32 872 Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de invoering van een registratieplicht voor intermediairs die arbeidskrachten ter beschikking stellen, alsmede in verband met het verstrekken door de rijksbelastingdienst en de Arbeidsinspectie van gegevens over de naleving van bepaalde wetten aan certificerende instellingen (Wet registratieplicht intermediairs die arbeidskrachten ter beschikking stellen)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 11 april 2012

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen, waarbij de leden van overige fracties zich aansluiten.

Sanctiemiddel

De huidige Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) kent de mogelijkheid tot strafrechtelijke vervolging die met het van kracht worden van voorliggende wijzigingswet vervalt. De leden van de commissie vragen wat de strafrechtelijke handhaving heeft opgeleverd. Kan de regering aangeven hoe vaak er is vervolgd, hoe vaak een delict bewezen is verklaard en een veroordeling is uitgesproken? Met andere woorden, zeggen deze gegevens iets over een eventueel succes van het nieuw in te voeren systeem van bestuurlijke boetes? Is de reden voor de afschaffing van de strafrechtelijke sanctie gelegen in het feit dat het afschrikwekkende effect van een forse bestuurlijke boete groter is dan een strafrechtelijke sanctie, of zijn er nog andere redenen? Is een boete in de regel te innen bij de categorie ondernemers waar het hier om gaat, te weten malafide uitzendbureaus, die vaak ook nog mobiel zijn?

De regering heeft toegezegd dat er voor inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel beleidsregels zullen worden vastgesteld over de hoogte van de boetes en de matigingsgronden. Zijn deze beleidsregels er inmiddels al?

Certificerende instellingen en gegevensverstrekking

Bijzonder aan voorliggende wet is dat gegevens uit de publieke sfeer naar de private sfeer gaan. Kan de regering informatie geven over de kwaliteit van de certificerende instellingen? Aan welke eisen moeten zij voldoen en hoe is dit geregeld? Hoe is de vertrouwelijkheid van gegevens bij de certificerende instellingen gewaarborgd? De leden van de VVD-fractie gaan er, met de leden van de overige fracties, van uit dat de gegevens met behulp van geautomatiseerde systemen zullen worden geregistreerd en verwerkt. Artikel 14b, zesde lid, bevat weliswaar een geheimhoudingsverplichting voor een ieder die kennis neemt van de gegevens bedoeld in het eerste en tweede lid, maar vertrouwelijkheid is meer dan het bewaren van geheimhouding. Om de vertrouwelijkheid adequaat te kunnen waarborgen, is het van belang dat de systemen zelf adequaat zijn beveiligd, dat er autorisatieschema’s zijn die systeemtechnisch dan wel met behulp van goede en duidelijke procedures en maatregelen kunnen worden afgedwongen, dat het personeel goed is geïnstrueerd etc. Graag krijgen de leden een reactie hierop van de regering.

De gegevens die door de Arbeidsinspectie en de fiscus op grond van artikel 14b, lid 1 en 2 aan een certificerende instelling worden verstrekt, worden niet rechtstreeks verstrekt maar door tussenkomst van een aan te wijzen stichting, de zogenaamde bewerker in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens. Is dit een bestaande stichting (bijvoorbeeld de stichting Inlichtingenbureau) en, zo ja, is haar takenpakket nog adequaat? Of wordt een nieuwe stichting opgericht? In dit geval vernemen deze leden graag wat de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de nieuw op te richten stichting zijn.

Bij AMvB worden nadere regels gesteld omtrent de gegevensverstrekking. Is daarvan al een concept beschikbaar en zou de Eerste Kamer deze kunnen inzien?

De boetes zijn verbonden aan het niet ingeschreven zijn als uitzendonderneming in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel, ook wel geregistreerd zijn genoemd. Hiervoor is certificatie (door de branche) niet verplicht. Een uitzendbureau kan volkomen bonafide zijn en toch niet gecertificeerd. Het blijkt bovendien dat de kwaliteit van prestaties en het al dan niet naleven van regels nauwelijks verschilt bij gecertificeerde en niet-gecertificeerde bedrijven. Dit doet de vraag rijzen wat nu eigenlijk precies de betekenis van een certificaat is, c.q. moet worden. Is dit uitsluitend een «negatieve» betekenis, namelijk het niet aansprakelijk zijn van de inlener op grond van artikel 7:692 BW, waarmee de regering inleners stimuleert dan wel dwingt om uitsluitend met gecertificeerde uitzendbureaus in zee te gaan terwijl het certificaat niets zegt over de kwaliteit van het uitzendbureau?

Buitenlandse uitzendbureaus

Certificerende instellingen hebben ook de mogelijkheid buitenlandse (mobiele) uitzendbureaus in het buitenland te controleren, zo heeft de minister geantwoord op vragen uit de Tweede Kamer2. Kan de regering hier iets uitgebreider op ingaan? Wat voor soort controle is dit? Welke gegevens worden daarmee verkregen? En op grond waarvan hebben Nederlandse private instanties de mogelijkheid in het buitenland te controleren?

Afgelopen week hebben de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving3 naar de Tweede Kamer gestuurd. Een van de mogelijke maatregelen bij herhaalde overtreding is het sluiten van een bedrijf. Hoe stelt de regering zich dit voor als het gaat om de (buitenlandse) ondernemende eenpitter in zijn busje met een mobiele telefoon?

De leden van de commissie zien de beantwoording – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sylvester

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen, waarbij de leden van overige fracties zich aansluiten.

Sanctiemiddel

De huidige Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) kent de mogelijkheid tot strafrechtelijke vervolging die met het van kracht worden van voorliggende wijzigingswet vervalt. De leden van de commissie vragen wat de strafrechtelijke handhaving heeft opgeleverd. Kan de regering aangeven hoe vaak er is vervolgd, hoe vaak een delict bewezen is verklaard en een veroordeling is uitgesproken? Met andere woorden, zeggen deze gegevens iets over een eventueel succes van het nieuw in te voeren systeem van bestuurlijke boetes? Is de reden voor de afschaffing van de strafrechtelijke sanctie gelegen in het feit dat het afschrikwekkende effect van een forse bestuurlijke boete groter is dan een strafrechtelijke sanctie, of zijn er nog andere redenen? Is een boete in de regel te innen bij de categorie ondernemers waar het hier om gaat, te weten malafide uitzendbureaus, die vaak ook nog mobiel zijn?

De regering heeft toegezegd dat er voor inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel beleidsregels zullen worden vastgesteld over de hoogte van de boetes en de matigingsgronden. Zijn deze beleidsregels er inmiddels al?

Certificerende instellingen en gegevensverstrekking

Bijzonder aan voorliggende wet is dat gegevens uit de publieke sfeer naar de private sfeer gaan. Kan de regering informatie geven over de kwaliteit van de certificerende instellingen? Aan welke eisen moeten zij voldoen en hoe is dit geregeld? Hoe is de vertrouwelijkheid van gegevens bij de certificerende instellingen gewaarborgd? De leden van de VVD-fractie gaan er, met de leden van de overige fracties, van uit dat de gegevens met behulp van geautomatiseerde systemen zullen worden geregistreerd en verwerkt. Artikel 14b, zesde lid, bevat weliswaar een geheimhoudingsverplichting voor een ieder die kennis neemt van de gegevens bedoeld in het eerste en tweede lid, maar vertrouwelijkheid is meer dan het bewaren van geheimhouding. Om de vertrouwelijkheid adequaat te kunnen waarborgen, is het van belang dat de systemen zelf adequaat zijn beveiligd, dat er autorisatieschema’s zijn die systeemtechnisch dan wel met behulp van goede en duidelijke procedures en maatregelen kunnen worden afgedwongen, dat het personeel goed is geïnstrueerd etc. Graag krijgen de leden een reactie hierop van de regering.

De gegevens die door de Arbeidsinspectie en de fiscus op grond van artikel 14b, lid 1 en 2 aan een certificerende instelling worden verstrekt, worden niet rechtstreeks verstrekt maar door tussenkomst van een aan te wijzen stichting, de zogenaamde bewerker in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens. Is dit een bestaande stichting (bijvoorbeeld de stichting Inlichtingenbureau) en, zo ja, is haar takenpakket nog adequaat? Of wordt een nieuwe stichting opgericht? In dit geval vernemen deze leden graag wat de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de nieuw op te richten stichting zijn.

Bij AMvB worden nadere regels gesteld omtrent de gegevensverstrekking. Is daarvan al een concept beschikbaar en zou de Eerste Kamer deze kunnen inzien?

De boetes zijn verbonden aan het niet ingeschreven zijn als uitzendonderneming in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel, ook wel geregistreerd zijn genoemd. Hiervoor is certificatie (door de branche) niet verplicht. Een uitzendbureau kan volkomen bonafide zijn en toch niet gecertificeerd. Het blijkt bovendien dat de kwaliteit van prestaties en het al dan niet naleven van regels nauwelijks verschilt bij gecertificeerde en niet-gecertificeerde bedrijven. Dit doet de vraag rijzen wat nu eigenlijk precies de betekenis van een certificaat is, c.q. moet worden. Is dit uitsluitend een «negatieve» betekenis, namelijk het niet aansprakelijk zijn van de inlener op grond van artikel 7:692 BW, waarmee de regering inleners stimuleert dan wel dwingt om uitsluitend met gecertificeerde uitzendbureaus in zee te gaan terwijl het certificaat niets zegt over de kwaliteit van het uitzendbureau?

Buitenlandse uitzendbureaus

Certificerende instellingen hebben ook de mogelijkheid buitenlandse (mobiele) uitzendbureaus in het buitenland te controleren, zo heeft de minister geantwoord op vragen uit de Tweede Kamer2. Kan de regering hier iets uitgebreider op ingaan? Wat voor soort controle is dit? Welke gegevens worden daarmee verkregen? En op grond waarvan hebben Nederlandse private instanties de mogelijkheid in het buitenland te controleren?

Afgelopen week hebben de bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving5 naar de Tweede Kamer gestuurd. Een van de mogelijke maatregelen bij herhaalde overtreding is het sluiten van een bedrijf. Hoe stelt de regering zich dit voor als het gaat om de (buitenlandse) ondernemende eenpitter in zijn busje met een mobiele telefoon?

De leden van de commissie zien de beantwoording – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sylvester

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV), (vice-voorzitter), Van Dijk (PVV). Reynaers (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Van Rey (VVD) en Beckers (VVD).

X Noot
2

Nota naar aanleiding van het verslag, 32 872, nr. 6, p. 5.

X Noot
3

Kamerstuknummer 33 207.

X Noot
5

Kamerstuknummer 33 207.

Naar boven