32 843 Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de implementatie van de Richtlijn tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen

A VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 7 februari 2012

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de voorgenomen Wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de implementatie van de Richtlijn tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen en hebben naar aanleiding daarvan nog enige vragen. Deze hebben onder meer betrekking op de verplichtingen voor werkgevers, het vrijwilligerswerk en de ketenaansprakelijkheid. De leden van de CDA-fractie, de PvdA-fractie en de D66-fractie sluiten zich bij alle vragen van de GroenLinks-fractie aan.

Implementatietermijn en nationale kop

De leden van genoemde fractieswillen graag van de regering weten waarom ze de implementatietermijn van de richtlijn met inmiddels zes maanden heeft overschreden. De termijnoverschrijding wekt des te meer verbazing nu de regering in het implementatievoorstel de bestaande wetgeving nauwelijks heeft aangepast, omdat Nederland al nagenoeg geheel aan de richtlijn zou voldoen. Verder constateren deze leden dat de regering in de implementatiewetgeving een aantal nationale koppen heeft verwerkt. Hoewel deze koppen bestaan uit bestaand nationaal beleid is het wel de vraag of ze wenselijk zijn, gelet op het belang van een level playing field voor het bedrijfsleven in de Europese Unie in verband met de concurrentiepositie. Kan de regering toelichten op welke wijze zij dit belang heeft meegewogen?

Verplichtingen werkgevers

Deze leden vernemen ook graag waarom de regering ervoor kiest om werkgevers van legale werknemers aan dezelfde verplichtingen te onderwerpen als werkgevers van illegale werknemers, terwijl de richtlijn zich beperkt tot het verbieden van illegale tewerkstelling. Heeft de regering rekening gehouden met het risico dat werkgevers door de extra informatie en notificatieverplichtingen een grotere drempel ervaren om een legaal verblijvende derdelander in dienst te nemen? Zo ja, acht de regering dit niet onwenselijk?

Vrijwilligerswerk

De regering kiest ervoor om ook vrijwilligerswerk te laten vallen onder de reikwijdte van de richtlijn, hoewel considerans nummer 7 uitdrukkelijk de mogelijkheid biedt om de richtlijn hierop niet van toepassing te laten zijn. Het argument van de regering is dat ze hiermee schijnconstructies en ongelijke concurrentie wil tegengaan. Is de regering niet bevreesd dat hiermee alle ruimte komt te vervallen voor een beoordeling van de gehele context waarin vrijwilligerswerk plaatsvindt? De leden van de fractie van GroenLinks menen dat met deze generieke lijn allerlei situaties ten onrechte onder de bestrijding van illegale arbeid komen te vallen. Te denken valt aan vriendendiensten in een huishouden of werk voor een vrijwilligersorganisatie, verricht door een illegaal, maar ook door een legaal verblijvende persoon. Op welke wijze denkt de regering toch maatwerk te kunnen verrichten en te voldoen aan het unierechtelijke proportionaliteitsbeginsel?

Ketenaansprakelijkheid

De leden van genoemde fracties hebben nog enige vragen over de ketenaansprakelijkheid. Artikel 8, tweede lid van de richtlijn beperkt de aansprakelijkheid van een aannemer of onderaannemer tot die situaties waarin zij op de hoogte waren van de illegale tewerkstelling bij een collega-onderaannemer. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat een aannemer die gepaste zorgvuldigheid heeft betracht volgens het nationale recht niet aansprakelijk kan worden gehouden. Is het juist dat de Nederlandse wetgeving hiervan afwijkt door te regelen dat alle werkgevers uit de keten beboetbaar zijn? Is het bij het vaststellen van de ketenaansprakelijkheid volgens de nationale wetgeving geheel niet van belang of de aannemer of collega-onderaannemer op de hoogte was, of dat de aannemer gepaste zorgvuldigheid heeft betracht? In hoeverre maakt deze interpretatie van artikel 8 de beperkingen die de richtlijn oplegt aan de aansprakelijkheid niet zinledig? Is om deze reden de implementatiewet niet in strijd met het unierechtelijke effectiviteitsbeginsel en eveneens met het proportionaliteitsbeginsel? Zou het vierde lid van artikel 8 niet zo gelezen moeten worden dat striktere aansprakelijkheidsregels mogelijk zijn met in achtneming van de aansprakelijkheidsuitsluitingsgronden van het tweede en derde lid? Hoe verhoudt deze ruime implementatie zich met het eerdere Nederlandse standpunt dat er een voorbehoud zou moeten worden gemaakt voor het ontbreken van verwijtbaarheid bij een aansprakelijk te houden aannemer uit de keten?2 Kunnen deze ruime aansprakelijkheidsregelingen, in combinatie met het brede werkgeversbegrip in de Wet Arbeid Vreemdelingen, er niet toe leiden dat werkgevers huiverig worden voor het aannemen van legaal verblijvende derdelanders, waardoor dezen in een nadeliger positie zitten dan hun concurrenten in andere lidstaten? Kan de regering een toelichting geven op de reikwijdte van de ketenaansprakelijkheid? Is de regering van mening dat de richtlijn toestaat dat bijvoorbeeld een dagbladconcern verantwoordelijk kan worden gesteld voor de bezorging van de krant door derdelanders zonder verblijfsvergunning, ook al is de krantenbezorging aan een ander bedrijf uitbesteed en heeft de eigenaar van het krantenconcern hiervan geen weet, terwijl de noodzakelijke zorgvuldigheid is betracht?

Dient de aansprakelijkheid zo gelezen te worden dat de grondslag aan een vordering ontvalt zodra één van de aansprakelijken de loonvordering voldoet?

Overig

In de toelichting bij het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn wordt bij artikel 6, vierde en vijfde lid van de richtlijn verwezen naar artikel 8.26 Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb2000) zoals dat zou komen te luiden na invoering van het Besluit Modern Migratiebeleid. Dat besluit (Stb. 2010, 307, nog niet in werking getreden) bevat echter geen wijziging van artikel 8.26 Vb2000. Artikel 8.26 Vb 2000 geeft de Minister de bevoegdheid om regels te stellen over de rechten die vreemdelingen kunnen ontlenen aan een aantal verdragen, maar daarbij wordt in de huidige redactie noch in de redactie van het Besluit Modern Migratiebeleid, verwezen naar de onderhavige richtlijn of het unierecht in het algemeen. Dit is echter nog geen implementatie van de verplichting neergelegd in artikel 6, vierde en vijfde lid van de richtlijn. De leden vragen de regering aan te geven op welke wijze zij deze bepalingen wel heeft geïmplementeerd of zal implementeren.

Uit de reactie op het Nader advies van de Raad van State maken de leden van deze fractie op dat er momenteel gewerkt wordt aan een wetsvoorstel over de herziening en verscherping van de Wet Arbeid Vreemdelingen. Kan de regering deze plannen nader toelichten?

De leden van de commissie zien de beantwoording – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sylvester

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV), (vice-voorzitter), Van Dijk (PVV). Reynaers (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Van Rey (VVD) en Beckers (VVD).

X Noot
2

Kamerstukken I, 2008/2009, 23 490 EH, p. 2–3.

Naar boven