 januari 2012
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 15 december 2011 overleg gevoerd met minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:
– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 7 december 2011 over vrijstelling van de leerplicht en thuisonderwijs (33 000-VIII, nr. 146);
– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 21 juni 2011 inzake Toezegging in AO thuisonderwijs inzake «collectief thuisonderwijs» (32 500-VIII, nr. 190).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van Bochove
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Kler
Voorzitter: Van Bochove
Griffier: Boeve
Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Biskop, Van Bochove, Çelik, Ortega-Martijn, Beertema, Jasper van Dijk, Van der Ham en Elias,
en minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.
De voorzitter: Ik heet alle aanwezigen welkom en open de vergadering.
De heer Biskop (CDA): Voorzitter. «De brief van de minister over de vrijstelling van de leerplicht en het thuisonderwijs naar aanleiding van het algemeen overleg van 31 maart 2011 is precies zoals ik het had bedoeld. Dank u wel!» Zo kort had mijn inbreng kunnen zijn, maar omdat ik erg betrokken ben bij dit onderwerp wil ik toch nog een paar opmerkingen maken en vragen stellen.
De discussie in het voorjaar was geïnitieerd door het voornemen van een aantal ouders in Amsterdam om thuisonderwijs te gaan geven. Na goed beraad hebben zij daar overigens van afgezien. De minister loopt in haar brief verschillende opties langs. Zij zegt dat we de vrijstellingsgrond niet moeten schrappen, want de keuzevrijheid van ouders wordt al vaak genoeg in het gedrang gebracht. Een uitstekende opstelling van de minister. Mijn fractie ziet ook weinig heil in een verruiming. We moeten in ieder geval de fundamentele discussie over artikel 23 hebben afgerond en dat gaat gebeuren in het voorjaar van 2012. Ongewijzigd handhaven zou de problemen, hoe klein de doelgroep ook is, doen voortbestaan. Vrijstelling onder voorwaarden is de lijn die mijn fractie bepleit. De Grondwet spreekt in het tweede lid van artikel 23 over vrijheid van onderwijs behoudens het toezicht van de overheid. En als op grond van artikel 5b van de Leerplichtwet kinderen thuisonderwijs krijgen, zou er geen sprake zijn van dat toezicht. De minister stelt voor om dit toezicht via de leerplichtambtenaar te laten lopen. Daarmee kan ik instemmen. Het past bij het karakter van artikel 5b, waarin een ontheffingsgrond wordt genoemd. Het is dan ook logisch dat een leerplichtambtenaar daarop toezicht houdt. Het sluit ook aan bij het proefschrift van mevrouw Sperling die vindt dat een jongere in ieder geval vervangend onderwijs moet krijgen. Die verplichting gaat er nu ook komen. Daarmee krijgen ouders de plicht om te zorgen voor een deugdelijke opvoeding, zoals het ook staat in artikel 247 van het Burgerlijk Wetboek.
Ontstaat er een nieuwe discrepantie nu er sprake is van een ontheffing van de leerplicht met de verplichting om onderwijs te geven?
De heer Van der Ham (D66): De D66-fractie is geen voorstander van structureel thuisonderwijs. U zegt: als het toch gebeurt, moet de onderwijsinspectie daarop letten. Daar ben ik het natuurlijk mee eens. Moeten in dit geval de kosten van leerplichtambtenaren niet voor eigen rekening zijn?
De heer Biskop (CDA): Voorzitter, daar ben ik het fundamenteel mee oneens. Artikel 5b van de Leerplichtwet is in het geding. Het is de taak van de leerplichtambtenaren om daarop toe te zien. Als je de ontheffing van de leerplicht aan voorwaarden verbindt, is de controle op de naleving vanzelfsprekend een taak voor de leerplichtambtenaar en dus voor de overheid.
De heer Van der Ham (D66): Het is inderdaad de taak van de leerplichtambtenaar om toezicht uit te oefenen, maar door het feit dat iemand zich aan het bekostigde onderwijs onttrekt, moet de overheid extra kosten maken. De leerling had immers ook naar een reguliere school gekund. Als je iets meer wilt dan voor iedereen geldt, moet je zelf de meerkosten betalen.
De heer Biskop (CDA): Nee, het gaat hier om toezicht op naleving van de Leerplichtwet en dat is een taak van de gemeente. De leerplichtambtenaren moeten daarop toezien.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik begrijp niet dat de heer Biskop zegt dat de leerplichtambtenaar inhoudelijk moet toetsen. Waarom eigenlijk? Er is geen sprake van een aanzuigende werking of misbruik. Kinderen ondervinden geen problemen in het vervolgonderwijs. Dan volstaat toch de toets op het recht op vrijstelling?
De heer Biskop (CDA): Ik kom nog op de vraag hoever je daarmee wilt gaan. Het huidige gebruik van artikel 5b levert inderdaad geen problemen op, maar dat mag geen excuus zijn om kinderen de hele dag voor de tv te zetten, zoals de heer Zoontjes indertijd in Trouw zo fraai verwoordde. Dan voldoe je niet aan het gestelde in artikel 247 van het Burgerlijk Wetboek waarin wordt gerept van het zorgen voor een deugdelijke opvoeding. De minister stelt dat ouders akkoord moeten gaan met vervangend onderwijs en dat vind ik een uitstekende zaak.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik vind het wel een beetje incidentenpolitiek. Wat er is gebeurd, valt niet goed te praten, maar moeten we daarom de ouders van ongeveer 300 leerlingen gaan belasten met allerlei toezichtregels? Tijdens het debat over de onderwijsbegroting heeft het CDA nog gepleit voor vermindering van de regeldruk.
De heer Biskop (CDA): Dat hangt er vanaf hoe de voorwaarden die de minister in haar brief beschrijft, uitwerken. Daar kom ik nu over te spreken. Op het eerste gezicht lijken die voorwaarden erg logisch. Als je vervangend onderwijs wilt, moet je als ouder aangeven hoe je dat wilt doen. In het voorstel van de minister heet dat een plan van aanpak. Mijn vraag is wat dat precies inhoudt. Is dat een half A4-tje waarop globaal staat wat je van plan bent?. Of is dat een pakket van 247 pagina's dat overeenkomt met een schoolplan of een compleet lesrooster? Moet de aanvrager wat betreft taalgebruik beschikken over referentieniveau 3f? Er zijn ouders die het onderwijs uitbesteden aan iemand anders en moet die ander dan beschikken over 3f-bevoegdheden? Betreft het 3f Nederlands? Hoe zit het dan met expats die gebruik maken van de mogelijkheid van artikel 5b?
Hoe komt een extern advies tot stand? Wie wordt gezien als deskundig? Is zo'n advies wel echt nodig? Waarom moet het kind aanwezig zijn bij het jaarlijkse gesprek met de leerplichtambtenaar? Dat doen scholen toch ook niet?
De CDA-fractie is voorstander van regelarm onderwijs. Daarom hoop ik dat de voorwaarden die de minister stelt op een lichte en transparante manier met de leerplichtambtenaar kunnen worden kortgesloten en dat de ouders niet worden opgezadeld met een enorme waslijst van rapporten.
De heer Jasper van Dijk (SP): De heer Biskop stelt een aantal terechte vragen naar aanleiding van de voorstellen van de minister. In de krant las ik dat hij een taaltoets niet houdbaar vindt, maar het is in de gedachtegang van de minister toch terecht om te verlangen dat de mensen – ik heb het bewust niet over ouders – die het thuisonderwijs geven Nederlands spreken?
De heer Biskop (CDA): Natuurlijk is het goed dat degenen die met de kinderen aan de slag gaan de taal spreken. Voor expats die gebruik maken van artikel 5b is Nederlands 3f echter een mission impossible. In die zin zet ik vraagtekens achter de houdbaarheid van de voorwaarde met betrekking tot het taalniveau. Mijn vraag is of het op de manier moet worden vastgelegd als de minister voorstelt.
De heer Jasper van Dijk (SP): Ik geef de voorkeur aan het leerplichtig onderwijs, maar als er dan toch thuisonderwijs is, moet de onderwijsgevende Nederlands spreken. Dat lijkt mij een legitieme eis.
De heer Biskop (CDA): We hebben in Nederland ook internationale scholen, ook met uw goedvinden neem ik aan.
De heer Çelik (PvdA): Voorzitter. Voor de PvdA-fractie zijn er maar 2 echte uitzonderingen voor thuisonderwijs en die staan genoemd onder 5a. en c. Het liefst waren wij 5b. kwijt, maar de meerderheid heeft daar niet voor gekozen. De minister komt vervolgens met dit voorstel. Ik ben niet zo enthousiast als de heer Biskop. Ik vind het voorstel helemaal niks. Kinderen horen samen naar school te gaan. Als je dan toch vrijstelling geeft, moet het ook een echte vrijstelling zijn. Hoe kun je de leerplichtambtenaar ergens naar toesturen, terwijl er sprake is van vrijstelling? Gaan we de rol van die ambtenaar dan ook opnieuw invullen? Voor alle duidelijkheid: controle is een prima zaak. Maar ik vind het voorstel van de minister onvoldoende helder geformuleerd.
Ik heb ontzettend veel vragen. Er wordt de gemakkelijkste weg gekozen door leerlingen die nergens terecht kunnen de mogelijkheid van thuisonderwijs te bieden. Gaat de leerplichtambtenaar één keer per jaar in een voortgangsgesprek controleren of de ouders zich hebben gehouden aan het plan van aanpak? Zo niet, wat is dan de waarde van zo'n gesprek? Wat is de waarde van een plan van aanpak als er achteraf geen controle plaatsvindt? Waarom wel het taalniveau omhoog maar niets zeggen over rekenen? Is rekenen dan niet belangrijk? We zijn toch een offensief begonnen om taal en rekenen een betere plek te geven in het bekostigd onderwijs?
De heer Biskop (CDA): Ik hoor de heer Çelik zijn bekende verhaal afsteken dat 5b maar uit de wet moet worden geschrapt. Daarmee lost hij al zijn problemen op en hoeft hij ook niet meer over voorwaarden te spreken. Tegelijkertijd hoor ik hem zeggen dat 5a leidt tot kinderen die thuisonderwijs moeten krijgen. Gaat hij nu voorstellen om de verplichting om in andere vormen van onderwijs te voorzien ook aan artikel 5a van de Leerplichtwet te hangen?
De heer Çelik (PvdA): Ik heb hier de motie die ik samen met de heer Biskop heb ingediend en die door de hele Kamer is aangenomen. Daarin staat dat leerplichtambtenaren goed moeten nadenken voordat zij überhaupt zo'n beslissing nemen. De minister wordt gevraagd de wethouders daarop aan te spreken. Ik zei dat leerplichtambtenaren soms de gemakkelijke weg kiezen. Mijn vraag is nu waarom de minister dan wel het vertrouwen heeft dat de ambtenaren onder 5b daadkrachtig kunnen aantonen dat zij de boel in de gaten houden.
De heer Biskop (CDA): Die motie is een heel verstandige motie. Ik hoor de heer Çelik zeggen dat tegen ouders van kinderen die nergens terecht kunnen, wordt gezegd: ga maar thuisonderwijs volgen. Artikel 5a ziet op ontheffing van de leerplicht en daarin zit nog steeds niet de verplichting om te voorzien in een andere vorm van onderwijs. Wat mij betreft blijft dat zo. De heer Çelik deed echter de suggestie om aan dat artikel de verplichting tot een andere onderwijsvorm te koppelen.
De heer Çelik (PvdA): Nee, ik heb gezegd dat voor ons de artikelen 5a en 5c de enige uitzonderingen zijn. Onder 5a moeten we leerlingen verstaan met lichamelijke en psychische gebreken, zodanig dat ze niet op een normale of speciale school kunnen zitten. Die kinderen verdienen immers alle aandacht en zorg. Als ze die beter thuis kunnen krijgen, moet het maar. Artikel 5c gaat over kinderen die in het buitenland op school zitten. Dat zijn voor ons de enige juiste uitzonderingen.
Ik denk dat het voorstel van de minister zelfs averechts gaat werken. Op deze manier zet zij immers de ouders op het spoor om voor thuisonderwijs te kiezen.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): De fractie van deChristenUnie is zeer kritisch over de brief van de minister. Wij hechten erg veel waarde aan het recht op vrijstelling van leerplicht voor ouders die er een bepaalde levensbeschouwing op nahouden. Er zijn geen misstanden bij het thuisonderwijs, zo concludeert ook de minister. Ouders blijken op een gewetensvolle manier thuisonderwijs te geven en kinderen ondervinden geen nadelen bij het vervolgonderwijs. Waarom nu deze wijziging?
Het thuisonderwijs biedt geen reden tot zorg en bovendien gaat het om een zeer beperkte groep. Het wettelijke recht op vrijstelling moet worden gehandhaafd. Het is uiteraard zaak alert te blijven op de belangen van het kind, maar dat is iets anders dan het bedrijven van incidentenpolitiek via een wetswijziging en het organiseren van een toenemend overheidstoezicht. Het recht op vrijstelling van onderwijs is sterk ingekaderd. Het heeft geen aanzuigende werking en het wordt ook niet misbruikt. Ik begrijp dan ook niet waarom de overheid opeens een prominente rol moet gaan spelen. De mensen die zijn vrijgesteld van de leerplicht worden immers straks ook nog eens inhoudelijk beoordeeld door de leerplichtambtenaar. Die rol zal beperkt moeten blijven tot toetsing van het recht op vrijstelling. Volgens de Leerplichtwet is het toezicht op de naleving van die wet opgedragen aan B&W. Deze taak wordt door de leerplichtambtenaar uitgevoerd. Het toezicht op het onderwijs is opgedragen aan de onderwijsinspectie. Als ook artikel 23 van de Grondwet in ogenschouw wordt genomen, betekent dit dat ook het onderwijsinhoudelijk toezicht moet plaatsvinden door de inspectie en niet door de leerplichtambtenaar.
Tot nu toe beperkt de wettelijke taak van de gemeenten ten aanzien van het onderwijs zich tot onderwijshuisvesting en het handhaven van de leerplicht. De ChristenUnie wil dit graag zo houden, al zoeken de gemeenten soms hun grenzen ten aanzien van onderwijs helaas weleens op. Onderwijsbevoegdheden van gemeenten worden door de minister nu uitgebreid tot ondermeer inhoudelijke toetsing van het taalniveau, het maken van een plan van aanpak, toetsing van het onderwijsconcept en bovendien komt er een jaarlijks voortgangsgesprek tussen leerplichtambtenaar, ouders en kinderen. Vooral het voorstel voor een voortgangsgesprek is moeilijk te rijmen met de opmerking van de minister dat de leerplichtambtenaar niet inhoudelijk toetst. Wat betekenen de voorstellen van de minister voor de bevoegdheden van gemeenten richting het onderwijs? Gaat de verhouding tussen gemeenten en onderwijsinspectie nu op de helling? Als een leerplichtambtenaar niet inhoudelijk toetst, waarom kiest de minister dan voor puur administratieve handelingen zoals het toesturen van de onderwijsaanpak?
In de artikelen 245 en 247 van het BW staan waarborgen voor het bevorderen van de ontwikkeling van kinderen. De kinderbeschermingswetgeving zal aangrijpingspunt moeten zijn voor de overheid om de rechten van de kinderen te waarborgen. Ziet de minister niet voldoende waarborgen in deze wetgeving?
De ChristenUnie stemt dus niet in met de wetswijziging en het toenemend toezicht. De minister kan beter met het thuisonderwijsveld in gesprek blijven in plaats van in gesprek te gaan met Ingrado en de gemeenten. Het lijkt mij vooral belangrijk dat de ouders hierbij worden betrokken.
Voorzitter. Ik heb een mooie brief ontvangen waarin staat: «Thuisonderwijs laat mij midden in de maatschappij staan en zal mij toestaan mij terug te trekken in mijn eigen wereld. Thuisonderwijs geeft mij de kans vaardigheden te leren die niet op scholen kunnen worden onderwezen. Thuisonderwijs staat mij toe, elke dag samen te werken met de mensen van wie ik het meeste houd, maar noodzaakt mij ook om samen te werken met mensen die ik bijna niet ken. Thuisonderwijs helpt mij met het vormen van mijn karakter en niet alleen van mijn verstand. Thuisonderwijs heeft mij geleerd te leren. Thuisonderwijs laat mij meer tijd over voor andere dingen. Thuisonderwijs geeft mij een beter beeld van wie ik ben ten opzichte van de maatschappij om mij heen.»
De heer Beertema (PVV): Voorzitter, wat de PVV-fractie betreft moet thuisonderwijs blijven bestaan, want het is een belangrijk goed. Maar misbruik van artikel 5b moet worden voorkomen en dat misbruik dreigde indertijd. Het kan niet de bedoeling zijn dat collectieven van ouders hun kinderen bij elkaar zetten in een gemeenschappelijke ruimte en zonder enig toezicht van de overheid onderwijs verzorgen als alternatief voor een reguliere school die wel onder toezicht van de overheid staat.
In het debat van 31 maart hebben wij vastgesteld dat er aanscherpingen moeten komen, zo minimaal mogelijk en zo marginaal mogelijk getoetst wat ons betreft. De vrijstelling wordt gehandhaafd. Nieuw is dat er een wettelijke plicht komt om vervangend onderwijs te bieden, waarmee deze bepaling in evenwicht komt met flankerende rechten van het kind. Ik doel op het recht van onderwijs voor ieder kind en een aantal internationale verdragen. De gemeente ziet erop dat wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden. Daarmee kunnen wij goed uit de voeten. Nederland loopt dan ook beter in de pas met andere landen waar eveneens voorwaarden worden gesteld aan thuisonderwijs.
De PVV deelt het standpunt van de minister dat het simpelweg schrappen van vrijstelling een veel te zwaar middel is. Dat perkt de rechten van ouders te rigoureus in. Het verruimen van de vrijstellingsgrond naar pedagogisch-didactische argumenten gaat ons ook weer te ver. De vrijstelling ongewijzigd handhaven, kan ook niet. Daarvan worden uiteindelijk toch kinderen de dupe, hoe weinig het er ook zijn. In een hoogontwikkeld land als Nederland mogen kinderen niet buiten de boot vallen onder het goedkeurende, wegkijkende oog van de overheid.
Wij gaan akkoord met de zes voorwaarden die de minister stelt. Wel hebben we twee punten van zorg. De taaleis voor Nederlandse burgers vinden wij volkomen terecht, maar die eis is niet realistisch voor expats die tijdelijk in Nederland verblijven. Daarvoor zou ik graag een oplossing zien, bijvoorbeeld in de vorm van een vrijstelling voor die taaleis. Zwitserland kent voor expats ook een uitzonderingsbepaling. Onze positie van vestigingsland voor internationale bedrijven mag niet onaantrekkelijk worden.
De heer Çelik (PvdA): Ik zou graag willen weten of de heer Beertema het met mij eens is dat het rekenniveau ook belangrijk is. Ook wat dat betreft zouden ouders een bepaald niveau moeten hebben.
De heer Beertema (PVV): Dat vinden wij ook belangrijk, maar wat ons betreft is de Nederlandse taal de sleutel tot participatie aan de samenleving. Taal biedt mogelijkheden tot inbedding in het grote geheel. Ik spreek weleens over het «bezielde verband».
De heer Çelik (PvdA): Vanzelfsprekend voorzitter, maar taal hoeft niet alle gevallen leidend te zijn. Het gaat de heer Beertema toch niet om het pesten van islamieten? Is het geen probleem als je Frans, Duits of Engels spreekt, maar wel als je Turks of Marokkaans spreekt. Moet je dan voldoen aan artikel 3f?
De heer Beertema (PVV): Turkse en Marokkaanse expats die in Nederland tijdelijk werken bij een internationale organisatie vallen wat mij betreft onder de expats. Zij hoeven dus ook niet te voldoen aan de taaleis. Zij gaan immers terug. Het is niet de bedoeling dat die mensen en hun kinderen deel gaan uitmaken van een bezield verband.
De heer Jasper van Dijk (SP): Ik ben hier wel een beetje verbijsterd over. De PVV geeft altijd zo hoog op van integreren en het belang van het Nederlands spreken. Nu zegt de heer Beertema doodleuk dat de grachtengordelelite mag worden uitgezonderd van de taaleis. Wat is dit nu weer voor iets geks? Staat u ervoor of niet?
De heer Beertema (PVV): De grachtengordelelite? De wereldeconomie is geglobaliseerd en ook het door de SP zo vermaledijde bedrijfsleven is heel erg internationaal georiënteerd. Ik ken mensen die bepaald niet tot de grachtengordelelite behoren en die een aantal jaren in Singapore hebben gewerkt. Het is heel goed te begrijpen dat die mensen geen Chinees hebben geleerd en niet al te zeer hun best hebben gedaan om daar te integreren. Na twee jaar waren ze immers terug in Rotterdam.
De heer Jasper van Dijk (SP): Ik vind dit een flutredenering. U legt het probleem bij de minister neer. Die moet er een oplossing voor zoeken. Ik hoor graag een oplossing van u, want de minister gaat dit niet zomaar oplossen. U pleit eigenlijk voor een ongelijke behandeling: voor de een wel een taaltoets, voor de ander niet.
De heer Beertema (PVV): Ik leg het niet voor niets bij de minister neer. Zij gaat erover en wij controleren. Wel doe ik een suggestie onder verwijzing naar Zwitserland dat een gunstig vestigingsklimaat heeft voor internationale bedrijven. Dat land heeft daar dus verstand van. Onze economie is ook buitengewoon internationaal georiënteerd. Ik wil daar dus een uitzondering voor maken.
Ten slotte wil de PVV dat de mogelijkheid tot vrijstelling van de leerplicht wordt voorbehouden aan uitzonderlijke individuele gevallen. Bij een formele aanvraag tot vrijstelling moet worden vastgesteld of het een individueel ouderpaar betreft en geen collectief van ouders. Voor groepen ouders die onderwijs willen op basis van hun eigen religie of levensovertuiging biedt artikel 23 een waaier van mogelijkheden en dat moet zo blijven. Thuisonderwijs dus alleen in uitzonderlijke gevallen. Wat ons betreft komt er een zevende voorwaarde bij die daarin voorziet.
De heer Van der Ham (D66): Thuisonderwijs kan heel nuttig zijn. Ik denk aan een leerling met een lichamelijke of geestelijke handicap. Of je wilt een wereldreis maken en je gaat onder strenge voorwaarden thuisonderwijs geven. Maar D66 ziet niet veel in thuisonderwijs als structureel alternatief voor schoolonderwijs. Een-op-een-onderwijs kan best goed zijn voor het ontwikkelen van bepaalde vaardigheden. Daarom ook vinden wij dat de klassen kleiner moeten worden en dat er meer docenten moeten komen. Tegelijkertijd zien wij dat leerlingen in het thuisonderwijs voor een groot deel beperkt worden in hun contacten met leerlingen die er soms andere opvattingen op na kunnen houden. Ook voor bijvoorbeeld orthodox bijzonder onderwijs hebben we een bepaalde schaal waarin het belang van de leerling een prominentere plek krijgt ten opzichte van het belang van de ouders die bepaalde vormen van onderwijs aan hun kinderen willen meegeven. Artikel 23 biedt meer ruimte om kleur te geven aan het basisonderwijs dan aan het secundair onderwijs. In de laatste schoolsoort begint een kind immers steeds meer een individu te worden. Dan moet er ruimte zijn voor opvattingen en ontwikkelingen die meer van het kind zijn en wat minder te maken hebben met alleen maar de wens van de ouders. Daar zitten gradaties in. Ik denk dat de vrijheid van kinderen om hun leven in te richten zoals zij dat zelf willen in het thuisonderwijs niet voldoende gegarandeerd is. Wij zijn dus niet enthousiast over het thuisonderwijs.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Dan wil ik graag weten van de heer Van der Ham waarom hij denkt dat daarvoor te weinig ruimte is in het thuisonderwijs. Is hier onderzoek naar gedaan?
De heer Van der Ham (D66): In het orthodox onderwijs – christelijk of islamitisch – is al een discussie gaande over de vraag met elke opvattingen je mag kennismaken. In de Kamer zijn moties aangenomen over onder andere diversiteit in seksualiteit. Dat soort opvattingen ligt onder vuur in zelfs het schoolonderwijs. Ik kan mij voorstellen dat dergelijke discussies nog veel ingewikkelder zijn in religieus geïnspireerd thuisonderwijs.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Ik dacht al dat de heer Van der Ham daarmee zou komen. Hij wil ervoor zorgen dat de vrijheid van ouders om hun kinderen op hun eigen manier op te voeden wordt beknot. D66, de partij van de democratie, wil de vrije keuzes van minderheden in dit land beknotten. Zij wil haar eigen normen en waarden opleggen aan de hele samenleving!
De heer Van der Ham (D66): Mevrouw Ortega wordt een beetje boos, maar ik zou zeggen: kom van die kast af. Ik zeg namelijk iets anders. De belangrijkste minderheid in de samenleving is het individu. In de samenwerking tussen ouder en kind kom ik op voor die grootste minderheid. De overheid heeft tot taak te waken voor de belangen van dat individu. En dan kan het best zijn dat het kind zich ontwikkelt in een richting die ik liever niet zie, maar het is dan wel zijn eigen keuze ten opzichte van die van de ouders. De vrijheid van het individu om zich te ontwikkelen in het thuisonderwijs moet worden gegarandeerd. En daarover kan je zorgen hebben als het gaat om het orthodox religieus onderwijs. Die zorgen worden alleen maar groter als er geen andere mensen zijn waarmee je wordt geconfronteerd. Mede daarom hebben wij bezwaren tegen het religieus geïnspireerd thuisonderwijs.
De heer Beertema (PVV): Ik dacht niet dat de dag ooit zou komen, maar ik zit nu toch naast mevrouw Ortega op de kast. Als ik de redenering van de heer Van der Ham doortrek, wil hij artikel 5b, de mogelijkheid tot vrijstelling, afschaffen. In de slipstream daarvan wil hij dan ook artikel 23 afschaffen met als eindresultaat staatsonderwijs waarin het individu centraal staat. Ik ken de zegeningen van dat staatsonderwijs! Veel kinderen floreren niet in dat onderwijs. Zie ik hier de socialistische inborst van D66?
De heer Van der Ham (D66): Wij zijn absoluut geen socialistische partij! Willen wij van artikel 23 af? Welnee. Als ultieme liberaal vind ik zeker dat dit artikel meerwaarde heeft en ik zal in mijn fractie altijd vechten voor de vrijheid om scholen te stichten. Daarbinnen zijn natuurlijk nog wel wat discussies te voeren over het belang van het individu dat de vrijheid moet hebben zich te ontwikkelen zoals hij of zij dat wil. Wel wil D66 het liefst af van artikel 5b omdat dit weinig meerwaarde heeft. Als het gaat om religieus geïnspireerd onderwijs is er immers altijd de mogelijkheid om samen een school te stichten. Dat kan zelfs binnen het openbaar onderwijs. Persoonlijke keuzes kunnen ook binnen dat onderwijs worden gehonoreerd en daar ben ik een groot voorstander van.
De heer Biskop (CDA): De heer Van der Ham heeft een paar dingen gezegd die ontegenzeglijk waar zijn. Ik was blij dat hij zei dat ook D66 een groot voorstander is van artikel 23. Ik ben het echter met de heer Beertema eens dat de heer Van der Ham al te gemakkelijk overstapt van thuisonderwijs naar bijzonder onderwijs. Daar hangt hij een paar kwalificaties aan en eigenlijk hoor ik hem zeggen dat hij dat maar niks vindt. Wil hij op het thuisonderwijs dezelfde inhoudelijke regelgeving loslaten als op het reguliere onderwijs om het individu te beschermen?.
De heer Van der Ham (D66): Als een kind thuisonderwijs krijgt, moeten de kerndoelen zoveel mogelijk worden nagestreefd. Die kerndoelen hebben wij niet voor niets bedacht. Dat geldt voor het openbaar en het bijzonder onderwijs en dus ook voor het thuisonderwijs. Maar dat wordt moeilijk als je er niet bovenop zit.
De heer Biskop (CDA): Ik begrijp nu dat de heer van der Ham dat hij artikel 5 niet wil slopen. Thuisonderwijs moet dus mogelijk zijn als daaraan maar dezelfde voorwaarden worden gesteld. Betekent dit dat hij de voorwaarden van de minister wil uitbreiden met het toezichtskader primair en voortgezet onderwijs?
De heer Van der Ham (D66): Ik heb gezegd dat ik er het liefst van afwil. Uit de brief van de minister proef ik dat zij het liever ook niet wil. Maar er is geen meerderheid voor om dit af te schaffen. Binnen dat gegeven wil ik het thuisonderwijs zoveel mogelijk verbeteren en wat dat betreft vind ik dat de minister uitstekende voorstellen doet. Enkele suggesties van anderen zouden er wel aan mogen worden toegevoegd. Als er een leerplichtambtenaar over de vloer komt, moet de overheid extra kosten maken en ik vind dat die kosten voor rekening moeten komen voor de ouders. Die eis zou ook moeten worden opgenomen.
Worden de aanvullende eisen vastgelegd? Zo ja, in welke wet? Klopt het dat de minister collectief thuisonderwijs beschouwt als een school die dus aan alle eisen moet voldoen? Ik neem aan dat er een uitzondering wordt gemaakt voor expats omdat zij tijdelijk in Nederland verblijven. Wie mogen ouders als externe deskundige opvoeren ten behoeve van het plan van aanpak? Aan welke eisen moet die deskundige voldoen? Welke kwaliteitseisen stelt de leerplichtambtenaar tijdens het jaarlijks gesprek aan de orde? Hoe wordt hij in staat gesteld om specifieke aspecten van het thuisonderwijs te testen in dat gesprek? We vragen nogal wat van die ambtenaar.
Hoogbegaafde kinderen kunnen soms geen passend onderwijs krijgen. Dan kunnen ouders zo wanhopig zijn dat ze zelf iets gaan ondernemen. Ik vind dat de overheid ervoor moet zorgen dat ook die kinderen een goede plek krijgen in het reguliere onderwijs waaraan recht wordt gedaan aan hun individuele talenten. Naast al deze maatregelen moet de overheid ook die opdracht serieus nemen.
De heer Biskop (CDA): U deed het voorstel om de ouders de kosten van de leerplichtambtenaar te laten betalen. Normaal worden de kosten per leerling aan een school betaald. Moet dat geld eerst aan ouders worden gegeven waarna zij de kosten van de leerplichtambtenaar betalen?
De heer Van der Ham (D66): Nee, de ouders die thuisonderwijs geven, onttrekken zich aan het aangeboden schoolsysteem. Alle extra kosten moeten zij betalen, ook om het thuisonderwijs te ontmoedigen. Wij vragen aan de minister om uit te rekenen om welk bedrag het gaat.
De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter, waarom makkelijk als het moeilijk kan?
Dat was de gedachte die in mij opkwam toen ik de brief las. In maart hebben wij ook al een debat gehad en toen hebben de woordvoerders verschillende opties genoemd, ook overzichtelijke oplossingen voor het probleem waarover wij vandaag praten. De minister kiest daar niet voor. De aanleiding van het debat was het Islamitisch College Amsterdam. Hoe staat het met die school? Ik heb vernomen dat er nog steeds enkele ouders zijn die thuisonderwijs willen verzorgen.
De minister kiest voor de moeilijke weg. Zij gaat eisen stellen aan thuisonderwijs: een plan van aanpak, een taaltoets, een advies van een externe deskundige en controle door een leerplichtambtenaar. Daarbij zijn nogal wat vragen te stellen. Mag dat plan van aanpak een half A4-tje zijn? Geldt de taaltoets voor de ouders of voor degenen die daadwerkelijk het onderwijs geven? De leerplichtambtenaar moet door de overheid worden gefinancierd, maar het is wel weer een extra taak voor de gemeente. Komt daar dan ook extra geld voor? De minister zegt dat er niet op inhoud mag worden getoetst. Wat gaat er dan wel worden getoetst? Hoe gaat dat gesprek dan met de ouders? Zal er sprake zijn van een aanzuigende werking? De minister kiest nu voor erkenning, formalisering van het thuisonderwijs. Zij noemde dat risico zelf ook. Mensen krijgen immers een nieuw aanbod voorgeschoteld.
Uit de brief van de minister blijkt dat zij ermee worstelt. Zij wil geen verruiming van de vrijstelling, want schoolonderwijs is eigenlijk het allerbeste. Maar zij wil ook geen verbod, er moet een mogelijkheid blijven om op bijzondere gronden vrijstelling te krijgen. Daar ben ik het niet mee eens. Het is beter om artikel 5b te schrappen. Er kunnen immers opportunistische gronden zijn waarop mensen voor thuisonderwijs kiezen. Ik vind dat niet wenselijk. Maar de minister kiest voor het stellen van eisen aan thuisonderwijs. Dat is de second best oplossing. Als je daarvoor kiest, moet je zorgen voor minimale voorwaarden. Dat betekent dan wel weer een bureaucratisch circus en dat betreur ik.
De heer Elias (VVD): Voorzitter. We kunnen terugkijken op een uiterst geslaagd algemeen overleg eind maart toen de Kamer zocht naar een oplossing voor deze problematiek. Er werd in open sfeer gedebatteerd met respect voor elkaars opvattingen. De brief van de minister voldoet aan de communis opinio van dat overleg. Veel van wat er vandaag is gezegd, valt voor mij in de categorie punaises poetsen. Dat heeft ook te maken met hoe de Kamer het karakter van zo'n algemeen overleg ziet: een discussie over details. De minister schrijft echter naar aanleiding van een eerder overleg een brief waarin zij een hoofdrichting aangeeft. Zij vraagt wat de Kamer ervan vindt en vervolgens komt zij met een wetsontwerp. Ik vind dat de Kamer tot nu toe veel te gedetailleerd opereert. Verder vind ik dat de Kamer zelf haar keuzes moet maken en zich niet moet baseren op de brief van één belangenvereniging en op tientallen afgeleide mails daarvan. Er wordt al te veel naar belangenbehartigers geluisterd.
Ik ben het eens met het door de heer Çelik uitgesproken uitgangspunt dat kinderen naar school horen te gaan. Dat is goed voor hun sociale ontwikkeling. Dat neemt echter niet weg dat er ouders zijn die op principiële gronden – ik zit dus naast mevrouw Ortega en de heer Beertema op de kast – bezwaar hebben om hun kinderen naar een school te sturen. Ik heb die mensen wel eens «rare snijbonen» genoemd. Die ouders hebben daarvoor bepaalde redenen. Het is een belangrijk liberaal principe om die ouders dat recht niet te ontzeggen. Nu blijkt maar weer dat D66'ers nepliberalen zijn.
De heer Van der Ham (D66): U noemt zelf die mensen «rare snijbonen».
De heer Elias (VVD): Schertsenderwijs.
De heer Van der Ham (D66): Ik heb die woorden niet gebruikt. Iedereen is vrij om een rare snijboon te zijn. Ook de heer Elias gun ik die positie.
De heer Elias (VVD): Dat is volstrekt wederzijds.
De heer Van der Ham (D66): Absoluut. Iedereen heeft het recht om uitzonderlijke opvattingen te hebben. Dat is een belangrijk liberaal standpunt. Maar de heer Elias is het toch met mij eens dat de opvattingen van de ouders niet zodanig mogen domineren dat het kind onvoldoende ruimte krijgt om zijn eigen boontjes te doppen? Het recht van ouders om hun kinderen op te voeden, is niet absoluut. Hoe ouder het kind wordt, des te meer moet het worden beschermd in zijn individualiteit en zijn mogelijkheden om eigen keuzes te maken.
De heer Elias (VVD): De heer van der Ham zou gelijk hebben als thuisonderwijs – dat ik tot een uitzondering beperkt wil houden – leidt tot buitengewoon slechte resultaten of tot gemankeerde kinderen. Dat is echter niet het geval. Dat blijkt uit onderzoek. Het gaat ook niet om mijn persoonlijke appreciatie. Mijn kinderen zitten op een normale school. Het is te schandelijk voor woorden dat ik de heer Van der Ham moet uitleggen dat je niet een ander moet opleggen hoe hij moet denken of hoe hij zijn leven moet inrichten.
De heer Van der Ham (D66): De heer Elias gaat voorbij aan mijn punt. Hij moet zich realiseren dat ik absoluut niet mijn opvattingen wil opdringen aan een ander. Wij hebben hier te maken met ouders die op de trom slaan over de vorm waarop het onderwijs wordt gegeven. Mijn vraag is of de heer Elias het met mij eens is dat het vorm en inhoud geven aan de ontwikkeling van de individuele leerling, die steeds meer zijn eigen individualiteit aan het ontwikkelen is, in het thuisonderwijs een lastiger constructie is dan in het reguliere onderwijs.
De heer Elias (VVD): Dat is precies de reden waarom ik heb gezegd dat het in mijn politieke visie beter is voor een kind om in een normale schoolomgeving te verkeren, maar ook dat het ons niet past om mensen die daarover vanuit hun diepste overtuiging anders over denken te beknotten in hun keuzevrijheid. Dat is een liberaal uitgangspunt en ik vind oprecht dat u op dit punt een nepliberaal bent.
De heer Çelik (PvdA): Als het begrippenkader van artikel 23 conform het initiatiefvoorstel van de heer Van der Ham wordt gewijzigd, gaan ook pedagogisch-didactische motieven gelden. Artikel 5b gaat dan niet meer alleen om levensovertuiging, maar ook om andere motieven. Is de heer Elias niet bang dat dan meer ouders een beroep zullen doen op dat artikel? Zij kunnen zich dan terecht beroepen op andere motieven.
De heer Elias (VVD): Dat lijkt mij een belangrijk element om mee te nemen bij de behandeling van het initiatiefvoorstel. Ik deel uw zorgen, maar er zit ook een principiële kant aan. Die afweging ga ik nu niet maken. De problematiek rond artikel 23 is buitengewoon interessant, maar aan de andere kant moeten we ook niet overdrijven. Het gaat om heel kleine aantallen en vooral oog hebben voor praktische oplossingen vind ik een charmante karaktertrek van Nederland.
Net als de heer Beertema ben ik van mening dat er geen misbruik mag worden gemaakt van de vrijstellingsmogelijkheid, maar dat we die mogelijkheid niet moeten schrappen. Daarom voel ik veel voor de zevende voorwaarde dat het tot de uitzonderingen moet worden beperkt. Hoe dat vorm moet krijgen, is dan aan de minister.
De taaltoets moet regel zijn, maar ik kan mij voorstellen dat je beredeneerde uitzonderingen mogelijk maakt, bijvoorbeeld voor de expats.
De heer Van der Ham stelde voor dat ouders betalen voor het contact met de leerplichtambtenaar. Principieel gezien, heeft dat wel iets sympathieks. Het gaat immers om een uitzondering en daar moet je ook wat voor overhebben. Wel denk ik dat er praktische bezwaren aan vastzitten. Hoe ga je dat innen? En ben je niet meer kwijt aan het verzilveren van dat principiële punt?
De voorzitter: Ik schors de vergadering enkele momenten.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. We hebben een goed algemeen overleg gehad. De vraag was welke randvoorwaarden we moeten stellen aan het thuisonderwijs. Alleen de fractie van de ChristenUnie voelt weinig voor dergelijke voorwaarden. In mijn brief heb ik een lijn uitgestippeld die nu ter commentaar bij de commissie voorligt. Vervolgens ga ik een aantal zaken uitwerken. Enkele aspecten behoeven nader onderzoek omdat het erg dicht in de buurt komt van artikel 23. Dat laat onverlet dat ik ondertussen de noodzakelijke voorbereidingen voor wetgeving ter hand neem zodat de zaak wordt geregeld zoals een meerderheid van de Kamer graag wil.
De twee uitersten zijn: of je geeft alle ruimte voor vrijstelling, of je gaat het volledig invullen en je brengt het onder bij het gewone onderwijs. De eerstgenoemde mogelijkheid gaan we met enkele randvoorwaarden omkleden en die betreffen dan vooral de procedure. Ouders moeten een schriftelijke verklaring aanbieden dat er vervangend onderwijs wordt gegeven en er moet een plan van aanpak worden gemaakt. Dat zet ouders aan het denken: wat betekent het als ik dit op mijn schouders neem? Vervolgens moet er een advies komen van een externe deskundige. Ik denk aan een schoolbegeleidingsdienst of een SLO. Ook dat advies is een prikkel om na te denken en een gesprek te hebben over je plan. Zo kan de eigen verantwoordelijkheid zo goed mogelijk worden ingevuld. Niet meer en niet minder. Ook stel ik een kwalificatie havo/mbo 4 voor en ik ga ervan uit dat deze mensen op een redelijk niveau Nederlands zitten en ook een redelijk werk- en denkniveau hebben. Als je die kwalificatie niet hebt, moet je 3f kunnen laten zien. Ten slotte is er nog het jaarlijkse gesprek met de leerplichtambtenaar, want een van mijn zorgen is dat het kind volledig van de radar verdwijnt. Het komt nu echter jaarlijks in beeld en leerplichtambtenaren zijn gewend om met kinderen om te gaan. Als zo'n ambtenaar de indruk heeft dat er iets niet goed is in het gezin, kan jeugdzorg worden ingeschakeld.
De heer Van der Ham (D66): Leerplichtambtenaren komen soms at random scholen binnen. Gaat dat ook in de thuisonderwijssituatie gebeuren?
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Het is allereerst aan de leerplichtambtenaar om dat uit te werken. Er moet in ieder geval jaarlijks een gesprek zijn. Dat kan op het gemeentehuis, maar het kan ook tijdens een huisbezoek.
De heer Van der Ham (D66): U zegt uitdrukkelijk dat het behoort tot de mogelijkheden.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Daar wil ik nog even over nadenken. Ik wil enkele bescheiden controlepunten invoeren, maar ze zijn nodig zolang de mogelijkheid van vrijstelling bestaat.
Gevraagd is of er niet een discrepantie ontstaat tussen de opheffing van de leerplicht en de verplichting om onderwijs te geven. In de wet komt te staan dat men een verklaring moet afgeven dat vervangend onderwijs wordt gegeven. Dat is de vrijstellingsgrond. Verder is het aan de ouder om het in te vullen. De leerplichtambtenaar toetst of er zo'n verklaring is. Die verklaring moet duidelijk maken waarom ouders deze keuze maken. De komende tijd ga ik bezien welke criteria ik wil verbinden aan de verklaring en het plan van aanpak. Dat zijn vooral procedurele criteria. Als ik inhoudelijke criteria opstel, moet er ook een inhoudelijke toets plaatsvinden en is de leerplichtambtenaar niet meer de juiste persoon. Dan komt de inspectie in beeld, maar dan zouden wij met een kanon op een vlieg schieten. Ik kies er niet voor dat de inspectie hierop toeziet, nog los van het feit dat ik hiervoor niet de middelen heb. Ik wil het dus echt houden bij procedurele randvoorwaarden. Het jaarlijks gesprek met de leerplichtambtenaar heeft vooral een klankbord- en evaluatiefunctie. Ook een gesprek zal de ouders aan het denken zetten. De ambtenaar toetst dus of er een verklaring ligt conform de procedurele afspraken die ik vastleg in een ministeriële regeling of in een wet. Verder toetst hij of er een advies is gevraagd aan een onafhankelijke deskundige en of er een plan van aanpak ligt. Het kind moet aanwezig zijn bij het gesprek tussen ouders en leerplichtambtenaar. Deze constructie geeft dus ruimte aan de vrijstellingsmogelijkheid, maar tegelijkertijd worden er iets meer waarborgen ingebouwd. Als niet aan de kwalificatie is voldaan, moet een 3f-toets worden doorstaan.
Ik ben niet bang voor aanzuigende werking, want in de huidige situatie gelden helemaal geen randvoorwaarden. Ouders moeten voortaan een extra inspanning plegen omdat we extra eisen stellen.
Gevraagd is of de meerkosten voor rekening van de ouders moeten komen. Ja, zeker als het gaat om het maken van een plan, het vragen van een advies en het eventueel maken van een toets. Maar ik ga geen extra kosten in rekening brengen voor het jaarlijkse gesprek. Dat beschouw ik als een van de vele werkzaamheden van de leerplichtambtenaren. Echte additionele kosten komen wel voor rekening van de ouders.
De heer Jasper van Dijk (SP): Ik snap de redenering van de minister, maar krijg toch de indruk dat het vooral windowdressing is. Zij vraagt van alles aan de ouders, maar als puntje bij paaltje komt mag de leerplichtambtenaar niet inhoudelijk toetsen. Hij mag dus niks zeggen over de inhoud van het plan van aanpak. Het kan nog steeds een half A4-tje zijn met allerlei vrijblijvende zaken. De minister wil niet de inspectie inschakelen omdat zij daarvoor niet de middelen heeft, terwijl zij tegelijkertijd zegt dat het voor de leerplichtambtenaar gemakkelijk is te doen omdat het maar om een kleine groep gaat. Dit alles lijkt mij echter veel bureaucratie en weinig inhoud.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Het gaat om de vrijstelling van leerplicht en dat hoort dus bij de leerplichtambtenaar. Die is buitengewoon goed in staat, procedurele zaken te toetsen. Als je meer gaat doen, moet de inspectie toezicht uitoefenen op het thuisonderwijs. Dan krijg je dus zwakke «thuizen» waarvoor plannen moeten worden gemaakt. Het probleem voor de ambtenaar zal niet zijn gelegen in een gesprek bij de start en vervolgens het jaarlijkse gesprek. Het gaat om het principe van vrijstelling dat wij in overwegende mate overeind willen houden. Vandaar ook lichtvoetige randvoorwaarden.
De heer Jasper van Dijk (SP): Blijkbaar heeft de minister ook bepaalde zorgen, want zij gaat voorwaarden stellen. Die zijn echter uitsluitend procedureel en niet inhoudelijk van aard. Dat vind ik niet consequent.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Deels procedureel en deels inhoudelijk. De kwalificatie-eis is een inhoudelijke eis. We houden het deels bij het oude in die zin dat het principe van leerplichtvrijstelling wordt gehandhaafd. Door de randvoorwaarden wordt dat principe niet ondermijnd. Er komen wel een paar aanvullende controlepunten.
De heer Van der Ham (D66): De minister voelt weinig voor onaangekondigde bezoeken en ook zegt zij dat er onvoldoende middelen zijn om meer te doen dan dat ene gesprek. Dat bijt elkaar. Als zij een basisbedrag vraagt aan de ouders, wordt de bekostiging van het toezicht een minder groot probleem.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Omdat er sprake is van vrijstelling en niet van een leerplicht, hoeft er geen controle te zijn. Als je de grenzen van dat principe overschrijdt, kom je in een andere situatie terecht. Ik pleit er dus voor om het niet te doen, ondermeer vanwege de financiën maar ook omdat een meerderheid van de Kamer waardering heeft voor de vrijstelling.
De heer Van der Ham (D66): De minister geeft een vrijstelling af, maar dan moet toch wel worden gecontroleerd of dat terecht is gebeurd? Je moet dus onaangekondigd bezoekjes afleggen om te zien of de praktijk overeenstemt met het gevoerde gesprek. Ik begrijp het juridische punt van de minister, maar je moet wel controleren of de vrijstelling terecht is afgegeven.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Die vrijstelling geef ik af op basis van een verklaring, een kwalificatie en een reden die gerelateerd is aan de wettelijke uitzonderingssituatie. Die zaken kan een leerplichtambtenaar heel goed in een gesprek toetsen.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Gaat de wetswijziging voor de nieuwe gevallen of ook voor de huidige gevallen gelden?
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Er komt natuurlijk een overgangsregime en dat werk ik verder uit. Ik ga niet abrupt iets wijzigen. We doen het heel netjes.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Het verbaast mij dat de minister zo reageert. Er zijn immers nu al veel ouders die willen weten waar zij aan toe zijn. De minister komt met een aantal voorwaarden en daarom is het gewenst duidelijk te maken voor wie het gaat gelden.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De optimale helderheid is dat het per ingangsdatum voor iedereen gaat gelden. Mevrouw Ortega wil kennelijk iets als een overgangsregime. Maar ik zal zo zorgvuldig mogelijk opereren ten aanzien van de huidige gevallen.
De heer Elias (VVD): Er dreigt een beetje een misverstand als gevolg van de nogal luchtige toon van de minister. Als de leerplichtambtenaar een brabbelend Marokkaans ouderpaar aantreft dat het Nederlands niet beheerst, kan toch geen gebruik worden gemaakt van de uitzonderingsmogelijkheid? Dat heb ik toch goed begrepen? Het is dus niet zo vrijblijvend als de heren Van der Ham en Van Dijk lijken te suggereren.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat is wat ik net zei. Het is niet puur procedureel, maar ook inhoudelijk. Een ouderpaar, met welke achtergrond dan ook, moet voldoen aan de kwalificaties.
De heer Elias (VVD): Ik had het over een Marokkaans brabbelend ouderpaar dat hun kind thuisonderwijs willen geven.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Het zullen niet Denen zijn die dat doen.
De heer Elias (VVD): Zo licht is het voorstel dus niet
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Zo is het. Men moet de kwalificatie havo/mbo 4 hebben. Als men die niet heeft, moet men laten zien dat men een 3f-toets heeft doorstaan. Gevraagd is of hierop uitzonderingen kunnen worden gemaakt. Hiervoor hebben wij een eenvoudig systeem. In Nederland hebben wij internationaal onderwijs waar zowel Nederlandse kinderen als kinderen van expats zitten. De lijn is dat in dat onderwijs Nederlands moet worden aangeboden aan kinderen die een Nederlandse nationaliteit hebben en aan kinderen die meer dan één nationaliteit hebben, waaronder de Nederlandse. Deze lijn wil ik ook hier volgen. Dan is artikel 3f van toepassing omdat ervan mag worden uitgegaan dat deze kinderen duurzaam in Nederland verblijven. Je mag immers verwachten dat het Nederlanderschap niet zomaar is ontstaan en dat er een Nederlandse ouder achter zit. Dat lijkt mij het meest consistent.
Moeten derden die worden ingeschakeld ook voldoen aan de kwalificatie-eisen? Nee, het gaat mij erom dat de ouders voldoen aan de wettelijk vastgelegde voorwaarden. Ik ga niet kijken wat er achter die ouders allemaal gebeurt. En ik ga ook niet na hoe er vorm en inhoud aan wordt gegeven. Dan moeten vragen worden gesteld als: bent u alleen of doet u het samen met een bevriend echtpaar uit dezelfde kerkelijke stroming met dezelfde gewetensbezwaren? Dat wil ik echter aan de ouders laten. Wij stellen eisen voor wat betreft beginkwalificaties en daarbij wil ik het laten.
Gevraagd is hoe het met het ICA staat. Er zijn vijf kinderen nog niet geschreven: drie kinderen uit Amsterdam en twee kinderen uit een gezin in Almere. De gemeente Amsterdam heeft een proces-verbaal opgemaakt en het beroep op vrijstelling is in behandeling bij het OM.
Aan het adres van de heer Çelik merk ik nog op dat de taaltoets centraal staat en niet de rekentoets. De beheersing van de taal geeft een bepaald niveau van denken en verbondenheid met de Nederlandse samenleving weer. Het is aan de ouders zelf om vorm en inhoud te geven aan het rekenonderwijs.
De voorzitter: De commissie krijgt nog de gelegenheid voor een korte reactie.
De heer Biskop (CDA): Ik dank de minister voor haar antwoord. Haar voorstel is in de basis goed. Gezien de omvang van het probleem moeten wij niet al te paranoïde reageren. Mensen die een beroep doen op de vrijstelling, zullen dat weloverwogen doen. Het belangrijkste onderdeel van het voorstel van de minister is dat de ouders een verklaring, die moet voldoen aan een aantal voorwaarden, kunnen overleggen. Die voorwaarden zijn zo gek nog niet. De minister benadrukte het procedurele aspect, hoewel zij later nog wel zei dat haar voorstel ook inhoudelijk van belang is. Botst dat niet een beetje met elkaar? Ik begrijp dat er sprake zal zijn van een lichte administratie. En heb ik het goed begrepen dat de leerplichtambtenaar vooral kijkt naar de verklaring en naar de gronden voor vrijstelling? Het gaat er dus niet om dat hij weet wat er vrijdagmiddag om 14.00 uur gebeurt.
De heer Çelik (PvdA): De PvdA-fractie heeft de slag om artikel 5b te schrappen al in maart verloren. In de wetenschap dat wij het niet kunnen terugdraaien moet ik een oordeel geven over het voorstel van de minister. Zij probeert een en ander wat steviger te verankeren, maar ik ben nog niet voldoende overtuigd om nu al te kunnen zeggen dat de PvdA voor zal stemmen. Het is een second best-voorstel, waarover ik niet al te positief ben. Het is een verbetering, maar ik moet er nog over nadenken.
Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Het is voor de ChristenUnie een geruststelling dat er geen sprake zal zijn van toezicht en dat de leerplichtambtenaar toetst op procedurele criteria. Ook ben ik blij dat de minister gaat nadenken over een overgangsperiode. Alles wat nu op het front van het thuisonderwijs plaatsvindt, moet wat mij betreft op de oude voet doorgaan. Wij zullen tegen de wetswijziging stemmen omdat hier sprake is van een glijdende schaal. Als ik luister naar het betoog van de heer Van der Ham, word ik daarin alleen maar bevestigd. De ChristenUnie wil niet dat er gesleuteld word aan het recht op vrijstelling van de leerplicht als er sprake is van bezwaren op basis van levensovertuiging.
De heer Beertema (PVV): Ik dank de minister voor een knap staaltje werk. Het is mean and lean geworden. De marginale toetsing spreekt ons aan en ik wil de ambtenaren complimenteren met dit mooie voorstel.
Ik ben niet helemaal gerustgesteld als het gaat om uitzonderlijke individuele gevallen. De PVV-fractie wil iets meer garanties op dit punt. We blijven bang voor misbruik door collectieven van ouders die op deze manier buiten het reguliere onderwijs om hun eigen onderwijs willen organiseren. Ik overweeg om op dit punt een motie in te dienen.
De heer Jasper van Dijk (SP): Wilt u meer aanvullende eisen stellen?
De heer Beertema (PVV): Ik wil duidelijker vastgelegd zien dat 5b alleen maar van toepassing is als het gaat om uitzonderlijke individuele gevallen en niet als het gaat om ouders die deel uitmaken van een collectief en die gezamenlijk het onderwijs willen verzorgen.
De heer Jasper van Dijk (SP): Zou het dan niet verstandig zijn dat de inspectie het plan van aanpak van dat collectief beoordeelt waarop de heer Beertema doelt? Dan is er enig zicht op het onderwijs dat men gaat geven.
De heer Beertema (PVV): Nee, want dan is al formeel sprake van een groep ouders. Dan moet niet artikel 5b gelden, maar moet men de koninklijke weg bewandelen en een eigen school starten onder de paraplu van artikel 23. Er zijn mogelijkheden genoeg. Groepen ouders moeten uitgesloten worden van deze wetswijziging.
De heer Biskop (CDA): Dan doemt de vraag op wat precies een groep is. Als twee ouderparen dicht bij elkaar wonen en van dezelfde levensbeschouwelijke richting zijn, is dan sprake van een groep? Of moet – ik neem even de definitie van de sociale psychologie – het gaan om minstens twaalf mensen? Of is het een groep als de ouders van islamitische afkomst zijn?
De heer Beertema (PVV): Ik begrijp dat dit psychologisch en juridisch een probleem oplevert, maar dat moeten wij dan maar overlaten aan de deskundigen. De PVV-fractie vindt dat artikel 5b niet van toepassing mag worden verklaard op groepen ouders die op deze wijze zelf onderwijs willen inrichten.
De heer Çelik (PvdA): Dan hebben we het weer over Amsterdam. Stelt u zich even de volgende situatie voor. Er sluit een school wegens wanbeleid, maar in de wijde omgeving is geen andere school voorhanden van dezelfde denominatie. Hebben die ouders het recht om thuisonderwijs te geven?
De heer Beertema (PVV): Dat recht hebben ze op individuele basis en als uitzonderlijk geval. Bovendien moeten ze voldoen aan de voorwaarden die de minister stelt. Maar niet als het gaat om een collectief van 30, 50 of 96 ouderparen die na sluiting van hun school een eigen school willen.
De heer Çelik (PvdA): Het moge duidelijk zijn: wij zijn tegen artikel 5b. De school gaat dicht en de ouders hebben heel bewust een bepaalde levensovertuiging. Er zijn niet van tevoren afspraken gemaakt in de zin: we zorgen voor wanbeleid en als de school dichtgaat, gaan we eens lekker gebruikmaken van de wettelijke mogelijkheden. Nee, de school gaat dicht en volgens artikel 5b hebben de ouders het recht om hun kinderen thuisonderwijs te geven. Ze voldoen aan alle voorwaarden, maar hebben die ouders in de ogen van de heer Beertema nog steeds niet het recht om per individu een beroep te doen op artikel 5b?
De heer Beertema (PVV): Natuurlijk hebben ze dat recht als ze voldoen aan de regels. Maar dan wel op individuele basis als uitzonderlijk geval en niet als groep.
De heer Van der Ham (D66): We hebben ons ideaalplaatje wel geformuleerd, maar we gaan het niet krijgen. Het voorstel van de minister gaat een eind in de goede richting en we zullen het dan ook steunen. Dat geldt ook voor het voorstel van de heer Beertema dat het echt om individuen en uitzonderlijke gevallen moet gaan. Bij de wetsbehandeling zullen wij inbrengen dat gecontroleerd moet worden of burgerschap en individuele ontplooiing in het gesprek aan de orde komen. Het is immers van belang dat vanaf een bepaalde leeftijd kinderen ruimte krijgen ten opzichte van hun ouders. Een kind moet op een gegeven moment zelf keuzes kunnen maken, in welke richting dat ook gaat.
Ten slotte wil ik nog iets zeggen over de rol van de leerplichtambtenaar. De heer Elias noemde het voorbeeld van een ouderpaar dat brabbelend Marokkaans spreekt. Dat paar komt terecht niet door de toets, maar wie zegt dat in de praktijk niet de buurvrouw of een andere ouder voor de thuisklas staat? Ik vind het van groot belang dat op onaangekondigde momenten gecontroleerd wordt of de ontheffing van de leerplicht terecht is verleend. Ik heb het nu niet over detailniveau, maar over de afspraken in het leerplan. Als de minister zegt dat zij er de middelen niet voor heeft, zeg ik dat de ouders het zelf moeten betalen. Er moet in ieder geval een check zijn. We moeten controleren of er toch niet sprake is van een groep, een soort van heimelijk schooltje. Daar moet een leerplichtambtenaar op toezien.
De heer Jasper van Dijk (SP): De SP-fractie zegt: schrap de vrijstelling op grond van artikel 5. Dan ben je van alle problemen af. Dat wil de minister niet. Zij gaat aanvullende eisen stellen. Dat noem ik een second best oplossing. Het is goed dat er een taaltoets komt, maar verder komt er eigenlijk niets. De minister wil principieel niet op de inhoud toetsen. Hier zit het zwakke punt. Ook de heer Elias heeft geen antwoord als blijkt dat onderwijs wordt gegeven dat niets te maken heeft met het Nederlandse onderwijs in taal en rekenen, maar dat wel aandacht besteedt aan allerlei archaïsche opvattingen. Ik denk aan opvattingen over het stenigen van vrouwen en van het dak gooien van homo's. Moet de leerplichtambtenaar dan zeggen: dat is uw zaak, ik ga niet over de inhoud? Dat laat de VVD dan ook toe en dat zou zij niet moeten willen. Je lost dit op door de inspectie een marginale toets te laten doen. Maar wel moet duidelijk zijn wat eigenlijk wordt onderwezen. Als dat niet gebeurt, is er in hoge mate sprake van windowdressing.
De heer Biskop (CDA): Ik ben nu een beetje in verwarring. De heer Van Dijk zegt aan de ene kant dat artikel 5b kan worden geschrapt. Iedereen die iets met thuisonderwijs heeft, moet dus niet bij de SP zijn. Aan de andere kant houdt hij een pleidooi om thuisonderwijs op te nemen in het regulier onderwijs, want hij heeft het over inspectie, leerplannen en kerndoelen. Maar het is van tweeën één: of je bent tegen het thuisonderwijs of je pleit voor een betere regeling van dit onderwijs.
De heer Jasper van Dijk (SP): Ik ben realist. Voor mij is de ideale situatie het schrappen van artikel 5b, maar er is een meerderheid voor het plan van de minister. Tegen de achtergrond van dat gegeven probeer ik het plan zo goed mogelijk ingevuld te krijgen. Met een deel ervan ga ik akkoord, waaronder de taaltoets. Maar in de rest zit een hoop windowdressing en bureaucratie. Volgens mij heeft dit kabinet daar een hekel aan. Nu moeten mensen aan allerlei eisen gaan voldoen zonder dat wij weten of het onderwijs wel deugt. Dan zeg ik: laat de inspectie het onderwijs toetsen.
De heer Elias (VVD): Voorzitter. Mijn formele reactie is: misbruik van het ten principale te handhaven vrijstellingsregime zal worden tegengegaan in een wetsvoorstel dat, zoals het er nu naar uitziet, op instemming van de Kamer kan rekenen. Dat vind ik een bevredigende uitkomst van dit overleg. Aan het adres van de heer Van Dijk merk ik nog op dat het echte realisme gebiedt te zeggen dat een goed uit zijn ogen kijkende leerplichtambtenaar ervoor zorgt dat ouders geen misbruik kunnen maken van de vrijstellingsregeling. Het brabbelende Marokkaanse ouderpaar krijgt dus geen toestemming om thuisonderwijs te verzorgen. Dat vind ik winst.
De heer Jasper van Dijk (SP): Dit is nonsens. Dit is precies wat er niet gebeurt. De VVD steunt het voorstel om de bureaucratie op te tuigen en gaat ermee akkoord dat de leerplichtambtenaar over de inhoud niets mag zeggen. Als het Marokkaanse echtpaar ervoor kiest om allerlei archaïsche opvattingen op zijn kinderen over te brengen, vindt de heer Elias dat uitstekend. Volgens mij zijn niet al zijn partijgenoten het daarmee eens.
De heer Elias (VVD): Die kinderen moeten na het thuisonderwijs eindexamen doen en dat halen ze niet in uw construct. Ik vind uw argument een geconstrueerd bezwaar. Het is punaises poetsen. Ik wacht het wetsvoorstel af en benadruk nog maar eens dat het om uitzonderingen gaat binnen een kleine groep. En er wordt voor gezorgd dat er geen misbruik wordt gemaakt van de vrijstellingsregeling.
De heer Van der Ham (D66): Ik noemde ook even het voorbeeld van het brabbelende echtpaar. Het is goed dat dit echtpaar niet door de toets komt. Maar wat als de buurvrouw wordt ingehuurd die ook niet goed Nederlands spreekt of niet goed les geeft? Dan is het toch van belang dat er een leerplichtambtenaar is die op tijd ingrijpt? Hij moet dan wel onaangekondigde bezoeken kunnen afleggen om te zien of de praktijk overeenstemt met het leerplan. Vindt de heer Elias dat ook niet?
De heer Elias (VVD): Nou, om op zo'n manier achter de voordeur te kijken! Dat had ik niet van D66 verwacht en zeker niet van een D66'er die altijd zulke grote verhalen heeft over de vrijheid van het individu. Een zekere inconsistentie komt u van harte toe, maar nee, ik denk niet dat dat nodig is.
De heer Van der Ham (D66): Net zei de heer Elias dat de leerplichtambtenaar goed om zich heen moet kijken. Daar ben ik het helemaal mee eens. Dan moet die ambtenaar toch ook onaangekondigd een bezoek kunnen afleggen? Hij moet toch checken of het leerplan wel wordt nageleefd?
De heer Elias (VVD): Maar dit is weer heel iets anders. Daarnet zei u dat de onderwijsinspectie die rol zou moeten hebben en nu is het de leerplichtambtenaar. Misschien zijn er binnen de uitzonderingen van de uitzonderingen een enkele keer uitzonderingen te bedenken waar u op doelt. Daarover wil ik dan graag het oordeel van de minister horen.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De heer Biskop stelde een vraag naar het inhoudelijke en procedurele aspect. Het is en-en. Deels is het procedureel. Er moet een plan van aanpak zijn en er moet een advies zijn gevraagd. Natuurlijk zal een leerplichtambtenaar dan ook inhoudelijk doorpraten met de ouders, maar de verantwoordelijkheid blijft bij die ouders. Het gaat immers om een recht van vrijstelling van leerplicht. Dat moeten wij ten principale overheid houden. Als wij dat niet doen, komen we in een heel ander verhaal terecht. Het inhoudelijke aspect betreft de vraag of de aanvrager het vereiste niveau heeft. In het procedurele kader kan ook het inhoudelijke gesprek plaatsvinden. Als je met elkaar een uur aan tafel zit, moet je ook de inhoud aansnijden. Maar het is en blijft de verantwoordelijkheid van de ouders. Dat is ten principale het gevolg van het vrijstellingsrecht. Het gaat om een jaarlijks voortgangsgesprek tussen leerplichtambtenaar en ouders. Dat gesprek kan thuis of op het gemeentehuis plaatsvinden. Dat is aan de gemeente en daar wil ik het ook laten. Als ik het wetsvoorstel ga uitwerken, zal ik natuurlijk ook overleggen met Ingrado. Dat zal dan zijn weerslag vinden in de memorie van toelichting.
De heer Biskop (CDA): Gelukkig maakt de minister het zo klein als wij bedoeld hebben.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Maar wel betekenisvol!
De heer Biskop (CDA): Moet tijdens het jaarlijkse gesprek ook een jaarlijks advies van de deskundige voorliggen? Of is dat advies alleen nodig bij de eerste aanvrage?
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: In mijn brief spreek ik over de eerste aanvrage, maar ik zal er nog even naar kijken. Jaarlijks moet er een plan voor het volgende jaar worden aangeleverd. Dat zou opnieuw getoetst kunnen worden, maar ik wil toch ook een beetje het kastje bij de muur houden wat betreft de administratieve lasten. Ik werk dat uit en u krijgt het te zien.
Het betoog van de heer Çelik was helder. Als je instemt met het principe van het thuisonderwijs, moet je de vrijheid achter de voordeur laten. En als je dat niet wilt, trek je de zaak naar je toe en ga je het gewoon controleren. Dan wordt het gewoon leerplicht en kan je het misschien beter organiseren op een school. Het zou fijn zijn als de PvdA mijn voorstel zou kunnen steunen vanuit een second best aanpak. Maar wij zitten er ten principale anders in en dat respecteer ik.
Mevrouw Ortega vroeg naar een overgangsregeling. Ik wil graag de ruimte hebben om daar even goed naar te kijken. Bij het wetsvoorstel kom ik daarop terug.
De heer Beertema maakt zich zorgen over oudercollectieven. Tot op heden valt dat erg mee. Het gaat om uitzonderingen van een uitzondering. Ik kan hem garanderen dat de vrijstelling op individuele basis wordt gegeven. Daarna zijn de ouders aan bod. Zij moeten het uiteindelijk vorm en inhoud geven. We hebben nu een verscherping van de randvoorwaarden voor vrijstelling, maar je kunt niet voorschrijven dat het plan van aanpak niet in een bepaalde samenstelling mag worden uitgevoerd. Soms gaat het vaak om grote gezinnen. Een gezin met meer dan tien kinderen is al bijna een collectief. Maar wij stoppen met controleren na het moment waarop vrijstelling is verleend. Als dat niet gebeurt, moet ik het veel meer naar mij toetrekken en komen er vele regels. Wij geven nu die verantwoordelijkheid aan ouders. Je doet dat of je doet het niet, maar je kunt niet ergens tussenin gaan zitten. Moet ik gaan checken wat er gebeurt? Misschien is er wel een verjaardagsfeestje bij een bezoek. Dat is dus niet haalbaar. Ik wil niet de uitzondering op de uitzondering gedetailleerd regelen. Ik begrijp de spanning, maar toch beveel ik dringend aan dit pad niet op te gaan. Het klopt ten principale niet met de hoofdlijn.
De heer Jasper van Dijk (SP): Het gekke is dat de minster het heel groot maakt, maar tegelijkertijd zegt dat het om een heel kleine groep gaat. In de praktijk zal een inhoudelijke toetsing dus helemaal niet zo zwaar zijn.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Uiteindelijk gaat het niet om de hoeveelheid werk. Dat komt erbij, maar ik wil wel even zeggen dat ik daarop niet zit te wachten. Het gaat veeleer om het principe. Je verleent vrijstelling of je geeft het niet. Wij geven vrijstelling en dan is het aan de ouder om het te bepalen. Je kunt niet beide tegelijk doen.
De heer Jasper van Dijk (SP): Ik snap dat u dat standpunt inneemt, maar ik vind het opmerkelijk dat ouders dan 100% vrij zijn in het geven van het onderwijs. Dat kan dus ook inhouden het doorgeven van achterlijke opvattingen. Daarover mogen dus geen principiële uitspraken worden gedaan.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat doe ik nu niet en dat doe ik in de toekomst ook niet. In het plan van aanpak kan de vraag voorkomen hoe men denkt om te gaan met zoiets als burgerschap. Daarover kan een gesprek plaatsvinden met de leerplichtambtenaar, maar het blijft aan de ouders. Als ik daar zelf in ga zitten, komt er een hele wereld van kerndoelen enz. achteraan. Ik volg een principiële lijn die nog altijd door een Kamermeerderheid wordt gedragen. Mijn voorstel is een uitwerking van die lijn.
Het kan zijn dat anderen dan de aanvrager het onderwijs aanbieden, maar ik heb te maken met degene die de vrijstelling vraagt. Die moet voldoen aan de voorwaarden. Ik ben geen voorstander van onaangekondigde bezoeken, want het is niet de bedoeling dat op kwaliteit wordt gecontroleerd. Het gaat immers om een vrijstelling die jaarlijks wordt verleend. Hoe en waar de leerplichtambtenaar het gesprek aangaat, is aan hem of haar. Dat past in het beleid van de gemeente in de omgang met ouders en leerlingen.
De heer Van der Ham (D66): Wat ik heb gevraagd is iets anders dan wat de heer van Dijk heeft gevraagd. Hij wil toetsen op de inhoud. Dat zou ik ook graag willen, maar ik begrijp het principiële punt van de minister. Als op grond van een plan van aanpak en enkele kwaliteitseisen een vergunning wordt verleend, kan de leerplichtambtenaar toch de ruimte nemen om te controleren of is voldaan aan het plan van aanpak? Het gaat dus niet over kerndoelen en dat soort zaken.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Nee, daarvoor is een leerplichtambtenaar niet toegerust. Bovendien is het niet de bedoeling dat hij zich inhoudelijk bemoeit met de uitwerking van het plan. Er moet voldaan worden aan de procedurele eis van een plan van aanpak. Dat zet mensen, die de verantwoordelijkheid op eigen schouders nemen, aan het denken. Prima. Ook het verplichte advies zet mensen aan het denken. Vervolgens is het aan de mensen om er vorm en inhoud aan te geven. Het is of leerplicht, of vrijstelling!
De heer Van der Ham (D66): Maar waar gaat het voortgangsgesprek dan over? Moet de ambtenaar blindelings geloven wat er wordt gezegd? De leerplichtambtenaar moet volgens mij kunnen beoordelen of de vrijstelling terecht is verleend.
Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Het voortgangsgesprek is er om ervoor te zorgen dat ouders en kind een keer per jaar in beeld te zijn, om de ouders weer aan het denken te zetten. Dat is het dan ook. Ik ga de leerplichtambtenaar niet toerusten om te toetsen of het burgerschap wel goed is ingevuld of dat de geformuleerde kerndoelen wel zijn bereikt. Ik leg vast in de wet waarvan ik verwacht dat het kan worden waargemaakt: is aan de procedurele randvoorwaarden voldaan en is het minimaal noodzakelijke niveau bereikt?
Als een kind vanuit het thuisonderwijs wil doorstuderen, moet het een toelatingsexamen of staatsexamen doen.
Voorzitter. Als ik het goed inschat, gaat een meerderheid van de Kamer ermee akkoord om het op deze manier op te pakken. Sommigen willen zwaardere eisen, maar dat botst dan met het aspect van de vrijstelling. Ik heb enkele checks and balances toegevoegd die maken dat we er net iets meer vertrouwen in kunnen hebben.
De heer Van der Ham (D66): Ik wil een VAO aanvragen, voorzitter.
De voorzitter: We gaan het iets anders doen, mijnheer Van der Ham. De heer Beertema heeft al eerder aangekondigd dat hij eventueel een VAO wil aanvragen. Aan hem het woord.
De heer Beertema (PVV): Ik blijf enige schroom houden als het gaat om het individuele versus het collectieve aspect. Ik begrijp echter de spanning die de minister noemde. Ik wacht dus nog even af, maar behoud mij het recht voor om onmiddellijk aan de bel te trekken als ik het nodig vind. Wat mij betreft, hoeft er geen VAO te komen over dit onderwerp.
De heer Van der Ham (D66): Ik wil het wel.
De voorzitter: Dat is genoteerd. Ik dank de minister en haar medewerkers en sluit het algemeen overleg.
Samenstelling:
Leden: Van der Ham (D66), Van Bochove (CDA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Bosma (PVV), Jasper van Dijk (SP), Ouwehand (PvdD), Dibi (GroenLinks), Wolbert (PvdA), ondervoorzitter, Biskop (CDA), Smits (SP), Elias (VVD), Beertema (PVV), Dijkstra (D66), Jadnanansing (PvdA), Van Dekken (PvdA), Dijkgraaf (SGP), Çelik (PvdA), Lucas (VVD), Van Klaveren (PVV), Klaver (GroenLinks), De Liefde (VVD) en Van der Werf (CDA).
Plv. leden: Koşer Kaya (D66), Ferrier (CDA), Van der Burg (VVD), Schouten (ChristenUnie), Dille (PVV), Kooiman (SP), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks), Van Dam (PvdA), Haverkamp (CDA), De Wit (SP), Hennis-Plasschaert (VVD), De Mos (PVV), Pechtold (D66), Dijsselbloem (PvdA), Klijnsma (PvdA), Van der Staaij (SGP), Hamer (PvdA), Harbers (VVD), Gerbrands (PVV), Sap (GroenLinks), Berckmoes-Duindam (VVD) en De Rouwe (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33000-VIII-168.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.