Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33000-VIII nr. 140 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33000-VIII nr. 140 |
Vastgesteld 6 december 2011
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de Mediabegroting 2012 met de concrete uitwerking van artikel 15 (Media) uit de Rijksbegroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Kamerstuk 33 000 VIII, nr. 59).
De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 december 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Van Bochove
De adjunct-griffier van de commissie,
Thomassen
1
Met het oog op uw verantwoordelijkheid voor het stelsel van regionale omroepen, hoe verhoudt deze verantwoordelijkheid zich tot het besluit van provincies zoals Noord-Holland en Noord-Brabant om door het Rijk voor regionale omroepen ter beschikking gestelde en in de Mediawet daarvoor aangewezen basisgelden verminderd ter beschikking te stellen aan regionale omroepen?
Provincies hebben er indertijd nadrukkelijk voor gekozen om de verantwoordelijkheid voor de bekostiging van de regionale omroep op zich te nemen. Daartoe is in de Mediawet een bekostigingsverplichting vastgelegd. Op die basis zijn toen ook gelden in het Provinciefonds gestort. Provincies moeten zich houden aan de wettelijke verplichtingen van de Mediawet voor de bekostiging van hun regionale omroep. Ik heb de provincies meerdere keren gewezen op die verantwoordelijkheden. In ieder geval mogen eventuele bezuinigingen door provincies niet tot gevolg hebben dat de bekostiging van de regionale omroep leidt tot een daling van het niveau van activiteiten zoals dat in 2004 is vastgesteld.
Het Commissariaat voor de Media onderzoekt in welke mate de provincies zich aan de wettelijke bekostigingsverplichting houden. Uit de recente evaluatie van het Commissariaat voor de Media blijkt dat provincies in de periode 2009–2011 aan hun verplichtingen hebben voldaan2. Handhaving kan geschieden met de bestuurlijke instrumenten die de Provinciewet biedt. Het gaat hier immers om een medebewindstaak. Daarnaast kan een regionale omroep de rechter inschakelen wanneer men van mening is dat de provincie zijn wettelijke verplichting niet nakomt.
2
Hoe verhoudt uw uitspraak dat provincies de basisfinanciering voor regionale omroepen een op een moeten doorgeven aan die omroepen, zich tot de uitspraak van de minister van Binnenlandse Zaken dat hij niet van zijn aanwijzingsbevoegdheid gebruik wil maken als provincies geen gevolg geven aan de uitspraak van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap?
De provincies zullen in eerste instantie zelf hun verantwoordelijkheden en verplichtingen dienen na te komen. Als zij dat doen, is er niets aan de hand. De verantwoordelijkheid voor de basisfinanciering bij de provincies is wettelijk vastgelegd en voor regionale omroepen staat de weg naar de rechter open. Met de minister van Binnenlandse Zaken ben ik van mening dat het gebruik maken van de aanwijzingsbevoegdheid niet een voor de hand liggende eerste stap is.
3
Hoe wordt de komende jaren de ZBO-korting3 verdeeld tussen het Commissariaat voor de Media en de Nederlandse Publieke Omroep (NPO)?
De verdeling van de ZBO-korting is als volgt:
Bedragen x 1 000 |
2012 |
2013 |
2014 |
2015 |
2016 |
2017 |
2018 |
Struct. |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
NPO (deeltijd) |
45 |
161 |
354 |
474 |
497 |
522 |
547 |
547 |
Commissariaat voor de Media |
59 |
209 |
460 |
616 |
646 |
679 |
711 |
711 |
104 |
370 |
814 |
1 090 |
1 143 |
1 201 |
1 258 |
1 258 |
4
Waarom wordt uit de algemene mediareserve bijgedragen aan de frictiekosten bij de omroepverenigingen die het gevolg zijn van de vrijwillige fusies?
Het kabinet heeft besloten dat de landelijke publieke omroep in de toekomst uit maximaal acht omroeporganisaties kan bestaan (nu zijn dat er 21). De vrijwillige fusies tot acht omroeporganisaties betreffen een invulling van de modernisering van de organisatie van het omroepbestel en van de bezuinigingen, zoals die door het kabinet zijn opgedragen aan de landelijke publieke omroep. Artikel 2166 van de Mediawet 2008 bestemt de algemene mediareserve voor bijdragen in reorganisatiekosten als gevolg van overheidsbesluiten. Dat is hier het geval.
5
Is het waar dat de bedragen die ten goede komen de beide Stimuleringsfondsen niet wijzigen? Hoe verhoudt zich dat tot het samengaan van de Stimuleringsfondsen?
In mijn mediabrief van 17 juni 20113 heb ik aangekondigd dat het accres 2012 van 2% toegevoegd zal worden aan de AMR. Hierdoor wordt de reguliere bijdrage aan het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties in 2012 gehandhaafd op het niveau van 2011 (€ 17,9 miljoen). De reguliere bijdrage aan het Stimuleringsfonds voor de Pers wordt in 2012 gehandhaafd op het gebruikelijke niveau van € 2,3 miljoen.
In deze mediabrief heb ik verder aangekondigd dat het kabinet zal komen met een voorstel voor samenvoeging van de twee fondsen die op basis van de Mediawet 2008 functioneren: het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties en het Stimuleringsfonds voor de Pers. Ik heb de Raad voor cultuur gevraagd om mij te adviseren over de verdere uitwerking van de samenvoeging. Ik verwacht dit advies in april 2012.
6
Hoe wordt een onafhankelijke invloed op de breedte van het aanbod van kabelaars gegarandeerd, wanneer de programmagelden en kabelraden.nl zijn verdwenen?
Voor het debat over de mediabegrotingsbrief 2012 stuur ik uw Kamer een brief waarin ik de voorgenomen wijziging van de bepalingen in de Mediawet over de distributie van een gevarieerd basispakket op de kabel en andere distributienetwerken uiteen zet.
7
Hoe is het verwachte tekort van bijna 2 miljoen euro op het mediabudget in 2015 te verklaren?
De reguliere uitgaven in 2015 zijn naar verwachting hoger dan het beschikbare mediabudget op basis van de rijksbijdrage en de Ster reclame-inkomsten. De verklaring hiervoor is dat de verwachte Ster reclame-inkomsten in dit niet-evenementen jaar lager zijn dan benodigd is voor een volledige dekking van alle uitgaven. Daarom zal naar verwachting een onttrekking plaatsvinden uit de algemene mediareserve als onderdeel van de mediabegroting 2015. Overigens wordt in de begroting 2012 nog geen meerjarenprognose van Ster reclame-inkomsten afgegeven. De daadwerkelijke inkomsten kunnen daarom afwijken, waardoor het resultaat in 2015 ook anders kan uitpakken.
8
Hoe beziet u het verschil in geschatte frictiekosten van de Boston Consulting Group (BCG) van 41 tot 47 miljoen euro en de 18 miljoen die zij voor frictiekosten wil uit trekken?
Het bedrag van 18 miljoen euro betreft de index voor het jaar 2012. Deze «tranche 2012» zal ook in 2013 en 2014 worden toegevoegd aan de algemene mediareserve. Daarmee komt in totaal 54 miljoen beschikbaar in de algemene mediareserve voor vergoedingen voor frictiekosten. Van dit bedrag heeft 46,5 miljoen euro betrekking op de landelijke publieke omroep. Dit is voldoende om de door BCG geschatte frictiekosten van 41 tot 47 miljoen euro op te vangen.
9
Kunt u een overzicht geven van de bedragen die in 2011 uit de algemene mediareserve zijn gehaald en ten behoeve waarvan?
Conform de reguliere jaarlijkse financiering van de publieke omroep worden de beschikbare middelen vanuit de algemene mediareserve betrokken bij het jaarbudget 2011. Uit de algemene mediareserve wordt naar verwachting 6,172 miljoen euro onttrokken voor het exploitatietekort 2011. Daarnaast is uit de algemene mediareserve 6,454 miljoen euro uitgekeerd aan de raad van bestuur van de landelijke publieke omroep. Dit betreft een uitkering in het verlengde van de vereffening van de NOB Holding in liquidatie. Het bedrag was in 2010 toegevoegd aan de algemene mediareserve, maar wordt pas in 2011 onttrokken. Beide onttrekkingen zijn in de mediabegrotingsbrief 2011 specifiek toegelicht.
10
Kunt u een overzicht geven van de bedragen die in 2011 aan de algemene mediareserve zijn toegevoegd, ten laste waarvan?
In 2011 worden naar verwachting geen bedragen toegevoegd, maar onttrokken (zie het antwoord op vraag 9). Het is wel mogelijk dat eventuele meevallers van de Ster in 2011 tot een toename van de algemene mediareserve kunnen leiden. Overigens is de gerapporteerde meevaller van de Ster over het jaar 2010 een correctie op de geprognosticeerde beginstand 2011, omdat de ontvangsten in 2010 al zijn toegevoegd aan de algemene mediareserve (zie Mediabegrotingsbrief pagina 9, tabel mutaties AMR).
11
Wat zijn de wettelijke regels ten aanzien van de algemene mediareserve? Verschillen deze regels met de wettelijke regels ten aanzien van algemene reserves op andere begrotingen?
De wettelijke regels over de algemene mediareserve zijn opgenomen in de artikelen 2.166 tot en met 2.169 Mediawet 2008. Deze artikelen luiden als volgt:
Artikel 2.166
1. Onze Minister kan uit de rijksmediabijdrage en de inkomsten van de Ster een algemene mediareserve vormen die bestemd is voor:
a. de opvang van dalende inkomsten van de Ster;
b. bijdragen in reorganisatiekosten als gevolg van overheidsbesluiten; en
c. de financiering van de door het Commissariaat aan te houden rekening-courantverhouding voor de betalingen ter uitvoering van deze wet.
2. Het Commissariaat beheert de algemene mediareserve.
Artikel 2.167
1. Onze Minister kan, voor zover dat de financiering van de rekening-courantverhouding niet in gevaar brengt, uit de algemene mediareserve gelden ter beschikking stellen ten behoeve van:
a. de NPO en de landelijke publieke media-instellingen;
b. de Wereldomroep; en
c. de door hem aangewezen instellingen voor het in stand houden en exploiteren van omroepkoren, omroeporkesten en een muziekbibliotheek, van een media-archief en van een expertisecentrum voor media-educatie.
2. Onze Minister stelt gelden ten behoeve van de landelijke publieke media-instellingen door tussenkomst van het Commissariaat ter beschikking aan de raad van bestuur.
3. Onze Minister stelt gelden ten behoeve van de Wereldomroep en de instellingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, door tussenkomst van het Commissariaat aan hen ter beschikking.
Artikel 2.168
1. Renteopbrengsten uit het beheer van de algemene mediareserve zijn bestemd voor door Onze Minister te bepalen mediadoeleinden in brede zin.
2. Onze Minister kan uit de renteopbrengsten gelden ter beschikking stellen aan de NPO, aan de landelijke publieke media-instellingen en aan de Wereldomroep.
3. Artikel 2167, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.169
Artikel 2.159 is van overeenkomstige toepassing op het ter beschikking stellen van gelden op grond van de artikelen 2.167 en 2.168.
De verwijzing in artikel 2.169 naar artikel 2.159 houdt in dat aan het ter beschikking stellen van de gelden uit de algemene mediareserve of de renteopbrengsten, voorschriften verbonden kunnen worden, dat die voorschriften geen betrekking kunnen hebben op de specifieke inhoud van het media-aanbod en dat een besluit tot het ter beschikking stellen van gelden kan worden ingetrokken of gewijzigd als de voorschriften niet worden nageleefd.
De wettelijke regels voor de algemene mediareserve passen binnen de wettelijke kaders voor het vormen van een begrotingsreserve (Comptabiliteitswet 2001). Verschil is wel dat de motieven voor het aanhouden van een reserve zijn vastgelegd in de Mediawet 2008, en niet alleen in de toelichting op het beleidsartikel zijn opgenomen. Overigens wordt deze toelichting ook jaarlijks in de mediabegrotingsbrief gegeven.
12
Waarom wordt in de mediabegroting verwezen naar het rapport Van der Zwam, uit 1992, waarin wordt gesteld dat er minimaal 90 miljoen euro in de algemene mediareserve moet zitten? Waarom houdt u nog vast aan een rapport uit 1992? Klopt het dat een aantal jaar geleden nog werd uitgegaan van een minimum van 50 miljoen euro? Zijn de regels ten aanzien van de algemene mediareserve aan herziening toe?
In 1992 is vastgesteld dat de algemene mediareserve minimaal 90 miljoen euro moet bedragen om alle functies te kunnen vervullen. Op grond van artikel 2.167 van de Mediawet, kan de minister alleen uitkeringen doen aan de publieke omroep, indien de rekening-courantverhouding niet in gevaar gebracht wordt. Dat is het geval wanneer de grens van 50 miljoen euro wordt bereikt. Dit is slechts een van de drie functies van de algemene mediareserve. Als gevolg van grote reclamedalingen in de periode 2005–2009, moest de algemene mediareserve in die periode worden ingezet om het jaarbudget van de publieke omroep zo veel mogelijk op peil te houden (tweede functie van de algemene mediareserve). Op dat moment is geaccepteerd dat het resterende niveau alleen nog voldoende was om de rekening-courant functie te waarborgen. Nu er vanwege de komende bezuinigingen een aanspraak moet worden gedaan op een bijdrage in de reorganisatiekosten (derde functie van de algemene mediareserve), dient de algemene mediareserve eerst weer te worden aangevuld.
De regels ten aanzien van de algemene mediareserve zijn niet aan herziening toe. Alle geldende regels rondom de reservevorming van omroepen uit 1992, waarin de verenigingsreserves zijn bevroren en gesteld is dat de algemene mediareserve voorziet in een drietal functies, zijn nog steeds actueel.
13
Klopt het dat er geld onttrokken wordt aan de mediabegroting (20 miljoen euro) om de algemene reserve op peil te brengen, om daar vervolgens allerlei betalingen uit te doen?
Nee. Uit de mediabegroting wordt 18 miljoen euro (de index 2012) toegevoegd aan de algemene mediareserve om uitkeringen voor frictiekosten in de volgende jaren te kunnen doen. Afgezien van deze specifieke toevoeging, is een toename van de algemene mediareserve slechts het gevolg van een regulier exploitatieoverschot of van meevallers op de reclame-inkomsten van de Ster. Uitkeringen uit de algemene mediareserve worden alleen gedaan op grond van de Mediawet. Dat geldt dus ook voor uitkeringen voor frictiekosten.
14
Kunt u een totaaloverzicht geven van de te verwachten uitnemingen uit en aanvullingen aan de algemene mediareserve voor 2012?
Op dit moment is niet duidelijk welke exacte bedragen in 2012 toegekend zullen worden voor een bijdrage in de frictiekosten. De plannen voor de invulling van de bezuinigingen en de daarbij behorende frictiekosten worden nog gemaakt door diverse instellingen. Wel zal 0,1 miljoen euro ingezet worden voor de vergoeding van de ZBO-korting van 2012 van het Commissariaat voor de Media en de NPO.
De toevoegingen aan de algemene mediareserve betreffen in 2012 een regulier exploitatieoverschot (4,6 miljoen euro), Sterinkomsten die naar verwachting hoger zijn dan geraamd in de Rijksbegroting (18,0 miljoen), en de toevoeging van de index 2012 (18,0 miljoen euro). De onttrekking en toevoegingen zijn in de mediabegrotingsbrief 2012 toegelicht.
15
Kunt u een overzicht geven van de toezichtsorganen op het fusietraject van de omroepverenigingen? Wie houdt op welk deel toezicht? Welk onderdeel van de fusies is toezichtvrij?
De omroepen geven zelf vorm aan de fusies, volgens het plan dat zij zelf hebben uitgestippeld. Er is geen toezicht in de zin van bestuursrechtelijke handhaving. Fusies zijn echter een noodzakelijke voorwaarde om de opgelegde bezuinigingen te realiseren en zijn voorwaarde voor het verlenen van de nieuwe erkenningen voor de periode 2016–2021, met uitzondering van die omroepen die in het gezamenlijkheidsvoorstel van de publieke omroep zelfstandig blijven.
Over de verlening van de erkenningen adviseren onder andere het Commissariaat voor de Media en de Raad voor cultuur. Bij de verlening van de erkenningen zal het fusiecriterium strikt worden gehanteerd en getoetst door een externe organisatie.
Wanneer omroepen onverhoopt geen uitvoering geven aan het gezamenlijke voorstel, dan zal straks bij de erkenningverlening voor alle omroepverenigingen een voorwaarde zijn dat men gefuseerd is.
16
Wat zijn de mogelijkheden van de NPO om haar taak uit te blijven voeren, gezien de korting op de NPO bij de invoering van de bezuinigingen van 200 miljoen euro en de ZBO-korting oplopend tot ruim een half miljoen euro vanaf 2018?
De kortingen op de NPO de komende jaren hebben geen grote gevolgen voor de wijze waarop de NPO zijn taak uitvoert. Aan de verantwoordelijkheden en het takenpakket van de raad van bestuur wordt ook niet getornd. Wel dient de NPO de bureaucratie terug te brengen, conform de wens van de Tweede Kamer.4
Het budget dat beschikbaar blijft voor de NPO, ruim € 90 miljoen na aftrek van de kortingen, is voldoende voor een adequate uitvoering van de taken. Dit budget is inclusief de beheertaken, maar exclusief het programmaversterkingsbudget van circa € 165 miljoen (in 2015) waarmee de raad van bestuur bovendien kan sturen op de programmering.
17
Waar is het cijfer van 50 miljoen euro op gebaseerd, te bereiken met efficiencyvoordeel, zeker in vergelijking met te behalen efficiencyvoordeel van 16 miljoen euro uit het onderzoek van BCG?
De efficiencybesparing bij de publieke omroep van 127,3 miljoen euro in 2015 wordt niet alleen behaald door een efficiencyvoordeel van 16 miljoen euro bij de omroepen. Naast de besparing op de generieke overhead van de omroepen, worden de besparingen ingevuld door lagere generieke en mediaspecifieke overhead van de NPO en door efficiencyvoordelen in het productieproces (primaire proces) van de landelijke publieke omroep als geheel.
18
Wat betekent de herprofilering van Nederland 3 in samenwerking met 3FM, voor het totale profiel van de drie landelijke zenders?
Van een totale herprofilering van Nederland 3 is geen sprake. Wel zal het profiel van deze zender worden aangescherpt, en de samenwerking met 3FM worden geïntensiveerd. Dit heeft echter geen gevolgen voor het totale profiel van de landelijke zenders; Nederland 3 en 3FM blijven, net als nu het geval is, de jongerenzenders.
19
Hoe worden de experimenten van Nederland 3 gefinancierd?
Deze worden betaald uit de reguliere mediabudgetten. De genoemde experimenten betreffen ook geen op zichzelf staande projecten, maar dienen er bijvoorbeeld toe om nieuwe concepten voor televisie crossmedialer en interactiever te maken.
20
Hoe verhouden crossmediale experimenten zich tot het verminderen van het aantal activiteiten op internet van de Publieke Omroep?
De vragen 20 en 21 worden gezamenlijk beantwoord. Zie het antwoord op vraag 21.
21
Hoe wilt u bereiken dat omroepen meer crossmediaal gaan werken en meer jongeren bereiken, als de omroepen zo worden beperkt in hun internetmogelijkheden?
De publieke omroep heeft de taakopdracht om onderscheidend te zijn in alle genres, en op alle platforms. Deze multimediale taakopdracht is vastgelegd in artikel 2.1 van de Mediawet. Dit artikel bepaalt ook dat de publieke media-instellingen en de NPO de mogelijkheden benutten om media-aanbod aan het publiek aan te bieden via nieuwe media- en verspreidingstechnieken. Met het oog op de naderende bezuinigingen echter, is het nodig dat de publieke omroep de komende jaren extra scherpe keuzes maakt in de benutting van de diverse platforms. Concreet betekent dit onder andere dat het aantal websites drastisch moet verminderen. De publieke maakt hierin zelf de inhoudelijke keuzes, het kabinet ziet erop toe dat de afspraken worden nagekomen.
De afspraak om het aantal websites drastisch terug te brengen, staat de crossmediale ontwikkeling van de publieke omroep verder niet in de weg. Crossmediale ontwikkeling kan op veel verschillende manieren; de verbinding tussen een programma op een algemeen kanaal met een website is daar slechts een van. De crossmediale concepten dienen overigens wel gevoed te zijn vanuit scherpe inhoudelijke programmatische keuzes en aansluiten bij de uitgangspunten voor publieksbereik.
22
Wat verwacht u van het ministerie van Buitenlandse Zaken ten aanzien van de frictiekosten van de Wereldomroep? Zijn daarover afspraken gemaakt? Zo ja, welke?
De ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Buitenlandse zaken hebben met elkaar afgesproken hieraan gezamenlijk bij te dragen. Op grond van ramingen van de Wereldomroep over de hoogte van de frictiekosten, heb ik binnen de algemene mediareserve het OCW-deel van de frictiekosten gereserveerd. Met het ministerie van Buitenlandse Zaken wordt thans overlegd over de budgettaire uitwerking van zijn verantwoordelijkheid. Ik verwacht hier spoedig uitsluitsel over.
23
Welke frictiekosten zijn er en bent u bereid om deze kosten samen met het NPO inzichtelijk te maken?
De frictiekosten van de Wereldomroep als gevolg van de reorganisatie bij de Wereldomroep zullen optreden bij de Wereldomroep. Hoewel BVN en een Nederlandstalige voorziening voor de Cariben worden ondergebracht bij de NPO, heeft de NPO in dit verband geen frictiekosten. Voor financiering van deze activiteiten zal ik aanvullende middelen alloceren binnen mijn mediabegroting. De frictiekosten moeten passen binnen de voorschriften die daarvoor zijn opgesteld.
Bij de Wereldomroep zullen frictiekosten ontstaan in de personele sfeer, bijvoorbeeld vanwege gedwongen ontslagen van boventallig personeel. Dit personeel maakt aanspraak op ontslagvergoedingen die voortkomen uit het sociaal plan. Voorts zullen andere frictiekosten optreden die bij de uitvoering van het reorganisatieplan onvermijdbaar en dus noodzakelijk zijn. Voorbeelden zijn kosten waarvoor een reorganisatievoorziening wordt opgenomen en kosten van verlieslatende contracten die zijn gesloten vóór 17 juni 2011. Deze andere frictiekosten komen in beeld als het reorganisatieplan gereed is. Ik verwacht het reorganisatieplan op 1 maart 2012 te ontvangen.
24
Hoe hoog zijn de kosten van het sociaal plan van de Wereldomroep, dat u op 1 december van de Wereldomroep heeft ontvangen? Wie gaat deze betalen?
Het concept sociaal plan van de Wereldomroep ligt momenteel voor bij de leden van de vier aangesloten bonden (FNV Kunsten, Informatie en Media, CNV Dienstenbond, De Unie en de Nederlandse Vereniging van Journalisten). Na inachtneming van de stemmingstermijn verwacht ik spoedig een definitief sociaal plan te ontvangen.
In voorliggende conceptversie bedragen de verwachte personele frictiekosten 28,3 miljoen euro. De ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Buitenlandse zaken hebben met elkaar afgesproken hieraan gezamenlijk bij te dragen.
25
Waarom is de meerjarenbegroting van de Wereldomroep nog niet aangepast aan de nieuwe situatie? Waarom is er niet gekozen om een afbouwplan op te nemen, om kosten verbonden aan de te vervallen wettelijke taken uit deze meerjarenbegroting te halen? Hoe kan de Kamer de meerjarenbegroting van de Wereldomroep beoordelen, nu het Commissariaat van de Media zicht onthoudt van een advies over deze meerjarenbegroting?
De Wereldomroep is voortvarend bezig met de ontwikkeling van een beleidsvisie, die past binnen de beleidskaders van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Pas wanneer deze is afgerond, kan op basis van een meerjarenbeleidsplan een bijbehorende meerjarenbegroting worden opgesteld. Hierin wordt vanzelfsprekend rekening gehouden met de wettelijke taken die vervallen en met de verantwoordelijkheid van de minister van Buitenlandse Zaken, beide inwerking tredend op 1 januari 2013. Het Commissariaat voor de Media heeft geadviseerd over het begrotingsjaar 2012 waarin de Wereldomroep valt binnen het regime van de Mediawet en onder mijn verantwoordelijkheid.
26
Op basis waarvan wordt het besluit tot ondersteuning van het Metropole orkest genomen? Zijn daar criteria voor? Zo ja, welke? Hoeveel geld is hier maximaal voor beschikbaar?
Het Muziekcentrum van de Omroep (hierna: MCO) heb ik in september dit jaar gevraagd een plan te ontwikkelen voor de mogelijke verzelfstandiging van het Metropole Orkest. Het MCO is gevraagd om met een gedegen en toekomstbestendig ondernemingsplan te komen, waarin wordt aangetoond dat een zelfstandige positie een haalbare optie is. De haalbaarheid van een uiteindelijke zelfstandige positie is voor de regering zeer belangrijk.
Om de haalbaarheid te kunnen beoordelen, heb ik een aantal voorwaarden verbonden aan het plan. Zo heb ik gevraagd om inzicht te verschaffen over de mogelijkheden om inkomsten te genereren en over de haalbaarheid daarvan. Ook heb ik verzocht om een onderbouwing van de termijn die nodig is om tot zelfstandigheid te komen. Verder is in de beoordeling van het plan de beoogde huisvesting en de te kiezen juridische vorm van belang. Tot slot is het MCO gevraagd om inzicht te geven in toekomstige bezetting van het Metropole Orkest en de toekomstige plaats binnen de Nederlandse traditie van de lichte muziek.
Op 10 november 2011 heb ik het gevraagde ondernemingsplan ontvangen. Op dit moment wordt dit plan beoordeeld. In deze beoordeling spelen de hierboven genoemde aspecten een belangrijke rol. Om een eventuele bijdrage aan de verzelfstandiging van het Metropole Orkest te kunnen financieren, wordt een bedrag gespaard door het MCO al in 2013 en 2014 te korten. Naast een eventuele bijdrage aan het Metropole Orkest wordt dit bedrag, in totaal circa € 33 miljoen, onder andere ingezet voor frictiekosten en het uitspelen van het seizoen 2012/13.
27
Wanneer krijgt het Metropole Orkest de aangekondigde reactie? Wordt deze ook aan de Kamer gezonden?
Ik ontving het ondernemingsplan op 10 november en mede vanwege het belang voor het orkest, wil ik dit plan zorgvuldig beoordelen voordat ik hierop reageer. Een onafhankelijke toets op de haalbaarheid van dat plan wordt op dit moment uitgevoerd. Indien mogelijk informeer ik u tijdens het debat over de voortgang daarvan. Aan het einde van dit jaar of uiterlijk begin volgend jaar verwacht ik te reageren naar het Metropole Orkest. Een afschrift van mijn reactie zal ik vervolgens aan de Tweede Kamer zenden.
28
Zijn de provincies reeds geïnformeerd over het uitnemen van middelen uit provinciefonds? Zo ja, wat is de stand van zaken? Zo neen, waarom niet en wanneer worden zij geïnformeerd?
In vervolg op de mediabrief van 17 juni5, heb ik het IPO op 20 september per brief geïnformeerd over de uitwerking van het regeerakkoord en de toekomst van de regionale omroep, in het bijzonder met betrekking tot de voorgenomen integratie. Daarin heb ik geschreven dat ik met het IPO wil nagaan hoe een nieuwe verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en provincie kan bijdragen aan een – ook bestuurlijk – eenvoudiger inrichting van het publieke mediabestel in Nederland. Daarbij wil ik ook de overdracht van de financiële middelen uit het provinciefonds naar het mediabudget van het rijk betrekken. Vervolgens heb ik eind oktober gesproken met IPO over de voorgenomen integratie van de landelijke en regionale publieke omroepen. In dat gesprek is ook de overdracht van de financiële verantwoordelijkheid voor de regionale omroep naar het Rijk aan de orde gekomen.
29
Zijn de provincies geïnformeerd dat, wanneer het gaat om nieuwe concessies met betrekking tot het uitgeven van een langjarige vergunning aan regionale omroepen, deze tot uiterlijk 2016 verleend kunnen worden in verband met de centralisatie van de regionale omroepen? Zo neen, wanneer worden zij hierover geïnformeerd?
Het voornemen van het kabinet tot integratie van de landelijke en regionale omroepen moet eerst nog in wetgeving worden uitgewerkt. Pas dan zal dit consequenties hebben voor de verleende concessies. In mijn bestuurlijk overleg met het IPO zal ik de provincies nauw betrekken bij dit proces zodat zij tijdig op de hoogte zijn van de te nemen stappen.
30
Kunt u een lijst toesturen met de door het Stimuleringsfonds voor de pers verleende subsidies in het afgelopen jaar en het effect daarvan? Is er een evaluatie beschikbaar van het Stimuleringsfonds voor de Pers?
Als bijlage treft u een overzicht aan van de financiële steun die het Stimuleringsfonds voor de Pers heeft verleend in 2010 en 20116. Gelet op het grote aantal gesteunde projecten/activiteiten en het zeer diverse karakter daarvan, kan ik over de effecten van deze steunverlening geen algemene uitspraak doen. Het ministerie van OCW zal in 2012 de Tijdelijke Subsidieregeling Persinnovatie en de Regeling voor Jonge Journalisten (beiden uitgevoerd in 2010 én 2011) laten evalueren. Het fonds zelf zal in 2012 de andere regelingen evalueren die in de Mediawet zijn opgenomen: de regeling voor persorganen en voor onderzoek in het belang van de persbedrijfstak.
De afgelopen maanden heeft een evaluatie plaats gevonden van het functioneren van het Stimuleringsfonds voor de Pers in de periode 2006–2010, zoals voorgeschreven in de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. Deze evaluatie stuur ik zeer binnenkort aan de Kamer toe.
Samenstelling:
Leden: Ham, B. van der (D66), Bochove, B.J. van (CDA), voorzitter, Miltenburg, A. van (VVD), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Bosma, M. (PVV), Dijk, J.J. van (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Dibi, T. (GL), Wolbert, A.G. (PvdA), ondervoorzitter, Biskop, J.J.G.M. (CDA), Smits, M. (SP), Elias, T.M.Ch. (VVD), Beertema, H.J. (PVV), Dijkstra, P.A. (D66), Jadnanansing, T.M. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Dijkgraaf, E. (SGP), Çelik, M. (PvdA), Lucas, A.W. (VVD), Klaveren, J.J. van (PVV), Klaver, J.F. (GL), Liefde, B.C. de (VVD) en Werf, M.C.I. van der (CDA).
Plv. leden: Koşer Kaya, F. (D66), Ferrier, K.G. (CDA), Burg, B.I. van der (VVD), Schouten, C.J. (CU), Dille, W.R. (PVV), Kooiman, C.J.E. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Peters, M. (GL), Dam, M.H.P. van (PvdA), Haverkamp, M.C. (CDA), Wit, J.M.A.M. de (SP), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Mos, R. de (PVV), Pechtold, A. (D66), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Klijnsma, J. (PvdA), Staaij, C.G. van der (SGP), Hamer, M.I. (PvdA), Harbers, M.G.J. (VVD), Gerbrands, K. (PVV), Sap, J.C.M. (GL), Berckmoes-Duindam, Y. (VVD) en Rouwe, S. de (CDA).
Kamerstukken II, 2011–2012, 33 000 VIII, nr. 59. De evaluatie zelf stuur ik voor het Kamerdebat van 12 december 2011 naar de Tweede Kamer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33000-VIII-140.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.