Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 januari 2017
Tijdens het Algemeen Overleg van 6 oktober 2016 (Kamerstuk 29 453, nr. 427) heb ik u toegezegd om de samenhang van regionale woonruimteverdeelsystemen en de
gevormde woningmarktregio’s, zoals bedoeld in de Woningwet, te bezien en tevens met
Aedes vereniging van woningcorporaties (Aedes) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) te overleggen of deze aan elkaar aangepast moeten worden. Dit overleg is inmiddels
gevoerd. Met deze brief informeer ik u over de uitkomst van dit overleg.
Woonruimteverdeelsystemen
Er zijn 35 woonruimteverdeelsystemen, waarin meerdere woningcorporaties hun woningen
aanbieden via een gezamenlijke website. (In figuur 1, bijgevoegd, treft u hier een
overzicht van1).
Het doel van het regionale woonruimteverdeelsysteem is het eerlijk verdelen van schaarse
sociale huurwoningen in de regio op een eenduidige, eenvoudige, transparante en efficiënte wijze. Veelal wordt er daarbij voor gekozen
om in alle gemeenten in de regio dezelfde (regionale) regels voor woonruimteverdeling
te laten gelden.
Woningmarktregio’s
Kort na de zomer zijn de negentien woningmarktregio’s conform de Woningwet vastgesteld.
(In figuur 2, bijgevoegd, treft u hier een overzicht van2). Dat is gebeurd aan de hand van voorstellen van gemeenten, die de voor- en nadelen
van verschillende scenario’s tegen elkaar afgewogen hebben en zijn gekomen tot de
samenstelling en schaalgrootte die naar hun inzicht het best past gezien de regionale
binding van de daar werkzame corporaties en de lokale volkshuisvestelijke vraag. Met
het vaststellen van de voorgestelde woningmarktregio’s is het geografisch werkdomein
van corporaties bepaald. Binnen hun regio mogen corporaties in elke gemeente investeren,
daarbuiten geldt een verbod op het nieuw bouwen en verwerven van vastgoed. Dit vergroot
de regionale verankering van corporaties en hun focus op het kernwerkgebied.
Gemeenten in een woningmarktregio conform de Woningwet hebben geen verplichting om
een gezamenlijk woonruimteverdeelsysteem op te zetten. Gemeenten kunnen op de door
hen gewenste en passend geachte (lokale) schaal blijven samenwerken, bijvoorbeeld
ten aanzien van de woonruimteverdeling.
Samenhang woonruimteverdeelsystemen en woningmarktregio’s
Allereerst is van belang om aan te geven dat de doelen van regionale woonruimteverdeelsystemen
en de gevormde woningmarktregio’s van elkaar verschillen en dat het ontbreken van
een geografische gelijkschakeling niet in de weg hoeft te staan dat ze beide in de
praktijk goed kunnen functioneren.
De VNG gaf aan dat een beslissing of het op elkaar aansluiten van beide typen woningmarktregio’s
gewenst is aan gemeenten is. Ook volgens Aedes is woonruimteverdeling een lokale aangelegenheid,
waarbij corporaties en gemeenten onderling afspreken wat lokaal nuttig is. Er is naar
het oordeel van Aedes geen dwingende reden dat woonruimteverdeelsystemen en woningmarktregio’s
samen moeten vallen.
Tot slot
Resumerend constateer ik dat er inhoudelijk geen noodzaak is om woningmarktregio’s
en de regio’s voor woonruimteverdeling gelijk te schakelen, gezien het feit dat deze
indelingen elk een ander doel dienen, en dat er ook geen steun voor of behoefte aan
is vanuit gemeenten en corporaties. Ik zie derhalve geen aanleiding tot het ontwikkelen
van beleid op dit punt.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok