32 849 Mijnbouw

Nr. 132 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 mei 2018

De Technische commissie bodembeweging (hierna: Tcbb) heeft de mogelijkheid en wenselijkheid verkend om voor heel Nederland te komen tot een uniforme en onafhankelijke wijze van beoordeling en afhandeling van schade als gevolg van mijnbouwactiviteiten. In haar advies, dat is opgenomen als bijlage bij deze brief1, concludeert de Tcbb dat dit mogelijk en wenselijk is. Op basis van dit advies van de Tcbb ga ik aan de slag om te komen tot een landelijke en onafhankelijke afhandeling van mijnbouwschades. Hierover ga ik in overleg met mijnbouwondernemingen. Daarbij wil ik ook bezien of het voorstel van de Tcbb om hiervoor een landelijk Instituut Mijnbouwschade op te richten de beste manier is om aan deze uitgangspunten invulling te geven. Ik streef ernaar uw Kamer na de zomer hierover nader te informeren.

Hieronder ga ik eerst in op de hoofdlijnen van het advies van de Tcbb. Daarna ga ik in op mijn overwegingen bij de invulling van een landelijk Instituut Mijnbouwschade, overwegingen die spelen bij de vaststelling van schadeoorzaken en de bijzondere situatie voor de voormalige steenkolenwinning in Limburg.

Advies Tcbb over de landelijke afhandeling mijnbouwschade

De Tcbb pleit voor een integrale aanpak van schade bij mijnbouwactiviteiten. Hierin past heldere communicatie over schaderisico’s voorafgaand aan, tijdens en na de uitvoering van mijnbouwactiviteiten, en adequate beoordeling en afhandeling van opgetreden mijnbouwschade. De verschillende onderdelen van deze integrale aanpak zouden per mijnbouwactiviteit vooraf in een gebiedsarrangement moeten worden vastgelegd tussen de mijnbouwonderneming en het bestuur van het betrokken gebied. Dit gebiedsarrangement zou ook moeten voorzien in een basisvoorziening voor een snelle, efficiënte afhandeling van kleine schades.

Ik ben het met de Tcbb eens dat heldere communicatie over risico’s en adequate beoordeling en afhandeling van schade van groot belang zijn. De verplichting tot vergoeding van fysieke schade door mijnbouwactiviteiten is in het Burgerlijk Wetboek geregeld. Burgers moeten bij vergoeding van fysieke schade als gevolg van een mijnbouwactiviteit niet verzanden in langdurige technische en juridische discussies. Hierin past een landelijke, onafhankelijke afhandeling van de schade.

Daarbij is het de vraag in hoeverre de aanpak t.a.v. het Groningenveld integraal onderdeel wordt van deze landelijke aanpak, gezien de unieke aard en omvang van de situatie rond het Groningenveld. Het staat daarbij buiten kijf dat het wettelijk bewijsvermoeden alleen geldt voor schade als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld. Dit wordt hieronder verder toegelicht. In mijn brief aan uw Kamer over de gaswinning uit de kleine velden ga ik nader in op de vergelijking van het Groningenveld en de kleine gasvelden. In die brief ga ik ook in op de aan de schadeafhandeling gerelateerde en voor de kleine velden momenteel veelal voorgeschreven representatieve nulmeting aan gebouwen.

Landelijk Instituut Mijnbouwschade

De Tcbb adviseert om invulling te geven aan de landelijke en onafhankelijke afhandeling van de schade met een landelijk Instituut Mijnbouwschade, waar mijnbouwschades aangemeld kunnen worden. Dit instituut draagt, aldus de Tcbb, zorg voor een onafhankelijke beoordeling en afhandeling van de schades binnen een publiekrechtelijk kader. Om kennis en ervaring met specifieke mijnbouwschades te bundelen, beveelt de Tcbb aan om dit instituut in te richten in een aantal kamers voor respectievelijk gaswinning Groningenveld, gaswinning kleine velden, zoutwinning, geothermie en de voormalige steenkolenwinning in Limburg. Binnen die kamers wordt met de specifieke omstandigheden van de desbetreffende mijnbouwactiviteit en de gebiedsarrangementen rekening gehouden.

Zoals ik hierboven heb aangegeven zet ik mij in om te komen tot een landelijke onafhankelijke schadeafhandeling. Daarbij zal ik bezien in hoeverre het nodig is om voor de verschillende mijnbouwsectoren of regio’s maatwerkoplossingen te treffen. Aan de hand van het advies van de Tcbb ben ik in overleg met mijnbouwondernemingen over de uitwerking hiervan. Hierbij betrek ik ook het voorstel van de Tcbb om tot gebiedsarrangementen te komen. Ik bezie daarbij nog of de landelijke, onafhankelijke schadeafhandeling het beste kan worden vormgegeven met een publieke regie op de schadeafhandeling door mijnbouwondernemingen, of door schadeafhandeling binnen het publieke domein. Bij deze keuze zal ik in ieder geval bekijken wat het meest passend is in relatie tot de aard en omvang van de specifieke mijnbouwschade, hoe een snelle en efficiënte afhandeling het best te realiseren is, en wat de meest laagdrempelige toegang geeft voor burgers. Dat de afhandeling van mijnbouwschade onafhankelijk is, zie ik daarbij als randvoorwaarde.

Indien het overleg met mijnbouwondernemingen ertoe leidt dat ik de afhandeling van schadeverzoeken in het publieke domein ga vormgeven, kan dit worden ondergebracht bij het Instituut Mijnbouwschade. Dit instituut krijgt een wettelijke basis waarin in ieder geval het kader voor de huidige Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen wordt vastgelegd. Als de afhandeling van schade door alle mijnbouwactiviteiten onder publieke regie of in het publieke domein zal gaan plaatsvinden, doet dat overigens niet af aan de aansprakelijkheid van het betrokken mijnbouwbedrijf.

Het uitgangspunt is en blijft dat vergoeding van de schade en de voor de afhandeling daarvan te maken kosten voor rekening zijn van de verantwoordelijke mijnbouwonderneming en dus geen gevolgen hebben voor de rijksbegroting.

Vaststelling schadeoorzaak: Het Groningenveld en andere mijnbouwactiviteiten

Schade aan objecten als gebouwen en infrastructuur kan verschillende oorzaken hebben. Naast bodembeweging (bodemdaling, bevingen) veroorzaakt door mijnbouwactiviteiten kunnen bijvoorbeeld ook zetting en inklinking van slappe bodem of verzakkingen door (grond)waterbeheer oorzaak van schade zijn. De kans dat en de mate waarin schade ontstaat, kan ook te maken hebben met de bouwwijze en stevigheid van het object en gevoeligheid voor invloeden van buitenaf. Het eenduidig vaststellen van de oorzaak van schade kan daardoor ingewikkeld zijn.

Het wettelijke bewijsvermoeden, dat geldt bij de afhandeling van schadegevallen als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld, is gerechtvaardigd door de specifieke daar geldende situatie. Daar deed en doet zich in korte tijd een groot aantal relatief gelijksoortige gevallen van schade voor in één regio van Nederland, waarbij het aannemelijk is dat in verreweg de meeste gevallen de gaswinning uit het Groningenveld de schadeoorzaak is. Gezien de schaal en omvang van (de gevolgen van) deze gaswinning is de situatie in Groningen van een geheel andere orde en daarom niet vergelijkbaar met mijnbouwactiviteiten in andere delen van Nederland. In de rest van het land ontbreekt dan ook de grond voor invoering van het wettelijk bewijsvermoeden en zal van geval tot geval een onafhankelijke deskundige instantie moeten beoordelen of de schade (mede) het gevolg is van een specifieke mijnbouwactiviteit.

Steenkolenwinning Limburg

Voor schade die mogelijkerwijs het gevolg is van de voormalige steenkolenwinning in Limburg doet zich de bijzondere situatie voor dat onduidelijk is op wie de schade eventueel verhaald kan worden. De rechter moet zich er nog over uitspreken of in de twee voorliggende gevallen het beroep op verjaring op grond van het Burgerlijk Wetboek voor het afwijzen van de claims redelijk en billijk is. Zodra de rechter zich over deze zaak heeft uitgesproken, zal ik mij verder beraden over situaties waarin de vordering tot schadevergoeding is verjaard. Daarbij zal ik bezien of het mogelijk is om ook gevallen van schade als gevolg van de voormalige steenkolenwinning in Limburg onderdeel te laten zijn van de door mij gewenste landelijke, onafhankelijke schadeafhandeling.

Nadere uitwerking Tcbb-advies

Ik streef ernaar uw Kamer na de zomer een brief te sturen over de nadere uitwerking van het Tcbb-advies. Hierin zal tevens aandacht besteed worden aan de samenloop met de al bestaande instituties in Groningen en Limburg, zoals de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade in Groningen en het Calamiteitenfonds mijn(water)schade in Limburg.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven