33 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2012

Nr. 108 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2012

Naar aanleiding van de vraag van de heer Van Klaveren (PVV), gesteld tijdens het mondelinge vragenuur van 29 mei jl. over het bericht «Openlijke doodsbedreiging tegen Wilders» (Handelingen II, vergaderjaar 2011/12, nr. 88, behandeling mondelinge vragen van het lid Van Klaveren over het bericht «Openlijke doodsbedreiging tegen Wilders») en de door mij gedane toezegging om u nader te informeren, bericht ik u het volgende.

Op vrijdag 25 mei 2012 vond omstreeks 15:00 uur op de trappen van het Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam een kortdurende persconferentie plaats door een vijftal sympathisanten van de beweging Sharia4Holland.

In de voorbereiding van het politieoptreden bij deze persconferentie is overleg gepleegd met de (vertegenwoordiger van de) burgemeester van Amsterdam en het Openbaar Ministerie (OM). Met het OM is in verband met de opsporing van strafbare feiten afgesproken dat een officier van het Landelijk Expertisecentrum Discriminatie (LECD) bereikbaar was voor overleg cq. strafrechtelijke beoordeling van uitlatingen die tijdens de persconferentie zouden worden gedaan. De verwachting was dat er mogelijk sprake zou zijn van discriminatie, belediging of bedreiging.

Tijdens de persconferentie verstoorde een persoon de orde. Hij viel tot driemaal toe een journalist lastig, waarbij hij uiteindelijk door de journalistengroep heendrong en zich richtte op de spreker van de persconferentie, zodanig dat de politie tot het oordeel kwam dat er sprake was van verstoring van de openbare orde. Conform standaard beleid, is deze persoon aangehouden ter zake de overtreding van artikel 2.2 lid 1 APV Gemeente Amsterdam (het verstoren van de openbare orde). Deze persoon is later heengezonden.

De aanhouding vond plaats voordat de spreker van Sharia4Holland zijn uitlating deed die later werd aangemerkt als mogelijk strafbaar.

Tijdens de persconferentie werd door de ter plaatse zijnde politieagenten niet direct een juridische grond geconstateerd om onmiddellijk strafrechtelijk op te treden, ondermeer vanwege het korte tijdsbestek waarin de persconferentie zich voltrok, de gebruikte zinsbouw, het woordgebruik, de taal en de context van de uitingen.

Uit oogpunt van zorgvuldigheid was van tevoren wel de maatregel genomen om de persconferentie op video vast te leggen, zodat experts deze beelden en de context van de uitingen achteraf goed zouden kunnen bestuderen.

Op zaterdag 26 mei 2012 vond bestudering van de videobeelden plaats om de eventuele strafbaarheid van de uitingen te beoordelen.

Na bestudering van het videomateriaal is geconcludeerd dat de uitingen voldoende waren voor een redelijke verdenking ter zake artikel 285 lid 1 Wetboek van strafrecht, bedreiging. Op zondag 27 mei jl. kon de verdachte worden aangehouden en in verzekering gesteld.

Verdachte is verhoord en op last van de officier van justitie heengezonden met een dagvaarding. De verdachte wordt bedreiging ex artikel 285 lid 1 Wetboek van strafrecht ten laste gelegd. Hij moet op 11 juli 2012 voor de rechter verschijnen.

Met de burgemeester van Amsterdam en de hoofdofficier van justitie ben ik van oordeel dat het optreden van politie en OM behoorlijk was. Gelet hierop zie ik geen aanleiding om een handleiding naar de politie te doen uitgaan over de manier waarop op dit soort bedreigingen moet worden gereageerd, zoals door het lid Brinkman is gesuggereerd. Overigens wordt in de aanwijzing Discriminatie, die mede tot stand is gekomen door het LECD, aangegeven hoe politie en justitie om dienen te gaan met zaken met een discriminatoir aspect. Deze aanwijzing schrijft voor dat ieder politiekorps werkt met een reactieprotocol naar landelijk model http://www.om.nl/algemene_onderdelen/uitgebreid_zoeken/@155214/aanwijzing/ – _ftn5#_ftn5. Het reactieprotocol is een vertaling van de Aanwijzing discriminatie in een handleiding ten behoeve van de uitvoering door de politie.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Naar boven