Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33000-VI nr. 113 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33000-VI nr. 113 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 september 2012
Tijdens het plenaire debat over politieonderzoek naar kindermishandeling d.d. 18 mei 2011 heb ik toegezegd u te informeren over de NODO-procedure zodra deze gereed is.(Handelingen II 2010/11, nr. 82, item 12, blz. 58). Gezien de gevoeligheid en complexiteit van het onderwerp heeft de totstandkoming van een breed gedragen werkwijze enige tijd in beslag genomen. Hierbij bericht ik u mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) over het Nader Onderzoek DoodsOorzaak bij minderjarigen (NODO).
Aanleiding
Aanleiding voor het ontwikkelen van de NODO-procedure was in eerste instantie gelegen in het feit dat zich gevallen voordoen waar, bij de afhandeling van onverklaard overlijden bij minderjarigen, toch een verklaring van natuurlijk overlijden wordt gegeven om de behandelrelatie met het gezin niet op het spel te zetten. Inmiddels is het doel van de NODO-procedure ruimer, want het ontbreken van een gedegen procedure heeft niet alleen tot gevolg dat er niet altijd inzicht is in de toedracht van het overlijden, maar ook dat preventie onvoldoende kan plaatsvinden en het voor ouders moeilijk kan zijn om het overlijden van hun kind te verwerken. Sinds 1 januari 2010 bestaat reeds de verplichting dat bij elk overlijden van een minderjarige overleg wordt gepleegd met de forensisch arts (artikel 10a lid 1 Wet op de lijkbezorging). Met de invoering van de NODO-procedure zal vervolgens bij een onverklaard en onverwacht overlijden neutraal nader onderzoek plaatsvinden naar de doodsoorzaak door speciaal daarvoor opgeleide NODO-artsen.
Totstandkoming
In 2010 heeft de projectgroep Implementatie NODO-procedure onder auspiciën van de KNMG een NODO-protocol en handelingsprotocol opgeleverd. De uitvoering van dit NODO-protocol bleek bij doorrekening hoge kosten met zich te brengen. Daarom is een alternatieve werkwijze ontwikkeld, gebaseerd op het NODO-protocol uit 2010. Op 22 februari jl. heb ik de inhoud van de alternatieve NODO-procedure met de relevante medische beroepsverenigingen1, koepelorganisaties2 en andere betrokkenen3 vastgesteld.
Vervolgens is in overleg met betrokken partijen overeenstemming gezocht over de financiële en inhoudelijke afspraken omtrent het uitvoeren van de NODO-procedure en het inrichten van de NODO-centra4. Deze afspraken zijn vastgelegd in een afsprakenkader.
Tijdens de totstandkoming van de afspraken met betrokken partijen is gebleken dat dit gevolgen heeft voor de op 22 februari jl. bestuurlijk vastgestelde werkwijze voor de NODO-procedure, te weten:
• in de werkwijze wordt aangegeven dat de NODO-procedure in 5 NODO-centra wordt uitgevoerd, dit is op basis van inhoudelijke en financiële overwegingen teruggebracht naar 2 centra;
• na de NODO-procedure zou een Child Death Review (CDR) plaatsvinden. De CDR heeft als doel een brede audit uit te voeren, waarbij het overlijdensgeval van de minderjarige wordt beoordeeld. Gekeken wordt of er factoren zijn rond het overlijden, die aanwijzingen geven voor preventie van overlijden en verbetering van zorg. De CDR zou plaatsvinden nadat de NODO-procedure was afgerond en de doodsoorzaak bekend is, aan de hand van het dossier van de overleden minderjarige. Het is geen onderdeel van de NODO-procedure, maar een aanvulling hierop. Gezien de noodzakelijk te maken financiële afspraken over de kosten van de 2 NODO-centra en die van de GGD en de beperkte beschikbare middelen is het niet haalbaar gebleken om de CDR op dit moment in te voeren;
• de gegevens van beide onderzoeken zouden opgeslagen worden in het Registratiepunt Overlijden Minderjarigen, dat ondergebracht zou worden bij de Universiteit Twente. Het verzoek vanuit de medische sector was om de opslag van gegevens bij een van de uitvoerende organisaties te beleggen. Afgesproken is dat GGD Nederland hiervoor zorg gaat dragen.
Aangezien de datum van inwerkingtreden van 1 oktober al dichtbij is en gezien het feit dat de werkwijze na praktische ervaring met het uitvoeren van de NODO-procedure wellicht ook aanpassing behoeft, wordt deze nu niet aangepast.
Dit kan op een later moment, zodat alle aanpassingen in één keer verwerkt kunnen worden en de aangepaste werkwijze opnieuw bestuurlijk kan worden vastgesteld.
NODO-procedure samengevat
Bij het overlijden van een minderjarige overlegt de behandelend arts, voor het afgeven van een verklaring van overlijden, met de forensisch arts. Bij een onverklaard en onverwacht overlijden van een minderjarige, waarbij geen vermoeden bestaat van een niet-natuurlijke dood, schakelt de forensisch arts de NODO-forensisch arts in. De NODO-forensisch arts overlegt met de NODO-kinderarts en kan, op basis van speciaal daarvoor opgestelde criteria, besluiten om de NODO-procedure te starten. Gedurende het onderzoek heeft de NODO-forensisch arts de leiding en draagt de eindverantwoordelijkheid.
De NODO-procedure omvat het verzamelen van informatie bij ouders, derden en eventueel de plaats van overlijden, het verrichten van een schouw door de NODO-forensisch arts en de NODO-kinderarts, afname van lichaamsmateriaal en indien nodig een obductie door een NODO-patholoog. De NODO-forensisch arts is ook degene die toestemming van de ouders voor een obductie vraagt. Goede communicatie met de ouders is hierbij erg belangrijk en daar wordt dan ook de nodige aandacht aan besteed.
Als de ouders geen toestemming geven voor de obductie kan de NODO-forensisch arts vervangende toestemming vragen aan de rechter. Voor de uitvoering van de NODO-procedure worden twee NODO-centra ingericht, een in Amsterdam en een in Utrecht. Als de NODO-procedure is afgerond zijn er drie verschillende uitkomsten mogelijk:
1. er was sprake van een natuurlijk overlijden en de doodsoorzaak is achterhaald. In die gevallen geeft de NODO-forensisch arts een verklaring van overlijden af;
2. er bestaat naar aanleiding van het onderzoek toch twijfel over de natuurlijke aard van het overlijden of er zijn aanwijzingen voor een niet-natuurlijk overlijden. In die gevallen wordt alsnog contact opgenomen met het Openbaar Ministerie en volgt de standaardprocedure bij niet-natuurlijk overlijden;
3. er was sprake van een natuurlijk overlijden, maar de doodsoorzaak blijft onbekend. In die gevallen geeft de NODO-forensisch arts een verklaring van overlijden af met de aantekening dat de NODO-procedure heeft plaatsgevonden.
Invoering
Het streven is om de NODO-procedure op 1 oktober 2012 landelijk in te voeren. Gezien de gevoeligheid en complexiteit van het onderwerp wordt aangevangen met een startfase. Deze startfase heeft een looptijd van 1 oktober 2012 tot 1 oktober 2013 en wordt begeleid door een evaluatieonderzoek. Daarna zal op basis van de uitkomsten van het evaluatieonderzoek een beslissing worden genomen over het vervolg.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven
Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), Forensisch Medisch Genootschap (FMG), Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), Landelijke Werkgroep Wiegendood (LWW), Nederlandse Vereniging Voor Pathologie (NVVP) en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG).
TNO, Universiteit Twente, stichting LOOK en het ministerie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De NODO-centra (Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC) en Academisch Medisch Centrum Amsterdam (AMC)), FMG, GGD Nederland, NVK en NVVP.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33000-VI-113.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.