Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 februari 2021
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een brief ontvangen van de Belangen
Vereniging Vrij Wonen (BVVW) d.d. 9 december 2021 naar aanleiding van het rondetafelgesprek
Uithuiszettingen van inwoners recreatiewoningen d.d. 4 november 2021. Op 16 december
heeft deze commissie mij met een brief gevraagd te reageren op bovengenoemde brief
van de BVVW. Hierbij mijn reactie.
In de brief van de BVVW wordt melding gemaakt van een geval van (bestuursrechtelijke)
handhaving op permanente bewoning van een recreatiewoning in de gemeente Zeewolde.
Volgens de BVVW heeft de gemeente daarbij een inbreuk gemaakt op de privacy van de
bewoners. Verder stelt de BVVW dat gemeenten een klopjacht zijn begonnen naar aanleiding
van het verbod op permanente bewoning van recreatiewoningen en dat handhaving een
verdienmodel is geworden. Ten slotte verzoekt de BVVW om het bewonen van een recreatiewoning
niet langer strafbaar te stellen in afwachting van de wijziging van het Besluit omgevingsrecht
(Bor), die op dit moment in voorbereiding is.
Als permanente bewoning van een recreatiewoning in strijd is met het bestemmingsplan,
is een gemeente in beginsel verplicht om daartegen met bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen
(last onder bestuursdwang of last onder dwangsom) op te treden. Hierbij hoort de menselijke
maat centraal te staan en is het van belang dat gemeenten oog hebben voor mogelijke
maatwerkoplossingen. Een gemeente kan afzien van handhaving, bijvoorbeeld als zij
bereid is om de permanente bewoning te legaliseren. Dit is mogelijk door een gedoogbeschikking
te verlenen, het bestemmingsplan te wijzigen of door een omgevingsvergunning te verlenen
om af te wijken van het bestemmingsplan.
Met het oog op de eventuele legalisering, moet in ogenschouw worden genomen dat een
gebied of perceel dat bestemd is voor recreatie, niet automatisch geschikt is om ook
voor permanente bewoning te worden gebruikt. Daarbij mag de legalisering niet in strijd
zijn met provinciale en nationale regelgeving. Ook moet een gemeente een afweging
maken tussen de verschillende betrokken belangen, die zeer tegenstrijdig kunnen zijn.
Al met al is permanente bewoning van recreatiewoningen niet overal mogelijk of wenselijk.
In de gevallen dat permanente bewoning van een recreatiewoning wel degelijk een uitkomst
is, beschikken gemeenten over de hiervoor genoemde instrumenten om bewoning mogelijk
te maken. Daarbij ondersteun ik gemeenten met een kwaliteits- en afwegingkader «wonen
in recreatiewoningen» en inzet van het expert- en aanjaagteam «transformatie van vakantieparken».
De voorgenomen wijziging van het Bor stelt gemeenten in de gelegenheid om ten aanzien
van een van die instrumenten, de omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan,
in meer situaties via een snellere procedure de vergunning te verlenen dan nu het
geval is. De voorgenomen wijziging zal derhalve niet tot gevolg hebben dat permanente
bewoning van recreatiewoningen overal wordt toegestaan.
In het kader van de handhaving van een bestemmingsplan mag een gemeente door middel
van controles door toezichthouders informatie verzamelen binnen de kaders van de geldende
wet- en regelgeving. Wanneer betrokkenen van mening zijn dat de door de gemeente verzamelde
informatie onvoldoende aantoont dat de recreatiewoning permanent wordt bewoond, staat
het hun vrij om rechtsmiddelen tegen de handhaving aan te wenden. In het geval van
bestuursrechtelijke handhaving betekent dit het maken van bezwaar tegen het handhavingsbesluit
bij de gemeente, waarna desgewenst in beroep bij de rechter kan worden gegaan.
De BVVW stelt in haar brief dat permanente bewoning van recreatiewoningen in 2003
strafbaar is gesteld en dat handhaving een verdienmodel is geworden. Dit is onjuist.
De toenmalige Minister van VROM heeft in 2007 ruimte gecreëerd voor gemeenten om permanente
bewoning van recreatiewoningen toe te staan door een uitdrukkelijke wettelijke grondslag
te creëren op grond waarvan bewoners van een recreatiewoning een vrijstelling van
het bestemmingsplan (naar huidig recht een omgevingsvergunning op grond van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht) kunnen aanvragen. Daarnaast geldt dat (bestuursrechtelijke)
handhaving een kostbare aangelegenheid is voor gemeenten. Daarmee vormt het zeker
geen verdienmodel.
Ik zal in afwachting van de wijziging van het Bor geen stappen nemen om permanente
bewoning van recreatiewoningen in zijn algemeenheid toe te staan. Ik laat, net als
in de voorgenomen wijziging van het Bor, de bevoegdheid om te beslissen over het al
dan niet toestaan van permanente bewoning van recreatiewoningen bij de gemeenten.
Deze hebben het beste zicht op de wenselijkheid en mogelijkheid aangaande het toestaan
van permanente bewoning.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge