32 889 Voorstel van wet van de leden Van Gent en Van Hijum tot wijziging van de Wet aanpassing arbeidsduur ten einde flexibel werken te bevorderen

Nr. 8 VERSLAG

Vastgesteld 6 april 2012

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

   

I. ALGEMEEN

1

   

1. Inleiding

1

2. De huidige wetgeving in Nederland

6

3. Wetsvoorstel flexibel werken

6

4. Voorlichting

9

5. Overig

10

   

II. ARTIKELSGEWIJS

10

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het voorstel van wet van de leden Van Gent en Van Hijum tot wijziging van de Wet aanpassing arbeidsduur teneinde flexibel werken te bevorderen. Ze complimenteren de leden Van Gent en Van Hijum met het maken van de initiatiefwet, daar dit een zeer tijdrovend en arbeidsintensief proces is. Bovendien is het een belangrijk instrument van de Kamer. Inhoudelijk zijn leden van de VVD-fractie minder enthousiast. Zij zien wel degelijk voordelen van meer flexibel werken, zoals thuis- en telewerken, maar zien geen noodzaak voor een nieuwe wet. Ze zien meer in afspraken tussen werkgevers en werknemers. Zij hebben het primaat over arbeidsvoorwaarden. De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen aan de indieners.

De leden van de VVD-fractie constateren dat volgens de indieners uit onderzoeken keer op keer blijkt dat moderne werknemers het meest behoefte hebben aan mogelijkheden om hun arbeidsuren flexibel in te kunnen richten. Kunnen de indieners toelichten in hoeverre uit deze onderzoeken blijkt dat wet- en regelgeving hierbij een belemmerende factor is?

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden delen de doelstelling om werknemers in de gelegenheid te stellen een goede balans tussen werk, zorg en scholing te kiezen. De leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen, die hieronder in het verslag zijn opgenomen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en willen de initiatiefnemers enkele vragen voorleggen. Deze zijn hieronder opgenomen in het verslag.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij ondersteunen het doel van de indieners om het met dit wetsvoorstel voor werknemers gemakkelijker te maken om werk te combineren met zorgtaken voor kinderen of andere naaste familieleden. Zij ondersteunen tevens het streven van de indieners om met deze wet te bevorderen dat het voor werknemers die in kleine deeltijdbanen werken, mogelijk gemaakt wordt om meer uren per week te gaan werken. Zij hebben nog wel een aantal vragen, die hieronder in het verslag zijn opgenomen.

De leden van de SP-fractie hebben het wetsvoorstel van de indieners bestudeerd en hebben hierover enkele vragen.

De leden van de SP-fractie constateren dat in de inleiding wordt gesproken over onderzoeken waaruit blijkt dat moderne werknemers behoefte hebben aan mogelijkheden om hun arbeidsuren flexibel in te richten. Kunnen de indieners toelichten welke onderzoeken dit betreft en wat de precieze uitkomsten van deze onderzoeken zijn?

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel en onderkennen het belang van flexibel werken. Het biedt de mogelijkheid om arbeid en zorg te combineren, zodat mensen beter in staat zijn om (full-time) te werken. Hogere arbeidsparticipatie is belangrijk met het oog op de vergrijzing en de verwachte tekorten op de arbeidsmarkt. Ook kan flexibel werken een bijdrage leveren aan het verminderen van de fileproblematiek. Deze leden zijn echter van mening dat flexibel werken vooral een cultuuromslag vereist, wat vaak moeilijk te bewerkstelligen is door middel van een wetsvoorstel. In dat kader vragen deze leden of het wetsvoorstel voldoende effect sorteert om op te wegen tegen de administratieve lasten van 22 miljoen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden willen graag enkele vragen voorleggen aan de initiatiefnemers. Deze vragen zijn hieronder opgenomen in het verslag.

1.1. Nut en noodzaak: cultuuromslag nodig

De leden van de VVD-fractie constateren dat de indieners betogen dat het vooral de bedoeling is een cultuuromslag te maken. In hoeverre denken de indieners dat extra wetgeving een passend instrument is om een cultuuromslag te bewerkstelligen?

De leden van de VVD-fractie stellen dat uit een publicatie1 van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) blijkt, dat het afgelopen jaar een forse groei heeft plaats gevonden van het aantal afspraken dat wordt gemaakt over thuis- en telewerken. Daarnaast blijkt het aantal werkgevers met de mogelijkheden voor telewerken een spectaculaire groei te hebben doorgemaakt. Zoals de indieners ook al zelf aangeven behoort flexibel werken tot de primaire verantwoordelijkheid van de sociale partners. Verder blijkt (uit een evaluatie door de toenmalige regering in 2004) dat een verzoek van werknemers tot aanpassing van de arbeidsduur meestal onderling geregeld wordt, zonder dat een beroep op de Wet aanpassing arbeidsduur (Waa) wordt gedaan. De leden van de VVD-fractie vragen daarom voor welk probleem dit wetsvoorstel een oplossing biedt en ontvangen dan ook graag een uitgebreide toelichting hierop.

De leden van de VVD-fractie zijn het met de indieners eens dat de combinatie van arbeid en zorg van belang is om de arbeidsparticipatie te bevorderen. Zij vragen wel of de indieners een idee hebben van de motieven, in het bijzonder van vrouwen, om deeltijd te werken. Komt dit omdat er op dit moment te weinig wettelijke mogelijkheden zijn?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de indieners opmerken dat veel vrouwen minder gaan werken als er kinderen komen. Uit onderzoek2 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt juist dat liefst 90% van de vrouwen blijft werken en dat het aantal vrouwen dat minder uren gaat werken na het krijgen van kinderen steeds kleiner wordt. Het aantal vrouwen dat een gelijk aantal uren blijft werken is juist flink gestegen de afgelopen jaren. De leden van de VVD-fractie vragen dan ook om een toelichting van de indieners waarom zij van mening zijn dat dit wetsvoorstel bijdraagt aan het blijven werken van vrouwen na de zwangerschap.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de indieners aangeven dat werknemers vaak geen gebruik maken van flexibele werktijden, omdat werknemers denken geen toestemming te krijgen. Deze leden vinden dat hier juist de eigen verantwoordelijkheid voorop staat. De huidige regelgeving biedt mogelijkheden om flexibel te werken en de werknemers dienen dit zelf te vragen. Waarom zijn de indieners van mening dat werknemers dit wel durven te vragen na inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel?

De leden van de VVD-fractie vragen de indieners in te gaan op het rapport3 van het CBS waarin staat dat inkomen een belangrijke reden voor alleenstaande vrouwen is om meer te gaan werken, en niet de beperkingen in wet- en regelgeving.

De leden van de PvdA-fractie begrijpen het argument van de Raad van State dat bedrijven vaker personeel voor kortere periode in dienst zou kunnen gaan nemen, om te voorkomen dat zij geconfronteerd wordt met onwelgevallige verzoeken om flexibel te werken. De indieners spreken enkel zonder enige onderbouwing de verwachting uit dat dit niet gaat gebeuren. Welke onderbouwing kunnen de indieners geven voor hun verwachting dat werkgevers niet zullen overstappen op kortere tijdelijke contracten? Bestaat er geen reële mogelijkheid dat werknemers met een tijdelijk contract nooit een verzoek tot flexibel werken zullen indienen, omdat zij weten dat hun kans op een vast contract hiermee zou verminderen?

De leden van de PVV-fractie verwijzen naar een rapport4 van de Sociaal-Economische Raad (SER), waaruit blijkt dat veel mensen in deeltijd werken, omdat de openingstijden van maatschappelijke diensten slecht aansluiten bij de werktijden van een fulltime baan, hoewel deze diensten zich steeds meer aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Volgens een recent SCP-rapport5 zijn er sinds 2007 meer deeltijdbanen (ca. 4.1 mln.) dan voltijdbanen (ca. 3.8 mln.). De deeltijdbanen bedragen gemiddeld 51,6% van een voltijdbaan. Deze leden wijzen erop dat veel werknemers kennelijk hun privéleven aan hun werk aanpassen.

In een week zitten 168 uur. Als er 20 uur wordt gewerkt, blijven er 148 uur over voor privézaken, zorg voor kinderen en om andere zaken te regelen. De leden van de PVV-fractie stellen de verantwoordelijkheid van het individu voor de invulling van zijn of haar leven voorop. Kunnen de initiatiefnemers toelichten waarom het noodzakelijk is binnen de bestaande mogelijkheden nog een verzoekrecht voor de werknemer te creëren?

De leden van de PVV-fractie constateren dat uit het onderzoek6 van het voormalige ministerie van Jeugd en Gezin blijkt dat driekwart van de werkende vaders met jonge kinderen gebruik wil maken van flexibele werktijden. De conclusie van dit onderzoek is dat het belangrijkste motief voor minder/flexibel willen werken «de behoefte aan meer vrije tijd» is. Daarna volgt pas de zorg voor kinderen. Kunnen de initiatiefnemers dit rijmen met flexibilisering van werk voor het verrichten van zorgtaken?

De leden van de SP-fractie constateren dat één van de doelen van het wetsvoorstel is om de arbeidsparticipatie te verhogen. Kunnen de indieners onderbouwen wat de effecten van onderliggend initiatiefvoorstel op de arbeidsparticipatie zijn? Kunnen de indieners toelichten waarom het onderhavige wetsvoorstel geen papieren exercitie en een slapende wet wordt, maar – in tegenstelling tot de Waa – wel daadwerkelijk door werknemers wordt gebruikt als instrument?

De leden van de SP-fractie vragen waarop de verwachting is gebaseerd dat door aanpassing van de wet, werknemers en werkgevers vaker in cao’s concrete aanvullende afspraken zullen maken over flexibel werken en nader invulling zullen geven aan de mogelijkheden die deze wet biedt. Zijn er nog andere voorbeelden te noemen (naast de wet aanpassing arbeidsduur) die deze verwachting illustreren? Erkennen de initiatiefnemers dat de Waa niet zozeer tot een vergroting van het aantal deeltijdbanen heeft geleid, omdat de grootste groei van deeltijdwerk heeft plaatsgevonden voor invoering van de Waa en de groei van dit type banen vanaf 2003 in zijn geheel gestopt is? Zo nee, waarom niet? Hoe vaak is er in 2011 een beroep gedaan op de Waa? Hoeveel verzoeken zijn in 2011 toegewezen?

De leden van de SP-fractie constateren dat de memorie van toelichting stelt dat er ook voor bouwvakkers (of andere beroepen zoals leraren, winkelmedewerkers en verpleegsters) mogelijkheden zijn om de werktijden minder rigide in te vullen. Kunnen de indieners deze stelling toelichten voor een aantal van deze beroepen? Zijn er ook beroepen die de indieners bij voorbaat uitsluiten van dit wetsvoorstel?

De leden van de SP-fractie vragen of de indieners nader kunnen toelichten en onderbouwen waarom bedrijven met het onderhavige wetsvoorstel niet worden gemotiveerd om personeel vooral in korte periode in dienst te nemen, om zo te voorkomen dat zij geconfronteerd worden met verzoeken tot flexibel werken.

De leden van de SP-fractie vragen of de indieners kunnen toelichten welke alternatieve beleidsinstrumenten zijn overwogen en in hoeverre deze alternatieven ook het beoogde effect tot gevolg zullen hebben. Voorts vragen deze leden op welke gronden de indieners niet voor deze alternatieven hebben gekozen.

De leden van de D66-fractie constateren dat de Raad van State in haar advies met betrekking tot het onderhavige wetsvoorstel het gevaar van «grenzeloze flexibiliteit» noemt. De Raad doelt hiermee op het risico dat er onvoldoende tijd overblijft voor de andere domeinen van het leven. Deze leden vragen hoe de indieners misbruik van de thuiswerksituatie en gezondheidsriskerende praktijken willen voorkomen. Hoe willen de indieners overschrijding van de maximale arbeidsduur zoals vermeld in de arbeidstijdenwet en in Europese richtlijn 2003/88/EG controleren en voorkomen?

De leden van de D66-fractie constateren dat in de reactie van de indieners op het advies van de Raad van State? wordt gesteld dat de door de Raad van State verwachte afname van vaste contracten als gevolg van het onderhavige wetsvoorstel slechts een beperkt risico vormt. De wet is namelijk ook van toepassing op al lopende contracten en contracten van korte duur. De leden van de D66-fractie vragen hoe groot de kansen zijn dat een werknemer die voor kortere tijd in dienst is bij een werkgever een verzoek tot thuiswerken indient. Ook vragen zij of de kans dat een werknemer met een vast contract een verzoek tot thuiswerken indient groter is dan de kans dat een werknemer met een contract voor korte duur een verzoek tot thuiswerken indient.

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat de indieners met het wetvoorstel de combinatie van arbeid en privé effectief willen ondersteunen. Wat is de concrete doelstelling van de indieners in bijvoorbeeld een bepaald aantal (toegewezen) verzoeken of in de toename van het aantal (gewerkte uren in) deeltijdbanen?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de indieners toelichten dat binnen het gezin de partners zelf in overleg moeten kunnen bepalen hoe zij arbeid- en zorgtaken combineren, maar tegelijk dat de overheid de arbeidsparticipatie van met name vrouwen verder wil bevorderen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe deze twee uitgangspunten zich volgens de indieners tot elkaar verhouden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat volgens de indieners de reden is dat er op dit moment slechts in 17% van de cao’s wordt gesproken over de mogelijkheid van flexibel werken. Ook vragen zij in hoeverre de indieners zicht hebben op de mate waarin er binnen de geboden mogelijkheid van de cao ook gebruikt wordt gemaakt van flexibel werken. Waarop is de verwachting gebaseerd dat door aanpassing van de wet werknemers en werkgevers vaker in cao’s aanvullende afspraken zullen maken? Deze leden vragen of volgens de indieners cao-afspraken voor moeten gaan op het wetsvoorstel. Is het wetsvoorstel ondergeschikt aan de cao-afspraken?

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de indieners de conclusie trekken dat de Waa de groei van deeltijdbanen heeft gestimuleerd. Kunnen de indieners met cijfers onderbouwen waarop deze conclusie is gebaseerd en zo aantonen dat de groei van deeltijdbanen na de inwerkingtreding van de Waa sterker is gegroeid?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een nadere onderbouwing over de wijze waarop het onderhavige wetsvoorstel een bijdrage levert aan de gewenste cultuuromslag.

1.2. Voordelen van flexibel werken voor werknemers en werkgevers

De leden van de VVD-fractie constateren dat de indieners aangeven dat uit (niet nader genoemde) onderzoeken blijkt dat telewerkers 15 tot 25% productiever zijn. Uit zeer recente gegevens van TNO7 blijkt dat thuiswerken een optimum kent en dat thuiswerken op korte termijn gunstig lijkt te zijn, maar dat de productiviteit na enige tijd weer kan afnemen. Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een reactie van de indieners op dit gegeven.

De leden van de SP-fractie constateren dat in de memorie van toelichting op het wetsvoorstel wordt aangegeven dat flexibele werkers gezonder zijn dan niet-flexibele werkers. Kunnen de indieners toelichten welk effect het wetsvoorstel heeft op de zorgkosten in Nederland?

De leden van de SP-fractie vragen welke voordelen het wetsvoorstel heeft voor mensen die fulltime werken. Zijn er ook nadelen te noemen van flexibel werken?

1.3. Wetgeving in Groot Brittannië: Employment Act

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de vergelijking die de initiatiefnemers met de «Employment Act» maken wel op gaat, aangezien het effect in het Verenigd Koninkrijk groot was vanwege het ontbreken van cao’s. Waarom verwachten de initiatiefnemers in Nederland, waar wel cao’s bestaan, dan ook een positief effect? Deze leden stellen vast dat het regime van het wetsvoorstel zwaarder is dan het principe van «a right to ask, a duty to consider» uit de «Employment Act». Waarom hebben de initiatiefnemers gekozen voor een sterker regime?

2. De huidige wetgeving in Nederland

De leden van de VVD-fractie constateren dat de indieners (op basis van de evaluatie van de Waa) benadrukken dat, meestal in onderling overleg, de arbeidsduur aangepast kan worden. In de aangepaste memorie van toepassing staat opeens te lezen dat dit goede overleg niet altijd vanzelfsprekend is. Hoe komen de indieners tot deze conclusie? Hoe verhoudt dit zich tot de eerdere evaluatie van de regering, waarnaar de indieners zelf ook verwijzen? In hoeveel gevallen leidt een dergelijk verzoek op dit moment tot problemen?

Kunnen de indieners aan de leden van de VVD-fractie toelichten in hoeverre deze wet (zeker nu er ook voor gekozen is om werknemers met minder dan tien werknemers er onder te laten vallen) tot meer lasten en/of problemen leidt bij werkgevers en bij kleine werkgevers in het bijzonder? In hoeverre zullen kleine werkgevers, voor zover de indieners dat kunnen voorzien, eerder gebruik kunnen maken van zwaarwegende belangen?

3. Wetsvoorstel flexibel werken

3.1. Wettelijk recht en de rol van sociale partners

De leden van de VVD-fractie constateren dat de indieners kiezen voor een uitbreiding van arbeidsvoorwaarden. Zij vragen of de indieners inzicht hebben in het belangrijkste element voor de werknemer (plaats, arbeidstijden of tijden). Daarnaast vragen deze leden of het aanpassen van de uren enkel geldt in de standaard arbeidsuren. Of kan dit ook bijvoorbeeld op een zondag, dat in het algemeen geen normale werkdag is?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het wetsvoorstel werknemers het recht geeft hun werkgever te verzoeken om een wijziging in de arbeidsuren, werktijden en werkplek én het recht op een beargumenteerd antwoord van de werkgever. Als opvolger van de Waa geeft de nieuwe Wet flexibel werken (Wfw) dus geen recht op flexibel werken, werkgevers kunnen het verzoek weigeren. Waarom hebben de indieners niet gekozen voor een recht op flexibel werken? Deze leden vragen hoe wordt beoordeeld of een werkgever een correct beargumenteerd antwoord geeft op het verzoek tot flexibel werken van een werknemer. Wie ziet hierop toe? Wat zijn de gevolgen voor een werkgever als hij een verzoek met onvoldoende argumentatie of zelfs zonder argumentatie naast zich neerlegt?

Het initiatief van de leden Van Gent en Van Hijum geeft geen mogelijkheid een tijdelijke aanpassing van de arbeidsduur te vragen, net zomin een regeling voor bijzondere omstandigheden, terwijl beide situaties wel in de memorie van toelichting van het wetsvoorstel worden genoemd. Waarom is dit niet het geval? De leden van de PvdA-fractie zouden voor deze twee scenario’s graag regelingen in het wetsvoorstel opgenomen zien.

De leden van de CDA-fractie vinden dat er een afweging gemaakt dient te worden tussen zelfregulering en wetgeving. Zoals blijkt uit het huidige aantal cao’s waarin hierover afspraken zijn gemaakt, lijkt zelfregulering onvoldoende. Het doel moet juist zijn om middels wetgeving een cultuurverandering te stimuleren. De leden van de CDA-fractie constateren dan ook met genoegen dat de initiatiefnemers het zogenaamde «driekwart dwingend recht» handhaven om werkgevers en werknemers te stimuleren om in cao’s concrete afspraken op maat te maken over flexibel werken.

De leden van de SP-fractie vragen of de indieners kunnen toelichten hoeveel van de huidige werknemers in Nederland regelmatig (wekelijks) thuis werken. Hoeveel procent van de werknemers kunnen op dit moment zelf de arbeidstijden en arbeidsplaats bepalen? Kunnen de indieners toelichten hoeveel meer werknemers door invoering van het initiatiefvoorstel de arbeidstijden en arbeidsplaats zelf kunnen gaan bepalen?

De leden van de D66-fractie constateren dat het wetsvoorstel geen verplichting tot flexibel werken bevat maar een verplichting om een afwijzing van een verzoek tot flexibel werken goed te motiveren. Zij vragen wat «goed motiveren» inhoudt en wat de consequenties zijn wanneer een verzoek wordt afgewezen zonder goede motivering. Wat zijn de consequenties als de werkgever helemaal niet reageert op het verzoek?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de initiatiefnemers ook andere instrumenten hebben overwogen om het doel van het effectief ondersteunen van de combinatie van arbeid en privéleven te bereiken. Welke mogelijkheden hebben de initiatiefnemers dan overwogen en waarom hebben zij hier niet voor gekozen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de werkgever en de werknemer, voor een goede arbeidsrelatie met de bijbehorende gesprekken, een plaats in het wetsvoorstel krijgt. Deze leden vragen op welke wijze er rekening mee wordt gehouden dat de vaardigheden en competenties van leidinggevenden en werknemers ook van groot belang zijn om flexibel werken mogelijk te maken. Hoe wordt door de initiatiefnemers er bovendien rekening mee gehouden dat de meeste werknemers, volgens onderzoek van Kluwer8, structuur willen en niet zitten te wachten op thuiswerken?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een toelichting waarom de initiatiefnemers in het wetsvoorstel zelf niet hebben voorzien in de mogelijkheid om een tijdelijke aanpassing van de arbeidsduur te vragen en in het opnemen van een regeling voor bijzondere omstandigheden, terwijl dit wel in de memorie van toelichting wordt genoemd. Deze leden vragen in hoeverre het wetsvoorstel ook bijdraagt aan het realiseren van schooltijdbanen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een nadere uitleg waarom voor een verzoek met betrekking tot de arbeidsplaats dezelfde eisen worden gesteld als bij het verzoek om de arbeidsduur en werktijd te wijzigen. Hoe wordt ermee rekening gehouden dat de randvoorwaarden groter en ingewikkelder zijn bij thuiswerken?

3.2. Van twee naar één jaar

De leden van de VVD-fractie vragen of de indieners kunnen toelichten wat de relatie is met het wetsvoorstel Modernisering voor verlof en arbeidstijden9. Daarin wordt bijvoorbeeld ook al geregeld dat de termijn waarbinnen een werknemer een aanvraag mag doen verkort wordt van één naar twee jaar. Waarom wordt dit dan ook in het onderhavige wetsvoorstel geregeld?

3.3. Kleine werkgevers

De leden van de CDA-fractie constateren dat in de huidige Waa er nog een uitzonderingsartikel voor werkgevers met minder dan tien werknemers bestaat. De initiatiefnemers constateren dat uit jurisprudentie blijkt dat dit artikel veel onduidelijkheid met zich meebrengt en stellen daarom voor om in het onderhavige wetsvoorstel geen uitzondering te maken voor kleine werkgevers met minder dan tien werknemers. Het probleem voor kleine werkgevers is hiermee echter niet verdwenen, zo oordelen deze leden. Voor kleine werkgevers zijn verzoeken tot flexibel werken veel ingrijpende en verregaander dan voor grotere werkgevers. Waarom is er dan toch voor gekozen om dit wetsvoorstel ook te laten gelden voor kleine werkgevers, in plaats van te kiezen voor verduidelijking van de huidige Waa, samen met – zo nodig – betere voorlichting aan de kleine werkgevers op dit punt? Deze leden ontvangen hierop graag een toelichting. Wat zijn de consequenties van het wetsvoorstel voor het midden- en kleinbedrijf (MKB)?

3.4. Financiële en administratieve lasten

De leden van de VVD-fractie vragen om een wat uitgebreidere toelichting op de verwachte kosten en op de aanname dat de investeringen zich op termijn terugverdienen. Daarnaast vragen deze leden waarom de indieners van mening zijn dat door de cultuuromslag de kosten van de afhandeling op den duur lager zouden worden. Kan een cultuuromslag bovendien niet leiden tot extra aanvragen en daarmee extra kosten?

De leden van de VVD-fractie vragen of de indieners de onderbouwing van de 22 mln. aan administratieve lasten kunnen specificeren. Van welke criteria gaan de indieners uit? Kunnen de indieners ook ingaan op het uitgebreide advies van de Raad van State hierover?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het onderhavige wetsvoorstel zich verhoudt tot de afspraken in het regeer- en gedoogakkoord waarin staat dat de druk van administratieve lasten en regels voor bedrijven en burgers omlaag gaat.

De leden van de VVD-fractie vragen de indieners uitgebreid in te gaan op de adviezen van Actal. Zij vragen per adviespunt van Actal om een reactie van de indieners.

De leden van de PVV-fractie stellen dat de regering van mening is dat het bevorderen van meer flexibele arbeidspatronen primair de verantwoordelijkheid van de sociale partners is, omdat zij weten wat op het niveau van sector en bedrijf de mogelijkheden zijn. Daarbij stellen deze leden dat niet alle arbeid zich laat lenen voor flexibilisering. De leden van de PVV-fractie vinden dit initiatiefwetsvoorstel dan ook een typische «white-collar-wetgeving». De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat in het regeer- en gedoogakkoord is afgesproken om te komen tot minder administratieve lasten en minder regeldruk.

De leden van de PVV-fractie stellen dat de administratieve lasten van het wetsvoorstel zich niet zo eenvoudig laten becijferen, doordat onzeker is hoeveel werknemers een verzoek zullen indienen. Uitgaande van een aantal veronderstellingen zijn de administratieve lasten becijferd op 22 mln. De indieners gaan ervan uit dat ongeveer 4,9 miljoen mensen (75% van 6,5 miljoen werknemers in Nederland) mogelijk een beroep gaan doen op de toekomstige wet. Kunnen de initiatiefnemers toelichten waarop dit is gebaseerd?

De leden van de PVV-fractie constateren dat Actal adviseert om de administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten van het wetsvoorstel in beeld te (laten) brengen en daarbij gebruik te maken van de gangbare definities en berkenmethodieken. Actal adviseert om genoemde reden de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden gezien het voorstel niet volledig is onderbouwd. De leden van de PVV-fractie sluiten zich aan bij dit advies en ontvangen graag een reactie van de indieners op dit advies.

De leden van de CDA-fractie constateren dat er in de memorie van toelichting van wordt uitgegaan dat het grootste deel van de werknemers in Nederland met succes een verzoek kan tot doen tot wijziging van de arbeidsplaats of de arbeidstijden. Gesteld wordt dat 75% van de werknemers in Nederland in een sector werkt die zich leent voor flexibel werken. Niet geheel duidelijk is voor deze leden, waarop deze veronderstelling is gebaseerd. Deze leden ontvangen hierop graag een toelichting.

De leden van de SP-fractie vragen of de indieners de veronderstelling dat 75% van de werknemers onder deze wet valt kunnen onderbouwen en beargumenteren. Kunnen de indieners de veronderstelling dat 10% van de werknemers een verzoek zullen indienen onderbouwen en beargumenteren? Kunnen de indieners toelichten in welke mate de kosten voor huisvesting zullen dalen?

De leden van de SP-fractie vragen of de indieners kunnen toelichten hoe de 22 mln. aan administratieve lasten zijn opgebouwd. Kunnen de indieners toelichten hoe deze lasten zijn verdeeld?

De leden van de D66-fractie constateren dat de indieners verwachten dat het wetsvoorstel leidt tot 22 miljoen aan extra administratieve lasten. Zij zijn van mening dat dit alleen te rechtvaardigen is als daartegenover duidelijke baten staan. Ze vragen de indieners om nader in te gaan op de baten en de effectiviteit van het wetsvoorstel en om dit zoveel mogelijk te kwantificeren.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om onderbouwde reactie op de bezwaren van Actal en het advies om de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden totdat met de door Actal ingebrachte opmerkingen is rekening gehouden. Zijn de indieners van plan om de opmerkingen van Actal over te nemen? Deze leden vragen welke aspecten de indieners dan willen wijzigen aan het huidige wetvoorstel. Zo nee, waarom kiezen de indieners hier dan niet voor?

4. Voorlichting

De leden van de VVD-fractie constateren dat de werkgevers zich er voldoende van moeten vergewissen dat de thuiswerker voldoende voorzorgsmaatregelen in acht neemt. Zijn de indieners van mening dat een werknemer hier ook zelf een verantwoordelijkheid kent, aangezien de werknemer zelf het initiatief neemt om thuis te gaan werken?

Kunnen de indieners aan de leden van de VVD-fractie toelichten wat de kosten zullen zijn van de voorlichting en hoe de voorlichting aangepast kan worden via het al bestaande arboportaal?

De leden van de PvdA-fractie stellen dat er problemen kunnen worden verwacht met de arbeidsomstandighedenwet en de vertrouwelijkheid van gegevens van burgers en bedrijven. Deze leden hebben daarom enkele concrete vragen. Wie controleert of de thuiswerker zich aan de regels gesteld in de Arbowet houdt? Is er een uitbreiding van de Inspectie SZW nodig? Zo nee, waarom niet? Voorzien de indieners een toename van het aantal juridische geschillen tussen werkgever en werknemer aangezien het aantal arbeidsgerelateerde ongelukken op een flexplek (al dan niet thuis) zal toenemen? Zo nee, waarom niet? Wie controleert of er voldoende voorzorgsmaatregelen worden genomen waardoor de vertrouwelijkheid van gegevens niet wordt geschonden door werken vanuit huis?

De leden van de CDA-fractie constateren dat het onderhavige wetsvoorstel een sterke zeggenschap van werknemers introduceert in geval werknemers een aanpassing van arbeidstijdpatronen willen. Zij stellen dat er echter niets geregeld is voor wat betreft de handhaving van het overeengekomen arbeidstijdenpatroon. Waarom is dit niet geregeld? Het wetsvoorstel bevat zelfs geen regeling voor de vraag gedurende welke termijn het, krachtens het verzoek van de werknemer, opnieuw vastgestelde arbeidstijdenpatroon moet worden gehandhaafd. Waarom wordt hier niet aangesloten bij het wetsvoorstel ter implementatie van de ouderschapsrichtlijn, waarin voor de periode van een jaar is gekozen, tenzij anders overeen is gekomen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een toelichting van de indieners waarom er expliciet wordt gesproken over een ministeriële regeling om afspraken over de voorzieningen die nodig zijn voor een werkplek thuis te regelen. Welke aanpassingen zouden bij ministeriële regeling geregeld kunnen worden? Deze leden vragen waarom de indieners ven mening zijn dat dit niet via de cao kan worden geregeld.

5. Overig

De leden van de SP-fractie vragen of de indieners kunnen toelichten of er, en zo ja welke, samenhang bestaat met Europese wet- en regelgeving.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de indieners kunnen toelichten op basis van welke criteria en doelstellingen de wet geëvalueerd dient te worden. Deze leden willen weten of daarbij naast aspecten zoals het aantal (gewerkte uren in) deeltijdbanen ook de verwachte stijging van de productiviteit en tevredenheid van werknemers wordt meegenomen.

II. ARTIKELSGEWIJS

ARTIKEL I, artikel 7, 10e lid

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de initiatiefnemers met voorbeelden kunnen concretiseren wanneer er sprake is van ernstige problemen op het gebied van veiligheid, roostertechnische problemen of problemen van financiële en organisatorische aard. Hoe wordt hierbij rekening gehouden met de omvang van het bedrijf en ander specifieke bedrijfskenmerken? Deze leden vragen of het voorgestelde regime anders (voor bijvoorbeeld het MKB) niet te grote nadelige effecten heeft.

De voorzitter van de commissie, Van Gent

De adjunct-griffier van de commissie, Dekker


X Noot
1

SCP, Vraag naar arbeid 2011, 14 februari 2012.

X Noot
2

CBS, Werkende moeders, 5 maart 2008.

X Noot
3

CBS, Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren, 5 april 2012.

X Noot
4

SER, Tijden van de samenleving, 15 april 2011.

X Noot
5

SCP, De sociale staat van Nederland 2011, 16 november 2011.

X Noot
6

Ministerie van Jeugd en Gezin, Werkende vaders, april 2010.

X Noot
7

TNO, Thuiswerken niet altijd productiever, 17 januari 2012.

X Noot
8

Kluwer, Nationaal Onderzoek over het nieuwe werken 2011, 1 september 2011.

X Noot
9

Kamerstukken II 2010/11, 32 855.

Naar boven