32 842 Wijziging van de Opiumwet in verband met de strafbaarstelling van handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt

F TWEEDE NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 23 januari 2014

Mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bericht ik u dat wij met belangstelling kennis hebben genomen van de nadere vragen van de leden van de fractie van de SP, waarbij de leden van de fractie van Groen Links zich aansluiten in de tweede nadere nota naar aanleiding van het verslag en dat ik deze als volgt al beantwoord.

Inleiding

De leden van de fracties van de SP en GroenLinks vroegen naar mijn brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal over toezeggingen inzake het coffeeshopbeleid van 18 december 2013. Ik ben gaarne bereid om deze brief1 met alle bijbehorende bijlagen2 ook ter kennis van deze leden te brengen en zal deze stukken als bijlage bij deze memorie voegen. Voor de goede orde merk ik nog op dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal de brief heeft gedrukt als Kamerstukken II 2013/2014, 24 077, nr. 314 en dat de bijlagen eveneens onder dit nummer zijn verwerkt.

Het bredere softdrugbeleid

De leden van de fracties van de SP en GroenLinks verwezen naar uitspraken van de burgemeester van Zwijndrecht, de heer D. Schrijer, op 6 november 2013 tegenover NU.nl dat de gemeente Heerlen samen met zeven andere gemeenten een plan heeft ingediend bij de Minister van Veiligheid en Justitie om een proef te starten met gereguleerde wietteelt en vermelden dat volgens het artikel de regering tegen een verruiming van het gedoogbeleid is, onder meer omdat internationale regels zulks zouden belemmeren. De leden van de fractie van de SP en van de fractie van GroenLinks vroegen in dat verband waarop volgens de regering die belemmering ingevolge internationale regels gebaseerd is en verzochten de regering in dat verband ook te reageren op de opvatting van juridische deskundigen, die stellen dat een verruiming van het gedoogbeleid niet in strijd is met internationale wetten en regels. Ik ben op beide kwesties ingegaan in mijn brief van 18 december 2013 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en meen er goed aan te doen deze leden naar die brief te verwijzen.

De leden van de fractie van de SP en van de fractie van GroenLinks vroegen of met het voorliggende wetsvoorstel beoogd wordt de verkoop van paddothuiskweeksets te verbieden of niet. Zoals ik tijdens de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel bij herhaling heb aangegeven is het primaire doel van het wetsvoorstel de bestrijding van beroeps- en bedrijfsmatige illegale hennepteelt, alsmede illegale teelt van grote hoeveelheden te ondersteunen door een lacune in de bestaande wetgeving op te heffen. De strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen heeft betrekking op alle lijst II-middelen. Dit is mede het gevolg van een daartoe strekken verzoek van het College van procureurs-generaal in het kader van de advisering over het onderhavige wetsvoorstel.

Wat betreft de paddothuiskweeksets, waar deze leden naar vroegen, merk ik het volgende op.

Ik ga er vanuit dat met paddos wordt gedoeld op paddenstoelen die van nature de stof psilocine of psilocybine bevatten en op lijst II van de Opiumwet zijn vermeld. Onder een paddokweekset wordt – naar ik aanneem – verstaan enigerlei vorm van een houder waarin sporen van paddos op of onder een voedingsbodem zijn geplaatst of daarin zijn verwerkt. Deze is gebruiksklaar is voor het kweken van paddos, want bij het kweken kan worden volstaan met de toevoeging van water. Op websites worden deze paddokweeksets aangeboden voor thuisteelt en daarom soms ook wel aangeduid als paddothuiskweeksets. Het is een feit van algemene bekendheid dat paddos niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor consumptie met het oog op de bewustzijnsbeïnvloedende werking ervan. Verkoop van deze paddokweeksets gebeurt derhalve terwijl de verkoper weet dat deze bestemd zijn voor het telen van paddos. Telen van paddos is verboden en valt onder de strafbaarstellingen van artikel 11 van de Opiumwet. Daarmee is een hoofdbestanddeel van de in het voorgestelde artikel 11a van de Opiumwet opgenomen voorbereidingshandelingen vervuld. Echter, daarnaast vereist het nieuwe artikel 11a dat de paddokweeksets bestemd zijn voor het telen van paddos als bedoeld in artikel 11, derde lid (beroeps- of bedrijfsmatige teelt) dan wel artikel 11, vijfde lid (teelt van een grote hoeveelheid) van de Opiumwet.

Motivering en effectiviteit

De leden van de fractie van de SP lijken, gelet op hun vraag naar een nadere motivering van het antwoord op de vraag van deze leden of de regering de mening deelt van H. van Aalderen, weergegeven in het dagblad Trouw van 28 augustus 2013, dat luidde dat ik de zienswijze van de heer Van Aalderen de indruk te hebben dat een motivering ontbrak. Ik hecht eraan erop te wijzen dat aan mijn conclusie een opmerking vooraf ging van de strekking dat de heer Van Aalderen naar mijn oordeel in het artikel uiting gaf aan zijn kritiek op het gevoerde beleid en dat ik daarom zijn zienswijze niet deelde. Gevraagd naar een nadere motivering, merk ik hier nog op dat de centrale stelling van de heer Van Aalderen in genoemd artikel lijkt te zijn dat «Nederland terug moet in de voorhoederol in het mondiale debat over drugsbeleid en met internationale partners in discussie gaan over de meerwaarde van de Nederlandse aanpak». Echter, tegelijkertijd plaatst hij kritiek bij twee punten van dat beleid, te weten het ingezetenencriterium en dit wetsvoorstel. Ik heb in diverse brieven aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal mijn standpunt over het ingezetenencriterium genoegzaam uiteen gezet. Hetzelfde geldt voor dit wetsvoorstel gedurende de gehele parlementaire behandeling tot nu toe. Ik heb daaraan niet meer toe te voegen.

Uitvoerbaarheid, administratieve lasten en financiële gevolgen

De leden van de fractie van de SP vroegen de regering of zij de opvatting deelt van de burgemeester van Zwijndrecht, de heer D. Schrijer, als verwoord op 6 november 2013 tegenover NU.nl, dat de staat een miljard euro misloopt door het niet reguleren van wietteelt. Ik merk op dat in het artikel een bedrag van 850 miljoen aan vermeende opbrengsten uit belastingheffing wordt genoemd in geval van legalisering van cannabis. Deze leden leggen een verband tussen opbrengsten en de regulering van wietteelt. Met de term regulering van wietteelt wordt gewoonlijk op iets anders gedoeld dan op legalisering. Voor een inhoudelijk antwoord verwijs ik naar mijn brief van 18 december 2013 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal waarin ik ben ingegaan op door gemeenten gewezen mogelijke financiële voordelen die met de regulering van hennepteelt gepaard zouden gaan en gemotiveerd heb aangegeven dat van besparingen, laat staan opbrengsten geen sprake zal zijn.

Ik hoop hiermee alle vragen genoegzaam te hebben beantwoord.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 154408.

X Noot
2

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 154408.

Naar boven