Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 juni 2019
In haar brief van 6 juni jl. heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken gevraagd
om de cijfers van de provincie Utrecht en de cijfers van alle provincies tot en met
2029 over de verhouding per provincie tussen harde plancapaciteit en toename woningbehoefte
aan te leveren voor het AO Bouwopgave van 19 juni 2019.
In het rapport Inventarisatie Plancapaciteit Mei 2019 dat ik u als bijlage bij de
Staat van de Volkshuisvesting heb doen toekomen was het niet mogelijk om voor de provincie
Utrecht een uitsplitsing te maken tussen harde en zachte plancapaciteit, vanwege ontbrekende
informatie over de gemeente Utrecht.
Op basis van een aanvullende informatie-uitvraag bij de provincie en gemeente Utrecht
is het nu mogelijk dit onderscheid wel te maken. De aanvullende informatie heeft ook
geleid tot een correctie van de totale planvoorraad in de provincie Utrecht en landelijk.
In de nieuwe inventarisatie ligt het totaal aan planvoorraad voor de periode 2019
t/m 2029 7.800 woningen lager dan in het eerder aan u gezonden rapport. Voor de periode
2019 t/m 2024 komt de totale planvoorraad 10.750 lager uit. Na raming van deze nieuwe
cijfers dekt de planvoorraad tot 2025 in Nederland 152% van de toename in de woningbehoefte;
in eerder toegezonden rapportage betrof dit 155%. Voor de periode 2019 t/m 2029 is
de verhouding tussen plannen en toename woningbehoefte 135%. Voor beide perioden blijft
de totale plancapaciteit hoger dan de toename van de woningbehoefte. De verhouding
tussen de plancapaciteit en de toename van de woningbehoefte in de provincie Utrecht
bedraagt 140% voor de korte termijn tot 2025 en 108% voor de langere termijn tot en
met 2029. Voor de periode na 2025 ligt er een belangrijke uitdaging om meer plannen
te ontwikkelen.
De noodzakelijke zoektocht naar toekomstige locaties loopt mede via het MIRT onderzoek,
waarover ik u op 6 juni jongsleden heb geïnformeerd1. Dit onderzoek moet een gezamenlijk gedeeld beeld opleveren van de meest waarschijnlijke
en gewenste ontwikkeling in de regio Utrecht, alsmede in de majeure ruimtelijke keuzes
en investeringen die daarvoor nodig zijn.
In de bij deze brief meegestuurde notitie2, opgesteld door ABF Research wordt ingegaan op de verbeterde en aanvullende cijfers
vanuit Utrecht. Ook is in deze notitie de gevraagde informatie over de verhouding
harde plancapaciteit en toename woningbehoefte voor de periode 2019 t/m 2029 opgenomen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren