32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 201 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 28 oktober 2020

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de het rapport van de Algemene Rekenkamer van 10 december 2019 inzake «Hilversum in beeld; Doelmatigheid bij de publieke omroep» (Kamerstuk 32 827, nr. 180).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 29 september 2020. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Verouden

Vraag 1 Wat is het programmakader van «expressie»?

Antwoord 1

Onder het domein expressie vallen: kunstinformatie, muziekinformatie, Nederlandse en buitenlandse fictie, cabaret en kleinkunst, satire, muziek (waaronder de categorieën populair, klassiek en overig).

Vraag 2 Kan er een overzicht worden gegeven van alle NPO programma’s en onder welke programmacategorie ze vallen?

Antwoord 2

Een overzicht van alle programmacategorieën is te vinden op de website1 van de NPO. De NPO plaatst vanwege de grote hoeveelheid geen classificatieoverzichten van alle programma’s online.

Vraag 3 Waarom gaf de NPO aanzienlijk meer geld uit aan AVRO-TROS programma’s dan waar NPO op grond van het garantiebudget toe verplicht was?

Vraag 4 Waarom gaf de NPO aanzienlijk meer geld uit aan BNNVARA programma’s dan waar NPO op grond van het garantiebudget toe verplicht was?

Vraag 5 Waarom gaf de NPO aanzienlijk meer geld uit aan KRO-NCRV programma’s dan waar NPO op grond van het garantiebudget toe verplicht was?

Antwoorden 3,4 en 5

De financiering van publieke omroepen door de NPO gebeurt via twee geldstromen: via het garantiebudget en het programmaversterkingsbudget. De verdeling van gelden en werkelijke toedeling geschiedt op basis van de geld op schema-systematiek. Daarbij worden door de NPO in het programmaschema per tijdslot normbedragen gelegd voor programma’s. Omroepen kunnen daar met programmavoorstellen op intekenen. Daarbij moet de NPO er op jaarbasis voor zorgen dat van elke omroep minimaal zoveel programma’s worden geplaatst dat elke omroep zijn garantiebudget gehonoreerd ziet. Naast het garantiebudget kunnen omroepen al naar gelang hun programmatische bijdrage een jaarlijks variabel aandeel verwerven door boven het garantiebudget met programmavoorstellen in te tekenen op het schema. Op die manier kunnen omroepen meer budget uit het programmaversterkingsbudget2 – dat in beheer is bij de raad van bestuur van de NPO – verwerven. Het programmaversterkingsbudget maakt het onder andere mogelijk omroepen te stimuleren programma’s te leveren die belangrijk zijn voor de versterking van de profielen van de radio en televisiezenders. Het idee hierachter is dat de missie en de plannen van de omroepen niet automatisch leiden tot een pluriform programma-aanbod dat alle invalshoeken, genres, stijlen en doelgroepen goed dekt.

Vraag 6 Deelt u de constatering in het rapport dat de NPO onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de ruimte die het bestel biedt om te sturen op doelmatigheid?

Antwoord 6

In mijn beleidsreactie3 op het rapport van de Algemene Rekenkamer heb ik gezegd dat ik de conclusie van de Algemene Rekenkamer deel dat de NPO niet optimaal gebruik maakt van de ruimte binnen het huidige bestel om invulling te geven aan zijn wettelijke taak.

Vraag 7 Zijn de huidige hoge kosten voor de televisierechten van de eredivisie voetbal nu wel conform de doelmatigheidsopdracht?

Antwoord 7

De keuze om al dan niet de uitzendrechten voor de eredivisie voetbal aan te kopen is niet alleen direct gekoppeld aan doelmatigheid. Voetbal en sport in het algemeen zijn belangrijke maatschappelijke fenomenen waar heel veel mensen zich betrokken bij voelen en aldus een samenbindende factor in de maatschappij zijn. Het behoort tot de wettelijke taak van de publieke omroep om daar verslag van te doen. Daarbij heeft de NPO met het oog op doelmatige inzet van schaarse omroepmiddelen in de afgelopen jaren duidelijke keuzes gemaakt, door bijvoorbeeld niet meer mee te dingen naar de rechten voor alle grote voetbaltoernooien.

Vraag 8 Op welke manieren heeft het Ministerie van OCW uitvoerig over de uitvoerbaarheid van de doelmatigheidsopdracht binnen het huidige bestel nagedacht? Wat zijn hiervan de uitkomsten geweest? Kunnen hier voorbeelden van worden gegeven?

Antwoord 8

De inrichting van het huidige publieke omroep bestel is een groot goed waarbinnen de omroepen zorgen voor een maatschappelijke worteling en voor pluriformiteit in het media-aanbod. Tegelijkertijd brengt de onafhankelijke positie van de omroepen binnen het bestel uitdagingen met zich mee. Sturing op doelmatigheid is er daar één van. In aanloop naar de wetswijziging4 waarin onder andere de NPO de wettelijke taak voor het verzorgen van de doelmatige inzet van middelen binnen de gehele landelijke publieke omroep heeft gekregen, is zowel binnen het ministerie als met de NPO en omroepen uitgebreid over de uitvoerbaarheid van de opdracht gedacht en gesproken. In de «Terugblik»5 van de NPO legt de NPO jaarlijks onder andere verantwoording af over de wijze waarop de publieke middelen doelmatig en doeltreffend gebruikt zijn voor de verzorging en verspreiding van het media-aanbod. Deze «Terugblik» wordt besproken in de gesprekken tussen het ministerie en de NPO.

Vraag 9 In hoeverre beschikt de NPO over adequate financiële informatie zoals voorgeschreven door de wet om invulling te kunnen geven aan de doelmatigheidsopdracht? Op welke wijze wordt in de visiebrief een oplossing voor dit door de Algemene Rekenkamer geconstateerde hiaat geboden?

Vraag 10 Wat is uw reactie op de constatering van de Algemene Rekenkamer over het ontbreken van voldoende toezicht door het CvdM op de uitvoering van de taak van de NPO om zorg te dragen voor doelmatige bestedingen? Ziet u zowel noodzakelijkheden als mogelijkheden om het toezicht op doelmatigheid door het Commissariaat te vergroten?

Antwoorden 9 en 10

Het is de verantwoordelijkheid van de omroepen om financiële duidelijkheid te geven. De wet biedt de NPO ruimte om deze transparantie via bindende regelingen en besluiten af te dwingen wanneer er in hun ogen geen sprake is van adequate financiële informatie. Uit het rapport van de Rekenkamer komt het beeld naar voren dat daar op dit moment onvoldoende sprake van is. Ik verwacht van de NPO dat er indien nodig in dat geval gebruik gemaakt wordt van de wettelijke bevoegdheden.

De invulling van de doelmatigheidstaak vraagt om heldere afspraken en uitgangspunten tussen NPO en omroepen over de doelen die met de programmering worden beoogd. Ook daar blijkt uit het rapport dat er ruimte is voor verbetering. Ik ga daarom samen met de NPO aan de slag om prioriteiten in de doelstellingen van de publieke omroep te expliciteren. Dit wil ik doen door hierover afspraken te maken in de prestatieovereenkomst voor de komende kabinetsperiode.

Ik onderschrijf daarom de aanbevelingen die aan het bestuur van de NPO zijn gedaan in het rapport. Ik heb de NPO gevraagd om een concreet plan van aanpak voor een slagvaardige implementatie van de aanbevelingen, waarmee ook de voortgang gemonitord kan worden. De NPO is met de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer aan de slag gegaan wat heeft geresulteerd in een projectplan «Transparantie en Doelmatigheid». De doelstelling van het project «Transparantie en Doelmatigheid» is te komen tot een toepasbaar en gedragen instrument voor het vastleggen, monitoren en verantwoorden ten aanzien van doelmatigheid. Dit moet leiden tot een eenduidige manier van begroten en administreren bij de NPO-organisatie en omroepen. In de Terugblik over 20196 gaat de NPO op de acties die in gang zijn gezet naar aanleiding van de aanbevelingen van uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer. Ik zal de voortgang van dit project in mijn gesprekken met de NPO monitoren en ik zal uw Kamer hierover informeren in de jaarlijkse mediabegrotingsbrief.

In de visiebrief van het kabinet7 staat een aantal voornemens waarvan ik verwacht dat ze de sturing op doelmatigheid verbeteren. De sturing op doelmatigheid is uiteindelijk een samenspel tussen de NPO en de omroepen, want de doelmatigheid heeft niet alleen te maken met kostenefficiëntie, maar gaat ook over inhoudelijke, artistieke en redactionele afwegingen en is verweven met het programmeer- en productieproces. In de visiebrief van het kabinet wordt voorgesteld een aantal zaken aan te scherpen als het gaat om dat samenspel. Ik verwacht dat grotere betrokkenheid van de omroepen bij de totstandkoming van strategische en programmatische doelstellingen ook bijdraagt aan de scherpte van de gesprekken hierover. Het wetsvoorstel dat naar aanleiding van deze visiebrief is opgesteld, zal vermoedelijk direct na het zomerreces aan uw Kamer gestuurd worden.

Daarnaast wordt in de visiebrief een voorstel gedaan om de transparantie van de verantwoording over de doelmatigheid te vergroten. Het kabinet wil dat de NPO voortaan in één integrale rapportage inzicht geeft in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de besteding van de publieke middelen. De NPO rapporteert op grond van de Mediawet 2008 al over de realisering van de doelstellingen in zijn jaarlijkse Terugblik. Hieraan wordt toegevoegd dat verantwoording plaatsvindt over de doelmatigheid en doeltreffendheid van die realisering. In de visiebrief wordt daarnaast voorgesteld het toezicht te bundelen. Het toezicht op de Governancecode Publieke Omroep8 wordt daarom bij het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) belegd. Dit omvat ook het toezicht op het Beloningskader Presentatoren Publiek Omroep (hierna: het BPPO). Het Commissariaat kan daarnaast van de omroepen (vertrouwelijk) inzicht krijgen in de kosten per programma. Daarmee bestaan er voor betrokken partijen twee mogelijkheden om inzage in kosten per programma te krijgen.

Doelmatigheid is verweven met het programmeer- en productieproces. De verantwoordelijkheid voor de doelmatigheid dient bij de NPO-organisatie te liggen. Vanwege de onafhankelijkheid is het principieel onjuist om een overheidsorganisatie, in dit geval het Commissariaat, die op afstand staat en hoort te staan van de programmering, met doelmatigheidstoezicht te belasten.9

Vraag 11 Wat is uw opvatting op de constatering van de Algemene Rekenkamer dat de opvattingen verschillen van de directies Financiën en Video over de wijze waarop gestuurd moet worden op doelmatigheid?

Antwoord 11

In elke organisatie waar taken en verantwoordelijkheden verdeeld zijn over verschillende afdelingen/directies, kunnen er meningsverschillen bestaan over de aanpak van zaken. Ik ga er van uit dat in die gevallen de raad van bestuur goed geïnformeerd wordt over de verschillende kanten van de zaak en op basis daarvan tot een weloverwogen en verstandig besluit komt over de aanpak. Op die manier kunnen de verschillende zienswijzen bijdragen aan zorgvuldige besluitvorming.

Vraag 12 Waarom koos NPO ervoor om in het jaarplan de publieke waarden pluriformiteit, diversiteit en met impact «extra aandacht» te geven?

Antwoord 12

Volgens de NPO worden jaarlijks afwegingen gemaakt over extra accenten in de programmering over onderwerpen en thema’s die in het aanbod nog niet voldoende tot hun recht komen.

Vraag 13 Uit hoeveel personen bestaat de directie Video?

Antwoord 13

De directie Video bestaat uit 13 fte inclusief directeur, netmanagers en ondersteuning.

Vraag 14 Wanneer en door wie zijn de zogenaamde «leefstijltyperingen» geïntroduceerd? Wat was hiervoor de reden?

Antwoord 14

De zogenoemde NPO leefstijlgroepen bestaan al circa 20 jaar. Het model is door de NPO ontwikkeld en in de loop der jaren herhaaldelijk geactualiseerd. Het belangrijkste doel van de leefstijlgroepen is inzicht bieden in de leefwereld van Nederlandse mediagebruikers. Deze inzichten worden door de NPO onder andere gebruikt bij het (cross mediaal) programmeren van netten en zenders. Daarnaast worden de leefstijlgroepen door de NPO en omroepen gebruikt om zich te kunnen verantwoorden over bereik en waardering door verschillende publieksgroepen.

Vraag 15 Zijn er aanwijzingen dat de NPO in eerdere fases mondeling invloed heeft uitgeoefend op de kosten van de programma’s?

Antwoord 15

Ik heb begrepen dat de NPO de kostenopgave analyseert bij intekening door een omroep op basis van een gespecificeerde begroting bijvoorbeeld als er afwijkend van de budgetbandbreedtes wordt ingetekend of als er voor bestaande titels voor een hoger bedrag wordt ingetekend. Afhankelijk van de toelichting van omroepen wordt het budget definitief bepaald. Het kan het dus inderdaad zo zijn dat de NPO – ook in het belang van een doelmatige besteding van budgetten – invloed uitoefent op de kosten van een programma.

Vraag 16 Waarom wordt er niet gekeken naar de kosten van zogenaamde «vaste waarden»?

Antwoord 16

Volgens de NPO wordt er naar «vaste waarden» gekeken als er inhoudelijke of budgettaire wijzigingen aan de orde zijn bij dergelijke langlopende titels.

Vraag 17 Welke kritische vragen zijn gesteld aan KRO-NCRV en BNNVARA toen zij in 2018 een hogere bijdrage vroegen voor de praatprogramma’s Jinek en Pauw?

Antwoord 17

Het is mij niet bekend welke vragen de NPO aan KRO-NCRV en BNNVARA heeft gesteld. In mijn antwoord op vraag 15 is beschreven waar de NPO naar kijkt.

Vraag 18 Waarom is er geen inzicht in hoeveel geld er moet worden ingezet om een bepaalde prestatie of doel te behalen?

Antwoord 18

Op voorhand is het zeer lastig op individueel programmaniveau inzicht te krijgen in hoeveel geld er moet worden ingezet om een bepaalde prestatie of bepaald doel te behalen. Dit is voor een belangrijk deel afhankelijk van de programmavoorstellen en creatieve competitie. Daarnaast zijn niet alleen het kijksucces maar ook de publieke waarde die het publiek in een programma ziet vooraf zeer lastig te voorspellen.

Het jaarplan bevat diverse acties en doelstellingen voor de programmering: voor de verschillende platforms (tv, online, on demand), op genre- en netniveau en op thema (zoals diversiteit). Het jaarplan bevat ook de begrotingen per platform inclusief de geoormerkte budgetten voor bepaalde genres (zoals drama, documentaires en levensbeschouwing).

Vraag 19 Waarom is er geen deugdelijke schriftelijke verslaglegging van bilaterale overleggen over de afwegingen die de NPO maakt? Zijn de mailwisselingen verspreid in de persoonlijke mailboxen van medewerkers?

Vraag 21 Waarom komt het te bereiken doel of de te leveren prestatie nauwelijks aan de orde bij beschikbare verslagen en mailwisselingen?

Antwoord 19 en 21

Het is een kwestie van interne organisatie, zowel aan de kant van de omroepen als aan de kant van de NPO, hoe men omgaat met verslaglegging. Programmeren is een continue, intensief en creatief proces waarbij dagelijks al dan niet via e-mail vele gesprekken plaatsvinden tussen medewerkers van de NPO en de omroepen. Dat zijn lang niet altijd geïnstitutionaliseerde formele overleggen met verslaglegging.

Vraag 20 Waarom worden prestaties nooit expliciet afgezet tegen de kosten voor een specifiek programma?

Antwoord 20

In het programmeerproces worden vele aspecten in overweging genomen. Niet alleen de kostenopgave bij intekening van een programmavoorstel, maar ook de publieke waarde, verwacht bereik, het netprofiel, de totale ruimte in de schema’s, de gewenste variatie van het aanbod (genremix) en de financiële ruimte binnen het netbudget. Bij de keuze om een programma al dan niet te plaatsen wordt dus een veelvoud aan parameters gebruikt. Bij de afweging om een programma al dan niet te continueren, wordt wel een analyse en evaluatie van de prestaties meegewogen.

Vraag 22 Waarom vinden er tussen NPO en de omroepen geen «geobjectiveerde gesprekken» plaats?

Antwoord 22

In een creatief dynamisch proces als het programmeerproces is er voor iedere titel vaak sprake van een unieke propositie die zich lastig generiek laat vertalen naar «geobjectiveerde» maatstaven. De NPO onderzoekt momenteel de haalbaarheid van de ontwikkeling van basiscriteria waarop voorstellen kunnen worden getoetst.

Vraag 23 Waarom kon NOS van NPO bieden op de licentie voor de Olympische Spelen 2018–2020, terwijl het interne advies op grond van doelmatigheidsoverwegingen negatief was?

Antwoord 23

Bij de afwegingen voor het al dan niet bieden op sportrechten wordt door de NPO een businesscase opgesteld op basis waarvan de afweging wordt gemaakt. In deze businesscase worden alle van belang zijnde aspecten in kaart gebracht waaronder bereik, inhoudelijk belang, kosten (ook afgezet tegen het totale programmaportfolio) en de prioritering binnen het totale aanbod sport. Daarnaast wordt vanuit verschillende disciplines (juridisch, financieel, programmatisch) een advies uitgebracht. Op basis van de businesscase en de verschillende adviezen neemt de NPO een besluit. Ik heb van de NPO begrepen dat in het geval van de Olympische Spelen in 2016 uiteindelijk de verbindende kracht van de Olympische Spelen de (inhoudelijke) doorslag heeft gegeven. De Olympische Spelen laat veel Nederlandse topsporters in een grote variëteit aan sportdisciplines zien. Sporten die ook door veel mensen op amateur en semiprofniveau worden beoefend: de zogenoemde breedtesporten. Deze hebben een voorbeeldfunctie en zijn een stimulans voor sportparticipatie.

Vraag 24 Waarom speelt politieke gevoeligheid bij aankoop van sportrechten geen rol bij de NOS?

Antwoord 24

Aan de aankoop van sportrechten liggen programmatische keuzes ten grondslag. Programmatische keuzes worden indachtig de publieke taakopdracht gemaakt vanuit een oogpunt van maatschappelijke waarde en relevantie, kwaliteit, bereik, en kosten. Die afwegingen zijn de exclusieve verantwoordelijkheid van de NPO en de omroepen waaronder de NOS en worden niet beïnvloed door politieke overwegingen. Het zou strijdig zijn met de (grond)wettelijke onafhankelijkheid van de omroep als programmering beïnvloed zou worden door politieke voorkeuren.10 Ik kan me wel voorstellen dat de NPO maatschappelijke gevoeligheid meeweegt bij de aankoop van sportrechten.

Vraag 25 Klopt de constatering dat als NOS niet meedingt naar sportrechten, de sportrechten goedkoper worden?

Antwoord 25

Dat is niet te zeggen. De licentiehouder van de betreffende sportrechten schrijft in de regel een tender uit voor geïnteresseerde partijen. Deelnemende partijen weten vooraf niet wie er gaan bieden en hoeveel er geboden wordt. Dit blijft vertrouwelijk.

Vraag 26 Klopt de beleving van KRO-NCRV dat een hogere bijdrage voor het programma Voor wie steek jij een kaarsje op? van NPO «onbespreekbaar» is?

Antwoord 26

Als een bestaand programma wordt vernieuwd, moeten omroepen opnieuw intekenen en vindt er opnieuw een programmatische en financiële afweging plaats waaronder een toets op doelmatigheid. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 15 heb geschreven, stelt de NPO uiteindelijk het budget voor een programma vast. Het is voorstelbaar dat de omroepen daarbij soms weinig ruimte voor onderhandeling ervaren.

Vraag 27 Waarom lijkt de NPO geen sterke onderhandelingspositie te hebben bij succesvolle programma’s?

Antwoord 27

Onderhandelingen over alle soorten programma’s zijn processen waarbij vele aspecten aan bod komen. Het is dan ook lastig te zeggen of er sprake is van juist een sterke of zwakke onderhandelingspositie. Ook bij succesvolle programma’s wordt beoordeeld of deze (nog) bijdragen aan de strategische en programmatische doelstellingen. Ook bij een programma waar heel veel mensen naar kijken, kan op enig moment besloten worden om er mee te stoppen omdat het bijvoorbeeld niet (meer) past bij de publieke waarden van de publieke omroep.

Vraag 28 Waarom heeft NPO geen kritische vragen gesteld bij de verhoogde kosten bij IDTV voor het programma Wie is de Mol?

Antwoord 28

Volgens de NPO is er gekeken naar inhoudelijke en verrijkende aanpassingen van het programma die een verhoging van het kostenniveau rechtvaardigen. De verhoging ging uiteindelijk om een verlenging van het programma waarbij de indexatie meegenomen werd.

Vraag 29 Waarom is het behoud van het programma Wie is de Mol? zo belangrijk voor de NPO?

Antwoord 29

Het programma «Wie is de Mol» is voor de NPO een belangrijk en impactvol programma voor NPO1. Dit programma draagt bij aan het bereik onder jongeren, een moeilijk bereikbare groep voor de NPO. Uit de amusementstoets is gebleken dat deze groep aansluitend ook naar ander aanbod van de NPO heeft gekeken. Los hiervan draagt de titel bij aan de verbindende doelstelling van NPO1 als familiezender.

Vraag 30 Is de opbrengst van de prijsverhoging van Wie is de Mol? van IDTV gegaan naar de medewerkers of de buitenlandse aandeelhouders?

Antwoord 30

Dat is niet bekend. IDTV is een private organisatie en kan zelf bepalen aan wie eventuele winst van de organisatie worden uitgekeerd.

Vraag 31 Welke beperkingen zijn nodig en mogelijk om te voorkomen dat constructies ontstaan waarbij presentatoren dubbele inkomsten ontvangen omdat deze tevens eigenaar van het productiebedrijf is?

Antwoord 31

Dit kabinet is zich ervan bewust dat de hoogte van de salarissen van topfunctionarissen en presentatoren bij de publieke omroep een voortdurende bron van discussie is. Hoewel dergelijke afspraken binnen de geldende regels vallen, vindt dit kabinet dit maatschappelijk onwenselijk. Daarom heb ik in de visiebrief maatregelen aangekondigd.

Contractuele afspraken tussen omroep en presentator zijn in eerste instantie een aangelegenheid van de werkgever en de werknemer. Daarom wil ik eerst met de NPO en de omroepen in gesprek over de aanscherping van regels in het BPPO die gaan over constructies waarbij presentatoren zich – via een bedrijf – laten inhuren. Indien dat niet tot een gewenst resultaat leidt, zal ik onderzoeken of er mediawettelijke maatregelen mogelijk zijn om dit te beperken. In deze gesprekken wil ik ook gaan bekijken welke type contracten onder de nieuwe afspraken kunnen gaan vallen. Ik zal uw Kamer in de mediabegrotingsbrief van 2021 op de hoogte brengen van de resultaten van deze gesprekken.

Parallel aan deze gesprekken werkt dit kabinet aan een, met de sector afgestemd, voorstel voor lagere bezoldigingsmaxima voor het media-domein. Doel is het WNT-bezoldigingsmaximum in lijn te brengen met de omvang van de organisaties. De maximering is van toepassing op de hoogst leidinggevenden (topfunctionarissen) van de instellingen en interne toezichthouders (leden raad van toezicht of raad van commissarissen). Dit moet er voor zorgen dat de salarissen binnen de publieke omroep beter aansluiten bij de huidige tijdsgeest.

De regeling waarin de lagere bezoldigingsmaxima voor het media-domein worden vastgesteld zal na de zomer worden geconsulteerd. De regeling zal naar verwachting in het najaar van 2020 in werking kunnen treden.

Vraag 32 Waarom is er geen kostenspecificatie gevraagd aan het bedrijf van Floortje Dessing bij het programma Floortje naar het Einde van de Wereld?

Vraag 33 Waarom heeft de NPO, ondanks de hogere kosten voor Floortje naar het Einde van de Wereld, geen afspraken gemaakt over betere prestaties?

Antwoorden 32 en 33

Het programma «Floortje naar het Einde van de Wereld» is voor de NPO een belangrijk en impactvol programma voor NPO1 met een hoge publieke waarde en waardering. Door BNNVARA is met mevrouw Dessing besproken wat de optimale condities zijn om haar programma’s te blijven maken. Gezamenlijk is de conclusie getrokken dat samenwerking met een productiebedrijf de beste oplossing was. De kosten stegen bovendien doordat in vergelijking met eerdere jaren het aantal afleveringen gedaald is, waardoor de vaste kosten over minder programma’s verrekend konden worden. Met het productiebedrijf is wel een lagere producersfee dan gebruikelijk afgesproken. Ook valt het gestegen budget per aflevering binnen de door de NPO gedefinieerde budgetbandbreedtes op genreniveau.

Vraag 34 Waarom verleende NPO toestemming voor de verhoging van de honorering van Matthijs van Nieuwkerk?

Antwoord 34

Op mijn verzoek heeft de NPO onderzocht of de gemaakte afspraken tussen BNNVARA en de heer van Nieuwkerk in overeenstemming zijn met de bepalingen uit het BPPO. Op basis van de door BNNVARA aan de NPO verstrekte informatie en geraadpleegde documenten heeft de NPO in zijn onderzoek vastgesteld dat het honorarium van de presentator van het programma «College Tour» rechtstreeks door BNNVARA vanuit verenigingsmiddelen aan hem wordt betaald binnen de daarvoor geldende afspraken zoals het BPPO en het toepasselijke overgangsrecht.

De NPO heeft op grond van het BPPO bij besluit van 28 september 2015 BNNVARA toestemming verleend de heer Van Nieuwkerk een honorarium toe te kennen boven de toen geldende maximale norm uit het BPPO. Volgens de NPO en BNNVARA beweegt het maximale niveau van het salaris van de heer Van Nieuwkerk binnen deze afspraken mee met de hoeveelheid werk als presentator, maar blijft altijd binnen het maximum dat in het besluit van 28 september 2015 is bepaald.

Vraag 35 Waarop is de cateringrichtlijn van NPO van maximaal 1.000 euro per dag gebaseerd?

Antwoord 35

De NPO hanteert geen algemene cateringrichtlijn. Het voor de desbetreffende programma’s door de omroepen begrote bedrag is door de NPO naar beneden bijgesteld.

Vraag 36 Waarom ging de NPO akkoord met een totale begroting van 2.000 euro per aflevering van het programma M?

Antwoord 36

Al naar gelang de ambities en doelstellingen die met een bepaald programma worden nagestreefd, wordt een passend budget bepaald dat onder andere gebaseerd is op vergelijkbare programma’s (via een benchmark). NPO, KRONCRV en de producent hebben overlegd over de begroting en de inhoudelijke ambities van het programma «M». Volgens de NPO is er uiteindelijk een reëel bedrag uitgekomen, ook in vergelijking met overeenkomstige programma’s.

Vraag 37 Waarom zijn er na 2016 geen vertrouwelijke rapportages onder de titel «Feiten & Cijfers» gemaakt?

Antwoord 37

Vanaf 2016 vindt verantwoording op domeinniveau plaats via de individuele jaarrekeningen van de omroepen. Hiermee wordt meer transparantie naar buiten toe nagestreefd.

Vraag 38 Waarom is er geen consistent genrebeleid binnen NPO?

Antwoord 38

Het genrebeleid van de NPO wordt tot dusverre in de jaarplannen opgenomen. Met de introductie van genrecoördinatoren zal er de komende jaren voor de verschillende genres langjarig beleid worden ontwikkeld dat zal bijdragen aan een meer consistent genrebeleid. Inmiddels is dat al gebeurd voor het genre drama11.

Vraag 39 Waarom verhuisde Heel Holland Bakt naar het domein «expressie»? Klopt de constatering van de Algemene Rekenkamer dat dit komt door de zogenoemde amusementstoets?

Antwoord 39

Er zijn veel televisieprogramma's die elementen van amusement in zich hebben en daarmee in zekere zin in een grijs gebied vallen. Daarvoor is een weegprocedure ontwikkeld waarbij codeurs onafhankelijk van elkaar programma's toetsen op vooraf bepaalde criteria conform de beleidslijn amusement.12 De uitkomsten van die weegprocedure bepalen of iets wel of niet in categorie «amusement» terecht komt. Via deze procedure is het programma «Heel Holland Bakt» uiteindelijk in de categorie expressie terecht gekomen.

Vraag 40 Door wie vindt de codering van programma’s binnen de NPO plaats? Op welke wijze vindt toezicht op de manier van codering en de (in)consistentie daarin binnen de NPO plaats? Is hier in het verleden op bijgestuurd en zo ja, door wie?

Antwoord 40

De NPO heeft in 2009 een indeling ontwikkeld om het media-aanbod op alle platforms inzichtelijk te maken: de Cross mediale Content Classificatie (CCC). Het is een fijnmazige systematiek, gebaseerd op een gedetailleerde omschrijving van verschillende soorten programma’s, die rekening houdt met verschillende objectief waarneembare elementen van het aanbod waaronder genre, vorm, inhoud. Deze systematiek is door het Commissariaat voor de Media gevalideerd. Kortheidshalve verwijs ik voor het proces rond codering van programma’s naar bijlage 2 «Protocol CCC-code» van de beleidslijn amusement van de NPO.

Vraag 41 Hoe kan de NPO sturen op doelmatigheid wanneer onvoldoende inzicht is op door omroepen uitgegeven programmageld wanneer dit herverdeeld wordt over programma’s?

Antwoord 41

Zie mijn antwoord op de vragen 9 en 10.


X Noot
1

Zie hiervoor de Cross mediale Content Classificatie https://over.npo.nl/download/nl/370

X Noot
2

Zie ook artikel 2.150 Mediawet 2008

X Noot
4

Zie Kamerstuk 34 264, nr. 2.

X Noot
6

Zie pagina 37 en verder van de NPO Terugblik 2019 https://over.npo.nl/download/nl/836

X Noot
7

Kamerstuk 32 827, nr. 157.

X Noot
9

Kamerstuk 32 827, nr. 156.

X Noot
10

Zie onder meer artikel 2.1 Mediawet 2008.

X Noot
11

Zie voor dit dramabeleid van de NPO: https://over.npo.nl/download/nl/767

X Noot
12

Zie voor deze beleidslijn: https://over.npo.nl/download/nl/606

Naar boven