32 841 Wijziging van de Wet veiligheidsregio’s in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige regionalisering van de brandweer

D NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VEILIGHEID EN JUSTITIE1

Vastgesteld 5 juni 2012

De memorie van antwoord geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele nadere vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord. Daarin gaat de regering onder meer in op de wijze van financiering en de kosten voor gemeenten. Deze leden hebben daarover nog enkele nadere vragen.

2. Wijze van financiering

De leden van de VVD-fractie vinden de antwoorden op de door hen gestelde vragen over de toekomstige verdeling van de kosten per inwoner van de veiligheidsregio’s niet bevredigend. Inderdaad zijn de kosten van de ene regio niet gelijk aan die van elke andere en de omstandigheden in Friesland zijn anders dan die in Rijnmond. Dit veroorzaakt, zo stellen deze leden, binnen redelijke grenzen een rechtvaardiging van lastenverschillen per inwoner tussen de regio’s. Wat deze leden echter niet begrijpen is waarom verschillen in de lasten per inwoner binnen de veiligheidsregio’s per gemeente ook zouden moeten blijven bestaan waar deze gemeenten voor wat betreft brandweer en rampenbestrijding één financiële huishouding gaan vormen. In de huidige situatie ontvangen gemeenten een bedrag via de algemene uitkering dat is te herleiden tot het onderdeel brandweer en rampenbestrijding. Hierin zitten gemiddeld genomen grote verschillen, omgeslagen per inwoner, tussen meerkernige plattelandsgemeenten en meer compacte stedelijke gemeenten. De laatste ontvangen per inwoner meer dan de eerste, terwijl de plattelandsgemeenten gemiddeld genomen fors hogere uitgaven hebben. Deze paradoxale situatie dreigt voor altijd te worden bestendigd indien ingevolge het wetsvoorstel alle bestaande begrotingsposten van de brandweer van iedere deelnemende gemeente zonder meer worden ingebracht in de begroting van de veiligheidsregio, hetgeen in tenminste een aantal regio’s het voornemen is. Deze leden stellen dat een willekeurig voorbeeld illustratief is: in de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid is nu de hoogste gemiddelde last per inwoner € 45,04 en de laagste € 0,23; de gemiddelde last per inwoner in de hele regio is € 15,27. In het wetsvoorstel blijven deze verschillen ongemoeid en wordt ruimte gelaten voor een gemakzuchtige overheveling van budgetten, zonder een daaraan gekoppelde heldere formulering van het veiligheidsbeleid van de regio als geheel. Waarom, zo vragen deze leden, heeft de regering niet de meest logische weg gevolgd door in de wet voor te schrijven dat de gemeenten in de regio’s in de uitgangssituatie allemaal de algemene uitkeringsbudgetten overdragen aan de veiligheidsregio en het tekort dat er dan nog is binnen die regio te financieren door een gelijk bedrag per inwoner? Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat dit bovendien een nieuwe, adequate formulering van het door de veiligheidsregio te voeren beleid zeer zou bevorderen hetgeen tot aanmerkelijke kostenreducties kan leiden? Ten slotte, wordt door de lastenverdeling over te laten aan nog te voeren overleg tussen de gemeenten niet onnodig veel bestuurlijke drukte in de hand gewerkt? Ook op dit laatste punt graag een reactie van de regering.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering de verschillen in kosten tussen gemeenten «verklaarbaar en reëel» noemt. Kan de regering, zo vragen deze leden, een kwantitatieve onderbouwing geven van de budgettaire consequenties van een meerkernige plattelandsgemeente in vergelijking met een verstedelijkt gebied? Deze leden stellen dat de regering melding maakt van gemiddelden. Zij vragen ook of de regering kan aangeven of het klopt dat er zeer grote onderlinge verschillen ten opzichte van dat gemiddelde zijn in het bedrag dat gemeenten in aanvulling op de gemeentefondsuitkering per inwoner moeten bijdragen, variërend van minder dan 1 euro tot enkele tientallen euro’s per inwoner. Kan de regering daarnaast aangeven of, en zo ja hoe, zij dergelijke grote onderlinge verschillen beoogt te repareren, mochten zij inderdaad ontstaan?

De leden van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie zien de reactie van de regering – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie, Broekers-Knol

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid & Justitie, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Broekers-Knol (VVD), (voorzitter), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Engels (D66), Franken (CDA), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA), (vice-voorzitter), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Quik-Schuijt (SP), Strik (GL), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Hoekstra (CDA), Lokin-Sassen (CDA), Scholten (D66), De Boer (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Reynaers (PVV), Popken (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Ester (CU) en Swagerman (VVD).

Naar boven