32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 42 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 augustus 2012

Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van de vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de door de commissie ontvangen brieven van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) te Hilversum en van de omroep WNL te Amsterdam d.d. 15 mei 2012 met een reactie op de wijziging van de Mediawet ten behoeven van hervormingen en bezuinigingen van de publieke omroep (ingezonden 12 juni 2012).

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Bij brief van 15 mei 2012 doen de Nederlandse Publieke Omroep en het College van Omroepen gezamenlijk een dringend beroep op de vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om het demissionaire kabinet te verzoeken om zo spoedig mogelijk het wetsvoorstel te behandelen dat ziet op de reorganisatie van de publieke omroepen.

Bij mail van 15 mei 2012 reageert de aspirant-omroep WNL op dit verzoek. WNL geeft aan deze brief niet te hebben ondertekend, en verzoekt de vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het genoemde wetsvoorstel juist te herzien, en het bestel open te houden voor vernieuwing en evenwicht. WNL vraagt de commissie tegelijk om toe te zien op een speciale regeling voor WNL.

Mijn reactie op deze brieven is als volgt.

In het regeerakkoord van het nu demissionaire kabinet Rutte is een omvangrijke bezuiniging op de landelijke publieke omroep afgesproken. Een recent onderzoek naar besparingsmogelijkheden bij de publieke omroep, liet zien dat een omvangrijke bezuiniging met behoud van de kwaliteit van de publieke programmering, alleen mogelijk is als omroepverenigingen zouden fuseren. Door deze bundeling van omroepverenigingen wordt de landelijke publieke omroep in staat gesteld om efficiënt en effectief te opereren.

Ik heb de publieke omroep vervolgens gevraagd om zelf een voorstel te doen voor hergroepering van het bestaande aantal spelers tot maximaal zes erkenninghouders. Bij brief van 16 november 2011 ontving ik een dergelijk voorstel van de raad van bestuur van de NPO en het College van Omroepen. Hierin gaan respectievelijk de AVRO en de TROS, BNN en de VARA, de KRO en de NCRV samen in drie nieuwe omroeporganisaties. De omroepverenigingen EO, MAX en VPRO blijven zelfstandige omroeporganisaties. In de mediabegrotingsbrief 20121 heb ik laten weten met het voorstel akkoord te gaan. Inmiddels heb ik ook op 31 maart 2012 het meerjarenplan van de NPO ontvangen en heeft de NPO op 15 april 2012 de aanvraag voor frictiekosten van de omroepverenigingen voor 2012 aan mij verstuurd. Ik heb daardoor nu een goed beeld van de fusie- en bezuinigingsbeweging die in Hilversum is ingezet. Er is voldoende basis voor een definitieve keuze voor het wettelijke faciliteren van het voorstel van de raad van bestuur en het College van Omroepen. Het wetsvoorstel is inmiddels aan de Raad van State toegezonden voor advies. De verwachting is dat het wetsvoorstel na de zomer bij de Tweede Kamer kan worden ingediend.

Met de NPO en het College van Omroepen ben ik het eens dat het van groot belang is dat dit wetsvoorstel voortvarend door de Tweede Kamer in behandeling kan worden genomen. Nu het wetsvoorstel ter verlaging van de rijksmediabijdrage is aangenomen door de Eerste Kamer, is de bezuiniging op de publieke omroep immers een feit.

Het inboeken van deze bezuiniging betekent dat de publieke omroep linksom of rechtsom moet besparen. Onder de huidige regelgeving is het voor omroepverenigingen niet mogelijk te fuseren; de erkenningprocedure staat dit in de weg en de bestaande financieringssystematiek bestraft dit hard, doordat fuserende omroepen niet alleen een vaste voet verliezen, maar ook de financiering voor alle leden boven de 400 000. Wordt dit wetsvoorstel niet of niet tijdig in behandeling genomen, dan kunnen omroepen niet fuseren, en kan de besparing niet gehaald worden via een efficiëntere inrichting en werking van de organisatie. Dit zal ten koste gaan van de publieke programmering, en zo uiteindelijk van de Nederlandse kijker en luisteraar.

Wat betreft de brief van WNL, wil ik daar nog het volgende aan toevoegen.

Zoals ook afgesproken is in de mediabrief van juni 2011, hebben de omroepen nog geen rekening gehouden met aansluiting van de aspirant-omroepen WNL en PowNed. Deze omroepen moeten immers nog getoetst worden op ledenaantal en toegevoegde waarde, alvorens zij mogen toetreden tot het bestel en aansluiting kunnen vinden bij een van de andere omroeporganisaties. Deze toets zal in 2014 plaatsvinden, tegelijkertijd met de ledentelling van de erkende omroepen en eventuele nieuwkomers.

WNL en PowNed kunnen onder dezelfde condities hun leden werven als aspirant-omroepen in het verleden altijd hebben gedaan. Daartoe heb ik de aangekondigde strengere maatregelen rondom ledenwerving en verhoging van de contributie uitgesteld tot na de ledenpeiling in 2014, conform de wens van WNL. Voorts heb ik in het wetsvoorstel gezorgd voor een adequate procedure voor PowNed en WNL zodat zij, wanneer zij slagen voor hun toets op ledenaantal en toegevoegde waarde, net als de andere erkende omroepen een plaats in het bestel kunnen bemachtigen op basis van de in gang gezette hergroepering. Omdat PowNed en WNL als aspirant-omroep nog geen twee jaar onderdeel uitmaken van het bestel en zich dus nog niet duurzaam hebben kunnen bewijzen, heeft deze aansluiting niet in de eerste ronde plaats kunnen vinden. Zij zullen in een tweede ronde aansluiting moeten vinden. De precieze details van deze procedure vindt u in het genoemde wetsvoorstel.

Al met al zorgt het wetsvoorstel er primair voor dat het huidige bestel efficiënter georganiseerd wordt, waardoor al op korte termijn een groot bedrag bespaard kan worden op de mediabegroting, zonder dat dit ten koste gaat van het huidige kwaliteitsniveau van de publieke omroep.


X Noot
1

Kamerstukken II, 2011–2012, 33 000 VIII, nr. 59.

Naar boven