Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2013
In de procedurevergadering van de commissie voor Wonen en Rijksdienst van 31 januari
2013 is verzocht om een reactie te geven op het rapport «Bouwen en Banen, Werkgelegenheidseffecten
van energiebesparing in de gebouwde omgeving» van SEO Economisch Onderzoek (SEO) en
CE Delft (CE). Bij deze doe ik u mijn reactie toekomen.
Het rapport is tot stand gekomen in opdracht van het ministerie van Infrastructuur
en Milieu met als doel het verband tussen investeringen in energiebesparing in de
gebouwde omgeving en werkgelegenheid in beeld te brengen. Het rapport bevat een eerste
verkenning van de werkgelegenheidseffecten van energiebesparende investeringen in
de gebouwde omgeving. SEO en CE hebben de werkgelegenheidseffecten van twee investeringsscenario’s
in de periode 2013–2020 in beeld gebracht. Afhankelijk van het scenario leiden investeringen
in energiebesparende maatregelen van 2,5 tot 4 miljard euro per jaar tot een netto
werkgelegenheid van 67.000 tot 110.000 arbeidsjaren tot 2020.
Ik ben blij dat SEO en CE deze verkenning naar de werkgelegenheidseffecten van energiebesparende
investeringen in de gebouwde omgeving hebben gedaan. De werkloosheid binnen de bouwsector
is op dit moment zorgwekkend. Een goed inzicht in het verband van werkgelegenheidseffecten
en investeringen in energiebesparing in de gebouwde omgeving is daarom belangrijk.
Daarnaast is dit inzicht van belang vanwege de lange termijn opgave voor klimaat en
energie. Voor de energietransitie zullen grote investeringen in de gebouwde omgeving
nodig zijn en dit zal gepaard gaan met een grote inzet van arbeid.
SEO en CE trekken de conclusie dat extra investeringen in energiebesparing in de gebouwde
omgeving een fors aantal extra banen op kan leveren tot 2020. Extra investeringen
in de gebouwde omgeving kunnen de vraaguitval voor de bouw- en installatiesector dempen
en zo op korte termijn zorgen voor lagere werkloosheid.
SEO en CE doen een aantal aanbevelingen om hun eerste verkenning verder te verdiepen.
SEO en CE geven aan dat investeringen in de utiliteitsbouw buiten beschouwing zijn
gebleven. Ook het beleid dat nodig is om investeringen in energiebesparing mogelijk
te maken is niet in de studie meegenomen. Nader onderzoek naar het meest kosteneffectieve
beleid voor energiebesparing is wenselijk. Verder kunnen een meer gedifferentieerde
arbeidsmarktanalyse naar regio en opleidingniveau, een MKBA en een uitsplitsing van
energiekosten en financieringslasten op huishoudenniveau verdieping geven.
Ik verwacht dat een groot deel van de door SEO en CE aanbevolen verdieping op korte
termijn zal plaatsvinden in het kader van het SER-energieakkoord. Het Economisch Instituut
voor de Bouw (EIB) zal de werkgelegenheidseffecten doorrekenen van voorgestelde maatregelen
in dit SER-energieakkoord. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Energie Centrum
Nederland en het Planbureau voor de Leefomgeving. Ook zal het EIB een analyse uitvoeren
naar het opleidingsniveau dat nodig is in de bouw- en installatiesector om de investeringen
die voortvloeien uit het SER-energieakkoord te realiseren.
De minister voor Wonen en Rijksdienst S.A. Blok