32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2014

Gaarne voldoe ik aan het verzoek van uw vaste commissie voor Economische Zaken om een reactie te geven op het rapport «Geopolitiek rond grondstoffen voor landbouw en voedsel» van het Platform Landbouw, Innovatie en samenleving» (Platform LIS).

Al eerder heeft Platform LIS mij geadviseerd over belangrijke grondstoffen die gebruikt worden bij de landbouwproductie, zoals over het gebruik van soja, fosfaat en kalium en over de mogelijke tekorten aan micronutriënten waaronder zink, seleen, borium en molybdeen. Dit rapport gaat met name over de geopolitieke aspecten van deze grondstoffen, waarbij het Platform met nadruk wijst op de grote afhankelijkheid van de Europese landbouw van een beperkt aantal buitenlandse leveranciers, want Europa heeft nauwelijks enige productie van betekenis. De grondstoffen worden soms gedolven in maar enkele landen of zijn in handen van slechts een paar al dan niet staatsbedrijven (oligopolie), vandaar de geopolitieke risico’s.

Het rapport van het Platform geeft een analyse van de problematiek en doet een groot aantal aanbevelingen om onze afhankelijkheid van import te verminderen en de kwetsbaarheid van Europa te verkleinen. Zo is een belangrijke aanbeveling om meer te recyclen zodat de grondstoffen na gebruik niet verloren gaan. Daar ben ik het mee eens: dit kabinet omarmt de circulaire economie en past het in de praktijk ook toe. In 2011 heeft het kabinet het ketenakkoord fosfaat gesloten en wordt er fosfaat teruggewonnen uit zuiveringsslib, maar ook bij grote landbouwverwerkers als AVEBE en COSUN. Daarnaast probeert het kabinet, door het wegnemen van belemmeringen in de Afvalstoffenwet en de Meststoffenwet, te komen tot een betere verwaarding van dierlijke mest.

Een tweede punt is dat de aanpak volgens het Platform niet een nationale maar bij uitstek een Europese moet zijn. Ik denk dat uit het oogpunt van effectiviteit en een grotere slagkracht een Europese aanpak te prefereren valt boven een nationale. De Europese Commissie heeft met haar raw materials initiative in 2010 een eerste aanzet gegeven voor een grondstoffenbeleid.

Dit heeft geresulteerd in een lijst met veertien kritische grondstoffen waaraan later ook de biotische grondstoffen fosfaat, rubber en hout zijn toegevoegd. Onderzocht moet worden of een uitbreiding van de lijst met meer biotische grondstoffen zinvol is.

In het rapport wordt terecht ook aandacht geschonken aan de Europese afhankelijkheid van soja die wordt geïmporteerd uit o.a. Brazilië en Argentinië. Deze invoer is een belangrijke bron van plantaardige eiwitten als veevoedergrondstoffen. De aanbevelingen van het Platform om ten aanzien van grondstoffenzekerheid bilaterale samenwerking, global governance en multilateralisme te stimuleren, onderschrijf ik. Van belang is voorts dat ook aandacht besteed wordt aan een duurzame productie van deze veevoedergrondstoffen. Het kabinet zal zich daarom blijven inzetten voor de gewenste nationale en internationale verduurzaming van de productie van belangrijke agrogrondstoffen zoals soja. Van belang is daarbij ook dat het Nederlandse bedrijfsleven zich via de Stichting Ketentransitie Duurzame Soja, waarin ook het WWF en andere non-gouvernementele organisaties participeren, publiekelijk heeft gecommitteerd aan 100% verantwoorde soja voor nationaal gebruik in 2015 (circa 1,8 – 2 miljoen ton).

De door het Platform geadviseerde stimulering van de teelt van eiwithoudende gewassen in de EU onderschrijf ik eveneens. Van belang is wel om deze op een niet-handelsverstorende wijze in te vullen. Gekoppelde betalingen zijn naar mijn oordeel bijvoorbeeld ongewenst. Positief beoordeel ik de inzet op veredeling van eiwithoudende gewassen, zodat zij onder Europese productieomstandigheden concurrerend kunnen worden geteeld. Ook ben ik voorstander van het gebruik van mogelijkheden die het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) biedt voor de stimulering van teelt van eiwithoudende gewassen via de zogenaamde EFA-verplichting (Ecological Focus Areas). In mijn Kamerbrief over de nationale implementatie van het GLB (TK 28 625, nr. 168) heb ik u daarover reeds gemeld dat ik voornemens ben om de teelt van bepaalde eiwitgewassen onderdeel te maken van de EFA-invulling in Nederland. Bij de keuze van de eiwitgewassen die hiervoor in aanmerking komen dienen ook de biodiversiteitsdoelen uit de EFA-verplichting in het nieuwe GLB niet uit het oog te worden verloren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven