32 889 Voorstel van wet van de leden Voortman en Van Hijum tot wijziging van de Wet aanpassing arbeidsduur ten einde flexibel werken te bevorderen

Nr. 12 NADER VERSLAG

Vastgesteld 24 september 2013

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft, na kennisneming van de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstuk 32 889, nr. 10), nog behoefte nadere vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen.

Onder het voorbehoud dat de initiatiefnemers de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zullen beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

   

1. Inleiding

1

2. De huidige wetgeving in Nederland

4

3. Wetsvoorstel flexibel werken

4

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben na het ontvangen van de nota naar aanleiding van het verslag nog een aantal additionele vragen met betrekking tot onderhavig wetsvoorstel. Deze leden herhalen dat zij bedenkingen bij dit initiatiefwetsvoorstel hebben. Voor de leden van de VVD-fractie geldt dat afspraken over flexibel werken inherent zijn aan goed werkgeverschap en geregeld moeten worden tussen werknemer en werkgever op de werkvloer. Als daarvoor een cultuuromslag op de werkvloer nodig is, zien zij daar allereerst een taak voor de sociale partners weggelegd, zoals ook verwoord in de brief van het kabinet (Kamerstuk 33 566, nummer 16) bij het Sociaal Akkoord: «Het kabinet roept sociale partners een versterkte inzet te doen op cao-afspraken die de combinatie van arbeid en zorg ondersteunen. Er zijn veel goede voorbeelden van vaderverlof, zelfroosteren en flexibel werken. Het kabinet zal bezien of dit verdere ondersteuning behoeft via voorlichting en mogelijk wetgeving».

De leden van de VVD-fractie memoreren dat het wetsvoorstel modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden (kamerstuk 32 855) is aangehouden totdat na het houden van de Arbeid en Zorg Top dit najaar helder is welke problemen er daadwerkelijk voor werkgevers en werknemers op het punt van arbeid en zorg bestaan. Flexibel werken zal daar een belangrijk aspect bij zijn. Deze leden vragen of het met het oog op de uitkomst van deze conferentie niet voorbarig is om dit wetsvoorstel plenair te behandelen. Is het niet beter is om te wachten tot na deze top, zodat de wet daadwerkelijk kan aansluiten bij de behoefte uit het veld?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de nota naar aanleiding van het verslag. Zij hebben naar aanleiding hiervan enkele aanvullende vragen aan de indieners.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag en willen de indieners hartelijk danken voor hun reactie. Zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen die zij aan de indieners willen voorleggen.

1.1 Nut en noodzaak: cultuuromslag nodig

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeveel gevallen een huidig verzoek tot flexibel werken tot problemen leidt. Dit betreft immers de kern van het wetsvoorstel. Kunnen de indieners een uitgebreide cijfermatige onderbouwing verstrekken?

Ook zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of de indieners met werkgevers over deze wet gesproken hebben. Wat waren hun reacties? En als er niet met werkgevers gesproken is, kunnen de indieners dan toelichten waarom dat niet is geschied?

Genoemde leden constateren dat de indieners in de nota naar aanleiding van het verslag hebben vermeld dat een aantal werkenden wel in deeltijd zou willen werken, maar dit niet durft aan te kaarten bij de werkgever uit angst voor reacties van collega’s en mogelijke gevolgen voor hun carrièrekansen. Waarom denken de indieners dat dit fenomeen door onderhavig wetsvoorstel verdwijnt? Ligt het niet voor de hand dat dit juist tot extra wrijving kan leiden omdat hier gebruik wordt gemaakt van een eenzijdig recht? En juist als werkgevers en werknemers er niet uitkomen, dan kan dit leiden tot een meer gespannen relatie, zo denken de leden van de VVD-fractie. Kunnen de indieners hier een reactie op geven? Uit de nota naar aanleiding van het verslag is het voor de leden van de VVD-fractie niet duidelijk wat er gebeurt als de werkgever een verzoek weigert en de werknemer het hier niet mee eens is. Kunnen de indieners hierover duidelijkheid verschaffen?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de indieners met hun voorstel een ‘cultuuromslag’ willen bewerkstelligen. Wil de wet in dit kader een succes worden, dan moet echter nog wel ‘geregeld worden dat werkgevers verzoeken serieus nemen’ en ‘een stimulans is nodig om het vorm te laten krijgen in de praktijk.’ Hoe willen de indieners dit bereiken en waar zijn deze zaken in de wet geregeld? In hoeverre is deze wet in de huidige vorm het geschikte middel om de gewenste cultuuromslag te realiseren?

Voorts constateren de leden van de PvdA-fractie dat de indieners uitgaan van 490.000 toegewezen verzoeken om flexibeler te gaan werken. Kunnen de indieners dit getal nader toelichten? De indieners zeggen het gevaar van grenzeloze flexibiliteit in te zien. De leden van de PvdA-fractie zijn niet overtuigd dat de indieners in het wetsvoorstel voldoende stappen zetten om deze gevaren te ondervangen. De passage over dat dit af zal hangen van de cultuur van een organisatie stelt hen niet geheel gerust. Kunnen de indieners nader toelichten waarom het wetsvoorstel niet zal leiden tot juist meer werkdruk en stressvolle situaties omdat de grenzen tussen werk en vrije tijd vervagen?

De leden van de D66-fractie lezen dat de indieners in reactie op de vraag of wetgeving de aangewezen weg is om een cultuuromslag te bewerkstelligen, stellen dat wetgeving inderdaad kan bijdragen aan een cultuuromslag, zoals ook bij de Wet Aanpassing arbeidsduur heeft plaatsgevonden. Deze argumentatie overtuigt de hier aan het woord zijnde leden nog niet geheel. Zijn de indieners van mening dat met de voorliggende wet de overheid alles heeft gedaan wat in haar macht ligt om deze cultuuromslag te bewerkstelligen? Bestaat er een noodzaak voor additionele maatregelen of initiatieven? Zo ja, waaraan moet in de ogen van de indieners dan worden gedacht? En waarom kan niet met dergelijke maatregelen of initiatieven worden begonnen, voordat wordt overgegaan tot wetgeving?

De leden van de D66-fractie hebben in hun inbreng ten behoeve van het verslag gevraagd hoe groot de kans is dat een werknemer die voor kortere tijd in dienst is bij een werkgever een verzoek tot thuiswerken indient. Dat mensen met een tijdelijk contract minder snel een verzoek indienen, is voor de indieners juist een reden om ook deze werknemers onder de reikwijdte van de wet te laten vallen, zo stellen zij in de nota naar aanleiding van het verslag. De indieners zijn van mening dat alle werknemers recht hebben om het verzoek te doen tot flexibel werken en die cultuuromslag moet zich niet alleen beperken tot werknemers met een vast contract. De hier aan het woord zijnde leden zijn het daar niet mee oneens, maar vragen zich wel af of dit in de praktijk ook daadwerkelijk zo gaat werken. Kunnen de indieners op dit punt een nadere onderbouwing geven?

1.2 Voordelen van flexibel werken voor werknemers en werkgevers

De leden van de VVD-fractie constateren dat de indieners aangeven dat er grote tekorten aankomen op de arbeidsmarkt. Deze leden horen graag waarom ze denken dat tekorten worden opgelost met flexibel werken. Daarnaast ontvangen ze graag een uitgebreide onderbouwing van de analyse dat het niet flexibel kunnen werken de reden is van de tekorten in de genoemde sectoren. Kunnen de indieners bijvoorbeeld aangeven dat mensen niet kiezen voor de techniek omdat ze daar niet flexibel kunnen werken?

De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat uit het advies van Adviescollege Toetsing Regeldruk (Actal) blijkt dat de schatting van de administratieve lasten van 22 miljoen euro aan de lage kant is. De indieners stellen daar tegenover dat er sprake zal zijn van omvangrijke maatschappelijke baten, bijvoorbeeld doordat werknemers die thuis werken productiever zijn, zorg aan anderen kunnen leveren en de filedruk vermindert. De leden van de PvdA-fractie vragen op welke onderzoeken deze uitspraken zijn gebaseerd. Kunnen de indieners de relatie tussen het wetsvoorstel en de maatschappelijke baten nader toelichten en specificeren? De indieners stellen dat werknemers die werkzaam zijn in een beroep zoals leraren, winkelmedewerkers en verpleegsters de mogelijkheid moeten kunnen hebben om een voorstel in te dienen om flexibel te werken. Dit zijn voorbeelden van beroepen die zich in mindere mate lijken te lenen voor flexibel werk. Kunnen de indieners nader toelichten wat volgens hun in dit kader toch de mogelijkheden zijn? En hoe beoordelen zij de risico’s op misbruik?

De leden van de D66-fractie memoreren dat zij in hun inbreng ten behoeve van het verslag de indieners hebben gevraagd nader in te gaan op de baten en de effectiviteit van het wetsvoorstel en om dit zoveel mogelijk te kwantificeren. De indieners verwijzen in hun antwoord naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Het onderzoek van Price Waterhouse Coopers uit 20111 waarnaar de indieners in de memorie verwijzen, overtuigt de hier aan het woord zijnde leden echter niet. In het rapport lijkt, zonder nadere onderbouwing, te worden uitgegaan van een productiviteitswinst van 2% in een jaar (pagina 8). Deze winst komt bovenop de reguliere jaarlijkse stijging van de arbeidsproductiviteit, die door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gesteld op 1,5% per jaar. Deze productiviteitswinst komt de hier aan het woord zijnde leden wel erg optimistisch voor, net als de op het rapport gebaseerde maatschappelijke baten van tussen 1,9 en 2,9 miljard euro. Kunnen de indieners hier nader op ingaan?

1.3 Wetgeving in Groot Brittannië: Employment Act

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de indieners hun wetsvoorstel hebben vergeleken met wetgeving die van kracht is in Groot-Brittannië. Hoe verhoudt het wetsvoorstel zich tot regelgeving die elders in Europa van kracht is?

2. De huidige wetgeving in Nederland

De leden van de VVD-fractie ontvangen graag de cijfers van het aantal collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) in de sectoren techniek, zorg en overheid waarin afspraken zijn gemaakt over flexibel werken. Wat is volgens de indieners de reden dat er niet in alle cao’s afspraken zijn gemaakt (de indieners noemen 17%) over flexibel werken? Zou een reden daarvoor ook kunnen zijn, nu werknemers én werkgevers betrokken zijn bij cao-onderhandelingen, dat er geen behoefte aan dergelijke afspraken is (bijvoorbeeld omdat het in de praktijk gewoon goed geregeld wordt)?

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat de indieners aangeven dat, als er genoeg geregeld is in cao’s, hun wet niet nodig is. Deze leden vragen zich af of de indieners een streefgetal voor ogen hebben. Hoeveel procent van de cao’s dient een bepaling over flexibel werk te bevatten? En als dat aantal gehaald is, kan de wet dan verdwijnen?

3. Wetsvoorstel flexibel werken

3.1 Wettelijk recht

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af op welke gronden het mogelijk is voor de werkgever om het verzoek van de werknemer om flexibel te werken af te wijzen. Op welke wijze is dit ingekaderd? De indieners maken niet duidelijk wat de vervolgstappen voor de werknemer zouden kunnen zijn, indien hij het niet eens is met het besluit van de werkgever. Kunnen de indieners nader toelichten wat de gevolgen zijn als een werknemer het niet eens is met het besluit van de werkgever? Wat is het proces daarna?

3.2 Kleine werkgevers

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van de nota van wijziging. Een toelichting over de wijziging ontbreekt echter. Kan uitgelegd worden waarom hetgeen in de memorie van toelichting staat over kleine werkgevers ineens niet meer geldt?

De leden van de VVD-fractie vragen de indieners waarom er niet gekozen is om een kleine onderneming te markeren als een onderneming met 25 werknemers: dit is immers een gebruikelijk criterium in de sociale zekerheidswetgeving?

3.3 Financiële en administratieve lasten

De leden van de VVD-fractie verzoeken de indieners om een reactie te geven op iedere individuele aanbeveling uit de brief (Kamerstuk 32 889, nr. 7) die Actal in reactie op dit wetsvoorstel heeft geschreven. Hoe beoordelen de indieners het eindadvies van Actal waarin wordt aangegeven dat het wetsvoorstel beter kan worden aangehouden totdat in het wetsvoorstel duidelijk rekening is gehouden met drie mogelijke alternatieven (voorlichtingscampagne, een onderzoek naar de obstakels om tot afspraken in cao’s te komen en het initiëren van een tripartite overleg tussen werkgevers, werknemers en kabinet)?

De leden van de VVD-fractie constaren tot slot dat in de nota naar aanleiding van het verslag door de indieners is berekend dat de totale kosten van het wetsvoorstel 23,1 miljoen zullen bedragen. De indieners geven aan dat deze nalevingskosten voor een belangrijk deel in het kader van de huidige Wet Aanpassing Arbeidsduur (WAA) al worden gemaakt. Lezen de leden van de VVD-fractie het juist dat de punten 1 t/m 11 worden gemaakt als gevolg van deze wet? En dus additioneel zijn ten opzichte van de kosten die al in de WAA worden gemaakt? Kunnen de indieners aangeven waar de dekking voor deze (additionele) kosten wordt gevonden?

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

De adjunct-griffier van de commissie, Smulders


X Noot
1

PWC, Een verkenning van macro-economische effecten van het NieuweWerken, 4 november 2011

Naar boven