Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2016
Mede namens de Minister van Financiën stuur ik u naar aanleiding van uw verzoek van
5 december een schriftelijke reactie op de e-mail die de Commissie Wonen en Rijksdienst
heeft ontvangen van de Hypotheekshop, over het standpunt van de Autoriteit Financiële
Markten (AFM) inzake het toetsmoment verantwoorde kredietverlening.
Naar aanleiding van wijzigingen die voortvloeien uit de Mortgage Credit Directive
(MCD) hebben er enkele wijzigingen plaatsgevonden in het hypotheekverstrekkingsproces.
Dit houdt onder andere in dat consumenten een bindend aanbod dienen te ontvangen en
dat het voorlopig offertemoment is komen te vervallen.
De AFM is van oordeel dat met de introductie van het bindend aanbod een uniform moment
is ontstaan waarop toetsing van de hypotheekaanvraag op wet- en regelgeving moet plaatsvinden.
De geldverstrekker is immers gebonden aan dit aanbod en dient er voor te zorgen dat
er alleen verantwoorde kredieten worden verstrekt en daarmee overkreditering wordt
voorkomen. Dit betekent dat het bindend aanbod moet voldoen aan de dan geldende loan-to-income
(LTI) en loan-to-value (LTV) normen.
De gewijzigde regelgeving naar aanleiding van de MCD heeft tot gevolg dat aanbieders
hun hypotheekverstrekkingsproces opnieuw hebben ingericht. In de praktijk blijken
veel verstrekkers te toetsen op basis van de normen die gelden op het moment dat de
hypotheek wordt aangevraagd, in plaats van het moment dat de hypotheekverstrekker
het bindend aanbod doet. Het is mogelijk dat consumenten die dit jaar een hypotheekaanvraag
hebben ingediend pas na 1 januari 2017 een bindend aanbod ontvangen, en op de basis
van de regels voor verantwoorde kredietverlening dus getoetst zouden moeten worden
aan de normen die dan gelden. Het kan in dat geval voor komen dat consumenten die
binnen de in 2016 geldende normen maximaal willen lenen, per 1 januari 2017 de financiering
van de hypotheek net niet meer rond krijgen.
Ik vind het belangrijk dat consumenten niet in de problemen worden gebracht door de
overgang naar de nieuwe werkwijze. De AFM en de sector delen dit standpunt. Vandaar
dat de AFM en de sector, waaronder het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW), samen hebben
gekeken hoe op een voor de consument verantwoorde en voor de sector praktisch uitvoerbare
manier kan worden omgegaan met knellende situaties van consumenten als gevolg van
de overgang.
Voor hypotheekaanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2017 waarbij de kredietwaardigheidstoets
ten behoeve van het bindend aanbod uiterlijk 1 februari 2017 plaatsvindt, mag met
de hypotheeknormen van 2016 worden gerekend. De AFM zal hier in haar toezicht rekening
mee houden. Een aanvraag dient wel betrekking te hebben op een specifieke onderpand.
Hierbij geldt de randvoorwaarde dat de hypotheekaanbieder bij het verstrekken van
het bindend aanbod controleert in hoeverre de aanvrager en het adres van de woning
hetzelfde zijn als in de aanvraag, om te voorkomen dat aanvragen worden ingediend
om in 2017 een hypotheek op basis van normen uit 2016 te krijgen. Overigens bestaat
er altijd de mogelijkheid om een explain toe te passen, waarmee gemotiveerd afgeweken
kan worden van de normen.
Met de duidelijkheid die volgt uit de overeengekomen lijn tussen AFM en de sector
ga ik ervan uit consumenten die in een knellende situatie dreigen te belanden niet
de dupe worden van de wijziging van de systematiek.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok