33 000 IV Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2012

Nr. 39 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2011

Op 30 september jl. heeft de Commissie Onderzoek Curaçao haar rapport «Doe het zelf» gepresenteerd (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 6). Over de wijze van totstandkoming van de Commissie, over de wijze waarop de Commissie onderzoek heeft gedaan alsmede over haar bevindingen heeft de minister-president van Curaçao op 11 oktober uitvoerig gedebatteerd met de Staten van Curaçao.

Naar aanleiding van de uitkomst van dit debat heb ik na overleg in de Rijksministerraad op 14 oktober jl. een brief aan de minister-president van Curaçao gestuurd.1 Uitgangspunt van deze brief vormt de constatering dat het Statuut van het Koninkrijk de burgers van de landen een democratische rechtsorde, goed bestuur en de eerbiediging van grondrechten waarborgt. Daarbij zijn in eerste instantie de autoriteiten van de onderscheiden landen verantwoordelijk voor de invulling van die waarborg.

Gegeven deze verantwoordelijkheid en de bevindingen van het rapport van de Commissie Onderzoek Curaçao is de regering van Curaçao gevraagd de Rijksministerraad mee te delen op welke wijze invulling wordt gegeven aan haar verantwoordelijkheid tot waarborging van de rechten en waarden die het Statuut de bewoners van Curaçao verzekert dan wel om de Rijksministerraad te preciseren waarom bevindingen en aanbevelingen uit het rapport van de Commissie van onderzoek kennelijk geen gevolg behoeven.

De regering van Curaçao heeft hierop gereageerd met bijgevoegde brief van 17 november jl.1 In haar reactie gaat de regering uitgebreid in op een aantal actuele onderwerpen die onder de noemers goed bestuur, democratische rechtsorde en eerbiediging van grondrechten kunnen worden gerangschikt: benoembaarheid van ministers, partijfinanciering, vrijheid van meningsuiting en angstcultuur, benoemingenbeleid overheidsnv’s, benoemingenbeleid ambtenaren en de relatie tussen de regering en de Centrale Bank. Het betreft hier onderwerpen die op andere wijze ook in het rapport van de Commissie Onderzoek Curaçao aan de orde komen.

De regering van Curaçao deelt de constatering dat er sprake is van beschadigd vertrouwen en dat herstel daarvan van groot belang is voor de samenleving in Curaçao. De regering heeft daartoe besloten te komen tot een omvattend onderzoek waarin de mogelijkheden zullen worden onderzocht tot bevordering van de deugdelijkheid van bestuur en van de waarborging van fundamentele rechten en vrijheden. Zoals u weet, is vorige week donderdag bekend gemaakt dat de regering van Curaçao hiertoe opdracht heeft gegeven aan Transparency International.

Transparency International is een niet-gouvernementele organisatie die zich inspant voor bevordering van integriteit en transparantie van bestuur. Deze organisatie is gespecialiseerd in integrale benaderingen en werkt met methodes waarbij de voornaamste instituten, organisaties en actoren van de Curaçaose samenleving zullen worden betrokken. Het onderzoek heeft de vorm van een assessment; in het kader van een dergelijk assessment wordt niet alleen de formele structuur van de betrokken instituties beoordeeld maar ook de effectiviteit van de instituties in de praktijk.

In de brief geeft de regering aan de uitkomst van het onderzoek te zien als een startpunt voor een traject van verbetering op alle noodzakelijke aspecten. Daarmee onderstreept zij de inzet om uitvoering te geven aan de bevindingen van Transparency International.

Het besluit van de regering van Curaçao om een gerenommeerde internationale organisatie in te schakelen ter beoordeling en zo nodig verbetering van de waarborging van fundamentele rechten en vrijheden onderstreept mijn inziens dat de regering van Curaçao invulling geeft aan de verantwoordelijkheid die uit het Statuut voortvloeit.

De Rijksministerraad is na lezing van de brief tot de conclusie gekomen dat de regering van Curaçao daarmee vooralsnog een bevredigende toelichting heeft gegeven op de invulling die zij geeft aan haar verantwoordelijkheden uit hoofde van het Statuut met betrekking tot vragen die gerezen zijn naar aanleiding van het rapport van de Commissie Onderzoek Curaçao over de eerbiediging van het Statuut. De Rijksministerraad is zich er daarbij van bewust dat het onderzoek van Transparency International zich niet uitstrekt tot personen. Tegelijk stelt de Rijksministerraad echter vast dat het openbaar ministerie op Curaçao met betrekking tot alle feiten en verwijten die in het rapport van de Commissie Onderzoek Curaçao aan de orde komen, heeft geconcludeerd dat deze geen reden tot vervolging geven.

De Rijksministerraad concludeert derhalve dat de brief van de regering van Curaçao in afwachting van het resultaat van het onderzoek van Transparency International en het daaraan te geven vervolg door de regering van Curaçao, geen verdere reactie behoeft.

De regering van Curaçao verzoekt in haar brief om deze aan de Tweede Kamer te doen toekomen. Gelet op dit verzoek doe ik u hier, in afwijking van de vaste beleidslijn, deze brief en de brief van 14 oktober jl. waar dit een reactie op is, toekomen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven