32 827 Toekomst mediabeleid

Nr. 125 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 mei 2018

In 2017 heeft mijn voorganger opdracht gegeven tot een onderzoek naar de mediawettelijke doorgifteverplichting. Dit onderzoek is eind vorig jaar opgeleverd en wordt als bijlage bij deze brief verstuurd1. Ik heb enige tijd gewacht met het versturen van dit rapport omdat ik me goed wilde oriënteren op mogelijke vervolgstappen op het gebied van de doorgifteverplichting.

Door gesprekken met verschillende mediapartijen in de afgelopen maanden, ben ik tot de conclusie gekomen dat ik deze vervolgstappen het beste kan zetten in samenhang met een bredere en meer integrale visie op de toekomst van de mediasector. Ik wil hierover met partijen uit de sector in gesprek gaan.

Daarom zal ik, in tegenstelling tot wat eerder in de brief2 van 24 mei 2017 is gecommuniceerd, het voornemen tot het afschaffen van het standaardpakket geen onderdeel laten zijn van het wetsvoorstel dat ik naar aanleiding van de brief over de procedure voor de goedkeuring van nieuwe aanbodkanalen van de publieke omroep ben gestart, maar zal op een later moment beslissen hoe hier mee om te gaan.3 Ik zal u uiterlijk met de Mediabegrotingsbrief informeren over de vervolgstappen die ik zal zetten.

In deze brief vindt u voorts de belangrijkste conclusies van het onderzoek.

Onderzoek aanpassing mediawettelijke doorgifteverplichting

Op 24 mei 2017 is uw Kamer door mijn ambtsvoorganger per brief geïnformeerd over de evaluatie en beoordeling van het huidige wettelijke kader voor de distributie van televisie- en radioprogrammakanalen. In deze brief is een onderzoek naar de mogelijke aanpassing van de doorgifteverplichting aangekondigd. Hieronder schets ik de inhoud van het rapport en de conclusies die ik daaraan verbind mede met het oog op bovenstaande.

Inhoud onderzoeksrapport

De hoofdvraag van dit onderzoek luidde: «Wat zijn de gevolgen van aanpassing van de huidige mediawettelijke doorgifteverplichting met name vanuit het oogpunt van consumenten?». In het onderzoek is de samenhang tussen het standaardpakket en de «must carry» meegenomen.

Om de effecten van de aanpassing van de mediawettelijke doorgifteverplichting te kunnen onderzoeken, hebben de onderzoekers een drietal beleidsscenario’s ontwikkeld: Het eerste scenario gaat uit van een situatie waarin zowel de «must carry» als het standaardpakket gehandhaafd blijven (de huidige situatie). Het tweede scenario gaat uit van een situatie met de «must carry» maar zonder het standaardpakket. Het derde scenario gaat uit van een situatie waarin er zowel geen «must carry» als standaardpakket meer is.

Deze scenario’s zijn afgezet tegen de oorspronkelijke doelstellingen van de doorgifteverplichting. De gedachte achter de «must carry» is dat de publieke omroepen, inclusief regionale en lokale publieke omroepen, voor iedereen toegankelijk moeten zijn om de publieke taak effectief uit te kunnen voeren en om financiering uit belastingmiddelen te rechtvaardigen. De gedachte achter het standaardpakket is dat de overheid op deze manier verzekert dat mensen naast de belangrijkste publieke zenders ook in bredere zin toegang hebben tot een pluriform omroepaanbod. Overigens geldt voor radio geen nadere kwantitatieve verplichting.

Conclusie en aanbevelingen

Het onderzoek is gedegen uitgevoerd en geeft een genuanceerd beeld van wat de effecten van aanpassing van de doorgifteverplichting zouden kunnen zijn. Een algemene constatering van de onderzoekers is dat aanpassingen in de doorgiftebepalingen onvoorziene gevolgen en neveneffecten kunnen hebben gezien het complexe samenspel van alle actoren en belangen in de markt. Daarnaast beschrijft het de huidige technologische trends en ontwikkelingen op het gebied van omroepdistributie. Deze constateringen zijn bruikbaar voor toekomstige beleidstrajecten.

De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dat de bestaande «must carry» gehandhaafd zou moeten worden. Toegang tot publieke mediadiensten via de traditionele omroepdistributienetwerken is voor brede lagen van de bevolking nog steeds van algemeen belang. Daarnaast concluderen de onderzoekers dat het standaardprogrammapakket zou kunnen worden geschrapt, maar ook dat het gunstige effect op de innovatie naar verwachting gering zal zijn. Zowel commerciële als publieke omroepen hebben meermaals aangegeven dat zij afschaffen van het standaardpakket zeer riskant vinden gegeven de grote uitdagingen van de mediasector. Daarom zal ik, zoals ik in het begin van mijn brief ook heb aangegeven in gesprek gaan met de sector over een bredere en meer integrale visie op de toekomst van de mediasector en op een later moment beslissen hoe met het standaardpakket om te gaan.

Naast dit gesprek met de sector neem ik twee aanbevelingen van de onderzoekers vast over. Ik zal de «must carry»-verplichtingen op periodieke basis evalueren. Indien dit door de betrokken partijen wenselijk geacht wordt en de technologische ontwikkelingen daar om vragen, zou een volgende evaluatie aan het einde van de huidige concessieperiode van de NPO kunnen plaatsvinden. Verder zal ik de inhoud van dit rapport en met name de aanbeveling over het concretiseren van de bevoegdheden van het Commissariaat voor de Media bespreken met het Commissariaat.

Tot slot heeft dit alles ook een relatie met de nota omroepdistributie, die door de Staatssecretaris van EZK en mij wordt gemaakt. Het eerste deel van deze nota is op 9 oktober 2017 aan uw Kamer gestuurd.4 Het tweede deel van de nota zal naar verwachting medio 2018 aan uw Kamer worden verstuurd.

Een afschrift van deze brief en van het rapport wordt verstuurd aan het Commissariaat voor de Media.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 32 827, nr. 101.

X Noot
3

Kamerstuk 32 827, nr. 95. Het streven is het wetsvoorstel na de zomer 2018 bij de Tweede Kamer zal worden aangeboden.

X Noot
4

Kamerstuk 24 095, nr. 421.

Naar boven