32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 96 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag 16 januari 2017

Met ingang van 2017 wordt het totaalbudget voor de regionale publieke omroep verminderd met een bedrag van 17 miljoen euro. Deze taakstelling vloeit voort uit het regeerakkoord van Rutte II.1 Met het oog hierop heb ik u begin september geïnformeerd dat ik een frictiekostenregeling zal opstellen op basis waarvan regionale publieke media-instellingen (hierna: rpmi’s) een financiële bijdrage kunnen aanvragen voor ontstane reorganisatiekosten die nodig zijn voor de uitvoering van reorganisatieplannen om de taakstelling te kunnen invullen.2 De afgelopen maanden heb ik deze regeling na zorgvuldig overleg met de RPO, een vertegenwoordiging van de rpmi’s en het Commissariaat voor de Media opgesteld. De regeling vindt u bijgevoegd3 en zal tevens in de Staatscourant worden gepubliceerd.

Op basis van de frictiekostenregeling voer ik ook de motie uit van de leden Mohandis en Elias over 17 miljoen euro voor toekomstgerichte ontwikkelingen bij regionale omroepen die op 28 november 2016 is aangenomen in uw Kamer.4 In deze brief zal ik de uitvoering van de motie nader toelichten.

Frictiekostenregeling: frictiekosten en besparingen

Op grond van artikel 2.166, eerste lid, onderdeel b, Mediawet 2008 kan ik middelen uit de Algemene Mediareserve inzetten als bijdrage voor de reorganisatiekosten die het gevolg zijn van het overheidsbesluit om de bovengenoemde taakstelling uit te voeren. De frictiekostenregeling bevat voorschriften op basis waarvan rpmi’s een aanvraag kunnen indienen voor een financiële bijdrage uit de Algemene Mediareserve.

Deze frictiekostenregeling kent twee onderdelen:

  • Regeling A;

  • Regeling B.

Regeling A bevat voorschriften inzake de toekenning van een financiële bijdrage aan een rpmi voor de kosten, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van reorganisatieplannen die gericht zijn op de reorganisatie van de rpmi zelf. De kosten zien op een reorganisatie van activiteiten binnen de rpmi, waarbij de activiteiten door een andere organisatiewijze intern of via uitbesteding aan een commerciële organisatie structureel doelmatiger uitgevoerd kunnen worden en/of worden gestaakt.

Regeling B bevat voorschriften inzake de toekenning van een financiële bijdrage aan een rpmi voor de kosten, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van reorganisatieplannen als gevolg van opgelegde overheidsbezuinigingen en betrekking hebben op een reorganisatie van activiteiten van een rpmi waarbij de activiteiten worden ondergebracht in een samenwerkingsverband met andere rpmi’s, met landelijke of lokale publieke media-instellingen of met mediabedrijven, waardoor de activiteiten van de desbetreffende rpmi structureel doelmatiger kunnen worden uitgevoerd. Met deze regeling geef ik ook uitvoering aan de voorgenoemde motie van leden Mohandis en Elias. Ik licht dit later in deze brief toe.

De kern van beide regelingen is dat de rpmi’s een aanvraag kunnen indienen voor een financiële bijdrage, mits die wordt gebruikt voor de bekostiging van reorganisatiekosten en dus niet voor de kosten van reguliere activiteiten. Tevens dient de reorganisatie te leiden tot een structurele vermindering van de kosten van de rpmi’s. De laatste voorwaarde vind ik belangrijk, omdat de taakstelling leidt tot een structurele vermindering van het budget voor de rpmi’s en de frictiekostenregeling moet de rpmi’s helpen om hun financiële huishouding hierop aan te passen. Ik vind het daarom ook belangrijk dat de rpmi’s bij hun aanvraag de beoogde besparing inzichtelijk maken. De onderliggende aannames hiervan zullen door het Commissariaat voor de Media worden getoetst.

Adviezen Commissariaat voor de Media en RPO

Het Commissariaat voor de Media zal de aanvragen toetsen aan de voorwaarden in de frictiekostenregeling en mij hierover adviseren. In aanvulling hierop zal de RPO adviseren over de beleidsaspecten van de aanvragen. De RPO zal dit doen vanuit het oogpunt van zijn wettelijke taken (artikel 2.60a, derde lid, Mediawet 2008):

  • bevordering van de samenwerking en coördinatie op regionaal niveau met het oog op de uitvoering van de publieke mediaopdracht;

  • behartiging van zaken die van gemeenschappelijk belang zijn voor de regionale publieke mediadienst en de rpmi’s;

  • bevordering van een doelmatige inzet van de gelden die bestemd zijn voor de verzorging en verspreiding van het media-aanbod;

  • de inrichting, instandhouding, beheer en exploitatie van het gebruik van organen, diensten en faciliteiten en distributie-infrastructuren die voor een goede uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau nodig zijn.

Financiële draagkracht: eigen bijdrage

Voor het toekennen van een financiële bijdrage wordt bij regeling A rekening gehouden met de financiële draagkracht van de rpmi. Dit houdt in dat de rpmi moet interen op haar reserves en, indien aanwezig, reorganisatievoorzieningen om in aanmerking te komen voor een financiële bijdrage. Bij het bepalen van de omvang van de eigen bijdrage van de rpmi wordt rekening gehouden met het vermogen dat vastligt in haar vaste activa zodat zij niet gedwongen wordt om vaste activa af te stoten omwille van haar eigen bijdrage.

Regeling B kent geen eigen bijdrage, dit hangt samen met het feit dat deze regeling frictiekosten bekostigt die verband houden met het aangaan van samenwerkingsverbanden. Dit licht ik hierna toe.

Motie Mohandis en Elias: samenwerking regionale publieke omroepen

Op basis van regeling B geef ik uitvoering aan de voorgenoemde motie van de leden Mohandis en Elias. Deze motie neemt in overweging dat de RPO is opgericht met de wettelijke taak om de samenwerking en coördinatie ten behoeve van de uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau te bevorderen. Daarnaast is samenwerking tussen de rpmi’s, binnen het publieke bestel en met private media wenselijk, vanwege de structurele bezuiniging die met ingang van 2017 ingaat en de uitdagingen die de snelle ontwikkelingen in het medialandschap aan de rpmi’s stellen.

Met het oog hierop verzoekt de motie de regering om op korte termijn een regeling op te stellen waarin op voorwaarde van samenwerking onder coördinatie van de RPO maximaal 17 miljoen euro beschikbaar is voor toekomstgerichte ontwikkelingen bij regionale omroepen en deze middelen te dekken vanuit de Algemene Mediareserve.

Ik heb bij de behandeling van de mediabegroting in uw Kamer op 28 november jongstleden (Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 97) toegelicht dat ik het uitgangspunt positief vind dat op deze wijze samenwerking op vrijwillige basis kan worden gestimuleerd. Ik heb hierbij wel de kanttekening geplaatst dat samenwerking moet leiden tot een besparing, zodat redacties en programmering op termijn kunnen worden ontzien. Daarnaast heb ik opgemerkt dat een bijdrage aangewend moet worden voor eenmalige frictiekosten; kosten die gemaakt worden om een samenwerking tot stand te laten komen. Op basis van deze uitgangspunten heb ik in aanvulling op regeling A een specifieke regeling B voor samenwerking opgesteld.

Regeling B voorziet in een financiële bijdrage aan rpmi’s voor de bekostiging van hun kosten die betrekking hebben op een reorganisatie van hun activiteiten, waarbij die worden ondergebracht in een samenwerkingsverband met andere rpmi’s, met landelijke of lokale publieke media-instellingen of met mediabedrijven. Hierdoor kunnen de activiteiten van de desbetreffende rpmi structureel doelmatiger worden uitgevoerd. Voor deze regeling heb ik maximaal 17 miljoen euro gereserveerd. Dit betekent een verhoging van het oorspronkelijke bedrag van 8,5 miljoen euro dat ik eerder reeds had toegezegd in verband met de vertraging van het wetstraject inzake de regionale publieke omroep.5

De RPO zal mij bij de beoordeling van de aanvragen adviseren. De RPO is hierdoor in staat om de plannen vanuit de sector inhoudelijk te coördineren en te borgen dat de plannen van de rpmi’s inhoudelijk op elkaar aansluiten. Hiermee kan samenwerking en coördinatie op regionaal niveau worden bevorderd en is de RPO in staat om zaken te behartigen die van gemeenschappelijk belang zijn voor de rpmi’s en een doelmatige inzet van de gelden te bevorderen die bestemd zijn voor de verzorging en verspreiding van het media-aanbod.

Om samenwerking gericht op toekomstige ontwikkelingen extra te stimuleren, heb ik ervoor gekozen om bij regeling B geen eigen bijdrage van de rpmi’s verplicht te stellen. Dit kan rpmi’s over de streep trekken om vanuit eigen beweging te kiezen voor samenwerking.

Samenwerking is in mijn visie namelijk geen luxe, maar noodzaak om het hoofd te bieden aan de grote uitdagingen waarvoor de rpmi’s staan. Ik heb u hierover eerder middels een afschrift van mijn brief aan de Eerste Kamer geïnformeerd.6 Het kijk- en luistergedrag verandert steeds sneller en door globalisering en digitalisering verandert de concurrentiepositie. De regionale journalistiek voelt de gevolgen van deze veranderingen.7 Het bereik van regionale dagbladen en televisie daalt.8 Tegelijkertijd bereikt het regionale nieuws op veel andere manieren het publiek, via websites en sociale media. De rpmi’s moeten als sector gezamenlijk en samen met andere mediaorganisaties een antwoord formuleren op deze veranderingen.

Ruimhartige frictiekostenregeling

De frictiekostenregeling heb ik opgesteld na zorgvuldig overleg met de RPO, een vertegenwoordiging van de rpmi’s en het Commissariaat voor de Media. De aandachtspunten die hierbij door hen zijn geagendeerd heb ik zoveel mogelijk geprobeerd te adresseren in de bijgevoegde regeling. Het resultaat is een ruimhartige regeling die enerzijds als vangnet fungeert voor rpmi’s die over onvoldoende middelen beschikken om zelfstandig de noodzakelijke reorganisatiekosten te bekostigen. Anderzijds stimuleert het de rpmi’s om samenwerking met anderen te zoeken om in te kunnen spelen op de uitdagingen waarvoor zij zijn gesteld.

Controleprotocol

Bij de uitvoering van de frictiekostenregeling vervullen de accountants van de rpmi’s een toetsende rol. Bij de aanvragen van de rpmi’s onderzoeken zij of die op de juiste wijze in overeenstemming met de voorwaarden van de frictiekostenregeling zijn opgesteld. Daarnaast controleren zij of de verantwoording door de instellingen van de gerealiseerde frictiekosten op de juiste wijze is opgesteld in overeenstemming met de frictiekostenregeling. Ten behoeve van de werkzaamheden van de accountants is een controleprotocol opgesteld. Dit is ter goedkeuring voorgelegd aan de Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants (hierna: NBA). In februari verwacht ik de uitkomst te vernemen, waarna ik de rpmi’s hierover schriftelijk zal informeren. In de tussenliggende periode kan onder voorbehoud van goedkeuring van de NBA het huidige controleprotocol worden gebruikt.

Afschrift aan Eerste Kamer der Staten-Generaal

Een afschrift van deze brief stuur ik naar de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van de Wet van 26 oktober 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst (Stb. 2016, nr. 388) op 11 oktober jongstleden heb ik de toezegging gedaan dat ik de Eerste Kamer per brief zou informeren over de frictiekostenregeling voor de rpmi’s.9

Verder zal ik de RPO, ROOS, de rpmi’s en het Commissariaat voor de Media schriftelijk informeren over de frictiekostenregeling.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Hieraan is uitvoering gegeven met de Wet van 18 december 2013 tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting (Stb. 2013, nr. 570) (Kamerstuk 33 400 VIII, nr. 29).

X Noot
2

Kamerstuk 32 827, nr. 90.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
4

Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 83.

X Noot
5

Kamerstuk 34 264, P.

X Noot
6

Brief van 23 november 2016.

X Noot
7

Zoals blijkt uit onderzoek uit 2014 van het stimuleringsfonds voor de journalistiek: https://www.svdj.nl/onderzoek/het-is-stil-in-de-regio-2/.

X Noot
9

Handelingen I 2016/17, nr. 3, item 11, p. 41.

Naar boven