Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33000-IV nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33000-IV nr. 7 |
Vastgesteld 11 oktober 2010
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Van der Burg
De griffier van de commissie,
De Gier
1
Wat was precies het restant van de begrotingsreserve bestemd voor de sanering van de betalingsachterstanden? Is bij de sanering van de laatste achterstanden sprake van een extra sanering of was deze opgenomen in het originele plan?
Per eiland en voor het voormalig Land Nederlandse Antillen zijn in de overgangs- en toetredingsakkoorden uit 2007 plafonds neergelegd tot welke betalingsachterstanden gesaneerd kunnen worden, mits deze aan de overeengekomen voorwaarden voldoen. Die plafonds tellen op tot een totaalbedrag van NAf 614,5 miljoen dat maximaal voor dit doel aangewend kon worden. Dat plafond is nog niet bereikt: er resteert een bedrag dat tegen de huidige koers overeenkomt met € 62 miljoen. Ook de sanering van de laatste achterstanden zal daarmee binnen de overeengekomen plafonds blijven. Daarbij moet opgemerkt worden dat de partijen ruim de tijd hebben gehad om de desbetreffende achterstallige betalingen – voorzien van accountantsverklaringen – aan te leveren. 1 oktober 2011 is bij voorjaarsoverleg als ultieme datum overeen gekomen. De komende twee maanden zal de definitieve balans worden opgemaakt.
2
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de Rijkswet Personenverkeer? In hoeverre heeft het kabinet hierover reeds overeenstemming weten te bereiken met Aruba, Curaçao en Sint Maarten, wiens instemming in deze essentieel is? Wat is afgesproken over de inhoud? Wanneer zal het kabinet een wetsvoorstel naar de Kamer sturen?
In april jongstleden hebben minister Leers en ik met de regeringen en met een aantal fracties van de Staten van de landen Curaçao, Sint Maarten en Aruba gesproken over de toekomstvisie op het Koninkrijk en een toekomstige regeling van het personenverkeer. In deze overleggen heeft Minister Leers aangegeven dat, vanwege de nieuwe regeringen in deze landen en ook in Nederland, het huidige kabinet een andere aanpak voorstaat. Deze houdt in dat in nauwe afstemming met de landen een regeling van het personenverkeer wordt opgesteld. In juni heeft er op ministerieel niveau overleg plaatsgevonden over dit onderwerp. Curaçao was bij dit overleg niet aanwezig. Op dit moment vindt er ambtelijk overleg plaats tussen Aruba, Sint Maarten en Nederland. De inzet van deze landen is dat Curaçao daarbij op korte termijn ook aansluit.
Het doel is om samen met de andere landen een regeling van het personenverkeer te formuleren, die tegemoet komt aan de belangen en behoeften van alle landen en waarin de thema's grensoverschrijdend verkeer, economische en sociale ontwikkeling en openbare orde en veiligheid worden uitgewerkt. De kaders voor deze thema's zullen over en weer moeten gelden.
Op dit moment kan ik geen uitspraken doen over de termijn wanneer de Tweede Kamer over een regeling personenverkeer wordt geïnformeerd. Het streven is dat er voor eind van dit jaar een kader is opgesteld waarin de hoofdlijnen van een regeling worden aangegeven.
3
Kan het kabinet precies aangeven welke samenwerkingsprogramma's in 2012 aflopen? Kan het kabinet per programma aangeven hoeveel geld er in totaal aan is uitgegeven?
In 2012 zullen de laatste stortingen ten behoeve van de samenwerkingsprogramma's Sociaal Economisch Initiatief, Institutionele Versterking en Bestuurskracht, en Onderwijs en Jongeren plaatsvinden. Voor het Programma Veiligheid Nederlandse Antillen vond de laatste storting in 2011 plaats. Eind 2012 zullen nagenoeg alle projecten binnen die programma's in uitvoering zijn. Deze uitvoering zal echter nog enige tijd doorlopen. Verwacht wordt dat eind 2014 alle programma's tot uitvoering zijn gekomen. De totaalbedragen per programma over de periode 2008–2012, zijn als volgt:
Sociaal Economisch Initiatief: € 55,235 miljoen
Onderwijs en Jongeren: € 65,245 miljoen
Institutionele Versterking en Bestuurskracht: € 38,444 miljoen
Plan Veiligheid Nederlandse Antillen: € 32,172 miljoen.
4
Kan het kabinet precies aangeven of er samenwerkingsprogramma's zijn die na 2012 door blijven lopen? Kunnen de programma’s worden omschreven, hoeveel hebben zij gekost, hoeveel zullen zij de komende jaren gaan kosten en wanneer zullen de programma's aflopen?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
5
Kan het kabinet voor het land Curaçao in een overzicht aangeven hoeveel geld Nederland in de jaren 2011, 2012 en 2013 bijdraagt of gaat bijdragen in het kader van de samenwerkingsprogramma's?
Nederland draagt voor het land Curaçao in het kader van de samenwerkingsprogramma’s in 2011 in totaal een bedrag van € 19,663 miljoen bij, in 2012 een bedrag van € 27,979 miljoen en in 2013 geen bijdrage.
6
Kan het kabinet voor het land Sint Maarten in een overzicht aangeven hoeveel geld Nederland in de jaren 2011, 2012 en 2013 bijdraagt of gaat bijdragen in het kader van de samenwerkingsprogramma's?
Nederland draagt voor het land Sint Maarten in het kader van de samenwerkingsprogramma’s in 2011 in totaal een bedrag van € 4,788 miljoen bij, in 2012 een bedrag van € 11,849 miljoen en in 2013 geen bijdrage.
7
Welke programma's blijven doorlopen tot eind 2014? Kan het kabinet per programma aangeven in welk land dit wordt uitgevoerd, hoeveel de programma's al hebben gekost en hoeveel geld er nog wordt uitgegeven tot 2014?
Zie mijn antwoord op vraag 3.
8
Kan het kabinet aangeven op welke wijze en op welke terreinen en met welke inzet van menskracht en middelen ondersteuning wordt geleverd bij de inrichting van de nieuwe landsorganisaties van respectievelijk Curaçao en St. Maarten. Wordt op dit terrein ook steun aan Aruba gegeven?
De inrichting van de nieuwe landsorganisatie is een verantwoordelijkheid van de landen zelf. Directe ondersteuning in de vorm van menskracht en middelen wordt verleend in de meeste gevallen in het kader van de samenwerkingsprogramma's Plan Veiligheid Nederlandse Antillen en Institutionele Versterking en Bestuurskracht. De besteding van de middelen van de programma's wordt in overleg met Nederland vastgesteld. Een uitzondering hierop is dat bij het korps politie Sint Maarten sinds het voorjaar van 2010 vijf kwaliteitsmanagers werkzaam zijn ter uitvoering van het kwaliteitstraject. Bij de gevangenis op Curaçao wordt sinds medio 2009 ondersteuning geboden door een managementteam van Dienst Justitiële Inrichtingen.
Op basis van toezeggingen aan Sint Maarten in 2010 kan Sint Maarten voor personeel dat wordt aangetrokken van buiten het land de meerkosten boven het lokale salaris tot 1 november 2013 declareren bij mijn ministerie. Dit geldt alleen voor personeel dat wordt aangetrokken in het kader van de uitvoering van de plannen van aanpak.
Aruba is geen land in oprichting en ontvangt derhalve ook geen steun bij de inrichting van nieuwe landsorganisaties.
9
Wordt de doelstelling dat Curaçao en Sint Maarten in 2012 de opbouw van hun landen grotendeels hebben afgerond, gehaald?
De opbouw van de landen Curaçao en Sint Maarten is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van deze landen. Voor een aantal instituties is tijdens de RTC op 9 oktober 2010 gezamenlijk geconstateerd dat hiervoor een extra inspanning nodig was. Dit is vastgelegd in de Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten en bijbehorende plannen van aanpak (TK 2009–2010, 31 954, nr. 31). Zie voorts mijn antwoord bij vraag 10.
Verder ondersteunt Nederland bij de opbouw van de nieuwe landen via de samenwerkingsprogramma's. Dit gebeurt met name via het samenwerkingsprogramma Institutionele Versterking en Bestuurskracht die door Curaçao en Sint Maarten worden uitgevoerd. Dit programma richt zich zowel op de directe opbouw van de nieuwe landen als op een verbetering van de kwaliteit van het bestuur. In 2012 levert Nederland hiervoor de laatste financiële bijdrage, maar de uitvoering van projecten zal daarna nog enige tijd doorlopen. Het is vervolgens aan de landen om de gedane investeringen duurzaam in de organisatie en begroting van beide landen te borgen.
10
Wordt de doelstelling dat de plannen van aanpak voor Curaçao en Sint Maarten die in 2012 geïmplementeerd en afgerond dienen te zijn, gehaald?
De plannen van aanpak van Sint Maarten dienen zoals afgesproken uitgevoerd te worden. Dat neemt niet weg dat bij enkele landsorganisaties de voortgang achterblijft. Waar het de invulling van personeel betreft wordt redelijke voortgang geboekt, de langere voorbereiding die voor aantrekken van personeel van buiten het land nodig is in aanmerking genomen. De Voortgangscommissie speelt een centrale rol in het bewaken van de voortgang.
Voor Curaçao is een conclusie op dit moment nog niet te trekken, omdat de eerste voortgangsrapportage over de periode vanaf 10 oktober 2010 nog moet worden ontvangen. Van de minister van Justitie heb ik begrepen dat hij volledige uitvoering geeft aan de plannen van aanpak voor Curaçao. Van de voortgangscommissie Curaçao heb ik vernomen dat van de minister van Justitie inmiddels uitvoeringsrapportages van de politie en gevangenis ontvangen zijn en de eerste voortgangsrapportage van de commissie in voorbereiding is. Gelet op de termijnen in de Samenwerkingsregeling waarborging plannen van aanpak landstaken Curaçao en Sint Maarten is die rapportage in november te verwachten. De werkzaamheden van de commissie zijn vertraagd door het onverwacht terugtreden van het in mei benoemde Curaçaose lid en het uitblijven van een snelle voordracht voor een opvolger. Ik verwacht binnenkort een voordracht uit Curaçao. De eerste rapportage van de commissie zal daarom in onvolledige samenstelling plaatsvinden.
11
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de formulering van een nieuwe visie op de toekomst van het Koninkrijk van Curaçao en Sint Maarten?
Zoals in de notitie Toekomst van het Koninkrijk is vermeld heeft het kabinet met de regeringen van Sint Maarten en Curaçao gesprekken gevoerd over de toekomstvisie op het Koninkrijk. De regeringen van Sint Maarten en Curaçao hebben te kennen geven op dit moment prioriteit te geven aan de opbouw van de nieuwe landen. De Curaçaose oppositiepartijen PAR en PNP hebben wel een bijdrage op schrift geleverd over de toekomstvisie.
Eerder is afgesproken dat de verdere ontwikkeling van de visie op het Koninkrijk op de eerste Koninkrijksconferentie dit jaar aan de orde zal komen.
12
Welke stappen onderneemt de Nederlandse regering indien de plannen van aanpak onvoldoende blijken te zijn uitgevoerd in 2012?
Op dit moment is er noch voor Curaçao, noch voor Sint Maarten aanleiding om van het instrument van artikel 51 gebruik te maken. Ook is er geen aanleiding om thans vooruit te lopen op doelstellingen die in 2012 en verder mogelijk niet worden gehaald.
Voor de afweging of een maatregel op grond van artikel 51 van het Statuut geëigend is acht ik van belang of het betreffende land al dan niet op coöperatieve wijze uitvoering geeft aan de plannen van aanpak en het een vitaal onderdeel van een plan betreft dat door onmacht c.q. onwil niet tot uitvoering komt.
13
Op welke gebieden ondersteunt Nederland Aruba precies? Kan het kabinet voorts per programma aangeven hoeveel geld er in totaal tot en met 2011 is uitgeven en hoeveel er in de toekomst, per jaar, nog wordt uitgegeven? Wanneer lopen deze programma's af?
Deze ondersteuning vindt plaats via verschillende kanalen. In de eerste plaats in het kader van het Fondo Desaroyo Aruba (FDA). Sinds 2010 stelt Nederland geen (extra) geld meer ter beschikking voor dit brede samenwerkingsprogramma met Aruba. Het meerjarenprogramma 2006–2009 was echter nog niet afgerond. Vandaar dat Nederland in 2010 heeft ingestemd met de inhoudelijke kaders van een Meerjarenprogramma met een looptijd tot 2014. Onder dit nieuwe MJP worden enkele infrastructurele projecten uitgevoerd, waarvan een groot deel onder de noemer «Bo Aruba». De eerste van deze projecten bevinden zich momenteel in de uitvoerende fase. De extra middelen voor nieuwe projecten worden door het land Aruba gestort in de loop van de komende jaren. In totaal gaat het om een bedrag van ongeveer AWG 100 mln.
Voor 2008 is een bedrag van € 12,966 mln uitgegeven, voor 2009 een bedrag ad € 7,880 en voor de jaren 2010 en 2011 staat een bedrag gereserveerd van € 7,75 mln. De mate wanneer dit bedrag wordt uitgekeerd is afhankelijk van de voortgang van de uitvoering van het programma door de FDA.
Daarnaast is, zoals onder andere in de beleidsreactie op het WODC rapport de Staat van Bestuur van Aruba is aangegeven, Nederland in 2010 met Aruba een gezamenlijke doorlopende agenda overeengekomen. Deze agenda geeft een opsomming van de gezamenlijke inspanningen op onder meer gebieden als infrastructuur, leefklimaat van de binnenstad, en wetgeving. Nederland werkt bovendien intensief samen met Aruba op het terrein van de rechtshandhaving. Zo wordt bijvoorbeeld ingezet op duurzame ondersteuning van de structurele samenwerkingsverbanden op het terrein van de Kustwacht en het recherchesamenwerkingsteam (RST). Daarnaast stelt Nederland op verzoek rechters en Officieren van Justitie ter beschikking. Deze treden in lokale dienst, waarbij de uitzendkosten vergoed worden ten laste van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Tenslotte hebben de Arubaanse en Nederlandse regering de intentie uitgesproken om te komen tot een brede samenwerkingsovereenkomst tussen Aruba en Nederland om vorm te geven aan een strategisch partnerschap tussen beide landen. Het uitgangspunt daarbij is de Nederlandse en Arubaanse regering hun eigen kosten dragen voor de uitwerking van die overeenkomst.
14
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van de consensusrijkswetten politie, openbaar ministerie en Raad voor de Rechtshandhaving op Curaçao en Sint Maarten? Hoe verloopt de samenwerking met de Koninkrijkspartners bij de implementatie? In hoeverre stemt de stand van zaken in deze tot tevredenheid?
De Rijkswet Politie is sinds 10 oktober 2010 van kracht. De verantwoordelijkheid voor de implementatie van de Rijkswet politie ten aanzien van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie.
Hoewel de afzonderlijke landen al de nodige stappen hebben gezet voor de implementatie van de Rijkswet politie, verloopt de implementatie uiterst moeizaam op de onderdelen waarvoor gemeenschappelijke besluitvorming is vereist. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de keuze voor een gemeenschappelijk dienstwapen, de vaststelling van een onderlinge regeling voor de ICT in de rechtshandhavingketen en gemeenschappelijke competentiegerichte eindtermen voor het politieonderwijs. Voor zover de implementatie van de Rijkswet politie een aangelegenheid is van een individueel land, verloopt de implementatie naar behoren.
Zoals u weet is de inwerkingtreding van een aantal bepalingen inzake de beoogde gemeenschappelijke voorziening politie uitgesteld totdat de korpsen in staat worden geacht invulling te geven aan hun taak om door middel van een gemeenschappelijke voorziening onderzoeken te verrichten naar de zware, georganiseerde en boveneilandelijke criminaliteit. Een dergelijke vorm van samenwerking is nog niet van de grond gekomen. De benoeming van een directeur GVP is om die reden ook nog niet opportuun gebleken.
Voor wat betreft de implementatie van de consensusrijkswet Raad voor de Rechtshandhaving kan ik u melden dat op 27 mei jl. de beëdiging van de drie leden van de Raad door de president van het Gemeenschappelijk Hof heeft plaatsgevonden. Op dit moment werkt de Raad aan het verder inrichten van de organisatie.
Uit de jaarplannen kan worden afgeleid dat de implementatie van de consensusrijkswet voor het OM voor het belangrijkste deel is gerealiseerd. De samenwerking tussen de Koninkrijkspartners op dit terrein verloopt naar tevredenheid.
15
In hoeverre is aansluiting van Aruba bij de consensusrijkswetten politie, openbaar ministerie, Raad voor de Rechtshandhaving en financieel toezicht in de nabije toekomst waarschijnlijk?
Bij gelegenheden heeft Aruba wel aangegeven op onderdelen te willen aansluiten bij één of meerdere Rijkswetten, maar dat heeft nog niet tot concrete stappen geleid. Er kan geen inschatting worden gegeven wanneer aansluiting van Aruba bij (één van) deze rijkswetten in de nabije toekomst waarschijnlijk zal zijn.
16
Wat zal de reactie van de Nederlandse regering zijn als Curaçao op de Koninkrijksconferentie verklaart de consensusrijkswetten eenzijdig te willen opzeggen?
De consensusrijkswetten die zijn vastgesteld in het kader van de staatkundige hervorming kunnen niet eenzijdig worden opgezegd. Deze rijkswetten kunnen slechts in onderlinge overeenstemming worden beëindigd. Ik wil niet vooruitlopen op een eventuele verklaring van Curaçao op de Koninkrijksconferentie.
17
Nu het WODC Rapport «De staat van het bestuur van Aruba» op 26 september jl. is verschenen, rest de vraag wat er in 2012 nog zal verschijnen?
Voor zover mij bekend is het WODC niet van plan om in 2012 een ander onderzoek te doen op Aruba of in een van de andere Caribische delen van het Koninkrijk.
18
Kan worden aangegeven hoe de samenwerking tussen het Cft en de landen Curaçao en Sint Maarten nu verloopt? Zijn beide landen op tijd met alle noodzakelijk stappen voor hun begroting 2012 en wat is de stand van zaken met betrekking tot de jaarrekening 2010 van beide landen?
In mijn brief d.d. 20 september (kamerstuk 33 000 IV, nr. 3) heb ik de voorzitter van de Tweede Kamer de halfjaarrapportage over de periode juni 2010 tot en met maart 2011 van het College financieel toezicht aangeboden. Het begrotingsproces gericht op 2012 heeft zowel voor Curaçao en Sint Maarten de expliciete aandacht van het College financieel toezicht, met het oog op het indienen van een vastgestelde begroting vóór 15 december 2011. Er zijn nog geen vastgestelde rekeningen over het jaar 2010 van beide landen door het Cft ontvangen. Het College heeft daar uiteraard direct contact met de landen over en informeert de Rijksministerraad gevraagd en ongevraagd.
19
Waarom geldt voor rechtspleging en rechtshandhaving dat wel preventief invulling gegeven wordt aan de waarborgfunctie, maar niet bij de problematiek rondom de ISLA raffinaderij?
Wat betreft de Isla raffinaderij zijn verschillende gezamenlijke initiatieven om de situatie te verbeteren. Zo zijn in het kader van het Sociaal Economisch Initiatief een drietal projecten in uitvoering die zich richten op het verbeteren van de handhaving door de milieudienst en het toekomstig beleid met betrekking tot de raffinaderij. Tevens is bijvoorbeeld door DCMR milieudienst Rijnmond een analyse gemaakt van de situatie omtrent de raffinaderij. Verder is bij bezoeken door de voor Koninkrijksrelaties verantwoordelijke bewindspersoon van BZK de raffinaderij met de regering van Curaçao veelvuldig besproken en zijn er afspraken gemaakt.
20
Wat is nog de betrokkenheid van Nederland bij het pensioenfonds Caribisch Nederland zowel op het terrein van bestuur en toezicht en financieel?
Het Pensioenfonds Caribisch Nederland is een privaatrechtelijk pensioenfonds dat, net als de pensioenfondsen in Nederland, bestuurd wordt door sociale partners. Het Rijk heeft na de overdracht van de verplichtingen per 10-10-2010 geen verantwoordelijkheid voor de dekkingsgraad van het fonds. Er is een Raad van Toezicht dat toezicht houdt op het bestuur. De Raad van Toezicht bestaat uit een door de werkgevers voorgedragen deskundige, een door de werknemersorganisaties voorgedragen deskundige, en een voorzitter die door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is voorgedragen. Het fonds valt, op grond van de Pensioenwet BES, onder toezicht van de Nederlandse Bank.
21
Kan worden aangegeven, in het licht van klachten van verschillende betrokken (ei)landen over de trage voortgang, of er sprake is van voldoende snelheid van werken bij de vereffening van de boedel Nederlandse Antillen? Wat is de stand van zaken betreffende de vereffening Boedel Nederlandse Antillen? Wat is het bijbehorende tijdpad?
Voor de verdeling van de boedel is dit jaar de Vereffeningscommissie ingesteld. De commissie zal de ministers van financiën van Curaçao en Sint Maarten en mij adviseren over de verdeling tussen Curaçao, Sint Maarten en Nederland (betreffende de delen van Bonaire, Saba en Sint Eustatius) van de boedel van het voormalige Land Nederlandse Antillen. Door de «Commissie inventarisatie en waardering boedel van de Nederlandse Antillen» is het derde conceptrapport uitgebracht met betrekking tot de boedel van het voormalige Land Nederlandse Antillen. Het derde conceptrapport bevat de boedelbalans van het Land Nederlandse Antillen per ultimo 2008. Bij de Vereffeningscommissie bestaat thans de behoefte aan de actualisering van de boedelbalans van het Land Nederlandse Antillen per 9 oktober 2010. De Vereffeningscommissie heeft hiervoor een kleine commissie ingesteld bestaande uit vertegenwoordigers van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS), het Ministerie van Financiën van Curaçao, het Ministerie van Financiën Sint Maarten en overheidsaccountant SOAB. De commissie zal eens per jaar verslag doen van de vorderingen aan de ministers van de landen. De commissie werkt planmatig om tot haar adviezen te komen. Na ontvangst van het eindadvies, waarvan de datum nog niet bekend is, zullen de ministers binnen drie maanden tot een besluit komen. De Vereffeningscommissie adviseert de ministers van de drie landen eveneens over de afhandeling van schulden die het voormalige Land Nederlandse Antillen niet heeft voldaan. Daartoe is de rekening Gouvernement als financieringsbron aangewezen. Op deze rekening zijn voor dat doel gelden gestort vanuit het Land NA. Opvallend zijn enkele grote vorderingen in de sfeer van niet afgedragen premies pensioenfonds, ziektekostenverzekering en sociale verzekeringen.
22
Kan worden aangegeven hoe de samenwerking is tussen het Recherche Samenwerkingsteam (RST) en de plaatselijke politiekorpsen? Wordt er voldoende gebruik gemaakt van de deskundigheid van het RST?
Die samenwerking verschilt per korps en hangt ook af van de mate waarin de korpsen zelf onderzoeken kunnen uitvoeren. De deskundigheid van het RST wordt voldoende benut, maar er moet voor worden gewaakt dat de capaciteit van het RST door onderbezetting van de korpsen niet teveel wordt ingezet voor onderzoeken die niet tot de primaire taken van het RST behoren.
23
Acht het kabinet het realistisch dat de Koninkrijksregering in de komende jaren op grond van artikel 51 van het Statuut moet ingrijpen om te voorzien in de uitvoering van een bepaalde landstaak op Curaçao en/of Sint Maarten?
Zie mijn antwoord bij vraag 12.
24
Worden de plannen van aanpak naar tevredenheid uitgevoerd? Zijn er concrete aanwijzingen dat in sommige gevallen al sprake is van een onvoldoende uitvoering? Wanneer wordt artikel 51 van het Statuut een realistische optie om te zorgen dat de plannen zo spoedig mogelijk voldoende worden uitgevoerd?
Zie mijn antwoord op vraag 10.
25
In hoeverre heeft Curaçao tot nu toe gerapporteerd over de implementatie van de plannen van aanpak die van kracht zijn onder de AMvRB waarborging landstaken?
Zie mijn antwoord op vraag 10.
26
Klopt het dat Curaçao nog niet gerapporteerd heeft over de implementatie van de plannen van aanpak die van kracht zijn onder de AMvRB waarborging landstaken, terwijl Sint Maarten in dit kader al twee keer gerapporteerd heeft? Welke redenen liggen eraan ten grondslag dat Curaçao niet rapporteert? Hoe beoordeelt deze redenen?
Zie mijn antwoord op vraag 10.
27
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de plannen van aanpak op het gebied van het politiekorps en het gevangeniswezen op Curaçao?
Zie mijn antwoord op vraag 10.
28
Is het kabinet voornemens om de aanbeveling van de Raad van State uit 2007 om een Koninkrijkssecretariaat in te richten, in te vullen?
Een Koninkrijkssecretariaat zal de dominante positie van Nederland binnen het Koninkrijk niet veranderen. Het Koninkrijk zal blijven bestaan uit ongelijke grootheden. Een Koninkrijkssecretariaat is daarom geen goed middel voor het beoogde doel. Het Nederlandse kabinet is hier daarom geen voorstander van.
29
Heeft de Nederlandse ondersteuning van de statutair bepaalde autonomie aanwijsbare positieve effecten gehad op de autonomie van de eilanden? Is er overeenstemming met de landen over de te volgen aanpak in het bereiken van de beleidsdoelstellingen? Is er sprake van tegenwerking?
De ondersteuning die Nederland biedt op het gebied van de rechterlijke macht, het RST en de Kustwacht sterkt de landen bij het invullen van hun autonomie omdat het de veiligheid en rechtszekerheid bevordert. Dit genereert tal van positieve maatschappelijke effecten wat het beleid van de overheden effectiever en efficiënter maakt. Het geeft bijvoorbeeld een positief signaal aan potentiële buitenlandse investeerders.
De beleidsdoelstellingen die in dit kader in gezamenlijkheid worden geformuleerd zijn onderhevig aan verschillen in inzicht en belangen tussen de landen. Hierdoor moet er gezocht worden naar compromissen. Dergelijke processen lenen zich niet voor objectieve bepalingen van de mate van consensus die uiteindelijk bereikt wordt.
30
Welke posten vallen er naast de Kustwacht en het RST precies onder de waarborgfunctie? Kan het kabinet per post, inclusief de Kustwacht en het RST, aangeven hoeveel deze in de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013 voor Nederland heeft gekost en gaat kosten? Kan per post ook de verdeelsleutel worden aangegeven voor het delen van die kosten?
Naast de Kustwacht en het RST vindt er vanuit Nederland ondersteuning plaats op het gebied van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en het Openbaar Ministerie en ondersteuning door de Koninklijke Marechaussee. De kosten voor deze afzonderlijke posten bedragen voor de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013 respectievelijk:
Kustwacht: € 30,010 mln, € 32,860 mln, € 35 546 mln en € 35 542 mln
RST: € 17,1 mln, € 18,117 mln, € 17,193 mln en € 17,193 mln
Gemeenschappelijk Hof: € 2,476 mln, € 2,159 mln, € 2,159 mln en € 2,159 mln
Openbaar Ministerie: € 1,006 mln, € 1,659 mln, € 1,659 mln en € 1,659 mln
Koninklijke Marechaussee: € 6,1 miljoen per jaar.
De kosten van de Kustwacht zijn gesplitst in operationele kosten en exploitatiekosten. Hiervoor geldt een verdeelsleutel, deze bedraagt voor Nederland 69%, Aruba 11%, Curaçao 16% en St. Maarten 4%.
31
Op welke terreinen ondersteunt Nederland de drie landen in relatie tot de statutair bepaalde autonomie?
Zie mijn antwoord op vraag 30.
32
Kan het kabinet een overzicht geven van de mate waarin consensus bestaat over het bereiken van beleidsdoelstellingen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten afzonderlijk?
Zie mijn antwoord op vraag 29.
33
Heeft Sint Maarten inmiddels zijn achterstallige rekening voor 2010 voor de Kustwacht betaald? Zo nee, wat voor actie wordt ondernomen om te zorgen dat Sint Maarten zo spoedig mogelijk betaalt?
Ja.
34
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het voornemen van enkele fracties in de Staten van Curaçao om een Parlementaire Enquête in te stellen naar het functioneren van het Recherche Samenwerkingsteam en het Openbaar Ministerie? Welke redenen hebben deze fracties om een dergelijke Parlementaire Enquête in te stellen?
Over het voornemen van enkele fracties van de Staten van Curaçao tot een Parlementaire Enquête naar het functioneren van het Recherche Samenwerkingsteam en het Openbaar Ministerie kan ik u niet meer melden dan in de media is verschenen, namelijk dat een dergelijke enquête is aangekondigd. Het is niet aan mij een uitspraak te doen over de achtergronden van plannen van het parlement van een ander land.
35
Zijn Aruba, Curaçao en Sint Maarten hun financiële verplichtingen met betrekking tot de aanwezigheid van de Kustwacht op de eilanden nagekomen? Dragen de landen op tijd bij wat betreft hun aandeel in de kosten van de Kustwacht en wat is de mogelijke achterstand?
Ja.
36
Wordt de financiële ondersteuning voor samenwerkingsprogramma's vanaf 2012 direct beëindigd of loopt deze geleidelijk af? Kan het kabinet in het geval van een geleidelijke afbouw van de programma's precies per programma aangeven voor welk land het programma bedoeld is en hoeveel geld deze de komende jaren nog gaan kosten?
In 2012 zal Nederland de laatste samenwerkingsmiddelen in het Ontwikkelingsfonds storten ten behoeve van de uitvoering van de samenwerkingsprogramma’s. Dit betekent niet dat na 2012 geen gebruik meer kan worden gemaakt van deze samenwerkingsmiddelen. Voor elk programma zijn afspraken gemaakt over de periode waarin de projecten kunnen worden afgerond. Eind 2014 moeten alle middelen zijn besteed. Dit geeft de eilanden de kans om de activiteiten die zij willen voortzetten op de eigen meerjarenbegrotingen op te nemen.
37
Kan het kabinet voor de jaren 2010, 2011 en 2012 precies aangeven welke programma's er actief waren op welk land en hoeveel geld precies per programma is uitgegeven?
Zie mijn antwoord op vraag 5, 6, 7 en 13.
38
Hebben Aruba, Curaçao en Sint Maarten hun verantwoordelijkheid voldoende gedragen op de terreinen waarop de samenwerkingsprogramma's van toepassing zijn? Zijn hieraan meetbare resultaten verbonden?
De ontvangende landen (Curaçao en Sint Maarten) zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van de programma’s. Tevens zijn zij verantwoordelijk voor het opstellen van periodieke voortgangsrapportages op basis waarvan overleg plaatsvindt tussen Nederland en het betreffende land. Voor een aantal programma's zijn al meetbare resultaten gedefinieerd; voor enkele andere programma's wordt hier momenteel aan gewerkt naar aanleiding van de tussentijdse evaluaties. Bij het vormgeven van de projecten is er bij USONA en het land ook aandacht voor het behalen van meetbare resultaten. Dit wordt getoetst door USONA. Bij de eindevaluatie van de programma’s zal moeten blijken in hoeverre deze resultaten daadwerkelijk zijn bereikt.
39
In hoeverre kan gesteld worden dat de overheden van Curaçao en Sint Maarten werkelijk efficiënter functioneren nu de dubbele bestuurslaag van het land de Nederlandse Antillen is verdwenen?
Door het wegvallen van de bestuurslaag van het land Nederlandse Antillen hebben Curaçao en Sint Maarten volledige autonomie gekregen over hun beleid met uitzondering van de Koninkrijkstaken. Dit geeft ten eerste meer bestuurlijke stabiliteit omdat er geen politieke afstemming meer hoeft plaats te vinden tussen het land en eiland. Ook is men niet meer afhankelijk van wetgeving op een hoger niveau, hetgeen in het verleden voor vertragingen en blokkades zorgde bij beleids- en wetwijzigingen. Hoewel het moeilijk meetbaar te maken is, is het zeer aannemelijk dat in de nieuwe situatie de overheden van Curaçao en Sint Maarten hierdoor efficiënter kunnen functioneren.
40
In hoeverre heeft het afschaffen van de dubbele bestuurslaag op Curaçao en Sint Maarten geleid tot een vermindering van het aantal ambtenaren? Welk deel van de uitgaven van de landen Curaçao en Sint Maarten wordt besteed aan ambtenarensalarissen?
De autonome landen Curaçao en Sint Maarten zijn zelf verantwoordelijk voor het afschaffen van de dubbele bestuurslaag en een vermindering van het aantal ambtenaren. Ik kan hierop geen antwoord geven. Hetzelfde geldt voor de uitgaven van de landen die worden besteed aan ambtenarensalarissen.
41
In hoeverre heeft het kabinet er vertrouwen in dat na het aflopen van het samenwerkingsbeleid Curaçao en Sint Maarten zelf zullen gaan investeren in de desbetreffende aandachtsgebieden?
Curaçao en Sint Maarten zijn zelf verantwoordelijk voor het maken van beleidskeuzes bij het opstellen van de begroting. Ik ga ervan uit dat ook na het wegvallen van de samenwerkingsprogramma’s de landen nog steeds de benodigde prioriteit geven aan deze onderwerpen. Dit is ook van belang met het oog op de duurzaamheid van de uitgevoerde projecten in de huidige samenwerkingsprogramma’s. In mijn recente reis heb ik dat ook benadrukt: het samenwerkingsbeleid is eindig en de landen dienen zelf verantwoordelijkheid te nemen.
42
In hoeverre maken Curaçao en Sint Maarten vooruitgang in de richting van een structureel evenwichtig begrotingsbeleid? In hoeverre hebben de ontwikkelingen op beide eilanden afgelopen jaar geleid tot vertrouwen of twijfels in deze?
De landen Curaçao en Sint Maarten zullen komende jaren belangrijke beleidsmatige beslissingen moeten nemen op terrein van zorg, veiligheid, pensioenstelsel en dergelijke. Vanuit financieel oogpunt zijn daarin de kaders zoals vastgelegd in de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten leidend. Het is – 1 jaar na 10 oktober 2010 – te vroeg om vast te stellen of de landen vooruitgang boeken in de richting van een structureel evenwichtig begrotingsbeleid en in welke mate zij profiteren van een sterk verbeterde financiële en bestuurlijke positie. Dat hangt bovendien ook af van de verdere (internationale) economische ontwikkelingen. Het College financieel toezicht ziet toe op vastgestelde begroting conform artikel 15 van de Rijkswet.
43
Kunt u inzicht verschaffen in de economische en financiële situatie van Aruba en wat de Arubaanse regering onderneemt om economische groei te stimuleren en om de staatsschuld terug te dringen?
Voor Aruba bestaat er geen financieel toezichtsarrangement. Dientengevolge ontbreekt een financieel beeld dat doorgaans een toezichthouder heeft. Het verschaffen van inzicht in de economische en financiële situatie van Aruba is aan het land Aruba in relatie tot de Staten van Aruba.
44
Hoe blijkt de «sterk verbeterde financiële en bestuurlijke positie» van Curaçao en Sint Maarten in de praktijk?
Zie antwoord op vraag 42.
45
Waarom is er niet voor gekozen om de samenwerkingsprogramma's te beëindigen als de destijds geformuleerde doelstellingen zijn behaald?
Op projectniveau zijn er concrete doelstellingen geformuleerd die door het uitvoeren van de projecten gehaald dienen te worden. De doelstellingen die op programmaniveau zijn geformuleerd zijn meer algemene beleidsdoelstellingen die niet alleen afhankelijk zijn van de resultaten van het programma, maar ook van tal van externe ontwikkelingen waar het programma geen invloed op heeft. Daarmee is het niet logisch en verstandig om dergelijke doelstellingen als voorwaarde te nemen voor het beëindigen van het programma. Over het algemeen kan ervan uit worden gegaan dat als de doelstellingen op projectniveau in voldoende mate worden gehaald, dit ook voldoende bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen op programmaniveau.
46
Op welke wijze zijn Curaçao en Sint Maarten financieel en bestuurlijk toegerust om de resultaten van de bijdragen aan sociale ontwikkeling via subsidiëring aan de USONA en de AMFO zelfstandig voort te kunnen zetten en uit te bouwen?
Zie mijn antwoord op vraag 41. Voorts is het aan Curaçao en Sint Maarten zelf in hoeverre zij in de toekomst nog gebruik zouden willen maken van instellingen als USONA en AMFO, die in beginsel exclusief voor de Nederlandse samenwerkingsmiddelen zijn opgericht. Zij kunnen er ook voor kiezen deze uitvoeringstaken binnen hun eigen overheidsapparaat te organiseren.
47
Bestaat het risico dat door het stoppen van de subsidiëring aan de USONA en de AMFO sprake zal zijn van kapitaalsvernietiging?
Zowel binnen de landen als bij USONA en AMFO is in de afgelopen jaren veel kennis en ervaring opgebouwd met betrekking tot de uitvoering van samenwerkingsprogramma's en -projecten. Ik ga er vanuit dat de expertise die binnen de overheden is opgebouwd ook na afloop van de door Nederland gefinancieerde samenwerkingsprogramma's beschikbaar blijft. Het is aan de landen zelf om in overleg met USONA en AMFO te bepalen in hoeverre zij gebruik willen blijven maken van de deskundigheid van deze twee organisaties.
48
In hoeverre verwacht het kabinet dat de doelstellingen van het programma Onderwijs en Jongeren bereikt zullen worden?
In de midterm evaluatie van het OJSP is geconcludeerd dat de afstand tot de programmadoelen nog ( heel) groot is en dat deze afstand in de komende twee jaar ook niet overbrugd gaat worden. Daarbij speelt mee dat het OJSP zeer ambitieus was geconcipieerd, een ingewikkelde constructie van doelstellingen bevat en veel doelen niet goed meetbaar zijn. Ondanks een constructieve benadering van het veld, bleek dat de aansturing en steun van de overheden niet altijd optimaal was. Ook bleek te achterstand die in het voortraject was opgelopen niet in korte tijd was in te halen. Met de ondertekening van het zogenaamde Sint Joris Akkoord waarbij de schoolbesturen een grotere inbreng kregen in de uitvoering van de projecten, is de slagvaardigheid aanzienlijk verbeterd. De evaluatoren geven ook aan dat de situatie in de praktijk wel verbeterd is. Zo is er bijvoorbeeld in alle onderwijssoorten veel meer aandacht gekomen voor de individuele ontwikkeling van leerlingen. De lesstof in het Funderend Onderwijs is gemoderniseerd langs acht educatiegebieden en het beroepsonderwijs is veel meer dan tien jaar geleden gericht op arbeidsmarkt gericht opleiden.
De evaluatoren geven aan dat de focus nu niet moet liggen op het alsnog realiseren van alle geformuleerde, te ambitieuze, doelstellingen. Het is belangrijk de resterende middelen gericht in te zetten en daarbij prioriteiten te kiezen. Sint Maarten heeft dit inmiddels gedaan in de vorm van een actieplan. In dit actieplan is concreet aangegeven welke doelen haalbaar zijn en welke maatregelen er nodig zijn om deze doelen te bereiken. Dit actieplan ligt dan ook aan de basis van de laatste set projectvoorstellen die eind juni bij USONA is ingediend en inmiddels is goedgekeurd. Sint Maarten zet onder andere in op de totstandkoming van een school voor Secundair Beroepsonderwijs. Ook in Curaçao worden momenteel prioriteiten gesteld. Zo heeft het grootste schoolbestuur in Curaçao ervoor gekozen om haar budget te gebruiken voor een paar concrete activiteiten die goed aansluiten bij de behoeften binnen de scholen, zoals de aanschaf van een aangepaste rekenmethode in het Funderend Onderwijs en de invoering van een leerlingvolgsysteem. Het ministerie van Onderwijs in Curaçao werkt op dit moment nog aan een overkoepelend actieplan, waarin de aanbevelingen uit de midterm evaluatie worden verwerkt.
49
Op welke wijze zijn Curaçao en Sint Maarten financieel en bestuurlijk toegerust om de resultaten van het Onderwijs en Jongeren Samenwerkingsprogramma onafhankelijk voort te kunnen zetten en uit te bouwen?
Dit is een inschatting die Curaçao en Sint Maarten in de eerste plaats zelf moeten maken. Sint Maarten heeft al aangegeven dat de activiteiten die nu binnen het OJSP worden uitgevoerd zullen worden opgenomen in de jaarplanningen van de verschillende afdelingen van het ministerie van Onderwijs en van haar partners. Daarmee worden de activiteiten ingebed in de reguliere werkzaamheden van deze organisaties. Op Curaçao wordt via het actieplan naar aanleiding van de midterm evaluatie bezien hoe gewerkt kan worden aan een meer integrale uitvoering van het OJSP binnen het reguliere onderwijsbeleid. Nederland heeft richting beide landen herhaaldelijk aangegeven dat Nederland na 2012 geen middelen meer beschikbaar stelt voor de samenwerkingsprogramma's. Het is aan de landen zelf om in de eigen begroting de benodigde middelen te reserveren om de kwaliteit van het onderwijs verder te blijven verbeteren. Tijdens recente bijeenkomsten hebben beide landen aangegeven zeer positief te staan tegenover expertise uitwisseling op de belangrijke dossiers die de kwaliteit van het onderwijs moeten waarborgen.
50
Kan het kabinet uitleggen dat, ondanks dat Nederland sinds 2010 geen geld meer ter beschikking stelt voor een breed samenwerkingsprogramma met Aruba er in hetzelfde jaar is ingestemd met een Meerjarenprogramma tot 2014? Waarom is dit geen samenwerkingsprogramma?
Zie mijn antwoord op vraag 13.
51
Waaruit bestaat het Meerjarenprogramma met Aruba? Kan het kabinet voorts in een duidelijk schema uiteenzetten hoeveel dit jaarlijks heeft gekost en tot 2014 gaat kosten? Zijn er al indicaties over het effect van het Meerjarenprogramma?
Zie mijn antwoord op vraag 13.
52
Hoeveel heeft het National Security Plan Aruba 2008–2012 jaarlijks gekost?
De totale Nederlandse bijdrage aan het National Security Plan Aruba bedraagt € 25,6 miljoen. Verspreid over de periode 2008–2012 komt dit neer op een bijdrage van ca. € 5 miljoen per jaar.
53
Wat is de actuele stand van zaken betreffende de veiligheid in de Bon Futuro gevangenis op Curaçao?
De situatie in het Detentie- en Correctiecentrum Curaçao is nog steeds zorgwekkend. Ondanks de vele inspanningen die gepleegd zijn in het kader van het verbetertraject, zijn er nog steeds zaken die verbeterd moeten worden. Op verzoek van de Rijksministerraad zal de Gouverneur op korte termijn weer rapporteren over de situatie binnen het gevangeniswezen van het Caribisch deel van het Koninkrijk. Zodra ik deze rapportage ontvangen heb, zal ik deze uw Kamer doen toekomen.
54
Kan het kabinet precies aangeven welke kosten Nederland maakt voor de uitvoering van de plannen van aanpak? Voor welke periode is de arbeidscapaciteit uit Nederland in Sint Maarten nodig en wat zijn de kosten daarvan?
Nederland maakt geen andere kosten bij de uitvoering van de plannen van aanpak dan via de reguliere samenwerkingsprogramma's, zoals daar op dit moment zijn het Plan Veiligheid en het programma IVB (zie ook mijn antwoord op vraag 8). Met Sint Maarten is een zogenaamde meerkostenregeling overeengekomen waarbij Sint Maarten extra personeelskosten voor personeel dat wordt aangetrokken van buiten het land (meestal Nederland) bij de minister van BZK achteraf kan declareren tot 1 november 2013. Deze regeling is bedoeld om het personeelsbudget van Sint Maarten in de transitiefase en de jaren daarna niet extra te belasten met de kosten van duurder personeel dat in het kader van de uitvoering van de plannen van aanpak in korte tijd moet worden aangetrokken.
Er is geen sprake van uitzending van Nederlands personeel op basis van een uitzendregeling bij de uitvoering van de plannen van aanpak. Sint Maarten werft in Nederland, waarbij door het ministerie van BZK ondersteuning worden verleend, en sluit een lokaal contract met de sollicitanten. De kosten die uitgaan boven het bruto schaalbedrag kan Sint Maarten op grond van de meerkostenregeling gedurende enige tijd declareren bij Nederland. Het is geen regeling waar een individuele medewerker aanspraak op kan maken. Het is een regeling op grond waarvan de regering van Sint Maarten kosten uit Nederland vergoed krijgt.
Samenstelling:
Leden: Beek, W.I.I. van (VVD), Gent, W. van (GL), Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Bochove, B.J. van (CDA), Dam, M.H.P. van (PvdA), Smilde, M.C.A. (CDA), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Burg, B.I. van der (VVD), Voorzitter, Brinkman, H. (PVV), Pechtold, A. (D66), Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Sap, J.C.M. (GL), Bontes, L. (PVV), Bosman, A. (VVD), Recourt, J. (PvdA), Ondervoorzitter, Schaart, A.H.M. (VVD), Lucassen, E. (PVV) en Hachchi, W. (D66).
Plv. leden: Caluwé, I.S.H. de (VVD), Peters, M. (GL), Wit, J.M.A.M. de (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Spekman, J.L. (PvdA), Sterk, W.R.C. (CDA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Wolbert, A.G. (PvdA), Knops, R.W. (CDA), Voordewind, J.S. (CU), Ziengs, E. (VVD), Helder, L.M.J.S. (PVV), Schouw, A.G. (D66), Irrgang, E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Kuiken, A.H. (PvdA), Dibi, T. (GL), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Neppérus, H. (VVD), Dijksma, S.A.M. (PvdA), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Elissen, A. (PVV) en Berndsen, M.A. (D66).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33000-IV-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.