Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2013
Met deze brief ontvangt uw Kamer antwoord op de in de commissiebrief van 22 maart
2013 van de Vaste Kamercommissie voor Wonen en Rijksdienst gestelde vraag over een
lijst van twintig door mijn ministerie gefinancierde onderzoeken met betrekking tot
de huursector. Deze lijst is op 13 maart 2013 op verzoek van het Kamerlid Paulus Jansen
(SP) aan uw Kamer gestuurd.
Met deze brief ga ik tevens in op de motie van de heer Jansen (SP) (Kamerstuk 33400,VII,
nr. 35) over het laten doorrekenen van de werkgelegenheidseffecten van het Woonakkoord.
De lijst van twintig onderzoeken geeft een overzicht van de uit het budget van het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2012 geheel of gedeeltelijk
gefinancierde onderzoeken met als hoofdthema of als subthema de huursector. De commissie
heeft gevraagd geïnformeerd te worden over welke uitgangspunten golden bij gunning
van de twintig onderzoeken op bovengenoemde lijst.
In antwoord hierop kan ik u aangeven dat bij het gunnen van onderzoek gewerkt wordt
met de richtlijnen op basis van de Aanbestedingswet. Voor elke gunning wordt mede
op grond van de hoogte van het aan te besteden bedrag bepaald of meerdere partijen
worden uitgenodigd om een offerte in te dienen. Gunning vindt plaats op basis van
een vooraf vastgelegde weging van kwaliteit en prijs.
Op het brede terrein van wonen, bouwen en woon- en leefomgeving wordt gewerkt met
een grote diversiteit aan marktpartijen. Elk deelterrein kent onderzoeksbureaus met
specifieke expertise. Dit geldt ook voor het terrein van het huurbeleid. Voor het
maken van woningbehoefteramingen en doorrekeningen ten aanzien van het woonbeleid
geldt dat een hoogwaardig modelinstrumentarium nodig is. Het aantal marktpartijen
dat over een dergelijk geavanceerd modelinstrumentarium beschikt en hiervoor continuïteit
kan bieden, is zeer beperkt.
Dit brengt mij op de behandeling van de motie ten aanzien van de doorrekening van
de werkgelegenheidseffecten van het Woonakkoord. Uw vraag naar het doorrekenen van
sectorspecifieke werkgelegenheidseffecten van de huurmaatregelen vergt niet alleen
expertise en geavanceerd modelinstrumentarium, maar ook verregaande aannamen over
gedragsreacties van betrokken spelers. Het CPB heeft desgevraagd aangegeven, mede
gezien de aanstaande hervormingen op de woningmarkt, geen kans te zien hier voldoende
betrouwbare en nauwkeurige uitspraken over te kunnen doen. Hierdoor kan ik op dit
moment niet aan het in de genoemde motie van de heer Jansen gedane verzoek tot doorrekening
voldoen.
De minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok