33 000 III Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken en van het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (III) voor het jaar 2012

Nr. 25 BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2012

Op 6 februari jl. vond in het Catshuis een bijeenkomst plaats met een aantal belangrijke adviseurs van de regering, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ondergetekende. Zoals toegezegd aan de heer Pechtold tijdens de Tweede-Kamerbehandeling van de begroting Algemene Zaken voor het jaar 2012, zend ik u bijgaand de synopsis van deze bijeenkomst.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Synopsis bijeenkomst 6 februari 2012

Op 6 februari 2012 vond in het Catshuis een bijeenkomst plaats met een aantal belangrijke adviseurs van de regering (Raad van State, Algemene Rekenkamer, Nationale ombudsman, De Nederlandsche Bank, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Sociaal en Cultureel Planbureau, Planbureau voor de Leefomgeving, Centraal Planbureau en College Bescherming Persoonsgegevens) en een kabinetsdelegatie (minister-president en minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) naar aanleiding van de toezegging van de minister-president aan de Tweede Kamer een dergelijke bijeenkomst te beleggen en de Kamer hierover te informeren.

De adviseurs vertegenwoordigen instellingen die onderling verschillen ten aanzien van hun constitutionele positie (o.a. Hoog College van Staat, adviesorgaan, zelfstandig bestuursorgaan) de verhouding van hun adviestaak met andere taken (o.a. rechtspraak, toezicht, ramingen en onderzoek) en de wijze van openbaarmaking van hun rapporten (al dan niet gelijktijdig met een kabinetsreactie).

In een inleiding ging de heer Gerrit Zalm, oud-minister en oud-directeur van het CPB, op mijn uitnodiging nader in op het belang van respect over en weer voor de onderscheiden posities, zorgvuldige omgang met elkaar in de publiciteit (zowel via persberichten als in initiële reacties), bevordering van de dialoog over de inhoud van adviezen en direct persoonlijk contact. De adviseurs en de kabinetsleden sloten zich hierbij aan.

Enkele adviseurs wezen erop dat de reactie van het kabinet op hun adviezen mede van belang is voor het parlementaire en publieke debat en voor het gezag van instellingen bij de uitoefening van hun andere taken. Anderen wezen erop dat het gezag van instellingen aangetast kan raken als hun expertise te weinig gebruikt wordt, door de verdwijning van informatiemonopolies, onderlinge publieke discussies tussen instellingen, gebrek aan onderscheid in de media tussen zakelijke en persoonlijke aspecten of door crisissituaties waarin vertrouwensverlies kan optreden als instellingen en/of overheden verschillende informatie benutten. Tegelijk staat vast dat in binnen- en buitenland veel waardering bestaat voor het (wetenschappelijk) gezag van de instellingen en hun rol als leverancier van relevante informatie aan overheid en samenleving. Adviseurs zijn zich ervan bewust dat het kabinet bij de reactie op het advies voor een bredere afweging staat. In sommige gevallen worden rapporten van instellingen gelijktijdig met de kabinetsreactie gepubliceerd.

Afzonderlijke punten waarvoor aandacht werd gevraagd, waren:

  • het belang van een (verplichte) kabinetsreactie op uitgebrachte adviezen,

  • een jaarlijkse programmering van adviezen ten behoeve van prioriteitstelling,

  • bepaling van onderzoeksdefinities van begrippen door de instellingen,

  • het betrekken van critici van instellingen (of eerder uitgebrachte rapporten) bij de werkzaamheden,

  • de samenstelling van de instelling als mogelijk onderwerp van openbare discussie, en het belang van brede steun voor de samenstelling.

De aanwezigen waren het erover eens dat het besef van een in de media geaccentueerde weergave van verschillen tussen instellingen en kabinet noopt tot een zorgvuldige omgang met publiciteit over en weer, een goede onderlinge verstandhouding, respect voor elkaars onderscheiden rollen en zoveel mogelijk ruimte voor een dialoog over de inhoud.

Naar boven