32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 250 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 17 augustus 2022

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 6 juli 2022 overleg gevoerd met mevrouw Uslu, Staatssecretaris Cultuur en Media, over:

  • de brief van de Staatssecretaris Cultuur en Media d.d. 7 juni 2022 inzake hoofdlijnen media 2022 (Kamerstuk 32 827, nr. 246).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen

De griffier van de commissie, De Kler

Voorzitter: Kwint

Griffier: De Kler

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Martin Bosma, Van der Graaf, Kwint, Mohandis, Sjoerdsma, Van Strien, Werner en Westerveld,

en mevrouw Uslu, Staatssecretaris Cultuur en Media.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter:

Dames en heren hier en de meekijkers thuis, goedemorgen en van harte welkom bij deze vergadering van de vaste commissie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Mijn naam is Peter Kwint. Ik zal proberen om deze vergadering in goede banen te leiden. Dat wordt ongetwijfeld een doorslaand succes!

Vandaag hebben wij het commissiedebat Hoofdlijnenbrief Media op de agenda staan. Daarvoor is een spreektijd per Kamerfractie van vijf minuten afgesproken. Er zijn op dit moment vijf fracties: de heer Mohandis namens de PvdA, de heer Bosma namens de PVV, mevrouw Werner namens het CDA, de heer Sjoerdsma namens D66 en mevrouw Westerveld namens GroenLinks. Ik zal zelf uiteindelijk het woord voeren namens de SP.

Ik stel voor dat wij beginnen met twee interrupties op elkaar of vier losse vragen. Laten we maar gewoon van start gaan. Ik geef als eerste het woord aan de heer Mohandis.

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Wat goed om weer bij deze mediacommissie te zijn!

Er ligt een hoofdlijnenbrief voor, voorzitter, en in die hoofdlijnenbrief wordt van alles geschetst over de toelatingscriteria. Ik moest daardoor denken aan het debat dat wij in 2014 en 2015 hadden over het rapport van de Raad voor Cultuur De tijd staat open, een advies voor een toekomstbestendige publieke omroep. Toen ik het voorstel van de Staatssecretaris las om alleen maar te kijken naar toelatingscriteria, vroeg ik me dan ook wel af of dat recht doet aan alle veranderingen die op dit moment gaande zijn in het medialandschap. Ik denk dan aan de positie van externen buiten het bestel, de hele online-isering van media, hoe jongeren gebonden zijn aan de omroep en aan van representatie naar meer een relatie met het publiek. Kortom, waarom deze smalle insteek?

Waarom is er niet wat fundamenteler gekeken naar hoe wij als Kamer, aangezet door een wat diepgaander onderzoek, met elkaar kunnen bespreken wat nodig is voor een toekomstbestendige publieke omroep? Dan zouden we richting de volgende erkenningsfase weer de nodige wetten kunnen aanscherpen. Ik denk dat dat nodig is. We hebben het toen bijvoorbeeld gehad over de publieke mediaopdracht. We hebben het gehad over de positie van externen. Nou, ik kan wel doorgaan, maar ik ga dat rapport nu niet voorlezen. Graag een reactie van de Staatssecretaris.

Wij zijn gisteren ook nog eens verrast door het Commissariaat voor de Media. Dat heeft het zelf over «het moet anders» en de NPO noemt het niet beheersbaar. Op zich is dat deels een herhaling van het rapport van de Raad voor Cultuur. De analyse is bijna hetzelfde, maar de oplossingen zijn wat lastiger. Maar het verplicht ons als Kamer wel om ook dat weer te bekijken met elkaar. Ik zou iedereen willen uitdagen om daar eens over na te denken, want is dat niet iets wat we nu kunnen doen?

Een klein voorbeeldje is NLpodcast. De NPO heeft plannen voor podcast en we zien ook dat private partijen als NRC en De Telegraaf enorm bezig zijn met die opmars van podcasts, want het aantal fans groeit. Maar je ziet ook dat internationale spelers als Podimo en Spotify de Nederlandse markt proberen te bestieren. Dat vraagt soms ook om publiek-private samenwerking en om geldstromen die gaan mengen. Het bekent ook onorthodox durven denken. Ook dit voorbeeld moet gezien worden in het licht van mijn vorige opmerkingen.

Dan kom ik bij de ombudsman. We hebben de Kamermotie om de NPO-ombudsman wettelijk te positioneren in 2015 vrij breed aangenomen. Op een gegeven moment komt die ombudsman als wettelijk gepositioneerd orgaan met toch wel duidelijke conclusies over een omroep die zich niet gedraagt. De voorganger van de Staatssecretaris, de Minister, heeft destijds bij de erkenning van de omroep Ongehoord Nederland duidelijke spelregels meegegeven en ook duidelijk aangegeven wat het kabinet kan doen als een omroep zich niet gedraagt.

Ik zou willen dat de Staatssecretaris reflecteert op die brief uit 2021. Komt deze aspirant-omroep de afspraken na? We hebben in de wet geregeld dat het bij twee gele kaarten van zowel de NPO als het Commissariaat een rode kaart kan zijn. Is de Staatssecretaris bereid om die rode kaart te trekken als er een tweede gele kaart zou komen? Hoe voorkomen we dat een tweede, een derde, een vierde of een vijfde gele kaart het dan ook is? Omroepen kunnen erin en wat de Partij van de Arbeid betreft kunnen omroepen er ook weer uit. Ik ben heel benieuwd hoe de Staatssecretaris hierop reflecteert. Laat bijvoorbeeld artikel 2.33 of artikel 2.88, lid 5, geen dode letter zijn. We hebben niet voor niets een NPO-ombudsman. Als er niet wordt opgetreden, wat stelt die dan voor? We moeten er heel zuinig mee omgaan, maar het staat er niet voor niets.

Ik kom op mijn derde en laatste punt: de lokale media. In de brief staat een bedrag van 6,5 miljoen voor professionalisering. Wij missen welke effecten de Minister zelf ziet in aanloop naar het nieuwe stelsel. Het lijkt namelijk een beetje een soort hagelslagaanpak, van alles een beetje doen, terwijl de transitie naar streekomroepen nu in gang is gezet. We moeten toch ergens wel een duidelijke stip zetten met betrekking tot de vraag wat we met die lokale omroepen willen, op welk niveau het moet komen en hoe we ervoor zorgen dat pilots die succesvol zijn, bijvoorbeeld in de samenwerking tussen lokaal en regionaal, en die in 2023 eindigen, worden gecontinueerd. De 80 streekomroepen zijn al meerdere keren genoemd. Ik zou echt wat meer willen weten over hoe die investeringen in de lokale omroep, die extra gelden, leiden tot een concreet resultaat.

Tot slot de financiering van PersVeilig. Ik heb daarover een simpele vraag. In 2024 schijnt deze financiering te eindigen. Hoe gaan we die continueren?

Voor nu is dit het einde, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Mohandis. Voordat ik de heer Bosma het woord geef, verwelkom ik ook de heren Van Baarle en Van Strien, die straks het woord zullen voeren namens DENK en de VVD. Dan hebben de kijkers thuis hun spoorboekje weer op orde. Ik geef het woord, nu we het toch over de bingokaart hebben, aan de heer Bosma, die zal spreken namens de PVV.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter. We praten vandaag over luchtspiegelingen, fata morgana's. De hoofdlijnenbrief over media die we mochten ontvangen, is gebaseerd op de Mediawet, maar de Mediawet is inmiddels gebakken lucht. Neem de cruciale vraag wat de NPO nou eigenlijk is. Als je kijkt in de statuten van de NPO of in de Mediawet, dan zie je dat de NPO zich moet bezighouden met coördinatie et cetera.

De realiteit is totaal anders. In werkelijkheid regeert er één man in Hilversum. Alles gaat door zijn handen. Er is de pitchmodule. Dat is de hoge hoed bij de NPO waarmee programma-ideeën gelanceerd kunnen worden. Tegenwoordig kunnen daar ook producenten op inschrijven; vreemd. Als je in de prijzen valt, dan regelt hij er een omroep bij. Als een omroep zelf een leuk idee heeft, bijvoorbeeld een dagelijks zwartepietenjournaal, dan is hij het die nee zegt. Hij bedenkt soms programma's. Een voorbeeld is dat hij een tv-programma wil dat allochtonen in een positief licht zet. Hij regelt vervolgens een producent, het bedrijf dat het gaat fabriceren dus. In dit geval is dat het bedrijf van de wederhelft van D66-Minister Ollongren, dat zo dus tonnen of miljoenen winst in de schoot geworpen krijgt. Samen stappen ze af op een presentator en vervolgens wordt er even een omroep geregeld. Dat wordt dan het televisieprogramma Dit is M.

Nee, zegt hij, Sven Kockelmanns gaat niet Op1 presenteren. Ja, zegt hij, die schimmige deals inzake de productiebedrijven zijn prima. Bij de VARA gebeurde niks anders. Hij gaat uiteten met presentatietalent, hij reist naar buitenlandse mediabeurzen waar grote internationale producenten zijn ring kussen en hij heeft een budget van 0,5 miljard euro per jaar. Het is de directeur video van de NPO: Frans Klein. Hij denkt dat hij God is en op het mediapark is hij dat ook. Hij beslist over het leven en dood van bedrijven. Hij beslist over carrières. Hij beslist wie er op de buis komt en wie roemloos verdwijnt achter de rododendrons. We zien ook dat de goede man nog een vreemde bijklus heeft in de sfeer van een Thais restaurant in Amsterdam-Oost, dat niet fris ruikt. Daar worden de NPO- en VARA-feestjes gehouden, en de declaraties gaan weer naar de NPO.

Nog een leugen: «wij bemoeien ons niet met de inhoud van programma's», zei NPO-voorzitter mevrouw Rijxman jarenlang. Wat een fata morgana. Mevrouw Rijxman adviseert niet alleen haar partijleider mevrouw Kaag tijdens nota bene de verkiezingscampagne, maar spreekt ook de presentator van Nieuwsuur, mevrouw Tweebeeke, aan op haar kritische vragen aan mevrouw Kaag. Let wel: een onderscheiden en winnend journalistiek programma wordt gecorrigeerd door een D66-activist die ook over hun financiering gaat. Dat doet Berlusconi een stuk netter. Zie ook de Kaagdocumentaire, waar de campagneleider van D66, de heer Sjoerdsma – het is fijn dat hij er vandaag is – de journalistieke waardigheid van de NPO mag verkrachten.

Voorzitter. Eindelijk was er het rapport van het Commissariaat van gister. Eindelijk wordt weer eens de schijnwerper gezet op de almacht van de NPO. Het Commissariaat stelt zelfs dat het strijdig is of schuurt met artikel 7 van de Grondwet, het censuurverbod. Toe maar! Eigenlijk zegt het Commissariaat: de NPO pleegt censuur. De NPO begint steeds meer te rieken naar netwerkcorruptie. De Mediawet is totaal gebakken lucht. Er bestaan geen checks. Er bestaan geen balances. Er is geen fatsoenlijke aansturing. Er is geen governance. Het is volledig op hol geslagen. Het bestaat voornamelijk uit façades. Bijvoorbeeld de omroepverenigingen: hoelang hebben we hier niet over vergaderd, over hoeveel leden ze moesten hebben voor welke status et cetera? Ze spelen geen enkele rol meer. Er is wel Frans Klein, de zonnekoning van het Media Park. En er is de voormalig bestuursvoorzitter van de NPO, waar we morgen nog over gaan praten, die dikke mik is met de ambtenaren die haar moeten controleren.

Voorzitter. De NPO is een uitvoeringsorganisatie van de overheid. Daar heeft de overheid er 200 van, zoals de Belastingdienst of het UWV. Stuur die fatsoenlijk aan. De belastingbetaler moet deze kliek nu gedwongen financieren. De belastingbetaler heeft niet de mogelijkheid om te zeggen: ik wil er niets mee te maken hebben; ik zeg mijn abonnement op. Een vraag aan de Staatssecretaris: deelt zij mijn mening dat de Mediawet in de praktijk, in de praktijk, een wassen neus is en dat er in de praktijk, in de praktijk, niets van wordt nageleefd? En wil de Staatssecretaris antwoord geven op mijn vraag: waar kan ik mijn abonnement op NPO66 opzeggen? Ik wil er geen geld meer aan betalen. Ik wil er niks mee te maken hebben. Hoe kan ik dat precies regelen? Ik wil graag mijn abonnement opzeggen. Kan ik dat vandaag nog regelen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Er zijn twee vragen. Ten eerste de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter, we praten vandaag over de Hoofdlijnenbrief Media. Ik zal maar even niet ingaan op de tirade van de heer Bosma zelf. Waarom heeft de heer Bosma het niet over bijvoorbeeld de veiligheid van journalisten, over het feit dat journalisten in Nederland steeds moeizamer hun werk kunnen doen, dat de bedreigingen en intimidatie toenemen, dat de NOS het logo moet verwijderen, dat journalisten bepaalde demonstraties niet meer durven te bezoeken? Waarom reflecteert de heer Bosma daar niet op? En waarom reflecteert hij ook niet op wat er misschien zou moeten gebeuren, wat er zou kunnen gebeuren in het kader van waar partijen in dit parlement de verantwoordelijkheid ook voor hebben: het ervoor te zorgen dat deze mensen hun werk in veiligheid kunnen doen? Het is gewoon maar een van de thema's die de heer Bosma totaal niet aanraakt, maar waarbij ik toch graag zou willen dat de PVV zich uitspreekt voor die persveiligheid en voor het recht van die mensen om hun werk te doen.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik heb slechts vijf minuten spreektijd. Ik zou heel veel andere onderwerpen willen aanroeren, bijvoorbeeld de verwevenheid van D66 met de staatsomroep, de manier waarop heel veel schandalen van D66 onder de pet blijven bij de NPO, de manier waarop – ik noem maar wat – meneer Remkes werd weggezet als een drankorgel. Dat gebeurt door D66, maar de NPO meldt dat nauwelijks. Ik wacht ook nog steeds op een fatsoenlijke berichtgeving door de NPO over de flat in Scheveningen van meneer Pechtold. Daar zwijgen ze al ...

De voorzitter:

Maar u ging antwoord geven op de vraag van de heer Sjoerdsma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Het antwoord luidt: ik heb daar geen tijd voor. Ik wil wel iets zeggen. Ik las ook dat in Kanaleneiland – dat is een allochtonenwijk in Utrecht – voor de zoveelste keer journalisten zijn lastiggevallen. Ik meen zelfs dat ze in elkaar geslagen zijn. Dat betreur ik ten zeerste en ik hoop dat het zo weinig mogelijk gebeurt. Ik heb heel vaak zelf met camera's op straathoeken gestaan. Ik heb ook moeten rennen voor m'n leven. Dat was in het buitenland, maar toch. Ik weet hoe vervelend het is. Daar ben ik fel op tegen, uiteraard.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik snap dat het voor de heer Bosma heel moeilijk is om het bij het onderwerp te houden, om het bij de pers te houden. Dat heeft misschien te maken met het feit dat bijvoorbeeld zijn partijleider zegt dat de meeste journalisten tuig van de richel zijn, of met het gegeven dat een organisatie als Free Press Unlimited constateert dat uitspraken zoals onder andere de uitspraak die ik net noemde, leiden tot een klimaat waarin er meer bedreiging, meer intimidatie en mogelijkerwijs ook meer geweld is tegen journalisten. Dus ik zou de heer Bosma willen vragen te reageren op de volgende vraag. Ik weet dat het moeilijk voor hem is, maar wellicht kan hij zich toch daartoe beperken. Wil hij afstand nemen van die uitspraak van zijn partijleider? Wil hij zeggen: nee, wij moeten voor journalisten staan, nee, de onafhankelijke pers is een dierbaar goed en nee, het is een belangrijke beschermer van de rechtsstaat en ook de PVV staat daarvoor? Zou hij dat gewoon onomwonden kunnen zeggen? Dat zou hem sieren.

De heer Martin Bosma (PVV):

Als de heer Sjoerdsma citeert, moet hij het goed doen, want de woorden die hij net gebruikte, zijn niet als zodanig gebezigd. Ja, ik moet me tot het onderwerp beperken, maar sorry hoor, meneer Sjoerdsma, u heeft zelf als campagneleider van D66 de hele Kaagdocumentaire tot achter de komma zitten regelen. Dus als er nou iemand is hier vandaag die de journalistieke waardigheid van de NPO verkracht, dan bent u het. U wilde niet dat die veiligheidsgordels in beeld kwamen. U wilde niet dat die champagneglazen in Niger in beeld kwamen. U heeft meegesproken over het uitzendtijdstip van die documentaire. Dat is de verkrachting door de politiek van de NPO en dat is het verkrachten van de journalistieke waardigheid in Nederland. Daar bent u verantwoordelijk voor.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter, ik verwacht ook van u dat u er wel voor zorgt dat er ook een antwoord komt op de gestelde vragen. Ik zal even kort reageren op wat de heer Bosma ...

De voorzitter:

Nee, nee, ho, wacht even. U kunt niet tegelijkertijd dingen van mij verwachten en dan vervolgens doorpraten. Dat is ingewikkeld. U gaat over uw vragen en de heer Bosma gaat over zijn antwoorden. Ik constateer dat die inderdaad vrij ver af lagen van hetgeen u vroeg. Dat is aan hem. Als u dat niet zint, moet u weer een vervolgvraag stellen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Misschien ook heel even op wat de heer Bosma zegt, want hij blijft dat herhalen. Ik denk dat het goed is om daar even kort bij stil te staan, ook bij de feiten. Dat zijn dingen die voor de heer Bosma vaak relatief en bespreekbaar zijn ...

De voorzitter:

Dit kan in uw eigen termijn, meneer Sjoerdsma. Als u kort wil reageren, geef ik u daar de gelegenheid toe. Dat kost u ook geen interruptie. U werd direct aangesproken. Dat is geen punt. Maar dan wel uitmondend in een korte vraag.

De heer Sjoerdsma (D66):

Prima, dan doe ik dat, ook omdat datgene wat de heer Bosma hier neerlegt is ontkracht door onderzoek van de NPO zelf, van de VPRO zelf en van de ombudsman zelf. Dus heel kort: daar zijn geen journalistieke codes geschonden en daar zijn geen afspraken geschonden; daar heeft de pers gewoon vrij en veilig z'n werk kunnen doen, binnen de afspraken die zijn gemaakt over die documentaire

Dan alsnog mijn vraag, meneer de voorzitter, met dank voor de coulance. Wil de heer Bosma hier vandaag gewoon zeggen dat journalisten vrij en veilig hun werk kunnen doen, dat hij erachter staat dat ze belangrijk zijn voor de rechtsstaat en dat ook de PVV daarvoor zal staan?

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Bosma, afrondend, en daarna gaan we naar de heer Mohandis.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ja, dat laatste zeker voorzitter. Ik ben blij dat hij nu niet de woorden verkracht van mijn fractieleider. Dat siert hem. Het is leuk als hij zich af en toe aan de feiten houdt. Maar het staat er gewoon: onafhankelijke VPRO-documentaire over Kaag blijkt niet onafhankelijk. De campagneleider van D66 heeft gewoon tot in detail zitten onderhandelen en zo de journalistieke waardigheid van de NPO zitten verkrachten, van champagneglazen in Niger ... Zo tot in detail gaat het. Dat is de journalistieke waardigheid waar we voor moeten opkomen vandaag.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik zou een ander punt willen aansnijden, dat ik zelf inbracht over de NPO-ombudsman, bij de heer Bosma. We hebben een instituut. Het rapport is ook een duidelijk signaal aan alle omroepen. We hebben over dat instituut NPO-ombudsman gedebatteerd in 2015 en het is toen aangenomen. U was heel blij met het initiatief van de heer Elias. U bent ook benieuwd hoe het gaat werken. «Zo iemand moet een zekere doorzettingsmacht hebben», aldus Bosma. Wat vindt u nu van het feit dat er een oordeel ligt over een omroep? Moeten we nu handhaven? Wat moeten we nu doen? Graag een antwoord.

De heer Martin Bosma (PVV):

Het is natuurlijk een enorm rapport van selectieve verontwaardiging. Ik bedoel: waarom wordt één omroep er nou uitgehaald? Antwoord: omdat daar klachten over gekomen zijn. Het is een populistische en niet een wetenschappelijke en ook niet een academische afweging. Maar wat zegt mevrouw Smit? Ik citeer letterlijk: «Ik kan niet één geval bij één bepaalde omroep veroordelen als het publiek dezelfde dingen signaleert bij andere programma's.» Kortom, schendingen van journalistieke codes vinden overal plaats, zegt de ombudsman. Als de heer Mohandis zegt «laten we handhaven» ... Er wordt gesproken over een korting van het budget van 15%. Nou, dat lijkt me een heel goed idee. Laten we toegaan – meneer Mohandis, we kunnen elkaar vast vinden – naar een systeem waarbij elke omroep die iets meldt wat niet waar is, meteen dezelfde dag nog 15% gekort wordt op z'n begroting. Laten we dat bij elke omroep doen. Dan zullen we zien wat ervan overblijft.

De heer Mohandis (PvdA):

Dat is te makkelijk. Ik vind dat de heer Bosma hier een beetje wegdraait voor mijn feitelijke vraag. U was héél enthousiast over die NPO-ombudsman. Het is een onafhankelijk instituut. Ik weet dat de PVV moeite heeft met onafhankelijke rechtspraak. Dat weten we allemaal. Maar er ligt hier iets waar u ook enthousiast over was, juist om te voorkomen dat niet ik of u of andere Kamerleden gaan bepalen of een omroep of een programma wel of niet deugt. Er ligt nu een rapport van de NPO-ombudsman. Ik kan u verzekeren: als het ging over BNNVARA, was het wat mij betreft net zo hard. Als je twee gele kaarten krijgt, kan het ook een keer rood zijn en dan moet je eruit. U bent voor zo'n NPO-ombudsman geweest. U heeft er voorgestemd. U was er zelfs enthousiast over. Mijn vraag aan u is: hoe gaan we hiermee om? Ik bedoel niet alleen maar «laten we dan 15% korten als het even onwaar is», want daarmee neemt u nu het instituut niet serieus waar u zelf voor was.

De heer Martin Bosma (PVV):

Maar mevrouw Smit zegt het toch zelf? Ze zegt: «Ik kan niet één geval bij één bepaalde omroep veroordelen als het publiek dezelfde dingen signaleert bij andere programma's.» Ze zegt dus – leest u het rapport goed – dat er all over the board, overal, problemen zijn in Hilversum. Nou ja, als we dan graag onafhankelijk en objectief willen zijn, laten we dan gewoon elke omroep aanpakken. Laten we elke omroep die iets meldt wat niet waar is, meteen, hup: min 15%. Het NOS Journaal opent met het bericht dat Donald Trump zich in een Moskouse hotelkamer onder zou hebben laten urineren door Russische hoeren. Nou, dat is dus gewoon apekool geweest, maar ze openen daarmee. Hup, meteen dezelfde avond: min 15%. Pak ze dan op hun begroting. Dat vind ik goed. Maar laten we het objectief doen en niet bij één omroep, die toevallig even buiten de links-liberale consensus staat.

De voorzitter:

Dan zijn we rond. Dan mevrouw Werner. U spreekt namens het Christen Democratisch Appèl.

Mevrouw Werner (CDA):

Dank u wel, voorzitter. We kijken met z'n allen zo'n tweeënhalf uur televisie per dag. Als je uitgesteld kijken meerekent, zijn we dagelijks drie uur per dag aan de buis gekluisterd. We doen dat om bijvoorbeeld te ontspannen en geïnformeerd te worden. Daarom moeten er sterke landelijke, regionale en lokale omroepen zijn.

Voorzitter, ten eerste. Gisteren kregen we een rapport van het Commissariaat voor de Media, waarin eigenlijk staat dat het huidige publieke bestel op de schop moet. Ik chargeer even. Is de Staatssecretaris het met het Commissariaat eens? En wat gaat de Staatssecretaris doen met het rapport? Kan ze hierop reageren?

Voorzitter. De landelijke omroepen zijn door middel van hun leden geworteld in de samenleving en vertegenwoordigen verschillende maatschappelijke stromingen. Een onafhankelijk adviescollege gaat een voorstel doen voor nieuwe criteria. Dit kan het CDA volledig steunen. Daardoor kunnen nieuwe omroepen namelijk makkelijker instromen en kunnen omroepen die niet meer aan de criteria voldoen weer gaan. Dan krijg je een mooie beweging. Wel moeten we opletten dat een ledencriterium bij uitstek een uiting is van maatschappelijke worteling, en dat er dus nieuwe criteria komen náást het aantal leden en niet in plaats van het aantal leden. Kan de Staatssecretaris dit toezeggen?

Voorzitter. «De NPO mag zich volgens de Mediawet niet bemoeien met de inhoud van programma's, maar dat is een papieren werkelijkheid.» Deze quote komt van Follow the Money en klopt als een bus. Daarom moeten we helder krijgen wat de verantwoordelijkheden van de NPO en van de omroepverenigingen zijn, met als doel de omroepverenigingen in staat te stellen verschillende maatschappelijke stromingen te vertegenwoordigen en uiting te geven aan pluriformiteit. Ik hoor graag of de Staatssecretaris deze signalen herkent en wat zij hieraan gaat doen.

Voorzitter. Ik kom ook maar meteen met een voorstel. Online wordt steeds belangrijker voor omroepen, en helemaal omdat ze verenigingen zijn en zo mensen aan zich binden. Wat is nu het gekke? Omroepverenigingen, die eigenlijk maatschappelijke mediaorganisaties zijn, mogen niet zelf beslissen of ze hun eigen middelen, die ze dus via de leden krijgen, besteden aan onlinebinding. Dat is toch eigenlijk wel gek. Vindt de Staatssecretaris ook niet dat omroepverenigingen binnen de kaders van de publieke omroep moeten kunnen beslissen hoe zij deze eigen middelen besteden? Graag een reactie.

Voorzitter. Dan het regioblok op NPO2, een samenwerking met de NOS en Omroep MAX. Volgens de visiebrief zou er voor het mediablok jaarlijks 15 miljoen euro beschikbaar zijn. De NOS krijgt 1 miljoen extra voor Journaal Regio en de regionale omroepen krijgen gezamenlijk € 390.000 voor Expeditie Nederland. Er wordt dus nog geen 1,5 miljoen besteed aan dit blok. Waar is het overige geld gebleven? Waar gaat dat naartoe? En hoe kunnen we het regioblok doorontwikkelen? Denk aan een ander tijdstip, een andere zender of aan de regie bij de regionale omroepen zelf. Welke plannen heeft de Staatssecretaris? Graag een reactie.

Voorzitter. De regionale omroepen zijn slecht vindbaar. Al zappend kom je eerder WDR of Rai Uno tegen. Het regioverhaal hoort op een vast kanaal. Vindbaarheid is van algemeen belang. Dat bevestigt ook het rapport «Prominentie in beeld» van Dialogic. De meeste pakketaanbieders zijn niet bereid werkbare afspraken te maken over kanaalnummers. Is de Staatssecretaris bereid hiervoor een wetswijziging te overwegen, zodat we de regio voortaan zien op bijvoorbeeld nummer 10?

Voorzitter. Het is voor de lokale journalistiek en de informatievoorziening belangrijk dat de drie lagen van het bestel met elkaar samenwerken. Inmiddels wisselt de NOS met regionale en lokale omroepen contentjournalisten en faciliteiten uit. De Staatssecretaris blijft de samenwerking stimuleren, staat in haar brief. Dit is ook hard nodig om te voorkomen dat de regionale en de lokale journalistiek verschralen, en bijvoorbeeld dat de lokale democratie niet gecontroleerd kan worden. Welke rol ziet de Staatssecretaris bijvoorbeeld voor de pilots in het kader van het Wittevlekkenplan versterking journalistiek? Is zij bereid deze na 2023 dan ook echt te verduurzamen? Daar gaat het hier om.

Voorzitter. NPO-programma's moeten toegankelijk zijn. Voor mensen met een visuele beperking is audiodescriptie hard nodig. Nu is gemiddeld slechts een halfuur van het totale televisieaanbod van de publieke omroep voorzien van audiodescriptie. Ja, een halfuur. Hiermee sluiten we ruim 300.000 mensen uit. De Mediawet bevat wél normen voor ondertiteling, maar normen voor audiodescriptie ontbreken. In de hoofdlijnenbrief geeft de Staatssecretaris aan dat er een wetswijziging aankomt. Is zij bereid om in deze wetswijziging ook de normen voor audiodescriptie toe te voegen? Graag een reactie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Uitstekend binnen de tijd. Een lichtend voorbeeld voor ons allen. Ondertussen is ook mevrouw Van der Graaf aangeschoven namens de ChristenUnie, wat betekent dat dit feest der democratie steeds meer het karakter van een kringverjaardag begint te krijgen. Ik geef het woord aan de heer Sjoerdsma, die zal spreken namens D66.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank, voorzitter. Eergisteren was er een rechtszaak tegen een verdachte die een molotovcocktail in het huis van een journalist had gegooid. Dat had verschrikkelijk kunnen aflopen. Gisteren nog werden er twee mannen gearresteerd die in verband worden gebracht met de moord op Peter R. de Vries. Die moord is een dieptepunt in onze rechtsstaat. We zullen het in dit debat misschien niet over alles eens zijn, maar ik hoop over één ding wel, namelijk dat wij, zeker in deze tijden, onze vrije media en journalisten moeten koesteren, dat onafhankelijke en betrouwbare journalistiek en media de basis zijn van onze maatschappij, van onze rechtsstaat.

Het is daarom terecht dat het kabinet fors investeert in die belangrijke taak. Tegelijkertijd staat de journalistiek, zoals ik al zei, zeer onder druk. Journalisten wordt het werk onmogelijk gemaakt, door intimidatie, bedreiging en geweld. We komen daar nog over te spreken bij een aankomend debat over veiligheid, maar ik wil er nu alvast één onderwerp uitlichten, een project dat hoop geeft: het initiatief PersVeilig, een meldpunt voor journalisten. Daar worden trainingen gegeven en wordt aan preventie gewerkt, maar men houdt zich ook bezig met situaties waarin het een keer echt fout is gegaan. Het kabinet zegt hier: we zullen de financiering voortzetten tot 2024 en bekijken daarna of de sector het kan dragen. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat het belangrijke werk van PersVeilig structureel gefinancierd zou moeten worden, ook na 2024, en dat werkgevers, OCW en JenV daar allemaal aan zouden moeten bijdragen? Graag een reactie.

Voorzitter. De publieke omroep ...

De voorzitter:

Meneer Sjoerdsma, ik heb daar zelf een vraag over, namens de SP.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik zou zeggen: gaat uw gang.

Voorzitter: Mohandis

De heer Kwint (SP):

De heer Mohandis zal erop toezien, maar ik denk dat wij het wel in goede banen kunnen leiden. Vindt u eigenlijk niet dat, wanneer het specifiek gaat om media en journalistiek, een veilige werkomgeving meer is dan iets tussen werkgevers en werknemers? Vindt u niet dat het eigenlijk helemaal een overheidsverantwoordelijkheid zou moeten zijn om PersVeilig in de lucht te houden?

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat is een goede vraag. De statistieken, de toenemende bedreigingen en intimidaties en het feit dat de NOS logo's van hun straalwagens moest halen omdat ze de bestuurders niet meer konden garanderen dat het goed zou komen als zij ergens iets live zouden filmen, geven aan dat het voor journalisten ongelofelijk veel moeilijker is geworden om hun werk te doen. Wij moeten er alles aan doen om ervoor te zorgen dat ze hun werk kunnen blijven doen, en dus ook dat een initiatief als PersVeilig, dat relatief weinig geld kost, kan doorgaan. Ik vind het zelf eerlijk gezegd wel elegant dat die taak dan gedragen wordt door werkgevers én de overheid, omdat het natuurlijk ook een taak van de werkgevers is om ervoor te zorgen dat hun werknemers zo veilig mogelijk kunnen zijn. Maar we hebben het ook over freelancers, mensen die kwetsbaarder zijn. Vandaar ook dat de overheid hier moet bijspringen.

De heer Kwint (SP):

Een van de punten is natuurlijk: hoe ga je dan om met journalisten die geen directe werkgever hebben? Maar er zit wat mij betreft nog één principiëlere laag onder, namelijk: benaderen wij persveiligheid primair vanuit de verantwoordelijkheid van een werkgever voor een veilige werkplek, of vanuit het belang dat de vrije journalistiek haar werk kan doen? Dat is geen harde tegenstelling – dat snap ik ook – maar wat mijn partij betreft zou het logischer zijn om die tweede kant te benadrukken, en dus om als overheid de verantwoordelijkheid te nemen voor PersVeilig.

De voorzitter:

Ik hoorde geen vraag. Kort, meneer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Heel kort. Ik ben het wel zeer met de heer Kwint eens. Ik vind het eigenlijk wel heel mooi hoe hij het beschrijft: de werkgever is verantwoordelijk voor een veilige werkvloer en is er ook verantwoordelijk voor dat zijn of haar werknemers zo goed mogelijk voorbereid zijn op wat er moet gebeuren, maar de overheid is verantwoordelijk voor het ecosysteem waarin dat gebeurt. Daarover ben ik het zeer met de heer Kwint eens. Maar even los van de vraag, vind ik het daarom dus ook heel erg belangrijk dat dit initiatief na 2024 wordt voortgezet, in de samenstelling zoals die nu is.

Voorzitter: Kwint

De voorzitter:

Duidelijk. Dan vervolgt u uw betoog.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank, voorzitter. De publieke omroep speelt een zeer belangrijke rol in ons medialandschap. In tijden van fake news, toenemende mediabubbels en nieuwsfragmentatie is dit dé plek voor een pluriform, onafhankelijk en kwalitatief media-aanbod. Dat belang neemt eigenlijk alleen maar toe, constateren ook verschillende adviesraden. Tegelijkertijd constateert D66 een aantal problemen.

De voorzitter:

Misschien kunnen we voordat u overgaat naar de problemen even naar de heer Mohandis. Hij had een vraag voor u.

De heer Mohandis (PvdA):

Collega Sjoerdsma is nu bij het blokje omroepen. Ik wilde daarop interrumperen.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij die vraag bewaren tot het einde van het blokje van de heer Sjoerdsma over omroepen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank, voorzitter. Daar kan ik een paar dingen over zeggen, allereerst misschien dat ons omroepbestel dateert uit de tijd van de verzuiling. Vindt de Staatssecretaris dat nog van deze tijd, ook als je bekijkt dat omroepverenigingen alleen al tussen 2014 en 2020 meer dan een miljoen leden zijn verloren, waardoor wij het ledenaantal dat je moet hebben om aspirant-omroep te worden naar beneden hebben moeten halen?

Het tweede wat ik zou willen vragen heeft betrekking op iets wat ook het Commissariaat voor de Media en de Raad voor Cultuur hebben geconstateerd, namelijk dat het bestel steeds drukker wordt, waardoor het dreigt vast te lopen. Dat komt enerzijds misschien doordat de huidige criteria niet voldoen, waardoor het niet mogelijk is om echt goed te toetsen. Anderzijds komt het doordat nooit een omroep het bestel verlaat. De Staatssecretaris laat nu een onderzoek doen naar toelatings- en kwaliteitscriteria. Dat moedigen wij zeer aan, maar ik zou ook willen vragen of zij bereid is om te onderzoeken of er een maximum op het aantal omroepen zou moeten zijn, en of die onderzoeksopdracht niet breder zou moeten zijn. Zouden we bijvoorbeeld niet moeten kijken of we de doelen die de publieke omroep rond pluriformiteit, kwaliteit en maatschappelijke binding heeft ook op een andere manier kunnen borgen dan zuiver en alleen binnen het omroepbestel zoals dat er nu is? Andere mensen hebben in de meeste extreme vorm daarvan weleens het BBC-model genoemd, maar ik zeg het om ervoor te zorgen dat het denken niet stopt na de alarmerende signalen van de verschillende adviesraden.

Tot slot, meneer de voorzitter. Kunnen we van de Staatssecretaris een update krijgen over hoe het staat met de halvering van de reclame op de publieke omroep, en binnen welke termijn we die kunnen verwachten? Dat was mijn deel over de publieke omroep, zeg ik voor de heer Mohandis.

De voorzitter:

Kijk eens, u heeft mij helemaal niet nodig als voorzitter.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik ben heel blij dat ik even heb gewacht op de heer Sjoerdsma, want het laatste deel van zijn betoog over de publieke omroepen is mij uit het hart gegrepen. Het sluit goed aan bij mijn eerdere hoofdpunt dat we breder moeten kijken dan de toetsingscriteria die de Staatssecretaris nu aankondigt. De heer Sjoerdsma noemde bijvoorbeeld een maximum op het aantal omroepen. Ik zou de hele publieke mediaopdracht willen toevoegen: wat staat centraal in de omroepopdracht? Het wordt gewoon tijd en ik zou het mooi vinden als we elkaar daarin zouden kunnen vinden. Ik ben bereid om samen op te trekken als het gaat om hoe we ervoor kunnen zorgen dat we in deze kabinetsperiode, net als in 2014–2015, fundamenteler kijken naar de toekomst van het bestel. De Kamer heeft dat toen ook gezegd. De heer Verhoeven, de heer Ellian en zelfs de heer Bosma hebben gezegd dat we het continu tegen het licht moeten blijven houden. Het zou mooi zijn als we de Staatssecretaris een bredere opdracht kunnen geven dan er nu ligt. Is de heer Sjoerdsma dat met mij eens?

De heer Sjoerdsma (D66):

2014 en 2015 waren natuurlijk sowieso hoogtijdagen in de parlementaire journalistiek. Het is heel goed dat de heer Mohandis weer terug is in de Tweede Kamer; dat versterkt ons allemaal. Ik denk dat als de alarmbellen bij de Raad voor Cultuur en het Commissariaat voor de Media afgaan, en als de NPO daar zelf ook in een reactie op zegt dat het zo niet meer kan – ik sla het even heel erg plat, maar dat is eigenlijk de boodschap – dat er dan geen taboe op het denken moet liggen. Dat zou ik zeer onverstandig vinden. Dus volgens mij is datgene wat de Staatssecretaris doet, met de kwaliteitscriteria en de toelatingscriteria, een heel belangrijke stap. Als je kijkt naar de tijd die voor dat onderzoek staat, zouden we dat onderzoek best licht kunnen verruimen, bijvoorbeeld door – wat ik net probeerde te zeggen – de onderzoeksopdracht iets breder in te vullen. Op welke manieren kun je de doelen rond pluriformiteit, kwaliteit en maatschappelijke binding in algemene zin nog meer borgen dan nu het geval is? Van die verruiming zou ik een voorstander zijn.

De voorzitter:

U vervolgt.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank, voorzitter. Dan nog de lokale omroepen. Die zijn ook essentieel voor onze democratische rechtsstaat; die controleren ons lokale bestuur en zorgen voor de binding tussen de burger en de overheid. Ik mocht informateur zijn in Gouda, een stad van 80.000 inwoners, echt een mooie stad, zeg ik tegen de heer Mohandis. Ik zag dat de lokale pers ook daar eigenlijk de capaciteit niet meer heeft om aanwezig te zijn bij raadsvergaderingen, om goed verslag te doen van wat daar allemaal gebeurt. De Staatssecretaris trekt terecht 6,5 miljoen euro uit voor de professionalisering van de lokale omroepen. Ik zou graag nog haar aandacht willen vragen voor twee lopende pilots, die zij ongetwijfeld beter kent dan ikzelf: de pilot Professionalisering lokale publieke mediadiensten en de pilot rond samenwerking tussen de NOS, de NLPO en de RPO. Dat gaat best over een groot aantal fte's en die pilots lopen in 2023 af. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen hoe de investering in professionalisering die zij van plan is te doen zich verhoudt tot deze pilots, maar ook hoe we ervoor zorgen dat de opbrengsten van deze pilots, in termen van journalistieke capaciteit, niet zomaar verloren gaan.

Voorzitter, tot slot, over die drie lagen van de publieke omroep: nationaal, regionaal, lokaal. Het is heel goed dat we bijvoorbeeld pilots uitwisselen op het gebied van redactiesystemen. Het doel is natuurlijk landelijke dekking, om ervoor te zorgen dat de journalistiek overal in de haarvaten van de maatschappij zit en overal controleert. Maar ik vraag me ook af of streek, regionaal, lokaal en landelijk niet wel heel veel lagen op elkaar zijn, en of je die niet wat meer in elkaar zou moeten schuiven zodat omroepen nog verder gaan samenwerken en op termijn misschien zelfs integreren.

Voorzitter, dat was het. Tot slot moet ik zeggen dat ik zo direct helaas moet vertrekken om kortstondig bij een tweeminutendebat op het gebied van Buitenlandse Zaken te zijn.

De voorzitter:

Maar niet voordat u antwoord heeft gegeven op een vraag van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Gelukkig maar. De heer Sjoerdsma gaf in zijn bijdrage aan dat hij zich zorgen maakt over het aanbod, over de toekomst van onze mooie mediasector. Een van de risico's is dat we steeds meer aanbieders uit het buitenland hebben, die zich vooral moeten bedienen van buitenlandse content. Hiervoor hebben we met onder anderen mevrouw Belhaj, een collega van de heer Sjoerdsma, weleens gevraagd of er nou niet een streamingheffing zou moeten zijn, zodat je van internationale aanbieders een bepaald percentage kan vragen. Dit kabinet wil vooral een inspanningsverplichting. Ik wil de heer Sjoerdsma daarom vragen, ook gezien een toename van dat aanbod, of we niet een stap verder zouden moeten gaan.

De heer Sjoerdsma (D66):

Als ik dan zo onbeleefd mag zijn om een wedervraag te stellen: waar denkt mevrouw Westerveld aan?

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, waar denkt u aan?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik wilde daar ook in mijn eigen bijdrage op ingaan. Ik heb mij wel vaker hard gemaakt voor een streamingheffing van bijvoorbeeld 5%. We zouden dat kunnen vragen van internationale aanbieders. Vervolgens kunnen we dat investeren in de Nederlandse mediasector. We hebben het er ook over gehad in de vorige periode, met de toenmalige bewindspersoon. Omdat het Nederlandse media-aanbod flink onder druk staat, zou het een manier kunnen zijn om juist te investeren in onze eigen makers en producties, en om te voorkomen dat straks een heel groot deel van het aanbod echt in buitenlandse zakken verdwijnt.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat doel deel ik natuurlijk sowieso. Ik zie ook hoe dat werkt en hoe dat leidt tot verdringing, verdrukking, verschraling en concurrentie die niet altijd even eerlijk is. Ik zou alleen wel een instrument willen kiezen dat effectief is; laat ik het zo zeggen. Mijn fractie kent hierbij niet echt taboes, maar wat mij betreft zou de eerste stap geen heffing, maar een verplichting tot investeren zijn. Op die manier kunnen we ervoor zorgen dat er inderdaad geld vloeit van die buitenlandse aanbieders naar Nederlandse producenten. Als ik me dat goed herinner, staat dat ook in het regeerakkoord. Ik hoop ook dat daar snel werk van kan worden gemaakt. Want met elke dag dat je dat niet hebt, blijft die oneerlijke en valse concurrentie bestaan. Als ik het op die manier mag vertalen, ben ik het zeer met mevrouw Westerveld eens en hoop ik dat het kabinet daar ook snel werk van maakt.

De heer Martin Bosma (PVV):

De heer Sjoerdsma breekt een lans voor een update van de Mediawet. In de Mediawet staan best zinnige dingen, zoals in artikel 2.1.2, dat het heeft over «een evenwichtig beeld van de samenleving» en «voldoen aan hoge journalistieke kwaliteitseisen.» Dat is het papier. Maar de praktijk is dat politieke partijen gewoon rechtstreeks toegang hebben tot de NPO. Ik denk bijvoorbeeld aan die Kaagdocumentaire, waar de heer Sjoerdsma een rol in speelde als campagneleider van D66. De heer Sjoerdsma als campagneleider kon gewoon invloed hebben op de programmering van de NPO, die wij met z'n allen betalen. De heer Sjoerdsma overlegde over beelden van een autogordel en van champagne drinken in Niger. Er moesten meer elementen in gericht tegen Geert Wilders, want dat paste in de campagne van D66.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, meneer Bosma?

De heer Martin Bosma (PVV):

Meneer Sjoerdsma kon zelfs meepraten over het uitzendtijdstip van die beruchte Kaagdocumentaire. Vindt hij dat in een update van de Mediawet, die hij bepleit, ook moet worden tegengegaan dat politieke partijen via hun partijvriendjes op deze manier de NPO kunnen misbruiken?

De voorzitter:

Meneer Sjoerdsma, wat vindt u van een update van de Mediawet?

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter, dat is een heel neutrale vertaling van deze valse voorstelling van zaken van de heer Bosma. Hij had kunnen weten hoe het zit als hij daar geïnteresseerd in was, maar dat is hij niet, omdat een van zijn belangrijkste bezigheden in de Tweede Kamer is om mensen en partijen te beschadigen. Dat is altijd jammer. Laat ik de feiten gewoon even aflopen voor de heer Bosma. Dan kunnen we er misschien voor zorgen dat de heer Bosma het niet elk debat hierover hoeft te hebben, maar het kan hebben over de veiligheid van journalisten en de pluriformiteit van de media. Toenmalig Minister Kaag had een paar afspraken gemaakt met de VPRO over een persoonlijke documentaire. Ze zei: je mag alles filmen, maar aan het eind wil ik graag twee dingen terugzien en mag ik over twee dingen iets zeggen, namelijk over al te persoonlijke dingen en over dingen die buiten de context zijn geplaatst of disproportioneel zijn. Toen wij campagne gingen voeren – ik was toen campagneleider – vroeg de VPRO of wij ook bereid zouden zijn ... Het kost even tijd, meneer de voorzitter, maar tegenover zulke laster zou ik graag wat feiten willen neerleggen.

De voorzitter:

Een beperkt aantal feiten, want het is wel een vraag en antwoord.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ja, maar goed, meneer de voorzitter, ik heb dit nu al een paar keer gehoord in dit debat en ook in eerdere debatten, dus ik ga het even goed doen. De VPRO vroeg of die misschien ook de campagne mocht filmen. Ook daarvan hebben we gezegd: «Onder de bestaande afspraken mag dat. We zullen u geen strobreed in de weg leggen, maar we mogen het hebben over al te persoonlijke dingen of dingen buiten de context; daar mogen we op- en aanmerkingen over maken.» Zo is ook geschied. Wij hebben op- en aanmerkingen gemaakt en de VPRO heeft daar, voor het overgrote deel overigens, niks mee gedaan. Na de grote ophef, mede veroorzaakt door de heer Bosma, hebben verschillende instanties daar vervolgens naar gekeken, bijvoorbeeld de VPRO en de NPO-ombudsman. Die hebben eigenlijk allemaal geconstateerd dat hier geen sprake is van schending van journalistieke codes en dat weliswaar de communicatie vanuit de VPRO iets beter had gekund, maar dat het volgens duidelijke afspraken is gegaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan heeft u dat deel nu benadrukt.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat is het eerste deel van mijn antwoord.

De voorzitter:

Dan gaan we nu even naar de heer Bosma om te checken of hij dat voldoende antwoord vindt.

De heer Sjoerdsma (D66):

Neenee, meneer de voorzitter, want dit was nog niet onderdeel van de vraag. De vraag was namelijk ...

De voorzitter:

Dan adviseer ik u om iets sneller tot het antwoord te komen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik adviseer de heer Bosma om zijn vragen wat feitelijker te stellen.

De voorzitter:

Dat doet u onderling maar, maar ik zit de vergadering voor. Ik vraag u nu of u naar het tweede deel toe wil gaan.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dan kom ik bij het belang van de publieke omroep. Ik zou hopen dat de PVV het belang van de publieke omroep niet voortdurend ter discussie zou stellen en niet voortdurend zou proberen te ondermijnen, maar zou willen beklemtonen hoe belangrijk de publieke omroep is en ook is geworden in deze tijd van toenemende mediabubbels, fakenieuws – de heer Bosma kent het wel – en nieuwsfragmentatie.

De voorzitter:

Dan de heer Bosma voor zijn laatste interruptie. Ik geef hem mee dat we over deze documentaire al een keer een apart debat hebben gevoerd.

De heer Martin Bosma (PVV):

Zeker, en toen vroeg ik om de aanwezigheid van de heer Sjoerdsma. Eindelijk is hij er, dus dan mag ik hem er ook een vraag over stellen. De heer Sjoerdsma zegt: dingen buiten context moesten eruit gehaald worden. De champagnedrinkerij in Niger van mevrouw Kaag moest eruit. Waarom? Omdat het niet paste in het imago, in het verkiezingscampagne-imago van mevrouw Kaag. De heer Sjoerdsma wilde het demoniseren van Geert Wilders er juist meer in. Dit is een zeer ernstige zaak. We moeten er niet te makkelijk overheen walsen. Ik heb er Kamervragen over gesteld. De Minister heeft mij toen, op basis van contacten met de VPRO, onjuist voorgelicht. Daar heeft hij later sorry voor gezegd. Daar doe ik niet moeilijk over, maar zo ernstig is het dus. De Minister spreekt onwaarden op basis van contacten met de VPRO, geleid door een oud-campagneleider van D66. Mijn vraag is nogmaals: hoe stoppen we dit? Hoe zorgen we er nou voor dat NPO-D66 niet langer een vehikel is van D66, dat de campagneleider van D66 niet even kan bellen «die beelden moeten er niet in, want die passen niet in onze campagne»? Hoe maken we daar ...

De voorzitter:

Dat heeft u inderdaad geïllustreerd. U heeft gevraagd: hoe stoppen we dat?

De heer Martin Bosma (PVV):

Hoe stoppen we dat?

De voorzitter:

De heer Sjoerdsma is natuurlijk de aangewezen persoon om daar iets over te zeggen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Het mooie is dat ik daar helemaal niks over te zeggen heb. Dat is het mooie van dit land. Hier hebben politici helemaal niks te zeggen over de pers. Hier hebben de politici niks te zeggen over wat journalisten moeten opschrijven. Hier hebben politici terecht geen enkele zeggenschap over wat er op de NPO, op de publieke omroep wordt uitgezonden.

De heer Martin Bosma (PVV):

Hou op!

De heer Sjoerdsma (D66):

Nee, ik hou daar niet mee op. Ik denk dat dat het belangrijkste standpunt is dat een politicus hier in dit debat kan innemen. Ik denk dat dit ook de kern is van de rechtsstaat. Het is ongelofelijk belangrijk dat journalisten ons kritisch kunnen benaderen, of ons dat nou bevalt of niet, en dat ze ons onwelgevallige feiten in het gezicht kunnen drukken, of we dat nou leuk vinden of niet. Dat is cruciaal, meneer Bosma, écht cruciaal. Dat uw partij in dit debat het enkel en alleen over een documentaire wil hebben die meer dan anderhalf jaar geleden is uitgezonden, waarbij alle feiten en alle laster die de heer Bosma hier neerlegt al uitgebreid zijn ontkracht door alle instanties die de heer Bosma ook zelf zegt te hebben gesteund, de NPO-ombudsman bijvoorbeeld – daar was de heer Bosma hartstochtelijk voor – zegt heel veel over de PVV. Om eerlijk te zijn: voor mij maakt dit niet uit. Ik ben elke dag bereid om dit te weerleggen en te weerstaan, maar ik denk aan al die journalisten die meekijken en die hoopten hier een eensgezinde Kamer te zien, die zou staan voor de journalisten en voor de vrije media. In plaats daarvan mogen ze een beetje het intrigante spelletje van de heer Bosma aanschouwen. Ik vind dat triest.

De voorzitter:

We gaan naar mevrouw Van der Graaf, die ook een vraag heeft.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik heb een vraag aan de heer Sjoerdsma naar aanleiding van zijn opmerking dat we toch ook breder moeten kijken naar alle adviezen die zijn weergegeven. Hoe kijkt hij terug op de discussie die in de afgelopen jaren is gevoerd? In de vorige periode is het voortdurend gegaan over de veranderingen van het medialandschap en hoe we met het omroepbestel zouden moeten omgaan. Dat heeft geleid tot grote aanpassingen in de Mediawet. Is het de bedoeling van de heer Sjoerdsma om die hele discussie weer open te breken, of heeft hij dat toch niet bedoeld? Graag een verheldering.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik bedoel vooral het volgende. Ik heb de discussie van de afgelopen jaren vanaf de zijlijn gevolgd. Ik heb me uiteraard laten bijpraten door voorgaande mediawoordvoerders over hoe die discussie is verlopen. Maar ik ben wel wakker geschrokken, en overigens de vorige woordvoerders ook, door de twee recente adviezen. Dat zijn geen milde adviezen. Het staat netjes opgeschreven in vriendelijke, beschaafde bewoordingen. Maar als je die feitelijk zou moeten vertalen, staan daar de grote alarmbellen over de bestuurlijke houdbaarheid van ons publieke bestel. Ik vind het voor ons als politici wel van groot belang dat we ons niet blind tonen als iemand zo in je gezicht staat te zwaaien van «hier is brand!». Dan kun je als politicus niet zeggen: nou, ik ga heel even wat anders doen. Nee, je moet daarop reageren. Dat is mijn belangrijkste gevoel nu, zonder dat ik er meteen een tiendelige set bij heb van «zo en zo zou het zeker moeten». Ik vind de pluriformiteit van groot belang, ik vind de onafhankelijkheid van groot belang, ik vind de kwaliteit van groot belang. Mijn belangrijkste vraag zou zijn om mee te nemen in het onderzoek hoe je die zaken het beste kan borgen. Laten we dat iets breder maken.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Graaf, bent u gerustgesteld?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Nee, niet helemaal. Ik zou er beducht voor zijn om die hele discussie toch weer open te breken, maar dat proef ik toch wel een beetje in de woorden van de heer Sjoerdsma. Het advies van de Raad voor Cultuur is al van veel langer geleden. Dat heeft ook deel uitgemaakt van de beraadslagingen daarover en heeft geleid tot grote aanpassingen in de Mediawet. De Staatssecretaris stelt voor om met een adviescommissie aan de slag te gaan om te kijken hoe je de omroepen kunt laten verantwoorden hoe ze kleur op de wangen houden – dat zijn even mijn woorden – en hoe ze het onderscheidend vermogen hebben, en om te kijken naar andere objectieve criteria. Zij wil daar een goed advies over vragen. We zouden het proces van de afgelopen jaren niet weer helemaal opnieuw moeten doen, maar we zouden juist in die lijn moeten verdergaan. Kan de heer Sjoerdsma bevestigen dat we dat zouden moeten doen?

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik heb niet het idee dat we dat opnieuw doen als ik heel eerlijk ben. Ik wil mevrouw Van der Graaf zeker geen onrecht doen, maar ik heb het idee dat we in een nieuwe situatie zijn beland. Dat is een situatie waarin niet alleen adviesraden, maar ook de NPO zelf zegt: het piept, het knarst en het kraakt; help ons hieruit te komen op een manier waarop we recht kunnen doen aan de kerntaak die door de politiek is toebedeeld. Volgens mij ziet mevrouw Van der Graaf dat ook. Ik ken haar als iemand die dit soort adviezen ook nauwkeurig leest. Als zij mijn suggesties – die waren vrij algemeen en mild – niet ziet zitten, daag ik haar graag uit om daar andere suggesties tegenover te zetten die wel recht doen aan de adviezen die wij hebben ontvangen. Mijn belangrijkste gevoel nu is dat er geen taboe moet zijn op het denken als het gaat over het overeind houden van ons publieke bestel, onze publieke omroep. We moeten ervoor zorgen dat dat blijft functioneren. Die urgentie voel ik zeer. Als mevrouw Van der Graaf daar betere ideeën over heeft dan die ik net heb geopperd, wie zou ik dan zijn om aan mijn ideeën vast te houden? Maar ik vind wel dat we als politiek verplicht zijn om die ideeën hier op tafel te leggen.

De voorzitter:

We gaan de ideeën van mevrouw Van der Graaf straks horen, maar niet voordat we die van mevrouw Westerveld hebben gehoord, die haar ideeën namens GroenLinks zal delen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Yes, dat ga ik doen. Dank u wel, voorzitter. Ik ben al een tijdje mediawoordvoerder van GroenLinks, maar de zorgen die ik aanvankelijk had, zijn niet afgenomen, maar eerder toegenomen. Een van mijn grootste zorgen is de toekomstbestendigheid van onze mooie mediasector, want er komen alsmaar mediakanalen bij, die het vooral moeten hebben van buitenlandse content. Daarmee zien we langzaam maar zeker een verschraling van het Nederlandse aanbod. Dan heb ik het over nationaal, maar zeker ook over regionaal en lokaal. Bijna de helft van de huishoudens heeft een Netflixabonnement. Ik heb al eens eerder gezegd dat Netflix daarmee meer aan Nederlanders verdient dan alle bioscopen verdienen aan bioscoopkaartjes. Het kabinet wil echter niet aan een streamingheffing, zoals we al vaker hebben voorgesteld, en houdt het bij een inspanningsverplichting. Ik heb een aantal vragen daarover aan deze Staatssecretaris. Waarom wil ze nou niet een streamingheffing invoeren, zodat we ook echt kunnen investeren in onze Nederlandse makers? Wat vindt zij ervan om het podcastplatform NPO Luister open te zetten voor andere aanbieders, voor een écht Nederlands alternatief? Hoe is de Staatssecretaris van plan om het Nederlandse mediabestel toekomstbestendig te maken?

Voorzitter. De toekomstbestendigheid van onze publieke omroep is niet in kannen en kruiken. We hebben de oproep van het Commissariaat gelezen, dat zegt: de publieke omroep moet in transitie om deze te kunnen behouden. Nu zou denk ik geen enkele partij – misschien behalve de ChristenUnie, als ik net de interruptie hoorde – dit bestel zo hebben bedacht zoals we het nu hebben, als we het nu vanuit het niets opnieuw zouden kunnen ontwerpen. Ik wil ook niet zeggen dat we bijvoorbeeld toe moeten naar een radicaal ander stelsel, zoals het BBC-model, maar ik vraag me wel af of de Staatssecretaris het huidige bestel nog houdbaar vindt en, zo ja, wat ze daaraan gaat doen en of ze er ook haast mee wil maken.

De voorzitter:

Dan is er nu een vraag van de heer Van Strien namens de VVD.

De heer Van Strien (VVD):

Ik heb een korte vraag aan mevrouw Westerveld. Juist omdat zij die ervaring meeneemt, wil ik even goed weten wat ze bedoelt als ze het heeft over een inspanningsverplichting. Ik weet dat zij het coalitieakkoord goed heeft gelezen. Daar staat letterlijk in dat we gaan voor een investeringsheffing. Dat is geen inspanningsverplichting. Dus waar doelt zij precies op?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Er komt nu een inspanningsverplichting en wij zijn ervoor om een heffing te vragen. Het verschil zit ’m erin dat een heffing veel vaster is. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen: we doen 5%, die vragen we van internationale aanbieders, dat stoppen we in een fonds en daarmee gaan we investeren in Nederlandse aanbieders en makers. Ik vind dat de plannen van het kabinet op dit moment te vrijblijvend zijn, ook omdat we in een heel aantal omringende landen zien dat er een heffing wordt gevraagd. Ik heb het daar ook weleens eerder met grote aanbieders als Netflix over gehad. Zij gaven toen aan – dat hebben ze ook weleens in brieven geschreven – dat ze op zich echt wat terug willen doen voor de Nederlandse sector. Ze hebben het liefst dat er niet overal andere regeltjes zijn, maar dat die over het algemeen hetzelfde zijn. Alleen, nu doet Nederland te weinig. Laten we eens kijken naar een aantal landen die dit beter aanpakken en laten we in lijn met hen ook vragen aan hele grote internationale aanbieders om meer terug te doen voor de Nederlandse sector, en dan niet vrijblijvend, maar gewoon met heel harde, duidelijke afspraken daarover.

De voorzitter:

Volgens mij vermeldt het coalitieakkoord – ik moet misschien een beetje oppassen, want ik zeg het uit mijn hoofd – een investeringsverplichting en heeft mevrouw Westerveld het over een streamingheffing. Die twee termen lopen door elkaar.

De heer Van Strien (VVD):

Een investeringsverplichting voor buitenlandse streamingsdiensten, dat staat er letterlijk. Volgens mij komt dat erg in de buurt van wat mevrouw Westerveld bedoelt. Nota bene zegt de Staatssecretaris ook dat zij later – ik geloof deze zomer – met de uitwerking daarvan komt. Volgens mij is het goed om daar even op te wachten, mevrouw Westerveld. Wat betreft een aantal aannames die u nu doet, moeten we gewoon even kijken waar het kabinet mee komt. Maar wat er staat, is een investeringsplicht. Dat is niet vrijblijvend volgens mij.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

We zullen zien hoe vrijblijvend het is, want we hebben deze discussie ook al vaker in de Kamer gevoerd. Daarmee wilden wij altijd een stukje verder gaan dan de coalitiepartijen wilden. Natuurlijk heb ik ook de brief van de Minister gelezen en natuurlijk heb ik het regeerakkoord gelezen, maar wij zouden echt heel graag willen dat we goed kijken naar andere landen en dat we bijvoorbeeld vasthouden aan die 5%.

Voorzitter. Ik wilde overgaan naar de toegankelijkheid van het publieke aanbod, want de publieke omroep hoort er juist voor iedereen te zijn. Maar in de hoofdlijnenbrief zien we geen extra inspanningen, geen middelen, in ieder geval geen extra middelen, om de programma's toegankelijk te maken voor mensen met een audiovisuele beperking, dus mensen die minder goed kunnen zien of horen. Ik wil de Staatssecretaris vragen of er extra maatregelen komen, juist om deze groepen te bereiken. Hoe kijkt de Staatssecretaris ernaar om kwalitatieve doelen in de Mediawet op te nemen over bijvoorbeeld de kwaliteit van de ondertiteling? Dat lijkt voor ons misschien een bijzaak, maar voor mensen met een audiovisuele beperking is dit natuurlijk gewoon ontzettend belangrijk, want ze zijn ervan afhankelijk.

Voorzitter. Dan over flexcontracten. Al een aantal jaar vraagt deze Kamer, mijn partij maar ook de heer Kwint, aandacht voor de hoeveelheid flexcontracten binnen de publieke omroepen, want er zijn weinig sectoren waarin jonge mensen zulke onzekere arbeidscontracten hebben als op het mediapark. Dat geldt zowel voor flexwerknemers als voor zzp'ers. Al jaren, ook onder het vorige kabinet, wordt er beterschap beloofd, maar ik zou heel graag ook eens actie willen zien. Ik wil de Staatssecretaris vragen wat het huidige aandeel vaste en flexibele contracten is binnen de publieke omroep. Is de Staatssecretaris bereid om harde streefcijfers af te spreken?

Voorzitter. Dan de regionale omroepen, want ook 120 journalisten van de regionale omroepen zitten in onzekerheid. Ze hebben de afgelopen jaren via het project Versterking lokale journalistiek ruim 10.000 verhalen gemaakt, maar voor hen is het buitengewoon onzeker of ze daar de komende tijd mee door kunnen gaan. Ik wil de Staatssecretaris vragen om daar helderheid over te geven. Gaat ze door met deze projecten, en zo ja, wanneer komt er duidelijkheid voor deze journalisten?

Voorzitter. Met een heleboel andere partijen hebben we eerder vragen gesteld over de inhoud van het televisieprogramma van Ongehoord Nederland. De vraag die we stelden was: voldoet deze omroep wel aan de Mediawet? Kort daarna kwam er een onderzoek van de ombudsman. Daarna kwam er een sanctie. Tot mijn verbazing kwam die sanctie niet vanuit het Commissariaat, maar vanuit de NPO zelf. Ik zou de Staatssecretaris een verhelderende vraag willen stellen. Het is toch aan het Commissariaat, als waakhond van de Mediawet, om een sanctie op te leggen? Waarom hebben zij zich nog niet uitgesproken over deze kwestie? Ik wil ook aandacht vragen voor het redactiestatuut. Uit onderzoek van het Commissariaat blijkt dat 14 van de 54 media-instellingen geen redactiestatuut hebben. Dat verbaast me, omdat we daar in de vorige periode een aantal amendementen over hebben aangenomen. We hebben het er met het veranderen van de Mediawet ook uitgebreid over gehad. Ik wil de Staatssecretaris vragen of deze media-instellingen daarop zijn aangesproken. Kan het Commissariaat deze media-instellingen eventueel, in the end, een sanctie opleggen? Wat vindt de Staatssecretaris van de conclusie van het rapport dat het redactiestatuut onvoldoende kwalitatief is geborgd in de Mediawet? Zouden we de Mediawet daar ook niet op moeten aanpassen? Graag een reactie.

Toen was ik klaar, voorzitter.

De voorzitter:

Voorbeeldig binnen de tijd. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Baarle namens DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter. Verschillende sprekers voor mij hebben al gememoreerd dat het uiterst zorgwekkend is dat er in Nederland heel veel journalisten zijn die zich bedreigd voelen bij het uitvoeren van hun werk. Zij geven aan dat ze zich te zeer bedreigd voelen om dingen op te schrijven. Vorig jaar hebben we naar aanleiding van een onderzoek een debat gevoerd over de veiligheid van journalisten. Veel journalisten gaven aan niet eens een melding te doen van het feit dat ze zich bedreigd voelen, omdat ze het gevoel hebben dat dat geen zin heeft. Ik wil de Staatssecretaris vragen wanneer we een herhaling van dit onderzoek tegemoet kunnen zien. Het lijkt me heel erg belangrijk om deze gegevens goed te monitoren. Ik heb zelf een motie ingediend, die is aangenomen, waarin de regering wordt gevraagd om nou eigenlijk eens een keer de basis op orde te krijgen, dus om ervoor te zorgen dat meldingen die journalisten bij de politie doen juist geregistreerd en afgehandeld worden. Kan de Staatssecretaris daar ook een update van geven?

Voorzitter. We lezen ook in de brief dat de Staatssecretaris voor de zomer met een plan zou komen voor de veiligheid van journalisten. Nou heb ik zelf even gezocht en ik heb het nog niet gezien, maar ik kan het mis hebben. Zou de Staatssecretaris kunnen aangeven wat daarvan de stand van zaken is? Ik sluit mij aan bij vragen van collega's over de financiering van het initiatief PersVeilig.

Voorzitter. Dan de toekomstbestendigheid van het stelsel. Een aantal sprekers voor mij hebben ook gerefereerd aan het advies van het Commissariaat. Ik zou de Staatssecretaris graag willen vragen wat precies de scope is van het advies dat zij aan die onafhankelijke adviescommissie gaat vragen over de uitdagingen die we hebben ten aanzien van de toekomstbestendigheid van de publieke omroep, bijvoorbeeld in zo'n digitale wereld, maar ook in een ontzuilde samenleving, want een verzuilde samenleving zijn we gelukkig niet meer.

Voorzitter. Het is goed dat we in de brief lezen dat er geld wordt geïnvesteerd in de versterking van lokale omroepen. We lezen dat de Staatssecretaris daar een wetswijziging voor wil gaan optuigen. Wanneer kunnen we die wetswijziging als Kamer tegemoetzien?

Voorzitter. Dan diversiteit en pluriformiteit. Dat verstaat de fractie van DENK als «brede diversiteit» en «brede pluriformiteit». Maar het woord «diversiteit» heb ik in de hooflijnenbrief niet teruggezien. We hebben het niet alleen over diversiteit in multiculturele zin, maar ook over bijvoorbeeld het aanspreken van jongeren in het omroepbestel, in de mediawereld. Hoe gaat de Staatssecretaris met de inspanningen die zij levert diversiteit meer borgen in de toekomst?

Voorzitter, mijn laatste onderwerp. Wij hebben tegenwoordig een publieke omroep, Ongehoord Nederland, die ongebreideld en onweersproken racistische theorieën, zoals omvolkingstheorieën, de wereld in slingert. Dat is uiterst gevaarlijk. Want die omvolkingstheorieën, die complottheorieën, die stellen dat mensen met een andere afkomst doelbewust hiernaartoe worden gebracht om de originele bevolking te vervangen, leiden tot geweld, tot aanslagen. Dat hebben we gezien bij Anders Breivik en dat hebben we gezien in Christchurch. Ik vind het dan ook echt angstaanjagend dat dit op de Nederlandse publieke omroep wordt uitgezonden. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen of wij wel genoeg gewapend zijn tegen racisme op de publieke omroep. Want dit wordt nu gewoon uitgezonden. Dit zijn theorieën die terroristische aanslagen motiveren.

Voorzitter. Eerlijk gezegd vind ik de reactie van de Staatssecretaris naar aanleiding van vragen die wij met heel veel partijen in dit huis hebben gesteld te min. Ja, natuurlijk moeten we het met elkaar als politici niet hebben over de inhoud, maar hier wordt een grens overschreden. Dit zijn theorieën, racistische theorieën, die terreuraanslagen motiveren. Hier gaat men een grens over. Waarom is de Staatssecretaris niet bereid om een oordeel te vragen aan bijvoorbeeld het Commissariaat voor de Media? Waarom lezen we dat de Staatssecretaris bereid is een oordeel aan de NCTV te vragen? Komt dat oordeel van de NCTV er nou of niet?

Voorzitter. De fundamentele vraag is wat de Staatssecretaris kan doen om ervoor te zorgen dat zo'n omroep, waar dit soort terroristische, racistische theorieën worden uitgezonden, gewoon uit het bestel verdwijnt. Zijn wij met onze regelgeving, met de Mediawet en de codes, hier wel genoeg tegen gewapend? Zijn wij, als dit soort excessen plaatsvinden, met theorieën die inherent racistisch zijn, wel in staat om op te treden, om de Nederlandse bevolking hiertegen te beschermen en ervoor te zorgen dat er geen denkbeelden worden uitgezonden die mogelijk terreuraanslagen kunnen motiveren?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Strien namens de VVD.

De heer Van Strien (VVD):

Dank, voorzitter. Bijkans zes maanden na het aantreden van het nieuwe kabinet debatteren we over de Hoofdlijnenbrief Media. Er zijn een hoop ontwikkelingen in de mediasector. Het is daarom een uitgelezen kans voor de Staatssecretaris om met een ambitieuze brief vol visie te komen, om duidelijke keuzes te maken over de toekomst van het Nederlandse medialandschap. Maar hiervan is eerlijk gezegd maar weinig sprake. De Staatssecretaris lijkt vooral de keuze te maken om de keuzes voor zich uit te schuiven. Ik hoop van harte dat we haar in dit debat kunnen uitdagen om beslissingen eerder te nemen en die meer richtinggevend te maken.

Laat ik beginnen met de publieke omroep. De VVD zet zich in voor een publieke omroep die kwalitatief hoogstaand is, zich richt op kernonderwerpen, pluriform is en prikkelt. Daartoe moet de NPO zich ook aanpassen aan de hedendaagse samenleving. Daarom is die discussie over de kwaliteitscriteria ook zo belangrijk. Dat traject is reeds gestart onder de voorganger van deze Staatssecretaris. Inmiddels ligt er een externe verkenning en een advies van de Raad voor Cultuur en het Commissariaat. In het coalitieakkoord staat ook duidelijk dat nieuwe criteria binnen een jaar moeten worden vastgesteld, uiterlijk 2022 dus. De nieuwe planning is nu dat we via een commissie met een onduidelijke opdracht ergens in juli 2023 een voorstel krijgen, dat vervolgens ook nog eens moet worden vastgesteld. Dat gaat traag. Kunnen we dat versnellen, vraag ik de Staatssecretaris. En als we dan toch de tijd nemen, kunnen we de opdracht van de commissie inderdaad verbreden, zodat we naar de toekomst van het héle bestel kijken? Het gaat dan niet alleen om hoe we de NPO kunnen versterken, maar ook om hoe we dat hoogwaardige pluriforme bestel omhoog kunnen houden. Wat is de visie van de Staatssecretaris zelf hierop? Die heb ik nog niet kunnen lezen.

Voorzitter. Dan het volgende, over een vitaal bestel gesproken. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen over Ongehoord Nederland. De uitspraken van de ombudsvrouw zijn glashelder: de omroep schendt de door zichzelf wel onderschreven journalistieke code op het punt van betrouwbaarheid en het verspreiden van misinformatie. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het in het bestel hebben van zo'n omroep uiteindelijk ook de geloofwaardigheid van de NPO en de NOS in brede zin aantast? Welke rol ziet de Staatssecretaris – dat is ook eerder gevraagd door collega's – voor zichzelf, in het licht van het advies van de ombudsman? Ik sluit me ook aan bij de vragen van de collega van de PvdA over volgende stappen die zij bereid is te nemen. Ik vraag ook hoe zij wil werken aan de opdracht die vrij helder in het coalitieakkoord verwoord staat, namelijk: verspreiden van nepnieuws en desinformatie tegengaan. Dat staat er letterlijk.

Dan het brede Nederlandse medialandschap. Als variant op «wat de boer niet kent, dat vreet hij niet» zou je kunnen stellen: wat OCW niet subsidieert, dat kent het niet. Dat geldt voor cultuur en ook voor media. Slechts à contrecoeur ziet zij een rol voor zichzelf ten aanzien van het brede medialandschap, buiten de NPO om. De VVD heeft OCW zelfs met moties altijd aangespoord om zich verantwoordelijk te voelen voor een vitaal Nederlands medialandschap in brede zin, en om dat te versterken. Zo luidt immers haar opdracht ook van OCW. Er is grondwerk zoals een prachtige samenwerkingsovereenkomst uit 2019, maar de Staatssecretaris zegt zelf dat ze slechts een faciliterende rol kan spelen en dat ze wil onderzoeken hoe nu verder te gaan. Waarom bouwt ze gewoon niet verder op wat er al ligt qua samenwerking tussen al die mooie Nederlandse audiovisuele bedrijven, zoals de overeenkomst die ik hier heb en die u kunt inzien als u wil? Hoe staat het met de gesprekken tussen publiek en privaat die zijn aangekondigd?

Als we het over samenwerking hebben: een belangrijk instrument voor het versterken van het Nederlandse medialandschap is NLZIET, dat Nederlandse content bundelt en een aantrekkelijke propositie maakt ten opzichte van grote buitenlandse streamingsdiensten. De VVD heeft herhaaldelijk gevraagd om snel met een standpuntbepaling te komen. Verder hadden we allerlei vragen. Gisteren om 15.00 uur kwamen de antwoorden en de standpuntbepaling dan toch binnen; dank. Dat leidt wel tot heel veel vragen, maar gezien de tijd stel ik er twee. Welke rol ziet de Staatssecretaris voor zichzelf bij het geven van invulling aan het coalitieakkoord, dat streeft naar het versterken van de samenwerking tussen publieke en private mediapartijen om Nederlandse content gezamenlijk aan te bieden? Twee. Hoe gaan we na de standpuntbepaling en de antwoorden nu verder? Wordt bijvoorbeeld de content een-op-een van NPO Start doorgezet naar NLZIET? Komen we inderdaad tot zo'n gemeenschappelijk platform?

Over lokale media is al veel gezegd. Met een bonte verzameling hebben we ons net voor kerst hard gemaakt voor de pilot samenwerking en professionalisering. Meerdere Kamerleden hebben daarover geïnformeerd. Het belang van lokale media wordt in deze Kamer dus ruim onderkend. Vanuit dat belang prikkel ik de Staatssecretaris graag: wat is nu eigenlijk haar visie op de ontwikkeling van lokale media en verdere professionalisering? Gaan we bijvoorbeeld vooral journalisten meer opleiden of gaan we het in stenen stoppen? Gaan we misschien een jongejournalistenregeling opzetten? Stel dat we bij de professionalisering zien dat de lokale omroepen vooral online content gaan maken, hoe kijkt de Staatssecretaris dan naar de concurrentiepositie ten opzichte van al die commerciële partijen? En ook graag een reactie op de kritiek die er nu is op de overheveling van gemeentegelden naar het Rijk.

Als laatste en belangrijkste punt persveiligheid en persvrijheid. We hebben direct na het reces een belangrijk debat met de Staatssecretaris en de Minister van VenJ. In aanloop daarnaartoe vraag ik of zij het actieplan wat forser kan aanzetten. Mijn collega van DENK zei al «ik heb het niet gezien» en ik kan mij de verwarring voorstellen, want er is wel een brief gekomen, maar dat kun je amper een actieplan noemen. Eerder deed Minister Dijkgraaf in het vragenuurtje een aantal toezeggingen aan de VVD over harder en sneller straffen, voorkomen en bestraffen van doxing, bekostiging van PersVeilig, het opnemen van mediabelangen in burgerschap en een taakstrafverbod. Is de Staatssecretaris bereid om samen met de Minister een verbeterplan aan de Kamer aan te bieden, ruim voor het debat dat gaat komen?

Ik kijk uit naar de beantwoording en hoop op mooie stappen. Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Anders wij wel. Mevrouw Van der Graaf zal het woord voeren namens... Wacht even, niet nadat u enkele vragen heeft beantwoord, eerst van mevrouw Werner.

Mevrouw Werner (CDA):

Ik wil heel even terugkomen op NLZIET. Dat is natuurlijk een hele mooie streamingsdienst. Ik bedoel, commercieel en publiek komen daar samen. Dat is ook heel lekker voor het gemak van de kijker. Ik vraag me af of de heer Van Strien het met mij eens is dat, wil je zo'n platform echt succesvol maken, je daar eigenlijk ook originele, nieuwe content zou moeten kunnen plaatsen. Deelt de VVD deze mening?

De voorzitter:

We gaan het horen. Meneer Van Strien.

De heer Van Strien (VVD):

Ik kan niet achterhalen wat precies de achtergrond van de vraag is. Ik zou ervoor zijn dat gewoon alle content, dus ook de nieuwe content, van de commerciële partijen of NPO Start daar verschijnt. Volgens mij raakt u precies de kern: het is lekker voor de kijker. Volgens mij moeten we daarnaartoe gaan: wat is het belang van de kijker?

Mevrouw Werner (CDA):

Ik zal eventjes wat helderder zijn. Kijk, alle content van de commerciële en alles van de publieke zenders ziet u het liefste op NLZIET, maar ik heb het hier over nieuwe content, dus nieuwe producties, zoals bijvoorbeeld Videoland ook nieuwe producties laat zien. Op het moment dat je daar een succes van wilt maken, zou je daar eigenlijk ook mee moeten komen: gewoon nieuwe, originele content die gemaakt wordt, specifiek, op NLZIET. Ziet u dat ook voor zich?

De heer Van Strien (VVD):

Ik kan alles voor me zien. Misschien gaan we daar uiteindelijk ook naartoe, maar volgens mij gaat het er nu vooral om dat je één platform hebt waar de kijker, zoals u dat zo mooi zegt, lekker makkelijk naartoe kan gaan om alle content, ook gratis content, van Nederland terug te kijken. En of het nou nieuwe content is... Als op Videoland of NPO Start nieuwe content komt en deze een-op-een wordt doorgezet, verschijnt die dus ook daar.

De voorzitter:

U heeft nog één vraag over, maar u gaat er zelf over.

Mevrouw Werner (CDA):

Ja, ik heb nog één vraag over. Wij hebben allebei een hart voor NLZIET. Het gaat even over het succes van deze streamingsdienst, het succes. Op het moment dat je van NLZIET een succes wil maken – het groeit langzaam en het zal veel harder moeten groeien; «voor het gemak van de kijker» – dan kun je overwegen om te zeggen: we gaan er nieuwe producties op plaatsen. Dus niet nieuwe producties van de NPO of de commerciële partijen, maar gewoon nieuwe programma's produceren. Zo bedoel ik het.

De heer Van Strien (VVD):

Ik droom graag met mevrouw Werner mee over hoe NLZIET die prachtige rol gaat vervullen die is beoogd, maar laten we gewoon eens beginnen met doen wat we hebben afgesproken, namelijk dat alle content een-op-een, ook de gratis content, wordt doorgezet.

De voorzitter:

Als ik me niet vergis, was er ook een vraag van de heer Van Baarle. Niet? Ga ik dan weer de fout in? Was er nog iemand anders die een vraag wilde stellen aan de heer Van Strien? Anders gaan we alsnog door naar mevrouw Van der Graaf. Het was geen open uitnodiging, mevrouw Westerveld. Maar ik realiseer me terdege dat ik dit over mezelf heb afgeroepen. Mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Een hele goede vraag dan. Een vraag over het aantal flexcontracten. Niet alleen nu, maar ook in de vorige periode was dit best een groot punt. Is de heer Van Strien niet met mij van mening dat er gewoon duidelijke afspraken zouden moeten komen over vastigheid voor journalisten, over zekerheid voor journalisten? Zouden we deze Staatssecretaris daartoe niet moeten oproepen?

De heer Van Strien (VVD):

In het coalitieakkoord staat dat er ook gekeken wordt naar de positie en de Fair Practice Code die ook in deze sector geldt. Volgens mij is de Staatssecretaris bezig met het uitwerken daarvan. Uiteindelijk is het natuurlijk ook gewoon een verantwoordelijkheid van de partijen zelf. Dat erken ik ook.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Natuurlijk is het een verantwoordelijk van de partijen zelf. Maar het is ook onze verantwoordelijkheid om te zorgen dat mensen die in dienst zijn van de publieke sector, mensen die belangrijk werk voor ons doen, ook zekerheid en vastigheid krijgen. Daarom wil ik de heer Van Strien een aanvullende vraag stellen: is hij het met mij eens dat we misschien ook hier een wat steviger rol moeten innemen als parlement, dat de tijd van vrijblijvende afspraken misschien voorbij is en dat er gewoon duidelijkheid moet komen en dat ook wij een verantwoordelijkheid hebben, omdat wij met elkaar het belang van een goede publieke omroep beklemtonen, ieder debat opnieuw?

De heer Van Strien (VVD):

Volgens mij is het juist ook dankzij de niet-aflatende inzet van onder anderen mevrouw Westerveld en de heer Kwint geweest dat die zin ook in het coalitieakkoord is opgenomen. Volgens mij voelen wij die verantwoordelijkheid. Maar nogmaals, het is een verantwoordelijkheid van de partijen zelf en ook niet iedereen in de sector zit noodzakelijkerwijs te wachten op vastigheid. Flexibiliteit moeten we ook gewoon in het systeem houden.

De voorzitter:

Mevrouw van der Graaf mag dan nu alsnog gaan beginnen aan haar betoog.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. De ChistenUnie is een groot voorstander van een sterke publieke omroep met een onafhankelijke nieuwsvoorziening en ook ruimte voor verschillende geluiden vanuit de samenleving. Daarin is ons bestel uniek.

Ik refereerde net in de interruptie met de heer Sjoerdsma al even aan de discussies van de afgelopen jaren in het sterk veranderde medialandschap, waar grote internationale spelers kwamen en een belangrijke rol gingen spelen, teruglopende reclame-inkomsten, programma's die moesten verdwijnen, programmamakers die vlakbij, op het Plein, stonden om onze aandacht hiervoor te vragen en veranderingen in het kijkgedrag. Dat heeft ertoe geleid dat er een heel nieuwe visie op het omroepbestel is neergelegd. Gesprekken met de publieke omroep en ook de commerciële partijen: het hele mediaveld is hierbij aanwezig geweest. Uiteindelijk is alles geland in een wetswijziging van de Mediawet, waar nu verder aan gewerkt wordt. Ik vind het belangrijk om deze context nog even te schetsen. Ik wil de Staatssecretaris vragen of wij ervan uit kunnen gaan dat de Staatssecretaris niet van plan is die hele discussie over het omroepbestel weer helemaal open te breken. Kan zij dat bevestigen?

Voorzitter. De ChristenUnie hecht...

De voorzitter:

Er is een vraag voor u van de heer Mohandis, die nog één vraag heeft.

De heer Mohandis (PvdA):

Ja, mijn laatste. Ik begrijp het betoog van mevrouw Van der Graaf en toch wil ik daar iets naast zetten. Inderdaad, er is van alles geland in wetgeving. Er lag een rapport, dat «De tijd staat open» heette. Kamerbreed is gezegd, ook door de ChristenUnie: natuurlijk, de tijd staat open, maar de tijd staat ook niet stil. Er verandert gewoon veel in het medialandschap. Denk aan de binding van jongeren. Mijn oudste drie kinderen – dat zijn ook mijn jongste drie kinderen; het is maar net hoe je redeneert – hebben vooral apps in hun hoofd die niet Nederlands zijn; laat ik het maar zo noemen. Met andere woorden: de oproep die ik deed, maar die ook collega Sjoerdsma, mevrouw Westerveld en meneer Van Strien deden, ging er juist om dat de tijd niet stilstaat. We kunnen dus niet zeggen: we hebben toen iets besloten en dat moeten we maar even zo laten. Dat doet geen recht aan het debat van toen, waar ik ook bij was, maar ook niet aan de veranderingen in het medialandschap en ook niet aan de omroepen zelf. Zij worstelen zelf immers ook af en toe met legitimiteit en met de vraag: hoe betrek je jongeren erbij?

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Mohandis (PvdA):

Mijn vraag aan mevrouw Van der Graaf is: bent u het met mij eens dat die veranderingen gewoon gaande zijn, dat jongeren minder gebonden zijn, dat we niet stil kunnen zitten en dat we niet naar het verleden kunnen verwijzen en kunnen zeggen: er was ooit, in 2015, een verandering, dus laat het zo. Dan doen we er geen recht aan.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

We hebben in 2020 een wetswijziging gehad, dus die discussie is daar geland. Daar verwijs ik naar. Ik ben het helemaal met de heer Mohandis eens dat die veranderingen doorgaan. Dat is een belangrijke aanleiding geweest voor de gesprekken die hebben plaatsgevonden. Daarom is ook afgesproken om nieuwe beoordelingscriteria voor omroepen te zoeken. De vraag was: kunnen we op zoek gaan naar een andere en objectiveerbare legitimatie-eis dan alleen de eis via ledenaantallen? We zien namelijk dat onder anderen jongeren misschien minder snel lid worden van een omroep en die stap zetten. Ik lees de brief van de Staatssecretaris zo dat ze – dat is ook in lijn met de discussie die we daarover de afgelopen jaren hebben gevoerd – daarover nu advies gaat vragen, omdat het best een lastige opgave is om hier objectieve criteria, die we wel nodig hebben, bij neer te leggen, en dat ze niet wil dat de overheid willekeur verweten kan worden. Want dat risico ligt op de loer. Volgens mij hebben we die zoektocht nu met elkaar. Nee, het denken daarover staat niet stil. Daarom vragen we ook het advies daarover. Maar ik interrumpeerde net omdat ik er een andere vraag in proefde, namelijk: ga je nou het omroepbestel weer ter discussie stellen? Dan zegt de ChristenUnie: nee, dat gaan we niet doen. Die rust en duidelijkheid zou de Staatssecretaris vandaag ook in het debat moeten scheppen.

De voorzitter:

Dat gaan we zo horen. U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Voorzitter. De ChristenUnie hecht hele grote waarde aan die pluriformiteit en ook aan die externe pluriformiteit, die dankzij ons Nederlandse omroepbestel bestaat. Daardoor kan elke geleding in de samenleving een stem krijgen, ook minderheden. Omroepen spelen daarin een belangrijke rol. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook te bevestigen dat die externe pluriformiteit niet ter discussie staat.

Voorzitter. Het is goed dat omroepen meer worden aangesproken op hun onderscheidendheid en de herkenbaarheid van hun missie en identiteit. Het gaat om meer kleur op de wangen. En leg dat ook maar uit. Het is goed dat we kijken naar andere vormen, andere objectieve indicatoren, dan ledenaantallen – die blijven wel heel belangrijk en overeind – om die maatschappelijke verankering te laten zien. Daarom is het goed dat de Staatssecretaris daarover advies vraagt, wat ik net al aangaf. Het is gewoon niet eenvoudig om daar een antwoord op te geven. Ik vraag de Staatssecretaris wel om toe te zeggen dat het gaat om nieuwe toelatings- en verantwoordingscriteria om de maatschappelijke worteling en kwaliteit van de omroepen beter te waarborgen. Met andere woorden: het gaat erom dat het binnen het omroepbestel gebeurt, en niet om het ter discussie stellen van het omroepbestel.

Voorzitter. Ik ben blij met wat er in de mediabrief die we hebben gekregen, staat over de lokale omroepen. Ik mis hierin alleen de regionale omroepen. Wat is de visie daarop van de Staatssecretaris? Zetten we daarin de maatregelen uit de vorige periode voort die in de visiebrief zijn neergelegd? Ik vraag haar ook naar de projecten die er gedaan zijn om de landelijke, lokale en regionale omroepen te versterken. Daarbij zijn tientallen journalisten opgeleid en weggezet in de regio's. Hoe gaat de Staatssecretaris het goede van die projecten behouden? Kan ze daar duidelijkheid over geven?

Ik vraag de Staatssecretaris tot slot naar de uitwerking van de investeringsverplichting voor internationale streamingsdiensten om in Nederlands aanbod te investeren. Zij komt nog met een nadere uitwerking, maar kan zij in dit debat alvast aangeven aan welke richting zij denkt? Wat kan zij daarover op dit moment delen?

Ik vraag ook naar hoe het staat met het halveren van de reclame bij de publieke omroep. Daar hebben we ook afspraken over gemaakt die we belangrijk vinden.

Tot zover in deze eerste termijn. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik aan de heer Mohandis vragen om mijn termijn te begeleiden, mochten er vragen zijn. Ik had ook nog enkele vragen voor het kabinet.

Voorzitter: Mohandis

De voorzitter:

Ook u heeft vijf minuten, meneer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Daar was ik al bang voor. Deze week stonden de bedreigers van Willem Groeneveld en zijn vriendin in de rechtbank. Die kregen een forse strafeis te horen. Dat lijkt mij goed, want het is nogal wat op het moment dat er een molotovcocktail je huis in wordt gegooid. Groeneveld vertelde daar zelf vrij indringend over. Ik wil hem vanaf hier ook nog veel sterkte wensen, want zoiets laat je niet zomaar achter je. Of het nou extreemrechtse complotdenkers of georganiseerde criminelen zijn, de bedreigingen voor de vrije pers komen uit een veelvoud aan hoeken. Daarom is iets als PersVeilig van zo groot belang gebleken de afgelopen jaren. Ook vanuit journalisten zelf hoor ik positieve reacties. Dat is toch echt niet de minst kritische beroepsgroep wanneer het gaat om ondersteuning vanuit de overheid. Natuurlijk zijn er hiaten, bijvoorbeeld wanneer het gaat om de positie van freelancers, maar onder de streep is PersVeilig gewoon een grote toegevoegde waarde gebleken. De vraag aan de Staatssecretaris – het zal haar niet verbazen, gezien het discussietje dat ik daar al met de heer Sjoerdsma over had – is: is dit eigenlijk niet gewoon een taak die de overheid zou moeten uitvoeren? Ik lees dat zij wil dat het doorgaat. Dat steunen wij. Maar ik lees ook dat zij zoekt naar financiering vanuit de sector. Zou het niet beter zijn om hiervan gewoon te zeggen: nee, dat vinden wij nou bij uitstek een overheidstaak?

Dan over de machtsclustering in de media, want al tijden probeer ik dit punt te agenderen en er steun voor te krijgen. Ik geloof dat mijn 24ste poging tot het indienen van een vrij slappe motie het uiteindelijk wel haalde. Dan lees je zowaar in het coalitieakkoord terug dat er iets gaat veranderen op het gebied van de clustering van macht van mediabedrijven. Maar de Minister schrijft in haar brief dat ze daarbij vooral gaat kijken naar de clustering van macht in buitenlandse handen. Het gebrek aan pluriformiteit heeft niet alleen te maken met wie uiteindelijk de eigenaar is, maar ook met de hoeveelheid eigenaren. Dat Van Thillo in België ondertussen zo veel kranten heeft dat hij er een tas van een bezorger mee kan vullen is een probleem, maar het feit dat John de Mol steeds meer invloed krijgt op het commerciële televisieaanbod is niet per se een kleiner probleem omdat hij een ander paspoort heeft. Nou lees ik dat er eigenlijk een maatstaf ontbreekt om te kijken hoe die pluriformiteit eruitziet en hoe wij fusies kunnen beoordelen. Wat is er dan de afgelopen jaren gebeurd? Want de afgelopen jaren zijn al die fusies wel degelijk keer op keer goedgekeurd. Hoe kan dat dan? Ik verwacht van bijvoorbeeld een ACM dat die wel degelijk een maatstaf hebben op basis waarvan zij hun werk doen. Goed dat er nu een maatstaf komt om te kijken hoe we de pluriformiteit bewaken, maar waarom was die er eigenlijk helemaal niet?

Complimenten voor de extra financiering van zowel lokale als regionale media. Dat is hard nodig en dat is belangrijk. Wij hebben daar vaker om gevraagd. Maar wanneer het specifiek gaat om de samenwerkingsomroepen en de pilot op dat gebied, lijkt het wel alsof dat project vervloekt is of zo, want elke keer als het goed lijkt te gaan ...

De voorzitter:

Excuus. Ik zie een interruptie van de heer Van Strien hierop.

De heer Van Strien (VVD):

Het was nog op het vorige punt. Behalve de onderbuikgevoelens die de heer Kwint natuurlijk vanwege zijn politieke achtergrond heeft bij het feit dat mediamacht, zoals hij dat noemt, zich concentreert: waar haalt hij dat feitelijk vandaan? Op basis waarvan denkt hij dat er inderdaad een verschraling optreedt, dat journalistieke vrijheden ingeperkt worden, dat het met andere woorden gevaarlijk is dat er concentratie plaatsheeft? Kijk naar de Combinatie in het Noorden. Die was noodlijdend en stond op omvallen. Ze hebben zelf aangeklopt bij de twee grote mediaconcerns in Nederland: kun je ons overnemen, anders redden we het niet. Het leidt dus juist tot meer bladen in plaats van minder. Het leidt tot een sterkere sector in plaats van minder. Er komt ook een onderzoek aan van het Commissariaat voor de Media. Ik ben dus benieuwd waar de heer Kwint dit, behalve de onderbuikgevoelens, vandaan haalt.

De heer Kwint (SP):

Ik heb het niet over journalistieke vrijheid gehad, maar op zich wil ik dat best meenemen in mijn antwoord, want daar ben ik ook niet zo heel blij over. NRC is een interessant voorbeeld. Die hebben namelijk zelf altijd gezegd: wij willen onze onafhankelijkheid bewaren; wij willen helemaal niet overgenomen worden door een van de grote jongens. En inderdaad, als je dan de keuze voorgelegd krijgt tussen failliet gaan en overgenomen worden, dan kies je voor overgenomen worden. Maar dat is nou niet echt een keuze uit journalistieke rijkdom geweest. Dat was simpelweg een kwestie van: anders overleven zij het niet. En inderdaad, ik vind het geen vooruitgang op het moment dat steeds meer kranten bij dezelfde eigenaar terechtkomen. Ik vind dat onverstandig. Bovendien zie je nu ook dat op redactioneel gebied steeds meer artikelen worden doorgeplaatst zonder dat daar afspraken over worden gemaakt met freelancers. Dat is wel degelijk een directe verschraling van het aanbod.

De heer Van Strien (VVD):

Ik constateer dat heer Kwint eigenlijk zegt: ik had liever gezien dat NRC failliet was gegaan dan dat het is overgenomen door een grotere partij die wel in staat is om het Nederlandse medialandschap goed te versterken en die wel in staat is om op een commerciële en winstgevende manier in al die Nederlandse dagbladen te voorzien. Dat is de conclusie die de heer Kwint dus trekt.

De voorzitter:

Dat was tevens uw laatste interruptie, meneer Van Strien.

De heer Kwint (SP):

Ik ben ook de laatste spreker, dus dat komt wel goed. U moet constateren wat u zelf wil, het is alleen wel handig als u dat doet op basis van dingen die ik gezegd heb. Ik heb gezegd dat het onwenselijk is. Ik heb niet gezegd dat NDC dan maar failliet had moeten gaan. Ik heb alleen gezegd dat het een keuze is die niet uit vrijheid voortkomt. Het is namelijk een keuze tussen failliet gaan en overgenomen worden. Ja, op het moment dat u mij aan vraagt «wilt u zes weken lang niks eten of alleen rotte appels?», dan eet ik rotte appels. Dat is niet omdat ik zo van rotte appels hou, zonder hiermee al te veel inzicht te geven in mijn dieetkeuzes.

De voorzitter:

We gaan zo lunchen. Vervolgt u uw betoog.

De heer Kwint (SP):

Ja, precies! Ik had het al over de lokale omroepen en de positie van de streekomroepen. Er zijn nu succesvolle samenwerkingsprojecten. Iedereen is daar enthousiast over. Iedereen wil dat die doorgaan. Er is extra geld. Nu dreigt een deel van de omroepen toch in de problemen te komen, omdat de plannen nog moeten worden uitgewerkt en er dus een korte overbruggingsperiode nodig is. Heeft de Staatssecretaris bijvoorbeeld de brief van het bestuur van 1Twente gezien, dat nu na jaren alsnog het bijltje erbij neer lijkt te gooien? Dat zou toch zonde zijn, in het zicht van de finish? Dat moet toch beter kunnen?

Al ver voordat Ongehoord Nederland het over omvolking ging hebben, vroeg ik wat het kabinet kan doen wanneer bijvoorbeeld een bestuurslid van een publieke omroep uitlatingen doet die, in dit specifieke geval, antisemitisch zijn. Dat was allemaal ingewikkeld, dat was lastig. Ondertussen is iedereen heel erg verbaasd dat er precies gebeurt wat iedereen had kunnen zien aankomen. Het lijkt mij overigens in het kader van een gezonde verhouding tussen publieke omroepen en overheid ook een slecht idee dat wij hier bij wijze van spreken de toelating tot het publieke bestel per motie of amendement zouden gaan doen, maar het roept natuurlijk wel de vraag op: is dit bestel voldoende zelfreinigend? En breder, want het gaat ook weer over de toelatingseisen tot het bestel: waar zijn de grenzen? Soms lijkt het een soort Hotel California op het Mediapark. Je kunt er wel in komen, maar je komt er uiteindelijk nooit meer uit. Dan wordt er nu gezegd dat het ingewikkeld is om – hoe zeg je dat? – andere illustraties van maatschappelijk draagvlak te formuleren dan het ledenaantal. Ik denk dat dat klopt. Ik denk dat het inderdaad heel ingewikkeld gaat worden. Maar als je nou met z'n allen constateert dat de grenzen van het bestel toch wel in zicht zijn, moet je dan een jaar gaan investeren in het zoeken naar andere criteria, terwijl je misschien ook gewoon kunt zeggen: dan pakken we de lidmaatschapsaantallen?

Je merkte het hier net ook al even in de discussie tussen mevrouw Van der Graaf en de rest van haar coalitie: het mediabestel gaat gebukt onder een soort politieke gijzeling. Er wordt keer op keer in een coalitieakkoord afgesproken wat het compromis voor de komende jaren gaat zijn. Die pendule gaat dan een beetje heen en weer. Dan is het wat meer NPO, dan is het wat meer ledenomroepen. Op die manier stapel je het slechtste van twee systemen op elkaar. Dat lijkt mij niet in het belang van de sterke publieke omroep die wij allemaal zouden willen.

Ten slotte, want anders ga ik zelf over de tijd. De betaling van journalisten en zeker freelancers is ronduit beroerd. Al drie jaar geleden vroeg de Kamer in een motie van mij, mevrouw Westerveld en meneer Asscher – zo lang geleden is het – om te komen tot minimumtarieven in de journalistiek. Dat is gewoon niet gebeurd. In 2021 kregen we een brief waarin werd gezegd: het kabinet wil er wel iets mee, maar dat is aan een nieuw kabinet. Vervolgens komt er een nieuw kabinet, maar staat er niks over in het regeerakkoord, maar ook niet in de mediabrief. Wat gaat dit kabinet doen om de positie van mensen in de journalistiek te verbeteren?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kwint. Zal ik gelijk overgaan tot het zeggen dat we een half uur gaan schorsen en lunchen? Alles valt samen. We gaan gewoon om 12.00 uur door met de eerste termijn van het kabinet.

Voorzitter: Kwint

De vergadering wordt van 11.30 uur tot 12.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering voor de beantwoording van het kabinet in de eerste termijn van dit commissiedebat over mediabeleid. De leden hebben allemaal de kans om vier vragen te stellen, maar hoeven daar geen gebruik van te maken, ook met het oog op de beoogde eindtijd van dit debat. In de eerste termijn heb ik ruimschoots de tijd gegeven om met elkaar in discussie te gaan, dus als er vragen aan het kabinet zijn, stel ze dan echt kort en bondig en stel echt een vraag.

Dan geef ik nu voor de beantwoording het woord aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Uslu:

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de leden van deze Kamer voor hun inbreng. Er zijn dagen dat ik wakker lig van alles wat er gebeurt op het gebied van de media. Denk aan wat journalisten meemaken aan agressie en geweld tijdens hun werk, of aan hoe vijandig het er in woorden soms aan toegaat in de pers, op tv, op het internet en in de samenleving. Dat gaat mij echt aan het hart en volgens mij u ook. Vandaag is het precies een jaar geleden dat Peter R. de Vries is neergeschoten. Ik wil daar toch even bij stilstaan op deze belangrijke dag.

Wat betreft persveiligheid, persvrijheid en vrije media voel ik de zorgen, maar ik heb ook een enorme motivatie om de vrije media te verdedigen en bij te staan, en om iedereen die zo afhankelijk is van objectieve informatie, die informatie te kunnen bieden via de vrije media, via al die bronnen waarbij iedereen terechtkan, pluriform en zonder censuur. Het is een van de belangrijkste kenmerken van een gezonde en sterke democratie. Hoeveel plaatsen ter wereld zijn er wel niet waar dit volledig ontbreekt? Wij hebben het hier gewoon. Laten we daar ook even bij stilstaan. Laten we dat beschermen, bevorderen en koesteren. En laten we er ook een beetje trots op zijn dat wij hier vrije media hebben en dat we een sterke democratie hebben, waarin iedereen zijn mening kan vormen, kenbaar kan maken en geluid kan maken op allerlei volumes, zoals we dagelijks merken en zien.

In de hoofdlijnenbrief heb ik geschreven hoe ik daaraan wil meewerken of wil werken. Daarover spreken wij vandaag. Ik heb daarin enkele hoofdlijnen geschetst die ik hier kort benoem. Vervolgens ga ik in op de door uw leden gestelde vragen.

De eerste hoofdlijn betreft de versterking van de landelijke publieke omroep door nieuwe erkenningscriteria te realiseren voor de omroepen, criteria die ruimte bieden aan nieuwe toetreders, zonder dat de omroep onbestuurbaar en onbeheersbaar wordt. Die criteria moeten uitlegbaar zijn, proportioneel en praktisch uitvoerbaar. Het moeten criteria zijn die goed onderbouwd en breed gedragen zijn. Ik ben van plan om een onafhankelijk adviescollege te vragen met een voorstel te komen voor nieuwe criteria en een nieuwe beoordelingssystematiek. Vlak na het reces informeer ik de voorzitter hierover en over het specifieke takenpakket van dit college. Uiteraard komen we daar zo ook op terug.

Een tweede hoofdlijn uit mijn brief gaat over de lokale omroepsector. We investeren in lokale omroepen, zodat deze werk kunnen maken van een onafhankelijke nieuwsvoorziening en professionalisering. De lokale laag in het omroepbestel krijgt een nieuw en steviger fundament dat beter is gefinancierd, en een onafhankelijker positie om goede journalistiek te kunnen bedrijven. Omroepen maken daarvoor, gedurende het traject naar de wetswijziging, een flinke professionaliseringsslag door. Ik ga dat ondersteunen. Alle drie de lagen van de publieke omroepen werken samen. Dat is effectief, logisch en nodig. Dat wordt ook gestimuleerd.

De onderzoeksjournalistiek en veiligheid van journalisten – dat is een derde hoofdlijn uit mijn brief – vragen om constante alertheid en maatregelen. U heeft daarom vorige week een brief van de Minister van Justitie en Veiligheid en mijzelf ontvangen met een plan van aanpak daartoe.

In de Kamerbrief worden een aantal actielijnen genoemd. Ik som ze nog een keer op. We steunen PersVeilig financieel en we beschermen freelancers. We zullen bij burgers de bewustwording gaan versterken van de rol van de journalistiek en van de waarden van de journalistiek in de democratie. We gaan online-intimidatie aanpakken, en we blijven de persvrijheid en persveiligheid onderzoeken en monitoren.

Dan ga ik nu de vragen beantwoorden aan de hand van verschillende thema's. Ik heb er vier. De landelijke publieke omroep is een thema waarin heel veel bij elkaar komt en waar ook heel veel ideeën, meningen en discussies over zijn. Dat is niet alleen vandaag het geval. Voor zover ik mij herinner, is dat al sinds 2004 aan de hand. Daar hebben we zo tijd voor. Het tweede thema betreft de lokale en regionale omroepen. Het derde thema is de persveiligheid. En het vierde thema is publiek-private samenwerking.

Ten aanzien van de publieke omroep en het onafhankelijk adviescollege dat we willen benoemen en inrichten, wil ik beginnen met de opmerking dat we trots kunnen zijn op onze publieke omroep, van de NPO tot de omroepen die deze programma's maken. Dat mag ook echt een keer gezegd worden. De grote kracht van onze publieke omroep is het pluriforme aanbod. Ik benoem het pluriforme aanbod. Dat is een kracht. Wel moeten we kijken naar de basis waarop omroepen hun plek in het omroepbestel hebben. Een plek enkel op basis van ledenaantallen is niet meer toereikend. Daar zijn we het eigenlijk allemaal over eens. We moeten de openheid van het bestel behouden, maar het bestel ook beheersbaar maken en houden. Op dit moment is het maatschappelijke stromingsvereiste, het maatschappelijke wortelingsvereiste, moeilijk te beoordelen. Daarom is door het kabinet besloten dat er voor omroepen nieuwe erkenningscriteria nodig zijn en een nieuwe beoordelingssystematiek. Ik stel daarvoor een onafhankelijk adviescollege in om met een voorstel te komen. Dat voorstel is echt heel duidelijk. Het bevat die nieuwe criteria. Die zijn heel moeilijk en complex, maar het gaat om die criteria. U hoort na de zomer wie de voorzitter wordt. Uiterlijk juli 2023 komt het adviescollege met een voorstel.

De heer Van Strien uitte zijn ongeduld over de deadline hiervoor, die een halfjaar is opgeschoven. Ik begrijp dat. Ik begrijp zijn ongeduld. Ik voel dat zelf ook, maar het gaat hier om een heel fundamenteel proces. U hoorde het net al: het is een fundamenteel, gevoelig proces dat zorgvuldig moet worden doorlopen met oog voor alle betrokken partijen, echt álle partijen, dus kijkers, omroepen, makers, het Commissariaat voor de Media, de Raad voor Cultuur. Er zijn heel veel spelers, heel veel betrokken partijen. De keuze voor een onafhankelijk adviescollege houdt ook in dat ik dit adviescollege de tijd moet geven om tot een afgewogen en onderbouwd voorstel te komen. Snelheid is hierbij de vijand van zorgvuldigheid, dus ik vraag het begrip van uw Kamer hiervoor. Het proces om het adviescollege van start te kunnen laten gaan, is nu in volle gang. Ik zit er vol in. Op dit moment voer ik gesprekken met de beoogde voorzitter. De criteria moeten uitlegbaar, uitvoerbaar, proportioneel en praktisch zijn, zoals ik net al zei. Ze moeten goed onderbouwd en breed gedragen zijn. De commissie zal een breed en interactief proces inrichten. Ik zei al dat verschillende partijen daarbij worden betrokken. Nogmaals, het is een complex, moeilijk onderwerp.

De heer Kwint vroeg mij of de ledeneis niet toch het uitgangspunt zou moeten blijven. In de vorige kabinetsperiode is de ledeneis juist verlaagd, omdat gebleken is dat bepaalde groepen in de samenleving, waaronder jongeren en mensen met een migratieachtergrond, minder snel lid worden. Om het bestel toegankelijk te houden voor iedereen, is de eis indertijd verlaagd. Wel zijn er aanvullende criteria nodig die iets zeggen over de maatschappelijke worteling van de omroepen, zoals ik net ook noemde. Daarom vraag ik nu advies. Hiermee beantwoord ik ook de vraag van mevrouw Werner. Het gaat om aanvullende criteria.

Ik wil niet vooruitlopen op het advies. Dat is echt niet goed om te doen. Meteen na het reces kom ik met informatie over de taakopdracht en de commissie. De heer Mohandis vroeg mij of de Raad voor Cultuur in aanvulling op het adviescollege opnieuw onderzoek kan doen naar de publieke mediaopdracht en de rol van de omroepen hierbij. Dit is een heel interessant punt, dus dat onderstreep ik. Onderzoeksbureaus AEF en KWINK werken op dit moment aan de beleidsdoorlichting media, dus de evaluatie van het beleid, die in november 2022 wordt opgeleverd. In deze doorlichting zal naast de gebruikelijke terugblik ook vooruitgekeken worden naar de duurzame versterking van de publieke omroep. Aan een onderzoek met een brede scope wordt dus eigenlijk al gewerkt. Uw Kamer ontvangt de beleidsdoorlichting uiteraard zodra deze gereed is; dat is dit jaar nog.

Door bijna alle Kamerleden is gevraagd naar de reflecties op het publieke bestel van het Commissariaat voor de Media en de Raad voor Cultuur. Sommigen van u willen graag breder kijken. Anderen vragen mij de scope beperkt te houden. Ik heb gisteren het rapport van het Commissariaat ontvangen en met interesse bekeken. Vooropstaat dat ik het unieke karakter van ons omroepbestel wil benadrukken en onderstrepen. Er worden ontzettend mooie en onderscheidende producties gemaakt. Ons publieke bestel en de externe pluriformiteit die het kenmerkt, moeten we op de waarde schatten die het verdient. Het bestel is bottum-up georganiseerd. Het is geen logge organisatie die vanaf boven bekijkt wat er nodig is, maar een optelsom aan gewortelde verenigingen die samen het geluid van de samenleving laten horen. Dat is echt een heel mooi bestel. Dat is een mooi gegeven, een mooi goed. In het buitenland hoor ik ... Mag ik heel even mijn zin afmaken, voorzitter? Oké. Ik hoor juist van mensen in het buitenland dat ze stinkend jaloers zijn op ons bestel. Uiteraard moeten we het versterken en vernieuwen. Daar gaat dit over.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog. Ik was voornemens om interrupties aan het einde van dit blokje toe te staan. U krijgt na afloop een evaluatieformulier. De Staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Uslu:

Resumé, het feit dat alle stemmen vanuit de samenleving toegang kunnen krijgen tot ons publieke bestel is iets om te waarderen en te koesteren. Wel ben ik mij, zoals ik net zei, bewust van de signalen over dat het omroepbestel moet blijven aansluiten bij de huidige tijd. Dat leidt tot nieuwe uitdagingen, zoals het bereiken van alle groepen die onze samenleving kenmerken. Dat betekent ook dat we moeten kijken naar het stromingsvereiste, zoals de Raad voor Cultuur eerder stelde. Ook het feit dat steeds meer omroepen toetreden, maakt duidelijk dat niet alle mensen zich herkennen in de publieke omroep. Dit heeft tevens gevolgen voor de bestuurbaarheid van het bestel. Ik zal de reflecties van het Commissariaat voor de Media en de Raad voor Cultuur meegeven aan het adviescollege.

Mevrouw Werner vroeg naar de positie van de omroepen ten opzichte van de NPO. Op basis van de Mediawet heeft de NPO een sturende en coördinerende rol, maar omroepen zijn altijd redactioneel verantwoordelijk. De omroepen gaan er zelf over welke programmavoorstellen zij indienen en welke begroting ze daarbij passend achten, inclusief de inzet van eigen verenigingsmiddelen. Vanuit zijn coördinerende rol is het aan de NPO om te beslissen welke voorstellen worden toegekend. Ten aanzien van de onlineaanwezigheid en de onlineactiviteiten van omroepen heeft de NPO ook een coördinerende rol om de herkenbaarheid en de vindbaarheid van het aanbod te borgen.

Tot slot vroegen de heer Sjoerdsma en mevrouw Van der Graaf naar een update over de halvering van reclame. De halvering van reclame op de lineaire kanalen van de landelijke publieke omroep is in 2026 gerealiseerd. De halvering is in het Mediabesluit vastgelegd en wordt tussen 2022 en 2026 stapsgewijs doorgevoerd.

De voorzitter:

Was dat het einde van uw blokje over de landelijke publieke omroep?

Staatssecretaris Uslu:

Ja.

De voorzitter:

Dan ga ik nu even naar de leden. De heren Mohandis en Bosma hadden zich al gemeld. U heeft vier interrupties. De heer Mohandis mag als eerste. Nogmaals, stel korte en bondige vragen; dat kan ik het beste zeggen voordat iedereen begint met interrumperen.

Staatssecretaris Uslu:

Voorzitter, u bedoelt specifiek het stukje adviescollege, toch?

De voorzitter:

O, specifiek het stukje adviescollege.

Staatssecretaris Uslu:

Ja, er zijn nog allemaal andere vragen, bijvoorbeeld over Ongehoord Nederland.

De voorzitter:

Oké, dan kijk ik nu even naar ...

De heer Mohandis (PvdA):

Ja, dit gaat ook echt over het adviescollege.

De voorzitter:

Oké, gaat uw gang.

De heer Mohandis (PvdA):

Dank voor het antwoord. Wat mij even duizelde, is het volgende. De Staatssecretaris verwijst naar een beleidsdoorlichting. Die stond niet in de brief, dus dat is voor mij nieuw. Klopt dat? En u zegt nu dat u de bevindingen van de Commissariaat voor de Media en de Raad voor Cultuur meegeeft aan het adviescollege. Daarmee rolt het gedeeltelijk naar ons toe, want wij hebben gezegd: dit is ook het moment om breder te kijken naar de toekomstbestendigheid van de publieke mediaopdracht. Gaat dat adviescollege breder kijken dan wat er in de brief staat of niet? Want dat blijft nog wel open.

Staatssecretaris Uslu:

Het adviescollege kijkt naar de beoordelingssystematiek, toelatingscriteria, erkenningscriteria en verantwoordingscriteria. Dat is de opdracht van het adviescollege. Daarbij gaat het een interactief proces inrichten waarbij de samenleving, de verschillende partijen die betrokken zijn, wordt betrokken. Denk aan de wetenschappers en wat ik net allemaal noemde. Ook de onderzoeken die al hebben plaatsgevonden, worden erbij betrokken. De scope wordt niet breder dan wat ik nu zeg. Is dat een antwoord op uw vraag?

De voorzitter:

Dat was een antwoord. Of het naar tevredenheid is, gaan we nu horen.

De heer Mohandis (PvdA):

Dit is niet conform de oproep van bijna een Kamermeerderheid die zegt: kijk nou wel breder. We zijn als Kamer verplicht om een brede discussie te voeren binnen deze concessieperiode. Natuurlijk leidt dat niet tot revolutie. Dat was de vorige keer ook niet het geval. Het waren toch weer evolutionaire oplossingen en veranderingen die ook wel noodzakelijk waren. Ik denk dat we weer een stapje moeten zetten met elkaar. Dat is de oproep vanuit hier. Het zou mooi zijn als dit adviescollege breder kijkt. Het kan ook een ander onderzoek zijn, een tweede onderzoek van de Raad voor Cultuur à la «De tijd staat open». Dat is de oproep. Ik wacht het antwoord af, maar we hebben nog een tweeminutendebat.

De voorzitter:

Dat weten we officieel nog niet.

Staatssecretaris Uslu:

Mag ik hierop ingaan?

De voorzitter:

U mag overal op ingaan.

Staatssecretaris Uslu:

Ik wil nog even benoemen dat het specifieke takenpakket vlak na het reces naar u toekomt. Daarin wordt ook een proces beschreven, waarbij de Kamer natuurlijk gedurende het traject wordt geïnformeerd. In die zin is er transparantie en zullen er ook mogelijkheden zijn om te kijken hoe dat proces verloopt en waar het naartoe gaat.

De voorzitter:

Zoals altijd zullen wij de mediabrief bespreken in het wetgevingsoverleg komend najaar. De heer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Het is allemaal heel mooi wat de Staatssecretaris nu zegt, maar het heeft weinig binding met de realiteit. Het is best leuk om jezelf te feliciteren en te zeggen «de NPO zorgt voor een pluriform aanbod», maar dat is niet zo. Het is gewoon een links-liberaal feestje. Zie al die D66'ers die of bij de ministeries werken als bewindspersoon of ambtenaar, of bij de NPO zitten. Het gevolg is dat het allemaal woke is en policor, en dat er sprake is van klimaatsocialisme, eurofilie, haat tegen Israël en haat tegen republikeinen. Het is gewoon overal hetzelfde. De Staatssecretaris zegt nu: ja, we hebben die omroepverenigingen. Zo onderbouwt zij haar stelling. Maar dat is apekool, want die omroepverenigingen doen niet ter zake. Je hebt de directeur video van de NPO, die gewoon zegt: «Dat programma wel en die presentator. En weet je wat? Ik verzin er even een omroep bij.» Dat die omroepverenigingen zouden staan voor pluriformiteit, is dan toch gewoon een totaal achterhaald verhaal?

Staatssecretaris Uslu:

Ik hoor wat meneer Bosma zegt en ik denk ook dat we er heel kritisch naar moeten kijken, maar ik weet niet of het achterhaald is en of dit ook allemaal goed onderbouwd is. Daar durf ik eigenlijk geen uitspraken over te doen op deze manier. Ik zou dan wel weer een goed gefundeerd onderzoek willen zien. Laat ik het volgende vooropstellen. Ik hoor ook echt wel kritische geluiden. Daar wordt echt naar gekeken. Er is een nieuwe NPO-voorzitter. Die is net begonnen. Die komt uit het bedrijfsleven en kent de mediawereld goed. Ik kan me voorstellen dat er met de nieuwe voorzitter ook heel kritisch naar wordt gekeken.

De voorzitter:

De tweede vraag, meneer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik hoor de Staatssecretaris zeggen: alle stemmen kunnen toegang krijgen. Dat is niet zo. Neem het zwartepietdossier. Dan zie je bij de NPO alleen maar tegenstanders van Zwarte Piet. Kijk naar de berichtgeving inzake Amerika. Dat is allemaal: de republikeinen deugen niet. Kijk naar de berichtgeving inzake Israël: dat land deugt niet. Niet alle stemmen kunnen toegang krijgen. Het is elke avond weer hetzelfde links-liberale feestje. Ik heb het gehad over de almacht van de NPO. Daar stelt nu ook het Commissariaat vraagtekens bij. Het spreekt zelfs van censuur. Dat is nogal wat. Hoe verhoudt de almacht van bijvoorbeeld de directeur video zich in hemelsnaam tot de Mediawet? Want het enige wat de NPO moet doen, is sturen en coördineren.

De voorzitter:

Hoe verhoudt zich dat tot de Mediawet? De Staatssecretaris.

Staatssecretaris Uslu:

Ik wil hier eigenlijk alleen maar heel kort op reageren door te zeggen dat Ongehoord Nederland een plek heeft gekregen in het mediabestel. Dat laat zien dat het wel een open bestel is en er dus een pluriform aanbod wordt gecreëerd.

De voorzitter:

Meneer Bosma, uw derde interruptie.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik heb het niet gehad over Ongehoord Nederland. Ik heb het over de directeur video, die gewoon zegt: dat programma wel, die presentator niet, dat programma schuiven we daarnaartoe, en nee, die presentator mag daar niet. Die is gewoon almachtig. Ik heb een hele simpele vraag. Ik haal dat namelijk niet uit de Mediawet. In artikel 2.2.2. staan de taken van de NPO. Daar staan dit soort excessen niet in. In de statuten van de NPO staat «coördineren en sturing geven». Maar de almacht die de NPO nu naar zich toe heeft getrokken, staat toch gewoon haaks op de Mediawet en op de statuten van de NPO?

De voorzitter:

De Staatssecretaris over de rol van de NPO.

Staatssecretaris Uslu:

De NPO gaat over de programmering. Punt.

De heer Martin Bosma (PVV):

O, de NPO gaat over de programmering. Nou, dat is heel goed, want ik hoor de Staatssecretaris net hoog opgeven van al die omroepverenigingen. Die zouden zorgen voor pluriformiteit. Dat doen ze dus niet, want de NPO gaat over de programmering. Ik haal nergens uit de Mediawet dat de NPO gaat over de programmering. Ik haal dat nergens uit de notulen van de NPO. De NPO is extreem machtig geworden en bepaalt werkelijk wie welk programma presenteert, welk programma waar wordt uitgezonden en welk programma doorgaat. Het Zwarte Pietenjournaal mocht niet. De duim gaat omhoog en de duim gaat naar beneden door de directeur video van de NPO. Die is almachtig geworden. Dat staat haaks op de wet. Als u één ding moet doen, mevrouw de Staatssecretaris, dan is dat ervoor zorgen dat de wet wordt nageleefd. Dat doet u niet, dus zitten wij hier gewoon onze tijd te verdoen.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Martin Bosma (PVV):

Dat bent u vast wel met me eens, hè, mevrouw de Staatssecretaris?

De voorzitter:

Ik kan niet wachten op het antwoord. Mevrouw de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Uslu:

Nee, ik ben het niet met meneer Bosma eens.

De heer Martin Bosma (PVV):

Maar licht dat dan eens toe! Het is toch gewoon de realiteit? De directeur video is almachtig.

De voorzitter:

Dit is uw laatste interruptie, meneer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik dacht dat ik er zelfs eentje te veel had gedaan.

De voorzitter:

Nee, die ene had ik u gegeven, omdat het nog niet direct een antwoord was op uw vraag.

De heer Martin Bosma (PVV):

U bent een goed mens, voorzitter. Maar reageer nou eens op die almacht van het NPO-bestuur in casu de directeur video. Dat staat toch haaks op de Mediawet? Dat is toch geen uitvoering van de Mediawet? U moet er toch gewoon voor zorgen dat die wet wordt uitgevoerd? U moet die directeur video gewoon weer terugplaatsen in zijn hok. Bent u dat met mij eens?

De voorzitter:

De rol van de Mediawet. De Staatssecretaris. Daarna is mevrouw Werner.

Staatssecretaris Uslu:

Ik doe heel erg mijn best, maar ik vind deze opmerkingen... Natuurlijk ben ik ervoor dat we ons aan de Mediawet moeten houden. Maar al deze opmerkingen zijn nog niet ergens op gebaseerd, dus ik kan daar niet in meegaan. Maar mag ik wel even het volgende zeggen? Ik heb wel geluisterd. De kritische opmerkingen heb ik gehoord. Ik kan u dus verzekeren dat ik hier vragen over zal stellen zodra ik in gesprek ben, maar daar wil ik het ... Dit is niet een manier om weer een discussie te starten.

De voorzitter:

Nee, dat lijkt mij ook zeker niet de bedoeling.

De heer Martin Bosma (PVV):

Mijn dag is weer goed, voorzitter.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Werner.

Mevrouw Werner (CDA):

Heel even ter verheldering: ik had het over de onlinemogelijkheden van de publieke omroepen. Is het antwoord van de Staatssecretaris geweest dat de NPO een coördinerende rol heeft en dat daarom de publieke omroepen zelfs niet met eigen middelen mogen bepalen wat ze online willen laten zien?

Staatssecretaris Uslu:

Inderdaad, dat is zo. Ik wilde het nog heel even checken voor de zekerheid. Ten aanzien van de onlineaanwezigheid en onlineactiviteiten van omroepen heeft de NPO een coördinerende rol om de herkenbaarheid en vindbaarheid – ik citeer het omdat het er echt zo staat – van het aanbod te borgen.

Mevrouw Werner (CDA):

Maar is dat niet gek? Want het gaat hier namelijk om geld uit eigen middelen. Je zou toch kunnen denken dat het de publieke omroep gewoon vrijstaat om die eigen middelen in te zetten voor online-uitingen, om op die manier geworteld te zijn in hun achterban. Zouden we dat niet kunnen schrappen, vraag ik de Staatssecretaris.

De voorzitter:

Dat is een duidelijke vraag. De Staatssecretaris.

Staatssecretaris Uslu:

Het zou heel gek zijn als ik zou zeggen: ja, dat gaan we doen. Dat gaat helemaal niet.

De voorzitter:

Technisch gezien was de vraag of het zou kunnen. Ik denk dat u daar ja op kunt zeggen.

Staatssecretaris Uslu:

Ja, maar blijkbaar komt deze vraag terug. Vindt u het goed dat ik hem meeneem en daar straks op terugkom? Oké.

De voorzitter:

Dan kijk ik nog even verder. De heer Sjoerdsma had ook een vraag.

De heer Sjoerdsma (D66):

Toch nog even over dat onderzoek dat we gaan doen, dat nu eigenlijk een onderzoek wordt naar hoe we de publieke omroep bestuurbaar, houdbaar en overeind kunnen houden, om het zo te zeggen. De Staatssecretaris zegt: ik ga de adviezen van de Raad voor Cultuur en het Commissariaat voor de Media meegeven. Dat lijkt mij goed. Maar ik lees ook dat de Raad voor Cultuur zegt: «Een nadere operationalisering van de toelatingscriteria zal niet de oplossing zijn voor de problematiek waarvoor het omroepstelsel zich gesteld ziet.» Ik ben ervan overtuigd dat het een deel is en dat we dat ook zeker moeten doen. Maar ik zou de Staatssecretaris ook willen vragen of zij bereid is om de onderzoeksopdracht iets te verbreden en om in die zin de commissie de opdracht te geven om te onderzoeken op welke manier de duurzaamheid en de pluriformiteit van het bestel kunnen worden geborgd, waaronder de operationalisering daarvan, want dan heeft de commissie het mandaat om iets breder te kijken. Anders ben ik bang dat ze met handen en voeten gebonden zijn aan deze opdracht.

De voorzitter:

Een duidelijke vraag.

Staatssecretaris Uslu:

Ik stel voor dat ik eerst de brief stuur. Daarin wordt de taakopdracht goed vormgegeven of in ieder geval uitgelegd. Daarna kunnen we gaan kijken of dat nodig is of niet. Mag ik u eerst de brief sturen? Anders loop ik vooruit op de zaken.

De voorzitter:

U mag altijd brieven sturen. Even voor de administratie: op welke termijn krijgen wij die brief?

Staatssecretaris Uslu:

Vlak na het reces. Dat heb ik net gezegd.

De voorzitter:

Zo kan die mee in de bespreking van de ...

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik verwelkom elke brief en ook de openheid waarmee dit ontvangen wordt. Het enige wat ik zou willen meegeven is dat het belangrijk is om in die brief dit gevoel mee te nemen. Wellicht denken andere partijen er anders over, maar ik heb dat bij meerdere partijen toch beluisterd. Als ik dat zet naast de enorme oproepen, alarmsignalen van die twee adviesorganen, zou ik zelf ook zeggen dat er wel enige reden is om dat iets breder te trekken. De kern van de opdracht zijn de criteria, maar laten we ze de gelegenheid geven om breder te kijken als dat wat kan opleveren. Daar worden we volgens mij allemaal beter van. Als we met die toezegging richting de brief gaan, ben ik al heel erg blij.

De voorzitter:

We gaan het horen.

Staatssecretaris Uslu:

Het is geen extra brief. Het is de brief die ik al zou sturen over de taakopdracht en de commissie. Dat is de brief. Ik hoor de heer Sjoerdsma daar zeker in.

De voorzitter:

Dan vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Uslu:

Dan Ongehoord Nederland. Ik wil toch even kort stilstaan bij het proces. De NPO-ombudsman heeft recent onderzoek gedaan naar uitzendingen van Ongehoord Nederland. De NPO heeft laten weten op basis van dit onderzoek voornemens te zijn een sanctie op te leggen aan Ongehoord Nederland. Ongehoord Nederland kan op dit moment een zienswijze geven op dit voorgenomen besluit. Vervolgens volgt het definitieve oordeel van de NPO hierop. Dit zeg ik even om het proces te verduidelijken voordat ik doorga met de vragen.

De heer Mohandis vroeg mij naar Ongehoord Nederland en vroeg of twee keer een gele kaart daarmee ook een rode kaart betekent. In het algemeen wil ik toch hierover zeggen dat de media echt heel goed in staat zijn om zichzelf te controleren en te reguleren. Kunnen we dat ook alstublieft benoemen, want het is belangrijk dat we dat benoemen voor de media. De Mediawet geeft heel duidelijk aan welke controlemechanismen er zijn en welke processen moeten worden doorlopen, zoals nu ook het geval is. Die processen worden nu doorlopen. Als bewindspersoon voor Media heb ik inderdaad de bevoegdheid om een erkenning in te trekken als de NPO of het Commissariaat voor de Media tweemaal een sanctie oplegt, maar ik wil nu ook niet op een wat-alssituatie ingaan, want dat verstoort de processen waar we in zitten. Dat zou echt een uitspraak zijn die totaal niet wijs is om te doen. Dat moeten we niet doen. We moeten echt deze processen zorgvuldig en goed doorlopen. Ik heb dit op allerlei manieren ook al gezegd, maar ik hou me daaraan, want dat is belangrijk.

Mevrouw Westerveld vraagt of Ongehoord Nederland zich aan de Mediawet houdt. Het Commissariaat voor de Media heeft als onafhankelijk toezichthouder de rol om toe te zien op de Mediawet. Het Commissariaat bepaalt zelf of en, zo ja, wanneer het overgaat tot een onderzoek en welke gevolgen het hieraan verbindt.

De heren Van Baarle en Van Strien vragen welke rol ik voor mezelf zie. Uiteraard volg ik alle discussies en zie ik wat het in de samenleving doet – ja, uiteraard. Ik zei het net al: als ik me hierover uitlaat, verstoort dat het proces. Dat moeten we niet doen. Ik wil het afronden met te zeggen dat ik echt vertrouwen heb in het proces zoals het nu gaat. Het Commissariaat bepaalt zelf wanneer het overgaat tot onderzoek en welke gevolgen dat heeft. Dat heb ik al tegen mevrouw Westerveld gezegd.

Tot slot vroeg de heer Van Strien hoe ik mij ga inzetten om de verspreiding van desinformatie tegen te gaan. Ik zet mij in voor een sterke en onafhankelijke mediasector. Die is essentieel om desinformatie te ontkrachten. Mijn collega's van Binnenlandse Zaken zetten zich in om de verspreiding van desinformatie online tegen te gaan, bijvoorbeeld door bij te dragen aan het EU-beleid op het gebied van zelfregulering van sociale media en het vergroten van bewustzijn bij mensen in samenwerking met het Netwerk Mediawijsheid. Daarnaast vind ik het belangrijk om te onderzoeken of ons publieke mediabestel goed kan omgaan met de grote ontwikkelingen in deze tijd, zoals de verspreiding van desinformatie. Dat laat ik onderzoeken in de beleidsdoorlichting media. Daar kom ik op terug.

De voorzitter:

Dan zijn er op dit gebied vragen van in ieder geval de heren Mohandis en Van Baarle en mevrouw Westerveld. Meneer Mohandis als eerste.

De heer Mohandis (PvdA):

Dank voor het antwoord van de Staatssecretaris, maar dat is niet waar ik naar vroeg. Ik weet ook heel goed dat de omroepen zichzelf kunnen reguleren. Daar hebben we een NPO-ombudsman voor. Maar de wet zegt ook dat op het moment dat de NPO of het Commissariaat sanctioneert – bij de een is dat twee keer binnen de erkenningsperiode en bij de ander twee keer in één jaar – de bal ook een keer uw kant op rolt. Mijn vraag was niet gericht op Ongehoord Nederland. Als het BNNVARA was, had ik deze ook gesteld. Het gaat mij om het volgende, en dat is mijn vraag aan de Staatssecretaris. We hebben regelgeving. Wat betekent een tweede of een derde gele kaart? Dat is mijn vraag. Ik weet heel goed dat we ons niet moeten mengen in de programmering, maar ik wil ook dat de Staatssecretaris zich niet verschuilt achter de NPO en het Commissariaat. Uiteindelijk komt de bal uw kant op. Uw eigen voorganger schrijft dat gewoon in 2021: de Minister – nu de Staatssecretaris – heeft ook een bevoegdheid.

Staatssecretaris Uslu:

Volgens mij heb ik dat net genoemd. Ik heb gezegd dat ik als bewindspersoon voor Media inderdaad een bevoegdheid heb om een erkenning in te trekken als de NPO of het Commissariaat voor de Media tweemaal een sanctie oplegt. Dat heb ik al gezegd. Dan is er een bevoegdheid. Volgens mij is dat helder.

De voorzitter:

Meneer Mohandis, ik wijs u erop dat dit uw laatste vraag is. Oké, ik begrijp dat u die bewaart. Dan meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik vind de reactie van de Staatssecretaris, en dus ook van het kabinet, in de richting van Ongehoord Nederland te veel afhoudend in het licht van waar we het met elkaar over hebben. We hebben het hier over racistische theorieën, omvolkingstheorieën, die de ether in gezonden worden, die kunnen inspireren tot terroristische aanslagen. Daar hebben we het over. En dan kunnen we ons niet verschuilen achter instituten en bevoegdheden. Hier moeten we stelling tegen nemen. Is de Staatssecretaris bereid – ik had haar deze vraag gesteld – om het Commissariaat voor de Media te verzoeken om met een oordeel te komen hierover? Met zo'n oordeel in de hand kan zij acteren. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?

Staatssecretaris Uslu:

In de brief heb ik samen met de Minister van Justitie en Veiligheid de Kamervragen beantwoord. Diverse Kamerleden hebben die vragen gesteld. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft gezegd – namens deze Minister heb ik deze brief ondertekend, want zij gaat over de NCTV – dat de NCTV bereid is om te onderzoeken wat de effecten van omvolkingstheorieën op televisie zijn. Dat was het antwoord. Het Commissariaat voor de Media zou ik kunnen vragen... Ik begrijp dat de heer Van Baarle wil dat ik vraag ... Sorry, ik zit echt een beetje te zoeken wat de heer Van Baarle van mij vraagt.

De voorzitter:

De heer Van Baarle vraagt of u bereid bent om aan het Commissariaat voor de Media een oordeel te vragen.

Staatssecretaris Uslu:

Een oordeel over dat er omvolkingstheorieën worden uitgezonden?

De heer Van Baarle (DENK):

Mijn vraag is eigenlijk tweeledig. Het eerste gedeelte van mijn vraag gaat erover dat ik meer van de regering verwacht als er op de Nederlandse publieke omroep dit soort drek wordt uitgezonden.

De voorzitter:

De verheldering ging specifiek over de rol van het Commissariaat.

De heer Van Baarle (DENK):

De verheldering is: u kunt het Commissariaat verzoeken om een oordeel uit te spreken om dit te onderzoeken, want met zo'n oordeel in de hand kunt u als bewindspersoon acteren.

De voorzitter:

Duidelijk.

Staatssecretaris Uslu:

Omdat het Commissariaat voor de Media eigenstandig opereert, ben ik een beetje aan het uitzoeken of ik dat wel of niet kan. Het gaat er zelf over, hoor ik rechts van mij. Dat is wat ik ook dacht. Ik ben dat nog even aan het uitzoeken. Ik kan het meenemen voor u, maar volgens mij – laat ik dat hier helder hebben – bepaalt het Commissariaat voor de Media zelf of het wel of niet onderzoek doet.

De heer Van Baarle (DENK):

Eerst ten aanzien van uw antwoord over de NCTV. Ik ben deze afwachtende houding een beetje zat. De Staatssecretaris zegt net letterlijk «we gaan onderzoeken of de NCTV bereid is om te onderzoeken of», maar ik wil gewoon graag van deze Staatssecretaris weten of de NCTV subiet gaat onderzoeken of het gevaarlijk is dat dit soort extremistische theorieën worden uitgezonden. Ten tweede specifiek over het oordeel van het Commissariaat voor de Media. In de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen heeft deze Staatssecretaris naar de Kamer gezonden: het vragen van een tussenoordeel aan het Commissariaat voor de Media heeft op dit moment geen toegevoegde waarde, dus u kunt dat dan vragen. Er is nu een terroristische theorie uitgezonden op een Nederlandse publieke omroep. Dan lijkt het me toch van toegevoegde waarde te zijn om dat nu wél te vragen.

Staatssecretaris Uslu:

Ik neem deze even mee. Hierop kom ik in de tweede termijn terug.

De voorzitter:

Dan zijn er nog vragen van mevrouw Westerveld en mevrouw Van der Graaf. Ten eerste mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Die sluiten hierop aan. Natuurlijk kan de Staatssecretaris in gesprek gaan met het Commissariaat om dit te vragen. Mijn vraag in de eerste termijn was ook breder. Ik vroeg specifiek ook naar de rol van het Commissariaat. Ik begrijp dat het eigenstandig onderzoek kan doen. Het Commissariaat heeft als taak om te kijken of aan de Mediawet wordt voldaan. Ik zou zeggen dat dit zeker een taak is die hier op tafel ligt en dat het Commissariaat deze vraag moet beantwoorden omdat dat erover gaat. Als je een Commissariaat hebt, dan begrijp ik niet zo goed waarom het dan de NPO is die een sanctie oplegt en niet het Commissariaat. Ik ben echt in verwarring over de rol die het Commissariaat heeft en de verhouding tussen het Commissariaat en deze Staatssecretaris.

Staatssecretaris Uslu:

Deze nemen we meteen mee. Ik vind het ook een terechte vraag. Dit gaan we even goed uitzoeken.

De voorzitter:

Dan mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik verontschuldig mij even dat ik net wat later binnenkwam. Ik zat ergens op de begane grond ingesloten omdat er een deur achter mij in het slot was gevallen, maar ik ben gevonden. Hierdoor miste ik wel de eerste belangrijke punten die de Staatssecretaris aanhaalde over het adviescollege. Ik kwam in het staartje van de discussie binnen. Mag ik daar nog een vraag over stellen?

De voorzitter:

Dat mag u uiteraard. Wij zijn allemaal heel blij dat u gevonden bent. Ik denk dat ik namens de hele commissie spreek als ik zeg dat wij de verloren dochter weer in ons midden verwelkomen.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ja, exact! Les één: neem geen shortcut en open geen deuren waarvan je niet weet wat erachter te vinden is en al helemaal niet als ze achter je in het slot vallen.

Ik heb de Staatssecretaris in de eerste termijn gevraagd om toe te zeggen dat externe pluriformiteit niet ter discussie staat. Kan zij dat hier bevestigen?

Staatssecretaris Uslu:

Ik heb net inderdaad benoemd dat die niet ter discussie staat. De externe pluriformiteit is iets wat we belangrijk vinden en wat we moeten koesteren en waarderen. Dat heb ik net benoemd.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dan heb ik een vervolgvraag als het gaat om de taakopdracht met betrekking tot de toelatings- en verantwoordingscriteria. Kunnen we ervan uitgaan dat het binnen dit omroepbestel gezocht zal worden en dat deze commissie niet tot taak zal krijgen om een hele nieuwe visie op het omroepbestel neer te leggen, maar dat zij zich echt zal beperken tot de toelatings- en verantwoordingscriteria zoals die ook bedacht waren?

Staatssecretaris Uslu:

Het adviescollege richt zich op erkenningscriteria, verantwoordingscriteria en beoordelingssystematiek over de instroom en uitstroom. Ik heb net met de Kamer afgesproken dat er meteen na het reces een brief komt met informatie over de commissie en het takenpakket. Ik wil wel even benoemen dat het er niet om gaat om het hele bestel totaal om te gooien, maar juist om het versterken en beter verankeren van dit bestel.

De voorzitter:

We hebben afgesproken dat deze brief richting het eind van de zomer onze kant op komt. De heer Van Baarle heeft toch nog een vraag. Dit is zijn derde, geef ik hem mee.

De heer Van Baarle (DENK):

De Staatssecretaris geeft aan dat zij nog met een nadere beantwoording komt ten aanzien van Ongehoord Nederland. Ik heb in mijn eerste termijn de vraag gesteld – ik hoop dat de Staatssecretaris daar ook op kan reflecteren – of de Nederlandse Publieke Omroep en de regels die wij daarbij gesteld hebben, wel weerbaar genoeg zijn tegen racistische boodschappen die worden uitgezonden en tegen theorieën die worden verspreid die een inherent racistisch karakter hebben. Wat mij betreft is de fundamentele vraag of wij genoeg regelgeving in de hand hebben om ons daartegen te wapenen en dit soort dingen te weren. Zou de Staatssecretaris die vraag ook kunnen beantwoorden?

Staatssecretaris Uslu:

Ja. We hebben controlemechanismen. We hebben een goed werkend systeem dat hier geprezen is, namelijk een NPO-ombudsman. De NPO-ombudsman doet goed onderzoek en komt met uitspraken. Vervolgens hebben we een Commissariaat voor de Media. Dat kan, als het nodig is, met sancties komen. We hebben gewoon een goed controlemechanisme. Op allerlei manieren wordt mij gevraagd, ook door de heer Van Baarle, om een standpunt in te nemen. Ik wil dat nu niet. Het zou toch te gek voor woorden zijn als de Staatssecretaris zich gaat mengen in programma's, in het Commissariaat voor de Media, met wetten. Dat gaat niet. Dat zou echt een hele gekke situatie zijn, want dan gaat de overheid zich mengen in de media. Dat is echt iets waarmee we heel voorzichtig moeten zijn.

De voorzitter:

Dat roept weer een interruptie op van mevrouw Westerveld. Dat is haar tweede, zeg ik er maar even bij.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Er wordt hier dus juist niet gevraagd dat de overheid zich mengt in de inhoud van de programma's. Hier wordt gevraagd of de Staatssecretaris aan het Commissariaat wil vragen om dit te onderzoeken en om een uitspraak te doen. Dus juist om ervan af te blijven, als Kamer, maar ook als kabinet, hebben we een Commissariaat, dat toeziet op het naleven van de wet. Dat is de vraag die vanuit de Kamer, hier aan mijn linkerkant, maar ook aan de andere kant, aan de Staatssecretaris wordt gesteld.

Staatssecretaris Uslu:

Het is inmiddels ook uitgezocht.

De voorzitter:

Krijgen we het dan nog wel in een brief?

Staatssecretaris Uslu:

Ik wilde namelijk echt zeker weten of het eigenstandig is of dat ik dat ook echt kan vragen. Het blijkt dat ik kan vragen om dit te onderzoeken. Dat hebben we nu helder. Ik moet er wel in een bijzin bij zeggen: het is aan hen om te bepalen of ze gaan handhaven. Maar ik kan ze het wel vragen.

De voorzitter:

U mag interrumperen, meneer Van Baarle, maar u weet daar de consequenties van.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik weet daar de consequenties van, maar die ga ik dragen. Ik ga daarbij mijn emoties niet tonen. De Staatssecretaris heeft het uitgezocht. Dat is ook in lijn met de eerdere beantwoording van schriftelijke vragen. Maar de hamvraag is natuurlijk of deze Staatssecretaris dat daadwerkelijk gaat doen. Gaat zij aan het Commissariaat voor de Media de vraag stellen of het deugt dat we Ongehoord Nederland hebben, dat racistische theorieën de wereld in slingert? Zo zou ík het formuleren, maar de Staatssecretaris is natuurlijk vrij om haar eigen onderzoeksvraag aan het Commissariaat voor de Media te formuleren. Gaat de Staatssecretaris dit doen? Kan zij dat toezeggen?

Staatssecretaris Uslu:

Het is wel jammer dat meneer Van Baarle zijn interruptie hiervoor gebruikt. Ik begrijp uit dit geheel dat hij deze ook had kunnen sparen voor andere onderwerpen. Ja, ik ga het doen. Waarschijnlijk doe ik dat met andere formuleringen, maar ik ga die vraag stellen aan het Commissariaat voor de Media.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Uslu:

Dan flexwerkers bij de publieke omroep. Mevrouw Westerveld vroeg naar de verhouding tussen flex en vast. Deze zorg deel ik heel erg met mevrouw Westerveld. Ik kan zeggen dat ik dit serieus neem. Afgelopen zaterdag heb ik bij de jaarlijkse algemene ledenvergadering van de Vereniging van Nederlandse Journalisten ook toegezegd dat ik hier echt werk van ga maken en ik in gesprek ga met de voorzitter van de NPO, die dit ook heel serieus neemt. Er zijn geloof ik ook allerlei gesprekken in het veld hierover met de voorzitter.

De verhouding tussen vaste contracten en flexcontracten is nu 60–40, dus 60% vast en 40% flex. In de cao publieke omroep die voor dit jaar geldt, is een verhouding van 70–30 afgesproken. De NPO heeft dit als onderwerp geagendeerd in het kader van een veilige werkomgeving. Dit wordt dus ook daar heel serieus genomen. Ik ben het eigenlijk met mevrouw Westerveld eens dat dit beter kan. Dit kan niet alleen beter bij jongeren maar ook bij vrouwen, die hierdoor vaak geen zwangerschapsverlof kunnen opnemen. Het doet ook allerlei andere onveilige, onzekere situaties ontstaan. Wie structureel werkt, moet structureel beloond worden. Ik houd dit dus in de gaten.

De heer Kwint vroeg naar de positie van freelancers. Fair pay voor werk is erg belangrijk, ook voor freelancers. Daarom ben ik dan ook echt blij te zien dat DPG recent een werkcode heeft gelanceerd. De NVJ heeft daar heel lang over gedaan. Die heeft een heel traject doorlopen. In die werkcode zijn tariefafspraken voor freelancejournalisten afgesproken. Als ik het me goed herinner – ik heb iets met cijfers – is € 30 per uur de ondergrens. Dit is dus positief.

Bij de publieke omroepen bestaat sinds 2020 de Fair Practice Code Goed Opdrachtgeverschap Publieke Omroep; ik noem het even volledig. Daarin staan tariefafspraken voor freelancejournalisten. Deze code loopt in beginsel voor onbepaalde tijd. Ik denk dat ik hiermee de vraag misschien wel heb beantwoord.

Toegankelijkheid is ook een belangrijk onderdeel van de publieke omroep.

De voorzitter:

Mevrouw Werner is er klaar voor.

Staatssecretaris Uslu:

Goede toegankelijkheid voor programma's is van belang voor alle bevolkingsgroepen van de Nederlandse samenleving. Dat geldt ook voor een kwetsbare groep als blinden en slechtzienden. Mevrouw Westerveld stelde de vraag of kwalitatieve doelstellingen met betrekking tot ondertiteling kunnen worden opgenomen in de Mediawet. De behoefte aan kwalitatief betere ondertiteling is een signaal dat de doelgroep al verschillende malen heeft afgegeven. Ik wil met de doelgroep en de NPO gaan kijken hoe de betere kwaliteit gerealiseerd kan worden. Voordat ik waarborgen ga vaststellen via kwalitatieve doelen in prestatieafspraken of de wet, wil ik eerst een beter beeld krijgen van waar het probleem nu precies ziet. Ik zou graag tijd willen hebben om dit goed in kaart te brengen.

Mevrouw Werner vroeg nog of audiodescriptie meegenomen kan worden in de volgende wetswijziging. Ik snap dat zij hecht aan het belang hiervan. Het is inderdaad een heel belangrijk middel voor doven en slechthorenden om de programma's van de NPO te kunnen zien. In de prestatieovereenkomst zijn hierover inderdaad al afspraken gemaakt met de NPO. De NPO voorziet jaarlijks ten minste acht programma's van audiodescriptie. Dat wordt ook afgestemd met de doelgroep. Ik moet daarbij wel aangeven – dat weet mevrouw Werner volgens mij ook – dat een groot deel van de programmering van de NPO zich niet goed leent voor audiodescriptie. Talkshows zijn daar een voorbeeld van. Ze heeft vooral meerwaarde bij films en series waarbij grote vertelkracht uitgaat van het beeld. Ik zie wel de gezamenlijke uitdaging en ik wil in gesprek met de doelgroep en de NPO om te kijken hoe we de toegankelijkheid voor deze groep kunnen verbeteren. Ik kan u hierover, met uw goedvinden, in de begrotingsbrief nader over informeren.

Dan wil ik doorgaan met de lokale omroepen. Het kabinet kiest ervoor om stevig in te zetten op de lokale media. Lokale journalistiek staat dicht bij mensen en speelt een essentiële rol in de lokale democratie. Tegelijkertijd staat deze laag in het publieke mediabestel ook onder druk. Dat werd daarnet al benoemd. Professionalisering en onafhankelijkheid van lokale media zijn noodzakelijk, en daarom ga ik het volgende doen. Misschien is het goed om dat hier even kort te benoemen. Lokale omroepen krijgen een nieuw en steviger fundament, er komt meer geld voor lokale omroepen en lokale omroepen krijgen een onafhankelijke positie om goede journalistiek te kunnen bedrijven. Ik ga hiervoor een nieuwe financieringssystematiek ontwikkelen. Dat doe ik niet alleen. Het is ook heel goed dat ik dat niet alleen doe. Dat doe ik samen met NLPO, de VNG, maar ook met het Commissariaat voor de Media, Binnenlandse Zaken en de RPO. Er is een werkgroep waarin aan die nieuwe inrichting wordt gewerkt. Daarbij wordt ook gekeken naar de rol van de gemeenten en naar de coördinerende taak van de NLPO. Het is een complex traject met als doel om die wetswijziging op 1 januari 2025 te hebben gerealiseerd.

Ondertussen wordt er ook aan een professionaliseringstraject voor de lokale omroepen gewerkt. Er wordt door het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek in samenspraak met NLPO een nieuwe subsidieregeling ingericht. Dat gebeurt in samenspraak met NLPO omdat NLPO juist heel goed weet wat de lokale omroepen willen. Dit loket gaat uiterlijk in september open. Eigenlijk zou het in augustus misschien al kunnen, maar dat heeft te maken met het reces. Daarom wil ik voorzichtig zijn en zeg ik dat het loket in september opengaat. Ook de samenwerking tussen de drie lagen van de publieke omroep wordt verder gestimuleerd. De omroepen zijn gevraagd om hier plannen voor in te dienen. Dat geldt voor landelijke omroepen, regionale omroepen en lokale omroepen. Uiteraard wordt ook lokale onderzoeksjournalistiek verder versterkt met lokale middelen.

Ik heb hier vragen over gekregen. De heer Van Strien vroeg naar het eindbeeld van het lokale deel van het bestel en streekomroepvorming. Voor het einde van het jaar zullen de contouren van dat eindbeeld er zijn. Belangrijke elementen daarbij zijn dus de onafhankelijkheid, professionaliteit en bestaanszekerheid. Intussen kunnen lokale omroepen dus verdergaan met streekomroepvorming, als ze dat willen. Het is geen doel. Het versterken en professionaliseren van lokale media is het doel. Als lokale omroepen ondertussen schaalvergroting wensen, tot een streekomroep, of willen samenwerken, is dat daar onderdeel van.

Met de regeling professionalisering gaan wij zo veel mogelijk anticiperen op de situatie na de stelselwijziging. We gaan dus kijken hoe we met de lokale omroepen naar de toekomst toe kunnen werken. Het doel is om omroepen te helpen de basis van een professionele organisatie op orde te krijgen. Daarin kan ook de journalistiek goed geborgd worden. Plannen die ze gaan indienen voor de regeling professionalisering, kunnen streekomroepvorming mogelijk maken.

Er is nog een vraag van meneer Van Strien, maar daar kom ik zo op terug. Ik kan tegen de heer Mohandis zeggen dat de regeling professionalisering omroepen per organisatie en per streek de ruimte geeft om zelf te bepalen om te gaan doen wat er nodig is. Er is ruimte voor maatwerk. Er is natuurlijk geen eenduidige oplossing voor alle omroepen, maar er is wel ruimte voor maatwerk. Het Stimuleringsfonds beoordeelt, monitort en evalueert de plannen jaarlijks. Dat doet het overigens samen met NLPO. In een eerdere pilot hebben we gezien dat omroepen kiezen voor bijvoorbeeld het aanstellen van een hoofdredacteur of een nieuwscoördinator, die de grote lijnen uitzet. Ook kozen omroepen voor het in dienst nemen van volwaardige redacties. Zo verschillend is het dus. Zowel hoofdredacteur, nieuwscoördinator als volwaardige redacties zijn onderdeel van dit traject. Maar streekomroepvorming kan dus ook weer doorgezet worden. Het is geen belemmering. Lokale media versterken, betekent ook dat streekomroepvorming gewoon doorgezet wordt.

Daarnaast stelde de heer Van Strien een vraag over de samenwerking tussen de landelijke, regionale en lokale omroepen. Die samenwerking is belangrijk; ik kan daar niets anders over zeggen. Er is wel veel over te zeggen, maar ik wil onderstrepen dat het belangrijk is. De pilot Versterking lokale journalistiek door samenwerking loopt nog tot midden 2023. NOS, RPO en NLPO werken hierin samen. Het zorgt voor meer menskracht en kennisdeling, bijvoorbeeld over de werkwijze. Door kennis en ervaring te delen, wil ik ook dat de lessen structureel ingebed worden. De heer Sjoerdsma vroeg naar de verduurzaming van kennis en ervaring uit de verschillende pilots, lokaal en regionaal. Die borging gebeurt in de nieuwe regeling professionalisering lokale omroepen, door het Stimuleringsfonds hierin nauw te laten samenwerken met de NLPO. Dat is wat ik net benoemde: door die samenwerking worden die kennis en ervaring doorgegeven. En we moeten tempo maken. Daar heeft het ook mee te maken. Als dat loket snel opengaat, dan gaan kennis, mensen en ervaring door in die nieuwe omroepen. Dit is dus een professionaliseringsslag tot 1 januari 2025, waarbij elke keer nieuwe omroepen kunnen instromen en professionaliseren. Ik herhaal: tot die periode, dus het eind is 1 januari 2025. Ik ga even door met de vragen, dan komen er nieuwe vragen.

Ik zie dat in de pilots regionale en lokale omroepen allerlei manieren vinden om de lokale journalistiek te versterken. De resultaten ga ik betrekken bij de stappen die ik zojuist heb aangekondigd. Ik bundel de krachten van de partijen achter al die plannen, dus NLPO, VNG en het Stimuleringsfonds. Samen werken we aan een nieuwe inrichting van de lokale laag van de publieke omroep en de professionaliseringsslag daarnaartoe. Ook RPO is daarbij betrokken.

De heer Sjoerdsma geeft nog een prikkelende gedachte mee: bekijk hoe op termijn integratie binnen het bestel kan plaatsvinden. Hij vindt streek, regionaal en nationaal wat druk. Ik begrijp die gedachte wel. Ik moest ’m nog heel even verwerken. Er zijn ook weinig landen met zo veel lokale en regionale omroepen. Maar ze werken gelukkig ook steeds meer met elkaar samen. Ik zal de vertegenwoordigers van de omroeplagen vragen naar hun reflectie op de vraag van meneer Sjoerdsma.

De heer Kwint haalt de situatie bij omroep 1Twente aan. Ik benadruk dat zij ook snel weer kunnen aanvragen. Het gaat hier verder om een discussie tussen de omroep en de gemeente Enschede. Het bestuur is opgestapt uit onvrede over het uitblijven van structurele gemeentelijke financiering. Dit toont wel waarom het zo belangrijk is dat omroepen in de basisorganisatie stabieler moeten worden en minder afhankelijk van hun gemeentebestuur. Daar ga ik mee aan de slag. De gemeente is verantwoordelijk voor de bekostiging van de lokale publieke omroep. Dat blijft zo tot het bestel is herzien op – hopelijk, dit is het doel – 1 januari 2025.

Dit was het kopje lokale omroepen. Ik heb nog regionale omroepen, maar er zijn ook wel wat vragen, heb ik begrepen.

De voorzitter:

Ik ga nu eerst even het blokje lokaal doen. De heer Mohandis met zijn laatste vraag.

De heer Mohandis (PvdA):

De vraag die ik in de eerste termijn had over de extra middelen, is: hoe weten we dan dat we straks in 2025 die verdere professionalisering van lokale omroepen naar streekomroepen meer aan het realiseren zijn? Hoe zorgen we er nou voor dat de omroepen die lokaal moeilijker mee kunnen, ook echt op het gewenste niveau komen? We verwachten ook meer van die lokale omroepen. Dat betekent ook iets meer continueren. De vraag is of dat via zo'n fonds voor journalistiek moet. Kan dat niet op een andere manier, gericht, zodat als we in 2025 terugkijken op die investeringen, we zien dat we die stappen hebben gezet? Even als stip op de horizon: we hebben regionale vensters op landelijke netten. Ik zou ook toe willen naar de situatie, als we op het gewenste niveau komen waar we willen komen, waarin we ook werken aan lokale vensters op landelijke netten. Dat noem ik even als stip op de horizon. Ik zoek even naar iets meer dan dat het alleen een ontwikkeling is, want dat weten we. Ik bedoel iets meer: hoe zorgen we er nou voor dat die extra middelen ook ervoor zorgen dat omroepen die moeilijker mee kunnen ook op dat niveau gaan komen?

Staatssecretaris Uslu:

Dat is nou precies waarom ook de Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen dat traject van die subsidieregelingen, die heel snel opengaan, mee-ontwikkelt. Die zijn onderdeel van dat proces rondom welke regeling op welke manier en de evaluatie. Ze zijn helemaal betrokken. De lokale omroepen doen dat samen met het Stimuleringsfonds. Die doen dat niet alleen. In die zin is er ook een moment van toetsen en bekijken wie er meegaat, en van stimulering. Dus dat is in ontwikkeling. Ik wil eigenlijk nog een keer onderstrepen dat dat dus met de lokale omroepen wordt gedaan en niet alleen vanuit het Stimuleringsfonds.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ook op dit punt. Zodra het bij pilots blijft – dat was de vorige periode ook zo – dan blijft natuurlijk ook die onzekerheid bestaan. Dus ik zou graag wat meer duiding van de Staatssecretaris willen hebben. Om hoeveel structurele middelen gaat het? Is de doelstelling om al die 120 journalisten te behouden en per wanneer? En hoe zorgen we er nou voor dat er op lange termijn duidelijkheid en helderheid komt?

Staatssecretaris Uslu:

We gaan naar een structurele inrichting van de lokale laag van de publieke omroep. Het zijn geen pilots; het is een subsidieregeling die tot die tijd doorgaat, waar lokale omroepen professionaliseringssubsidies voor kunnen krijgen. De inrichting daarvan wordt samen met de lokale omroepen, de NLPO, vormgegeven. In die zin is het een ontwikkeling die alleen maar groter en groter wordt en tot die professionalisering leidt. Het zijn eigenlijk geen pilots, maar subsidieregelingen, die die professionalisering ontwikkelen. Vervolgens gaat de nieuwe inrichting in, een financieringssystematiek die ook met aangescherpte criteria gaat werken vanaf 1 januari. Het is een complex traject; dat onderstreep ik hier wel.

De voorzitter:

Ik geef het voorzitterschap even aan de heer Mohandis, zodat ik een vraag kan stellen.

Voorzitter: Mohandis

De voorzitter:

Zeker. De heer Kwint, uw vraag.

De heer Kwint (SP):

De Staatssecretaris zegt: het conflict bij 1Twente zit ’m vooral in de lokale financiering. Dat is deels waar. Maar er is ook een ander probleem, namelijk dat juist de streekomroepen die de afgelopen jaren een subsidie bij het Stimuleringsfonds konden aanvragen, dat konden omdat zij een professionaliseringsslag aan het maken waren. Nu zij eenmaal staan als streekomroep, is het wanneer zij weer een aanvraag doen bij het Stimuleringsfonds zeer onzeker of zij die opnieuw zullen krijgen, omdat zij niet meer in zo'n ontwikkeling zitten, maar in principe al ergens zijn. Dat terwijl iedereen denkt: we zijn hartstikke blij met die streekomroepen. Het is een richting waar een hele hoop mensen enthousiast over zijn. Dus komen zij nog wel in aanmerking voor die middelen bij het Stimuleringsfonds, ook wanneer zij al een solide streekomroep zijn?

Staatssecretaris Uslu:

Ja. We zijn ook al in gesprek. Er is ook een ontwikkeling gaande. Dat is inside info die ik krijg. Maar ja, streekomroepen en ook 1Twente kunnen een aanvraag indienen. Het is open, uiteraard na augustus, september.

De voorzitter:

Meneer Kwint, u heeft nog interrupties.

De heer Kwint (SP):

Ik heb ze nog te over, maar ik stel voor dat we het debat vervolgen.

De voorzitter:

Ik draag het voorzitterschap weer over – dat moet even gezegd worden – aan de heer Kwint.

Voorzitter: Kwint

De voorzitter:

Die de heer Van Strien over het hoofd had gezien. Hij heeft ook een vraag.

De heer Van Strien (VVD):

Kan gebeuren. Ik ben toch een heel klein beetje confuus door de beantwoording van de Staatssecretaris. Mij is nu nog niet helder of streekomroepen nu uiteindelijk een doel an sich zijn, als een soort nieuwe vierde laag, of dat het puur zo is dat lokale omroepen gaan samenwerken. Hoe verhouden die zich dan tot elkaar? De Staatssecretaris noemt het complex. Dat herken ik. Mij is nu ook niet duidelijk waar nu die 120 journalisten, 100 fte, gaan landen. Gooien we dat nou overboord of niet? Pilots worden wel pilots genoemd en dan weer subsidiestromen. Volgens mij lopen er een aantal dingen door elkaar heen. Zou ik de Staatssecretaris misschien ertoe kunnen verleiden – voor ik op een andere vraag kom – om in een brief specifiek in te gaan op de visie die zij heeft op de ontwikkeling van de lokale omroepen, met die streekomroepen, de NLPO, de RPO, de subsidies en de pilots? Volgens mij lopen er nu een aantal dingen door elkaar en is het voor ons lastig om nu te beoordelen waar de Staatssecretaris uiteindelijk wil landen.

Staatssecretaris Uslu:

Ik begrijp deze vraag. Het is natuurlijk volop in ontwikkeling en het is complex en er lopen verschillende trajecten die elkaar gaan versterken. Dus ik doe dat graag.

De heer Van Strien (VVD):

Nog één openstaand punt. Dat is de verhouding tussen lokaal commercieel en lokaal publiek. De Staatssecretaris heeft het er constant over dat we die lokale laag moeten versterken voor een sterke mediasector, ook op lokaal niveau. Maar dat is natuurlijk breder dan de omroepen. U heeft het aan de ene kant over de sterke mediasector op lokaal niveau. Aan de andere kant heeft u het vooral over het stimuleren van omroepen. Maar die omroepen gaan waarschijnlijk met het geld zich vooral online manifesteren. Die gaan online allerlei content maken. Dan krijg je dus op lokaal niveau hetzelfde als wat we ook op nationaal niveau hebben, namelijk dat RTL, Talpa, NOS en NPO met elkaar concurreren. De vraag is of we dat nou eigenlijk willen. Willen we die hofleveranciers die op lokaal niveau de afgelopen tijd zo trouw de gemeenteraden en besturen hebben gecontroleerd nu gaan laten concurreren door die lokale omroepen te gaan stimuleren om ook online content te maken? Of gaan we echt, zoals u dat zelf noemt, die sterke mediasector op lokaal niveau versteken door bijvoorbeeld weer een jongejournalistenregeling in het leven te roepen?

Staatssecretaris Uslu:

Deze neem ik mee. Iedereen is heel ijverig aan het schrijven hier. Ik neem deze graag mee. Ik begrijp de vraag.

De voorzitter:

Dan gaan we nu naar het blokje regionaal. Ik kijk met een schuin oog naar de klok. Wij zitten in het laatste uur van ons debat. Wij moeten nog regionaal, persvrijheid en publiek-private samenwerking. Dat kunnen wij; zo zijn wij. Maar dat vereist wel enige zelfdiscipline. Dus dapper voorwaarts.

Staatssecretaris Uslu:

Voorzitter. Volgens mij zijn er twee vragen van mevrouw Werner over de regionale omroepen. Regionale omroepen vervullen een essentiële functie in het publieke mediabestel; laten we daarmee beginnen en dat onderstrepen. Dat doen ze eigenstandig. Ze vervullen een scharnierfunctie tussen de lokale oproepen en de landelijke. Ook dat mogen we hier onderstrepen. Ze verdiepen landelijk nieuws, bijvoorbeeld via de regiovensters bij de NPO. Ik zie dat ze in pilots samen met lokale omroepen manieren vinden om de lokale journalistiek te versterken. Ik wil de RPO dan ook goed betrekken bij de drie trajecten die ik net heb genoemd, en waar nog een verduidelijking op komt omdat we dan weer wat verder in het traject zijn. Dus ik wil de RPO daar ook heel graag bij betrekken. Ik heb de 29ste, als ik het goed heb, al een gesprek met de voorzitter gehad over de vraag hoe we hen nog beter kunnen betrekken bij de lopende projecten.

Mevrouw Werner stelde vragen over het regioblok op NPO2. Ik krijg tot dusverre van zowel de NPO als de regionale omroepen terug dat de samenwerking op het regioblok een succes is. De NOS en de regionale omroepen zijn voortdurend in gesprek over hoe het regioblok doorontwikkeld kan worden. Mocht er vanuit de omroepen zelf een initiatief komen om het regioblok door te ontwikkelen, dan ben ik graag bereid te kijken of en hoe ik dat initiatief kan faciliteren.

Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Werner over de vindbaarheid van de regionale omroepen, merk ik op dat we werken aan een beleidsreactie op het rapport «Prominentie in beeld» van Dialogic. We zullen daarin ook de zendpositie meenemen. Daar zal ik in de komende mediabegrotingsbrief een update over geven.

De voorzitter:

Maar eerst een vraag van mevrouw Werner.

Mevrouw Werner (CDA):

Toch nog heel eventjes over het NPO-blok. Want het is helemaal waar dat dat best wel een succes is, zeker het regiojournaal. In de visiebrief staat daar 15 miljoen voor, maar er wordt nog geen 10% aan het regioblok besteed. Dus ik vraag me eigenlijk af waar die 14 miljoen is. Waar wordt dat aan besteed? Blijft dat hangen aan de strijkstok van de NPO? Waar is dat geld? De regionale omroepen willen natuurlijk absoluut ontzettend graag content maken in het regioblok, dus waar is dat geld?

De voorzitter:

Dat is een duidelijke vraag.

Staatssecretaris Uslu:

Ik ben aan het kijken hoe we mevrouw Werner hier het beste over kunnen informeren. Zal ik daar zo op terugkomen? Ik probeer erop terug te komen en als dat niet lukt, dan maken we daar nadere afspraken over.

De voorzitter:

Dan gaan we naar het blokje persvrijheid, denk ik.

Staatssecretaris Uslu:

De afgelopen jaren zien we steeds vaker bedreigingen en agressie tegen journalisten. Ik herhaal het hier nog maar eens, en ik denk dat we dat allemaal zo veel mogelijk moeten doen: dat is onacceptabel. Journalisten zijn zuurstof voor een democratie. Bedreiging en intimidatie kunnen ertoe leiden dat journalisten zich beperkt voelen in wat ze opschrijven, maar het heeft ook effect op hun persoonlijke levenssfeer, op hun ambitie en motivatie. Dat is echt niet goed. Als je jonge journalisten spreekt die met bedreiging te maken hebben gehad en als je ziet wat dat met hen doet, dan word je daar echt heel verdrietig van en dan ga je je ook echt zorgen maken over wat voor effect dat heeft op de journalistiek, maar ook op de samenleving, op de democratie. Samen met de Minister van Justitie en Veiligheid heb ik daarom recent een actieplan naar de Kamer gestuurd om te werken aan een veilige omgeving voor journalisten. We spreken hier na de zomer in een plenair debat over, dus ik zal het hier kort houden en op de gestelde vragen ingaan.

De heren Mohandis, Sjoerdsma en Kwint vroegen naar de financiering van PersVeilig, en de heer Kwint vroeg ook naar de reden voor het streven naar financiering van PersVeilig door de sector in plaats van door de overheid. Ik onderschrijf de verantwoordelijkheid van zowel werkgevers en opdrachtgevers als de overheid voor de veiligheid van journalisten. Beiden hebben daar een verantwoordelijkheid in. Ik weet dat de individuele bedrijven zelf al heel veel doen op het gebied van veiligheid. In het geval van PersVeilig is de bijdrage door de sector fair. Hiermee worden, aanvullend op wat individuele werkgevers al doen, voor de hele sector activiteiten opgezet. Die activiteiten kan een individueel bedrijf moeilijk op grote schaal organiseren. Weerbaarheidstrainingen zijn bijvoorbeeld moeilijk te realiseren voor een bedrijf op eigen gelegenheid.

Samen met de Minister van Justitie en Veiligheid ben ik het geheel met de heren Mohandis, Sjoerdsma en Kwint eens dat PersVeilig een belangrijke rol speelt in de veiligheid van journalisten. Wij dragen beiden dan ook financieel bij aan PersVeilig, in ieder geval tot en met 2024. Voor de periode daarna gaan we met de sector en PersVeilig in gesprek over het vervolg van het project en de vraag hoe deze steun er daarbij uit zal zien. Daar zit dus een nuanceverschil in. Het is niet: het houdt op en daarna kijken we wel. Nee, tijdens deze periode kijken we wat het bedrag is, of het genoeg is, waar het vandaan komt, en wie welke verantwoordelijkheid neemt en op welke manier. Het gaat ook om het traject daarnaartoe. Het is dus niet uitgesloten dat de overheid het verder gaat financieren, maar die toezegging kan ik hier niet op deze manier doen. Daarvoor wil ik graag nog even tijd van u.

De heer Van Baarle vroeg mij om twee zaken, namelijk een herhaling van het onderzoek naar de veiligheid van journalisten van vorig jaar, en een update ten aanzien van zijn motie over de registratie van meldingen van journalisten bij de politie. Wat betreft het onderzoek steun ik het belang van goed inzicht houden in de veiligheid van journalisten. Het vorige onderzoek is in opdracht van PersVeilig door I&O Research uitgevoerd. Het is goed als er continuïteit in de onderzoeksmethoden zit. Ik ga dan ook met PersVeilig in gesprek hierover.

Dan de motie over registratie van meldingen. Namens mijn collega van Justitie en Veiligheid is in november vorig jaar het volgende aan uw Kamer gemeld. «Met betrekking tot de registraties wordt volgens het OM het overgrote deel van de zaken volgens de landelijke maatschappelijke classificatie die het OM voor geweld tegen journalisten gemaakt heeft, geregistreerd. Waar dat niet goed gaat, betekent dat niet dat zaken met betrekking tot agressie en geweld tegen journalisten niet kunnen worden teruggevonden. Dit kost het OM op z'n hoogst meer werk.» De Minister van Justitie en Veiligheid heeft hiermee uitvoering gegeven aan uw motie. Voor meer informatie wil ik u graag vragen mijn collega te bevragen, want dit onderwerp valt echt onder haar departement en is haar verantwoordelijkheid.

In reactie op het punt van de heer Van Strien over de verschillende acties die hij tijdens het vragenuurtje met Minister Dijkgraaf heeft besproken, wil ik zeggen dat ik het belang dat hij hecht aan die acties volledig onderschrijf. Dat geldt ook voor de Minister van Justitie en Veiligheid. Het onderwerp ligt ons natuurlijk na aan het hart. We gaan daar ook mee aan de slag. In wat we u hebben gestuurd kunt u lezen welke acties we gaan ondernemen. Dat heeft u ook gedaan. Daarbij zie ik voor mezelf met name een rol in het stimuleren van bewustwording en mediawijsheid. Na de zomer gaan we hierover in debat. Vanuit mijn verantwoordelijkheid is die mediawijsheid echt iets waar ik volledig op in kan zetten. Het gaat om bewustwording over de rol en de waarde van de journalistiek.

De voorzitter:

Was dat het einde van het blokje persvrijheid en PersVeilig?

Staatssecretaris Uslu:

Ja.

De voorzitter:

Oké. De heer Sjoerdsma en de heer Van Strien hebben zich in ieder geval gemeld. Dan beginnen we bij de heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

De Staatssecretaris begon haar inleiding door hier uitgebreid bij stil te staan. Dank daarvoor. Ik denk dat het overgrote deel van de Kamer het met elkaar eens is dat het belangrijk is dat journalisten veilig en vrij hun werk kunnen doen. Maar toen het ging over PersVeilig hoorde ik toch nog niet helemaal wat ik heel graag zou willen horen van deze Staatssecretaris, namelijk dat we dit initiatief na 2024 ook nog gewoon hebben. Ik bedoel: het wordt internationaal aangehaald als best practice en het wordt door journalisten als eigenlijk onmisbaar gezien. Ik snap goed dat we dan de verhouding tussen werkgevers en OCW en JenV een beetje moeten bewaken, maar het lijkt mij wel goed om dit voort te zetten. Dat is de richting die ik vanuit de Kamer graag zou willen meegeven.

Staatssecretaris Uslu:

Ik zou willen dat het niet nodig zou zijn om PersVeilig voort te moeten zetten. Maar ik wil hier zeker onderstrepen dat PersVeilig als dat nodig is voortgezet wordt. En ik ben bang dat dit nodig is. Maar we moeten de komende tijd vormgeven op welke manier we dit doen en wat de hoogte van de budgetten is.

De voorzitter:

De heer Sjoerdsma, uw laatste vraag.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ja, precies, maar ik ga ’m toch gebruiken. Ik wil ook helemaal niet in details treden. Mij viel wel op dat ik eerst te maken had met allemaal mensen die mij gingen vertellen hoe fantastisch PersVeilig was. Toen ging ik zelf met PersVeilig bellen en bleek dat daar welgeteld één persoon achter zit. Het is dus een ongelofelijk belangrijke persoon en een ongelofelijk belangrijke organisatie die door maar één iemand wordt gedragen. Dus in welke vorm wordt dit gedaan? Ik kan me alleen maar voorstellen dat die vorm meer capaciteit behelst. En ik kan me eigenlijk niet voorstellen dat de financiering minder wordt, gelet op de enorme toename aan bedreigingen. Ik hoop dus dat de Staatssecretaris bereid is om daar zo snel mogelijk duidelijkheid over te geven. Hoe langer je dit soort onzekerheid in de lucht houdt, hoe meer journalisten denken: hoe gaat dit aflopen en bij wie kan ik straks terecht? Ik zou dat eigenlijk willen vermijden.

Staatssecretaris Uslu:

Ik kan alleen maar beamen dat dit belangrijk is en dat we het in de gaten moeten houden.

De heer Van Strien (VVD):

Dank aan de heer Sjoerdsma dat hij scherpt doorvraagt. Ik had toch in aanvulling op wat de Staatssecretaris net zei nog een vraag. Het is goed om te horen dat zij de acties onderschrijft die door haar collega Minister Dijkgraaf zijn overgenomen tijdens het vragenuurtje en dat de Minister van JenV dat ook doet. Maar de toezeggingen over sneller en harder straffen, een taakstrafverbod en het opnemen van mediabelangen in het curriculum staan niet in de brief. Dat waren toezeggingen die de Minister toen deed in het vragenuurtje. Daarom vraag ik om met een nieuwe brief te komen voorafgaand aan het debat. Ik begrijp ook de opmerking van mijn collega of dit nou het actieplan was. Wij debatteren met u, maar ook met de Minister van JenV. Kom dus met een update van die brief, of een betere versie, waarin deze punten gewoon zijn meegenomen. Dat is ook de toezegging die uw collega namens u tijdens het vragenuur deed.

Staatssecretaris Uslu:

Ik zou het wel willen toezeggen, maar het gaat natuurlijk ook over de Minister van Justitie en Veiligheid. Als u het goedvindt, ga ik dit eerst met haar overleggen, voordat ik het toezeg.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Van Strien.

De heer Van Strien (VVD):

Dit wordt nu zelf kafkaiaans. Dit is een toezegging die de heer Dijkgraaf deed tijdens het vragenuurtje, waarbij hij optrad namens u. Die toezegging van de heer Dijkgraaf ligt er dus al. Volgens mij is het Ministerie van Justitie ook gedreven om dit samen met u op te pakken. Ik kan u dus niet dwingen tot een toezegging, maar het zou gek zijn om de toezegging niet te doen, gezien alles wat er al ligt.

Staatssecretaris Uslu:

Toch vind ik het gek om iets toe te zeggen wat onder de verantwoordelijkheid ligt van de Minister van Justitie en Veiligheid en om daarbij heel expliciet te zeggen: ja, ik kom in augustus met een brief. Ik zit daar niet. Dat is het departement van de Minister van Justitie en Veiligheid.

De voorzitter:

Kan ik als uw voorzitter voorstellen dat er even gecheckt wordt wat de status is van die toezegging die door de heer Dijkgraaf gedaan is, ervan uitgaande dat het kabinet met één mond spreekt? Afhankelijk daarvan horen we dan wel of er brief komt of niet.

De heer Van Strien (VVD):

Ik wil even de tweede termijn afwachten.

De voorzitter:

Als we die halen. Maar we gaan het proberen. Ja, was dat uw vraag, meneer Van Strien? Dan geef ik even het voorzitterschap over aan de heer Mohandis, want ik had zelf nog een vraag.

Voorzitter: Mohandis

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Een verrassing. Ik heb een vraag over de financiering van PersVeilig. Ik ben blij met de intentie om door te gaan. Volgens mij verschillen we daarover niet van mening. Ik ben het ook erg met de heer Sjoerdsma eens dat we die ene persoon ergens veilig moeten houden totdat het iets groter wordt, want er ligt nu wel heel veel op een paar schouders. Maar zou het ten principale niet logischer zijn dat dit primair de verantwoordelijkheid van de overheid is? Dan maakt het mij niet uit of het OCW of Justitie is, maar het gaat erom dat het veilige werkklimaat, het veilig kunnen werken van journalisten iets is wat de overheid dient te waarborgen. De veilige werkplek op de redactie mag een werkgever waarborgen, maar hiervoor is de overheid echt de primair verantwoordelijke partij en wat mij betreft ook de primair bekostigende partij.

Staatssecretaris Uslu:

Ik denk dat het echt heel belangrijk is om dit samen met werkgevers en opdrachtgevers te doen. Dan ga je de krachten bundelen. Dan ben je partners in dezen. Dan heb je het ook veel beter gecoverd – ik gebruik even een Engels woord – zodat het goed georganiseerd wordt. Ik denk dat het heel belangrijk is om die verantwoordelijkheid ook te stimuleren bij de werkgevers. Dat betekent niet dat de overheid geen verantwoordelijkheid heeft. De overheid heeft hier verantwoordelijkheid in, maar moet de werkgevers en opdrachtgevers ook meenemen daarin. Anders wordt het namelijk eenzijdig. Ik geloof dat het sterker wordt als we dat wel doen.

De heer Kwint (SP):

Mijn pleidooi is ook niet dat werkgevers niet mee mogen praten. Ik denk alleen dat uiteindelijk het faciliteren van veiligheid voor journalisten en mediapartijen primair een overheidsverantwoordelijkheid is. Want wat als mediapartijen niet meer mee willen betalen? Dat is mijn laatste vraag. Dan gaan wij toch niet PersVeilig laten omvallen omdat zij dat niet doen?

Staatssecretaris Uslu:

Uiteraard niet. Want die verantwoordelijkheid voor de persveiligheid ligt ook bij de overheid.

De voorzitter:

Ik draag het voorzitterschap weer over aan de heer Kwint.

Voorzitter: Kwint

De voorzitter:

Dan gaan we naar het blokje publiek-private samenwerking, denk ik.

Staatssecretaris Uslu:

Ik heb eerst nog het blokje onderzoeksjournalistiek.

De voorzitter:

Ik zou niet willen dat u dat overslaat. Dan gaan we eerst naar onderzoeksjournalistiek.

Staatssecretaris Uslu:

Onderzoeksjournalistiek is een van de prioriteiten van dit kabinet. Diepgravend. Ik wil toch even benoemen hoe belangrijk dit is. Diepgravend onderzoek zorgt ervoor dat die verhalen naar boven komen die anders verborgen zouden blijven. Gedegen onderzoeksjournalistiek kost geld en tijd en daarom is een financiële impuls noodzakelijk om deze vorm van journalistiek te versterken. Voor dit jaar betekent dat 2,4 miljoen voor regelingen bij het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. Voor de periode vanaf 2023 kijk ik naar een verdere versteviging van onderzoeksjournalistiek in het hele publieke bestel. Ik informeer de Kamer hier later ook over.

Ten slotte maak ik via onderzoeksjournalistiek nog een bruggetje naar een ander journalistiek onderwerp, namelijk redactiestatuten. Mevrouw Westerveld bracht de kwestie van redactiestatuten en de rol van het Commissariaat voor de Media daarin naar voren. Naar aanleiding van het amendement van mevrouw Westerveld is in de Mediawet opgenomen dat het Commissariaat toezicht houdt op de naleving van de redactiestatuten. Het Commissariaat gaat als onafhankelijk toezichthouder zelf over hoe het toezicht wordt ingericht. Bij constatering van een overtreding kan het Commissariaat overgaan tot het opleggen van sancties, maar normoverdragende gesprekken of een waarschuwing behoren ook tot de mogelijkheden. Ook zal het Commissariaat samen met de sector aanbevelingen opstellen voor best practices.

In reactie op haar vraag over het kwalitatief omschrijven van de redactiestatuten in de Mediawet kan ik meegeven dat dit idee aansluit bij een gesprek dat ik recent met de Nederlandse Vereniging van Journalisten en het Commissariaat heb gehad. De komende maanden gaan wij gezamenlijk met andere relevante partijen nader verkennen wat hiervoor de mogelijkheden zijn, maar ook wat de hiccups zijn op dit gebied.

Dan kom ik bij publiek-private samenwerkingen. Publiek-private samenwerkingen zijn een prioriteit in mijn beleid. Het is belangrijk dat publieke en commerciële bedrijven en omroepen met elkaar samenwerken. Zo kunnen ze voor een goed, sterk en divers Nederlands media-aanbod zorgen, doelgroepen beter bereiken en efficiënt gebruikmaken van nieuwe technologie. Ik weet dat de bereidheid er is bij de partijen om samen te werken, ook omdat het aanbod van niet-Nederlandse content het afgelopen jaar is gegroeid. Dat is aan de ene kant heel mooi, want daardoor is er meer keuze voor consumenten. Aan de andere kant kan dit ten koste gaan van herkenbare Nederlandse verhalen. Er ligt een samenwerkingsagenda voor de Nederlandse mediasector die door mijn voorganger aan uw Kamer is gestuurd en waar ook door de heer Van Strien aan gerefereerd is. Die neem ik nu over en ik hoop dat we hier in Nederland op verder kunnen bouwen.

De heer Van Strien vroeg in het kader van publiek-private samenwerking naar de samenwerkingstafels. Ik kan u melden dat ik de deelnemers aan de samenwerkingstafel inmiddels heb uitgenodigd.

De heer Van Strien vroeg ook hoe het staat met de modernisering van de Mededingingswet, zoals in het coalitieakkoord is opgenomen. Er zijn daarover gesprekken gevoerd met het Ministerie van EZK. Zij gaan over de Mededingingswet en hebben ook het voortouw. Zij zullen erop terugkomen. Ik heb wel begrepen dat het nogal een complex traject is en dat het toch iets langer duurt dan verwacht.

Wat ik belangrijk vind, is dat we ons gaan focussen op de resultaten die we willen bereiken en dat de kijker en de luisteraar er echt wat aan gaan hebben, bijvoorbeeld als het gaat om het bundelen van Nederlands av-aanbod en audioaanbod. Dat is belangrijk in de slag om de aandacht van de mediagebruiker. Ik heb begrepen dat NPO, RTL en Talpa aan de slag willen met het av-aanbod. Dat geldt ook voor specifiek audioaanbod, zoals podcasts, waar de heer Mohandis om vroeg, al is de podcastmarkt nog volop in beweging. Mevrouw Westerveld vroeg nog naar het nieuwe podcastplatform van de NPO, NPO Luister. Zij vroeg om dat ook open te stellen voor andere partijen. Ik ben het er eigenlijk mee eens. Ook voor audiocontent moeten de krachten worden gebundeld. Ik zal de publieke omroep daartoe oproepen, ook voor audio. Ik ben er blij mee dat partijen hierop willen samenwerken en ik hoop dat er meer van dit soort coalities kunnen volgen op andere thema's. Ik zal de deelnemers aan de mediatafel uitnodigen om hierover in gesprek te gaan.

Mevrouw Westerveld vroeg naar een streamingheffing, om daar versnelling in aan te brengen en te kijken naar andere landen. Ook mevrouw Van der Graaf vroeg hoe het staat met de investeringsverplichting. In het coalitieakkoord is opgenomen dat er een investeringsverplichting komt voor grote streamingsdiensten. Dit betekent dat streamingsdiensten zelf gaan investeren in de Nederlandse films, documentaires en series. Dat is heel erg belangrijk, want we werken daarmee aan het Nederlandse verhaal en aanbod. Er is nog wat tijd nodig om de laatste fase van de afstemming van het wetsvoorstel met andere departementen af te ronden, maar ik hoop nu eigenlijk best heel snel een wetsvoorstel naar uw Kamer te kunnen zenden.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld had daar nog een vraag over, specifiek over de streamingsheffing gok ik zo.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, precies. En ook over het onderscheid. In het coalitieakkoord staat een investeringsverplichting. De Staatssecretaris zei het net zelf al: dat geld blijft bij de grote aanbieders. Het galmt een beetje.

De voorzitter:

Staatssecretaris, uw microfoon staat nog aan.

Staatssecretaris Uslu:

Sorry.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Het went vanzelf, Staatssecretaris. Op een gegeven moment ga je vanzelf dat knopje aan- en uitzetten.

Dat geld blijft bij die grote internationale aanbieders en daar zit natuurlijk wel een risico, want – ik zei het al in mijn bijdrage – inmiddels verdient Netflix meer dan alle Nederlandse bioscopen aan bioscoopkaartjes. Dat gaat natuurlijk ook gewoon ten koste van het Nederlandse aanbod. Wat wij in de vorige periode al een aantal keer hebben voorgesteld en wat een aantal omringende landen doen, is een streamingheffing, een soort van extra belasting waarbij het geld bijvoorbeeld in een apart fonds wordt gestoken. Dan komt het direct ten goede aan Nederlandse programmamakers, bijvoorbeeld. Daarmee maakt je direct onze eigen Nederlandse sector groter, investeer je in de kwaliteit. Dat gaat een stapje verder dan het kabinet wil. Zouden we gezien de opkomst – ik rond bijna af, voorzitter – van diverse grote internationale mediabedrijven, platforms, niet een stap verder moeten gaan dan wat het kabinet doet en wat al in Europees verband is afgesproken?

Staatssecretaris Uslu:

Er zijn inderdaad twee soorten. Er zijn er meerdere, maar we hebben het hier over twee dingen: een heffing en een investeringsverplichting. Een investeringsverplichting is dat een streamingsdienst een bepaald percentage van de omzet investeert in Nederlandse films, documentaires en series. Een heffing is inderdaad dat de overheid een fonds instelt en dat dat bepaalt waar het geld naartoe gaat. In principe is natuurlijk het effect hetzelfde, omdat de streamingsdiensten verplicht worden om een bepaald percentage te investeren in Nederlandse content, in Nederlandse films en documentaires. De opdracht is vanuit het coalitieakkoord dat ik een investeringsverplichting doorvoer. Ik ben eigenlijk ook heel blij dat we zover zijn met de departementen dat we dat bijna kunnen doen. Volgens mij scheelt het ook als we het zo snel mogelijk doen, want dat betekent ook gewoon investeren in Nederlandse films de komende tijd. Ik zou niet weer in een discussie willen belanden. Ik ben eigenlijk wel heel blij dat die investeringsverplichting mogelijk gaat worden. Dat zeg ik nu heel eerlijk en oprecht. Ik weet niet of dit de juiste plek is om dat allemaal te zeggen.

De voorzitter:

Daar gaat u zelf over, over wat u op welke plek zegt. Op welke termijn krijgen we dat wetsvoorstel? Weet u dat ongeveer? Dan hebben we daar een beeld bij, voor onze agenda.

Staatssecretaris Uslu:

Ik had gehoopt voor het reces, maar waarschijnlijk wordt het vlak na het reces.

De voorzitter:

Dank u wel. Bent u aan het eind van uw beantwoording?

Staatssecretaris Uslu:

Nee. Ik heb nog een vraag, die gaat over de privaat-publieke samenwerking NLZIET. NLZIET is inderdaad een mooi voorbeeld van een publiek-private samenwerking. Ik wil ook wel benoemen dat ik uit het bedrijfsleven kom. Voor mij is het vanzelfsprekend dat publiek en privaat samenwerken. Ik vind dat ook een heel leuk onderdeel eigenlijk van mijn portefeuille. Maar nu hou ik op.

NLZIET helpt bij de ambitie om tot een sterke Nederlandse mediasector en brede beschikbaarheid van Nederlandse content te komen. Dat kunnen we hier ook onderstrepen. Ondanks dat de heer Van Strien ... Hij ziet het helemaal niet anders, denk ik. Even kijken. De heer Van Strien zei: u ziet hier voor uzelf een faciliterende rol. Nee, ik hoop wel dat ik iets meer een aanjagende rol zal hebben de komende tijd. Als het gaat om de doorontwikkeling van NLZIET, wil ik ook de NPO oproepen om constructief daaraan mee te werken. Ik wil ook de andere partijen oproepen om mee te werken, zodat dat een succesvolle doorontwikkeling wordt. Dus daar wil ik niet alleen faciliterend zijn, maar ook best een beetje aanjagen. Voor de rest moeten de partijen er natuurlijk wel uitkomen en samen die doorontwikkeling echt gaan ontwikkelen. De heer Van Strien vroeg nog hoe NPO Start en NLZIET integreren. De NPO heeft mij toegezegd dat alle content van NPO Start on demand ook in NLZIET terug te zien zal zijn. Daar zal ik de NPO aan houden.

Over de opzet en voortgang van deze initiatieven rond publiek-private samenwerking ga ik u meer informatie geven in de mediabegrotingsbrief. Wat ik hier nog wil benoemen, is dat ik de samenwerking, de rondetafels, oppak. Ik had eigenlijk ook wel eerder willen beginnen. Dat hoorde ik een beetje aan de toon. Het is niet gelukt om dat eerder te doen, omdat er andere rondetafels, onder andere rondom grensoverschrijdend gedrag, waren. Er gebeurde veel de afgelopen tijd. Dus dat wordt opgepakt en de samenwerkingsagenda wordt opgepakt. Ik heb ook begrepen dat soms de samenwerking ook wel verzandde in details en techniek. Ik hoop daar toch iets vloeiender in te zijn de komende tijd. Dus ik pak dat met plezier op.

De voorzitter:

Ik dank de Staatssecretaris voor haar antwoorden. De heer Van Strien heeft nog één vraag. Hij kan die ook in de tweede termijn stellen, maar hij mag ’m ook nu stellen. U heeft er nog recht op ook.

De heer Van Strien (VVD):

Deze heb ik speciaal voor dit mooie moment bewaard, natuurlijk. Ik hoor wat de Staatssecretaris zegt, dat ze het best een beetje kan aanjagen. Ik kan me nog herinneren dat we in oktober 2021 een debat hadden met haar voorganger, Minister Slob, en toen kwamen we hier ook op uit. We zien sindsdien eigenlijk dat er elke keer, door welke partijen dan ook, obstructie, misschien wel, wordt gepleegd of dat er in ieder geval niet heel volwaardig wordt meegedacht en meegedraaid. Ik snap dat de Staatssecretaris, vanwege governance, regelgeving, et cetera, partijen niet kan dwingen om bijvoorbeeld gratis content van NPO Start linea recta door te zetten naar de gratis versie van NLZIET, maar ze heeft nu wel de mogelijkheid om iets meer te doen dan aanjagen. Ze heeft nu de mogelijkheid om bijvoorbeeld als ze toestemming geeft aan NPO Start om te starten, te eisen dat het een-op-een wordt doorgezet naar NLZIET. Want dat is de enige manier waarop het gaat vliegen, dat dus inderdaad alle content, ook van de private partijen – toegegeven, zeker; het is ook een oproep aan hen – erop komt, dat je echt dat ene portaal krijgt, zoals ook in het coalitieakkoord staat, waar je het bundelt.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Van Strien (VVD):

Het is mij nog niet helemaal helder of de Staatssecretaris dat ook bedoelt. Ze heeft het nu over NPO on demand. Ik wil dus even een toelichting op wat de Staatssecretaris nu precies net zei.

Staatssecretaris Uslu:

Volgens mij heb ik dat gezegd, dat NPO Start on demand onderdeel wordt van NLZIET, dat je dat kunt zien bij NLZIET. Dat is toch de vraag?

De heer Van Strien (VVD):

Ja, dat gratis content van de een linea recta doorgezet wordt naar de gratis content van de ander. Ja? Oké. Helder.

De voorzitter:

Kijk. Dan zijn we daarmee aan het eind gekomen van de beantwoording van de Staatssecretaris. Ik kijk of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie dat dat het geval is. Dan heeft u allemaal maximaal één minuut, die ik strikt ga handhaven. Dat is kort. Dat klopt. Maar eerst nog mevrouw Werner.

Mevrouw Werner (CDA):

Voorzitter, ik krijg nog twee antwoorden van de Staatssecretaris. Die vragen zijn nog niet beantwoord. Gaan die dan in de tweede termijn meteen mee?

De voorzitter:

Ja. Tenminste, tenzij die dan nog niet beantwoord zijn. Dan horen we straks van de Staatssecretaris dat dat niet gelukt is. Ik ga ervanuit dat u die dan nog krijgt.

Mevrouw Werner (CDA):

Oké. Helder.

De voorzitter:

Meneer Mohandis.

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter. Kijk, ik wil heel graag een tweeminutendebat, maar soms is tijd ook wel handig. We hebben 24 uur de tijd om het een en ander te doen als het deze week nog wordt ingepland.

De voorzitter:

Dat wordt het niet.

De heer Mohandis (PvdA):

O, check. Het is handig om dat gelijk nu al te weten. Bij dezen is het dan aangevraagd.

De voorzitter:

Dan heeft u nog 40 seconden om nog wat conclusies te trekken.

De heer Mohandis (PvdA):

Het is dus na het reces. Ik kom in het tweeminutendebat nog terug op de verbreding van die opdracht aan dat adviescollege. Ik ben ook benieuwd naar de brief. Ik hoop dat we die dan ook snel krijgen, vlak na het reces. Aan de hand daarvan zal ik dan het tweeminutendebat gebruiken op dat punt. Ook in het sanctiebeleid in de wet, artikel 2.33, de kan-bepaling als het gaat om het intrekken van een voorlopige erkenning, zie ik te veel ruimte. Ook daar kom ik op terug na het reces. Laten we het dan zo doen.

Ik dank de Staatssecretaris voor alles was zij heeft gezegd, maar het wordt vervolgd.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter, dank u wel. De Staatssecretaris heeft als allerbelangrijkste taak om ervoor te zorgen dat de wet wordt nageleefd. Als dat niet gebeurt, kunnen wij als Tweede Kamer dit gebouw wel ombouwen tot een caravanstalling. De wet moet worden nageleefd en de wet wordt niet nageleefd op twee fundamentele punten. Het eerst is artikel 2.1, lid 2. De NPO moet zorgen voor een evenwichtig pluriform beeld van de samenleving en journalistieke kwaliteit. Dat gebeurt niet. Het is een D66-feestje. Het is een linksliberaal feestje, met veel woke, policor, diversiteitsgeneuzel, klimaatsocialisme, eurofilie et cetera, et cetera. De Staatssecretaris zegt: er is een pluriform aanbod. Dat is er niet. Het bestaat niet. Het is honderd procent onjuist.

Het tweede punt waar de wet niet wordt nageleefd is artikel 2.2, lid 2: de almacht van de NPO-leiding. Dat staat haaks op de Mediawet. Het staat er gewoon niet en toch gebeurt het. De NPO-leiding zegt welk programma wordt uitgezonden, waar het gebeurt en wanneer, wie het presenteert, et cetera. Het commissariaat zegt dat het riekt naar censuur, naar schending van de Grondwet. Dat is nogal wat.

Wil de Staatssecretaris reageren op beide punten en wil zij antwoord geven op de vraag die ik eerder stelde, maar waar zij geen antwoord op geeft, namelijk: waar kan ik mijn abonnement opzeggen? Publiek-private samenwerking. Heel veel mensen uit het publiek willen gewoon niet meer betalen voor die NPO. Geef ons de vrijheid om er niet meer voor te betalen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Uw minuut zit erop. Dank u wel. Mevrouw Werner.

Mevrouw Werner (CDA):

Voorzitter. Uiteraard wil ik ook de Staatssecretaris bedanken voor de beantwoording, al krijg ik nog wel twee antwoorden van haar en die gaan natuurlijk over online, de eigen middelen die de publieke omroep stopt en zou moeten kunnen stoppen in onlineprogrammering, en inderdaad de resterende 1,3 miljoen als het gaat om het regioblok op NPO 2. Dat volgt dus nog.

De voorzitter:

We gaan het horen zo meteen. De heer Sjoerdsma.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dank, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris voor haar antwoorden en ook voor de toezeggingen die zij heeft gedaan en de brieven die nog gaan komen. Misschien nog eventjes toch herhalen wat betreft PersVeilig het belang dat in ieder geval D66 hecht aan het voortzetten van dat initiatief en het verbreden, versterken en structureel maken daarvan. Als het gaat over de brief over lokale journalistiek, zou ik ook graag een reflectie willen op hoe de Staatssecretaris het aantal lagen ziet, regio, lokaal, streek en nationaal, en hoe die pilots en de mensen die nou werken als gevolg van die pilots zeker worden gesteld, zodat we niet de journalistieke kennis en capaciteit verloren laten gaan. Helemaal tot slot de brief over de toelatingscriteria. Daar zou ik inderdaad graag de notie van de Raad voor Cultuur in de laatste paragraaf nadrukkelijk meegenomen zien worden, de brede borging van de duurzaamheid en de kwaliteit van de NPO.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik zou graag aan de Staatssecretaris willen meegeven dat het wel tijd wordt om enige haast te maken. Daarmee bedoel ik dat we zien dat het media-aanbod verandert, dat er grote internationale aanbieders komen en dat jongeren steeds meer nieuws van hun telefoon halen in plaats van... of soms tezamen met informatie van betrouwbare websites, maar het mediagebruik verschilt dus. Ik zou ervoor willen waken dat we maar een beetje blijven doormodderen – dat zeg ik misschien te oneerbiedig – dat er allerlei adviezen worden gevraagd en dat het de komende jaren eigenlijk alleen maar de verkeerde kant op gaat, terwijl wij nog met elkaar aan tafel zitten en het elk debat weer over dezelfde onderwerpen hebben. Dus ik zou de Staatssecretaris echt willen vragen om haast te maken en een visie te ontwikkelen op hoe de toekomst van de publieke omroep eruit moet zien.

Voorzitter. Dan heb ik nog één aanvullend punt, dat ermee te maken heeft. Dat is de pilot over de versterking van lokale en regionale omroepen. Ik zou daar heel graag wat meer helderheid over willen hebben, wat meer zekerheid ook voor de 120 mensen die nu in dienst zijn, die niet goed weten hoe de komende jaren eruit gaan zien en hoe structureel deze subsidies zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter. Mag ik de Staatssecretaris danken voor de beantwoording? Na enig aandringen en even checken waar de bevoegdheid ligt, heeft de Staatssecretaris dus toegezegd dat zij het Commissariaat voor de Media gaat verzoeken een onderzoek in te stellen naar Ongehoord Nederland. Ik zou graag aan de Staatssecretaris willen vragen op welke termijn wij als Kamer geïnformeerd kunnen worden over hoe dat proces verder loopt.

De voorzitter:

De heer Van Strien.

De heer Van Strien (VVD):

Dank, voorzitter. Er is veel om naar uit te kijken. Ik kijk uit naar het debat over de persveiligheid en de persvrijheid met de Minister van VenJ en de Staatssecretaris, en ook naar de nadere uitwerking van het actieplan, zoals we net bespraken. Ik kijk ook uit naar de opdracht van het adviescollege, waarin de veranderende wereld ook wordt meegenomen. Ten aanzien van de samenwerking tussen privaat en publiek is het goed om te horen dat de Staatssecretaris die handschoen met enthousiasme wil oppakken, met de tafels en dergelijke. Dan een vraag: gaat zij de Kamer informeren over de voortgang daaromtrent? Haar voorganger was daar erg scheutig mee, dus ik vraag of zij dat ook wil doen.

Ik kijk uit naar de brief over de uitwerking van alle plannen die we lokaal hebben, de dilemma's en de kansen, en inderdaad ook over de 120 journalisten die daar aan het werk zijn gegaan. Er is veel om naar uit te kijken. Tot na de zomer. Leuk!

De voorzitter:

Er is altijd veel om naar uit te kijken, meneer Van Strien.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik moet het...

De voorzitter:

Nee hoor, ik wilde eigenlijk eerst het woord geven aan mevrouw Van der Graaf.

De heer Mohandis (PvdA):

Oh sorry, helemaal vergeten.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ook mijn dank aan de Staatssecretaris en aan de ambtelijke ondersteuning die is meegekomen voor de beantwoording in de eerste termijn. We hebben een goed debat gehad, denk ik. Het zal u niet verbazen dat ook ik uitkijk naar de brief over de taakopdracht. Als ChristenUnie denken we echt dat goede legitimeringscriteria heel erg kunnen bijdragen aan de maatschappelijke verantwoording van omroepen. Dat is ook iets wat vandaag in het debat aan de orde kwam. Het onderscheidend vermogen, de kleur op de wangen, moet duidelijk zijn. Het is wel een lastige opdracht om met goede en objectiveerbare criteria te komen. Ik vind het belangrijk dat de Staatssecretaris hier vandaag heeft bevestigd dat externe pluriformiteit niet ter discussie staat, dat die taakopdracht dus ook binnen dit omroepbestel, zoals we dat kennen, een plek krijgt, en dat het niet de bedoeling is om het omroepbestel opnieuw ter discussie te stellen en overhoop te gooien.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik geef het voorzitterschap even kort aan de heer Mohandis.

Voorzitter: Mohandis

De voorzitter:

De heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Ik heb nog twee punten. Ik kijk namelijk ook ontzettend uit naar die brief over het al dan niet vergroten van de opdracht. Ik voorzie een interessant debat, ook tussen de coalitiepartijen, aangezien ik toch het idee krijg dat die de toezeggingen wat anders gehoord hebben dan dat ze gedaan zijn. Daar ga ik graag tussenin zitten.

Het laatste punt ging over het mededingingsaspect en de herziening waar Economische Zaken nu mee bezig is. Ik zou er wel graag enigszins inzicht in willen krijgen wanneer we daar meer over gaan horen, want ik schrok toch wel een beetje van de mededeling dat we al jarenlang een toezichthouder hebben die eigenlijk geen maatstaf heeft op basis waarvan hij toezicht moet houden. Het lijkt me hard nodig dat die er komt en ik kijk daarnaar uit.

Voorzitter: Kwint

De voorzitter:

Ik neem het voorzitterschap gewoon zelf weer over.

Ik kijk naar de Staatssecretaris om te zien of zij antwoord kan geven op de vragen. Wij schorsen de vergadering voor een minuutje of twee; drie kan zelfs.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Wij zijn druk bezig met het commissiedebat Media. We zijn gebleven bij de tweede termijn van de Staatssecretaris, waarin zij antwoord zal geven op overgebleven vragen. Ik geef het woord aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Uslu:

Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Werner vroeg wat er gebeurd is met de 15 miljoen voor de regio. We hebben dat allemaal proberen uit te zoeken. In principe kan je bij de jaarlijkse terugblik wel zien wat er is gebeurd met dat geld en hoe dat is besteed. Maar ik ga de NPO vragen om een tussenfase-update over de middelen, zodat mevrouw Werner inzicht krijgt in deze middelen.

Dan het punt dat lokale omroepen niet onnodig moeten concurreren als ze investeren in online. Dat is het even in een notendop. Eigenlijk mogen de lokale omroepen zelf weten of ze willen investeren in online of niet. Daar ga ik niet over. Dat is toch echt inhoudelijk. Ze zijn daar dus vrij in.

Dan heb ik nog de vraag: wanneer worden we geïnformeerd over een vervolg met betrekking tot Ongehoord Nederland? Dat was een vraag van meneer Van Baarle. Ik ga dit nu vragen. Het gaat over het Commissariaat voor de Media en het onderzoek. Ik ga het vragen, en zodra hier informatie over is, informeer ik u daarover. Maar ik kan nu niet zeggen of dat binnen een week, een maand of een jaar gebeurt. Die toezegging kan ik niet doen. Maar ik kan wel toezeggen dat ik u informeer als er nieuws of ontwikkelingen zijn.

Dat het actieplan voor persveiligheid. Meneer Van Strien heeft daarnaar gevraagd. Dat ging over Minister Dijkgraaf. Ik zou zeggen: laten we dat gewoon in het debat bespreken. Er komt een debat over persveiligheid. Als er onderdelen worden gemist... Volgens mij staat er wel het een en ander hierover in de brief. Ik zou dus willen vragen of men daar nog goed naar wil kijken. Tijdens het debat kunnen we het erover hebben. Ik zou nu niet weer een nieuwe brief daarover willen schrijven.

Dan vroeg mevrouw Werner: is het niet gek dat omroepen hun eigen middelen niet vrij kunnen inzetten? Nou, zo zijn de rollen verdeeld. In de Mediawet staat hoe dat gaat met alle middelen in de programmering. NPO coördineert dat. In de Mediawet staat dat alle middelen, dus ook verenigingsgelden, aan de programmering besteed moeten worden. Dat staat in de Mediawet. De omroepen kunnen dat niet zelf besteden. NPO coördineert dat. Dat is eigenlijk in een notendop hoe het is geregeld.

De voorzitter:

We hebben geen interrupties meer, aangezien er om 14.00 uur weer een volgende vergadering begint. Gelukkig krijgen we nog een tweeminutendebat.

Mevrouw Werner (CDA):

Nee, maar dit is toch heel raar?

De voorzitter:

Alles is heel raar, maar er zijn vier of vijf mensen die nog een vraag willen stellen. Als ik nu aan één iemand ga toestaan om een vraag te stellen, heb ik geen enkele reden om dat niet ook aan vier of vijf anderen toe te staan. Er staan hier straks gasten te wachten voor een rondetafel. Als u een langer debat had gewild, hadden we een langer debat moeten reserveren.

Mevrouw Werner (CDA):

Maar als je dus in de eerste termijn een vraag stelt waar in de tweede termijn op teruggekomen zal worden, mag je niet nog een wedervraag stellen. Dat is toch heel gek?

De voorzitter:

Nee, dat klopt. Daar is het tweeminutendebat voor. Ik kan het niet mooier maken dan het is.

De heer Van Strien (VVD):

Er worden toezeggingen gedaan. Die worden nu ingetrokken door de Staatssecretaris, en daar mogen we niet op reageren. Dat moet dan in een tweeminutendebat. Dit is wel echt bizar.

De voorzitter:

U mag er in het tweeminutendebat op terugkomen. Dat is de afronding van een commissiedebat.

De heer Van Strien (VVD):

Nee, het is gebruikelijk dat je gewoon nog vragen mag stellen als er antwoorden zijn gegeven die niet in lijn zijn met wat eerder is toegezegd. Dat lijkt me toch een vrij logisch onderdeel van een debat.

De voorzitter:

En daarom is er een plenaire afronding van het debat. De Staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Uslu:

Ik ben klaar.

De voorzitter:

Dan zijn we netjes op tijd klaar! Er komt nog een tweeminutendebat. Ik snap alle consternatie, maar dat is wel hoe wij het afgesproken hebben met z'n allen.

Ik heb hier een aantal toezeggingen.

  • Er is een tweeminutendebat aangevraagd met als eerste spreker de heer Mohandis. Dat zal plaatsvinden kort na het zomerreces.

  • Wij ontvangen kort na het zomerreces een brief inzake het specifieke takenpakket van het onafhankelijk adviescollege en de wijze waarop de Kamer gedurende dit traject wordt geïnformeerd.

  • Wij ontvangen in november dan wel december de beleidsdoorlichting op het media-artikel in de OCW-begroting. In de mediabegrotingsbrief wordt onder andere aandacht besteed aan audiodescriptie, een beleidsreactie op het rapport «Prominentie in beeld» van Dialogic inzake de vindbaarheid van regionale zenders, de samenwerkingsagenda rond NLZIET, en NPO Start en on demand.

  • De Kamer ontvangt een brief met de stand van zaken van beleid rond lokale omroepen, de lopende pilots, subsidies en de samenwerkingsvormen, en het wel of niet maken van onlinecontent.

  • De Kamer ontvangt kort na het zomerreces het wetsvoorstel met de uitwerking van de investeringsverplichting in Nederlandse content voor buitenlandse streamingdiensten.

Dan mis ik er nog één, hoor ik.

Mevrouw Werner (CDA):

Het is voor het eerst dat ik dit ga proberen. Mag ik een punt van orde maken? Is het dan niet raar? Het is een beetje een onbevredigend einde. Kunnen we het tweeminutendebat niet toch voor de zomer laten plaatsvinden?

De voorzitter:

Wacht even. Er mag altijd een punt van orde gemaakt worden – dat is mooi – maar niet omdat een debat een onbevredigend einde heeft. Het Reglement van Orde voorziet niet in onbevredigende eindes van debatten en wat we daarmee moeten doen. De afspraak is gemaakt dat wanneer er nog een tweeminutendebat voor het reces moet plaatsvinden, dat via een vooraankondiging gedaan moet worden. Dat is niet gedaan. Iedereen kan alles omkeren met extra regelingen aanvragen en dat soort dingen. Op het moment dat een meerderheid een extra regeling wil, komt er een extra regeling. Maar in principe is de afspraak dat het tweeminutendebat alleen voor de zomer plaatsvindt als daar een vooraankondiging van gedaan is.

Meneer Van Strien.

De heer Van Strien (VVD):

Ik heb niets gehoord over de brief die er nog zou komen over lokaal, dus met de uitwerking van de verschillende initiatieven. Heb ik dat gemist? Heeft u dat wel gezegd?

De voorzitter:

De samenwerkingsvormen, onder andere wat betreft de samenwerking tussen lokale, regionale en streekomroepen.

De heer Van Strien (VVD):

En ook alle pilots, wat er met die 120 gebeurt et cetera, et cetera.

De voorzitter:

Zeker.

De heer Van Strien (VVD):

Daarin zou de Staatssecretaris ook dat punt van die concurrentie meenemen. Dat heeft ze net op het laatste moment even afgedaan, maar dat zou ze ook in deze brief meenemen.

De voorzitter:

Ja, het wel of niet online content maken. Dat had ik geïnterpreteerd als daar verder op ingaan. Zeker. Dus die komt terug in de brief.

Meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Ik miste op de toezeggingenlijst het feit dat de Staatssecretaris het Commissariaat voor de Media gaat verzoeken om een onderzoek in te lassen en dat we ook nog geïnformeerd worden, een onderzoek naar ON.

De voorzitter:

Ze heeft gezegd dat ze dat gaat doen. Ze heeft formeel niet een brief toegezegd daarover. Ze heeft gezegd: ik ga eerst informeren. De toezegging zoals die is gedaan staat, maar die valt niet onder het formele toezeggingenlijstje omdat daar standaard een brief aan gekoppeld moet zijn. Met de precieze details zal ik u niet vermoeien.

Eenmaal, andermaal. Dan sluit ik bij dezen de vergadering.

Sluiting 14.00 uur.

Naar boven