32 851 Grensoverschrijdende samenwerking (GROS)

Nr. 67 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2020

Aanleiding

Tijdens het VAO van het Ministerie van Binnenlandse Zaken op 3 juni jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 78, VAO Grensoverschrijdende samenwerking) hebben de leden Van der Molen en Palland een motie ingediend (Kamerstuk 32 851, nr. 64) die op 9 juni 2020 is aangenomen (Handelingen II 2019/20, nr. 80, Stemmingen). Volgens de motie heeft de Tweede Kamer geconstateerd dat coronaregelingen voor ondernemers in Nederland, België en Duitsland niet zijn geharmoniseerd. Hierdoor zijn er grensondernemers die noch voor een uitkering in Nederland, noch voor een uitkering in het woonland in aanmerking komen. De regering is verzocht in overleg te treden met België en Duitsland om de situatie voor grensondernemers te verbeteren, en de Kamer voor 1 juli 2020 over de uitkomsten daarvan te informeren.

In navolging van deze motie heeft mijn ministerie contact opgenomen met de verantwoordelijke departementen in België en Duitsland. Eerder heb ik uw Kamer over de inhoud van de regelingen geïnformeerd in antwoord op vragen van de leden Palland en Amhaouch.1

In deze brief ga ik nog iets verder in op de wijze waarop de verschillende landen de ondersteuning aan zelfstandige ondernemers met een bedrijf in het buitenland hebben vormgegeven en informeer ik u over de uitkomsten die de gesprekken hebben opgeleverd.

De kaders

Ingevolge Europees recht is iedere EU-lidstaat zelf verantwoordelijk voor de bijstand voor levensonderhoud van zijn eigen inwoners.2 Evenals Nederland hanteren andere EU-lidstaten in beginsel het territorialiteitsbeginsel voor de reguliere bijstand voor levensonderhoud. De EU-lidstaten maken binnen de geldende kaders eigen afwegingen voor de voorwaarden waaronder er recht op een bijstandsuitkering bestaat, waardoor de specifieke sociale bijstandsregelingen per lidstaat verschillen.

Als een EU-burger naar een andere lidstaat verhuist, is het verstandig dat deze zich van tevoren op de hoogte stelt van de gevolgen voor sociale zekerheid, sociale bijstand en de belastingen.

De Nederlandse overheid verstrekt daarom informatie aan mensen die verhuizen naar het buitenland: zij krijgen onder meer informatie dat er na de verhuizing geen recht meer is op Nederlandse sociale bijstand. Nederlandse ondernemers die in het buitenland wonen, waaronder de grensstreken België en Duitsland, moeten dus in hun woonland een beroep doen op een bijstandsuitkering voor levensonderhoud.

Een beroep op sociale bijstand van een EU-burger in het EU-gastland kan daarbij consequenties hebben voor het verblijfsrecht. Ook in Nederland kan een beroep op bijstand een gevolg hebben voor het verblijfsrecht.

Als een EU-burger langdurig verblijf heeft in een andere lidstaat, dan heeft een beroep op bijstand geen consequenties meer voor het verblijfsrecht. Een EU-burger heeft langdurig verblijf in een andere lidstaat, als hij daar vrijwel onafgebroken verbleef gedurende ten minste vijf jaren. Indien een EU-burger geen langdurig verblijf heeft, kan een beroep op sociale bijstand onder omstandigheden gevolgen hebben voor het verblijfsrecht. Gezien de bijzondere omstandigheden van de coronacrisis, heeft een beroep op de Tozo echter geen gevolgen voor het verblijfsrecht.

Elke lidstaat heeft vanwege de coronacrisis eigen maatregelen getroffen. Zo is in Nederland gekozen voor een massief en breed pakket om banen te behouden en de economische gevolgen voor zelfstandig ondernemers te beperken. Hierna schets ik hoe Nederland, België en Duitsland hier voor zelfstandigen ter ondersteuning voor levensonderhoud invulling aan hebben gegeven.

Ondersteuning door Nederland van zelfstandig ondernemers uit België en Duitsland

Als crisismaatregel voor zelfstandigen heeft Nederland gekozen voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (hierna: Tozo), waarbij ondernemers die aan de criteria voldoen in aanmerking kunnen komen voor een uitkering voor levensonderhoud en/of een lening voor bedrijfskapitaal. Ik zal hier gelet op de aard van de motie met name ingaan op de uitkering voor levensonderhoud. De Tozo is geënt op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) en vindt zijn grondslag in de Participatiewet. In de eerste 3 maanden van de Tozo is vanwege snelheid en uitvoerbaarheid afgezien van de levensvatbaarheid-, vermogens- en partnerinkomenstoets, evenals van de kostendelersnorm. Deze zitten wel in het reguliere Bbz. In de verlenging van de Tozo wordt met betrekking tot aanvragen vanaf 1 juni 2020 het inkomen van de partner wel in beschouwing genomen. Het basisprincipe in de Participatiewet (en het Bbz) en daarmee ook in de Tozo is het territorialiteitsbeginsel. Alleen mensen die rechtmatig in Nederland woonachtig zijn, kunnen aanspraak maken op sociale bijstand. Ook zelfstandigen die in Nederland wonen en het bedrijf hebben in het buitenland (binnen de EU, EER, Zwitserland) kunnen voor de Tozo in aanmerking komen. Daartoe is de oorspronkelijke Tozo bij regeling van 29 april 2020 verruimd3 naar aanleiding van het signaal dat zelfstandigen die in Nederland woonachtig zijn en het bedrijf hebben in Duitsland of België geen beroep kunnen doen op de Tozo voor een bijdrage voor hun levensonderhoud. De verruiming betekent dus dat ook zelfstandige ondernemers die in Nederland wonen en een bedrijf hebben in de EU-lidstaten, EER-lidstaten of Zwitserland in aanmerking kunnen komen voor de Tozo, mits zij aan de gestelde eisen voldoen zoals dat het inkomen onder het sociaal minimum is gedaald ongeacht de grootte van het inkomensverlies.

Ondersteuning aan in België woonachtige zelfstandigen met een bedrijf in Nederland

België heeft als crisismaatregel «het overbruggingsrecht voor zelfstandigen» voor zelfstandigen met een bedrijf in België. De coronamaatregel is gebaseerd op de Belgische sociale zekerheid en staat daarom alleen open voor ondernemers die premies betalen in België. Zelfstandigen die in België wonen en een bedrijf hebben in Nederland, zijn normaliter niet in België sociaal verzekerd en hebben geen premies betaald aan het Belgische sociaal statuut der zelfstandigen. Zij komen dus niet in aanmerking voor deze Belgische regeling. Wel kunnen zij «gewone» bijstand aanvragen in België wanneer alle andere sociale rechten zijn uitgeput. België heeft de bijstand voor levensonderhoud, «het leefloon», niet versoepeld als gevolg van de coronacrisis. Zoals gebruikelijk toetsen de Belgische autoriteiten op de hoogte van het vermogen en op het inkomen van het huishouden van de zelfstandige en diens partner. Ook wordt gekeken naar de werkbereidheid van de betrokkene. Er zijn naar schatting ongeveer 2,5 duizend ondernemers die wonen in België, een bedrijf hebben in Nederland én aan het urencriterium voldoen.

Ondersteuning aan in Duitsland woonachtige zelfstandigen met een bedrijf in Nederland

Zelfstandigen die in Duitsland wonen en in Nederland hun bedrijf hebben, kunnen als ingezetenen van Duitsland bij gebrek aan middelen voor hun levensonderhoud bijstand (Arbeitslosengeld II) aanvragen. In Duitsland is het Arbeitslosengeld II vanwege de coronacrisis tijdelijk versoepeld met betrekking tot de vermogenstoets. In die zin hanteert Duitsland dus eenzelfde soort maatregel als Nederland. Als knelpunt is echter gesignaleerd dat ondernemers die geen langdurig verblijfsrecht hebben, dus korter dan 5 jaar in Duitsland wonen en het bedrijf in Nederland hebben, niet in aanmerking komen voor Arbeitslosengeld II. Dit signaal is in het gesprek met Duitsland besproken. Ik ga hier in het onderstaande nader op in. Er zijn ongeveer 1.000 ondernemers die wonen in Duitsland en een bedrijf hebben in Nederland én tevens aan het urencriterium voldoen.

Gesprekken met België en Duitsland

Mijn ministerie is in overleg getreden met Duitsland en België over de vraag of zij -net zoals Nederland de Tozo heeft verruimd- aanleiding zien hun regelgeving aan te passen. De overleggen zijn gegaan over mogelijke aanpassing van regelingen, waardoor zelfstandige ondernemers die een bedrijf hebben in Nederland, maar die wonen in België en Duitsland (grensondernemers), een beroep kunnen doen op een uitkering voor levensonderhoud gedurende de coronacrisis.

In de overleggen die hebben plaatsgevonden heeft België aangegeven geen reden te zien om het «tijdelijk overbruggingsrecht voor zelfstandigen» te versoepelen, aangezien België de toekenningsvoorwaarden van deze sociale uitkering al heeft versoepeld om zelfstandigen die in België onderworpen zijn aan het sociaal statuut der zelfstandigen, maar in Nederland wonen in aanmerking te brengen voor de regeling. Zij zien ook geen reden hun bijstandsregeling «leefloon» te versoepelen aangezien België andere en specifieke tijdelijke crisismaatregelen in het leven geroepen heeft om de zelfstandigen of andere ondernemers die de Belgische economie ondersteunen te helpen. De Belgische ambtenaren hebben wel aangegeven dat goede informatievoorziening over de andere Nederlandse coronamaatregelen van belang is voor de groep zelfstandigen die in België woonachtig is. Mijn ministerie heeft toegezegd meer informatie hierover te verstrekken. Ik heb verder de Belgische Minister van Middenstand, Zelfstandigen, Kleine en middelgrote ondernemingen, Landbouw en Maatschappelijke Integratie aangeboden nader in gesprek te gaan over hoe we vanuit België en Nederland invulling geven aan onze verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van zelfstandig ondernemers.

Mijn ministerie heeft daarnaast overleg gehad met Duitsland. Zoals eerder in deze brief vermeld, heb ik het signaal gekregen dat Duitsland het beleid zou hanteren dat zelfstandig ondernemers die een bedrijf in het buitenland hebben en die nog geen 5 jaar in Duitsland wonen, niet in aanmerking komen voor Arbeitslosengeld II. Dit overleg heeft meer inzichtelijk gemaakt welke regels Duitsland hanteert.

Duitsland hanteert een strikt beleid als een beroep op sociale bijstand wordt gedaan door een persoon die daar nooit (als werknemer of als zelfstandige) heeft gewerkt en er nog geen duurzaam verblijfsrecht heeft (verblijf van 5 jaar of meer). Er wordt in principe slechts gedurende 1 maand een minimum-uitkering verstrekt. Er wordt niet gekeken naar de oorzaak van de vraag om bijstand, er vindt dus geen individuele (proportionaliteits) toets plaats.

Feitelijk betekent dit dat de EU-burger het gastland Duitsland zal moeten verlaten en terug zal moeten keren naar de eigen lidstaat. Los van de federale wetgeving gaan gemeenten, waar de sociale bijstand moet worden aangevraagd, vaak soepeler om met de regels als zij vinden dat er sprake is van een schrijnend geval. De ambtenaren uit Berlijn die deelnamen aan het gesprek hebben overigens aangegeven dat deze signalen uit de grensstreken hen nog niet hadden bereikt. Zij monitoren de situatie in Duitsland regelmatig en als daar aanleiding toe is, beoordelen zij of er noodzaak is tot het nemen van maatregelen.

Mogelijk beroep op andere Nederlandse coronamaatregelen

Ik wil er verder op attenderen dat zelfstandige ondernemers die in België en Duitsland wonen en in Nederland hun bedrijf hebben weliswaar in Nederland niet in aanmerking komen voor bijstand voor levensonderhoud, maar zij komen vaak wel in aanmerking voor andere voorzieningen in het Nederlandse noodpakket. Zo kunnen deze ondernemers als gevolg van de voornoemde verruiming onder dezelfde voorwaarden als de zelfstandigen die wonen en werken in Nederland in aanmerking komen voor een lening voor bedrijfskapitaal van maximaal € 10.157 tegen een verlaagd rentepercentage.

Daarnaast komen zij mogelijk in aanmerking voor de regeling «Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren» (TOGS) COVID-19 en de regeling Tegemoetkoming Vaste lasten MKB (TVL). Ondernemers die mensen in dienst hebben, kunnen een beroep doen op de vergoeding voor arbeidstijdverkorting (NOW). Ten slotte zijn er maatregelen getroffen voor ondernemers met betrekking tot extra kredietfaciliteiten en in de belastingsfeer (uitstel van betalingen van belastingschulden).

Alle Nederlandse steun voor ondernemers is toegelicht op de website van de Kamer van Koophandel.4 Ondernemers kunnen op de website van de KvK ook de «Regelingencheck»5 doen. Voor informatie over steun uit onze buurlanden kunnen ze ook terecht bij de SVB-afdelingen Duitse en Belgische zaken6 en bij een van de GrensInfoPunten.7

Tenslotte

Alles afwegend ben ik van mening dat er in Nederland een samenhangend en evenwichtig pakket is gecreëerd voor zelfstandige grensondernemers. Sociale bijstand wordt -anders dan uitkeringen voor sociale zekerheid- niet geëxporteerd. Er is daarnaast geen objectieve rechtvaardiging om enkel zelfstandigen woonachtig in België en Duitsland toegang te geven tot de Tozo maar zelfstandigen uit andere EU-landen, de EER en Zwitserland niet. De verruimde faciliteiten in de Tozo gelden tevens voor ondernemers woonachtig in Nederland en die het bedrijf hebben in de andere EU-lidstaten, de EER-lidstaten en Zwitserland met betrekking tot de uitkering voor levensonderhoud. Voor de spiegelbeeldige situatie van ondernemers die het bedrijf in Nederland hebben en woonachtig zijn in de andere EU-lidstaten, de EER en Zwitserland is er beroep op de lening voor bedrijfskapitaal en op de hiervoor genoemde regelingen mogelijk. Elke lidstaat bepaalt zelf welke uitkeringen worden verstrekt en onder welke voorwaarden, daardoor verschilt ook de systematiek rond het verschaffen van sociale uitkeringen in corona-tijd.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2952

X Noot
2

Art. 21 VWEU jo. Richtlijn 2004/38/EG (met name: overweging 9 en artikelen 7 en 14, lid 4, onder b), van de richtlijn). Dit is tevens aangegeven in een mededeling van de Europese Commissie (COM/2013/0837 final */, met name onder 2.2).

Naar boven