56 (1973) Nr. 21

A. TITEL

Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag);

(met Uitvoeringsreglement en Protocollen)

München, 5 oktober 1973

B. TEKST

De Franse en de Engelse tekst van het Verdrag, het Uitvoeringsreglement en de Protocollen, zijn geplaatst in Trb. 1975, 108. Voor een correctie zie Trb. 1976, 101. Voor de wijziging van het Verdrag van 21 december 1978, zie rubriek J van Trb. 1979, 73. Voor wijziging van het Verdrag (Akte van 1991), zie ook rubriek J van Trb. 1992, 47.

Voor de Franse en de Engelse tekst van de besluiten van 13 december 1994, 20 oktober 1995, 5 december 1996, 10 december 1998 en 27 oktober 2005 tot wijziging van het Verdrag, zie Trb. 2012, 1.

Voor wijzigingen van het Uitvoeringsreglement, zie de rubrieken J van Trb. 1978, 91, Trb. 1979, 73, Trb. 1981, 213, Trb. 1985, 81, Trb. 1987, 175, Trb. 1988, 129, Trb. 1989, 48, Trb. 1991, 103, Trb. 1994, 47 en rubriek B van Trb. 2012, 1.


De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie heeft op 27 juni 2012 in overeenstemming met artikel 33, eerste lid, onderdeel c, van het Verdrag een Besluit (CA/D 7/12) aangenomen tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag. De Engelse en de Franse tekst1) van het Besluit luiden als volgt:


Decision of the Administrative Council of 27 June 2012 amending Rule 53 of the Implementing Regulations to the European Patent Convention (CA/D 7/12)

The Administrative Council of the European Patent Organisation,

Having regard to the European Patent Convention (hereinafter referred to as “EPC”) and in particular Article 33(1)(c) thereof,

On a proposal from the President of the European Patent Office,

Having regard to the opinion of the Committee on Patent Law,

Has decided as follows:

Article 1

1. Rule 53 of the Implementing Regulations to the EPC shall be amended as follows:

Paragraph 3 shall read as follows:

  • “3. Where the previous application is not in an official language of the European Patent Office and the validity of the priority claim is relevant to the determination of the patentability of the invention concerned, the European Patent Office shall invite the applicant for or proprietor of the European patent to file a translation of that application into one of the official languages within a period to be specified. Alternatively, a declaration may be submitted that the European patent application is a complete translation of the previous application. Paragraph 2 shall apply mutatis mutandis. If a requested translation of a previous application is not filed in due time, the right of priority for the European patent application or for the European patent with respect to that application shall be lost. The applicant for or proprietor of the European patent shall be informed accordingly.”

Article 2

  • 1. This decision shall enter into force on 1 April 2013.

  • 2. Rule 53 EPC, as amended by Article 1 of this decision, shall apply to European and Euro-PCT applications as well as to European patents in respect of which an invitation under Rule 53(3) EPC has not yet been issued by the date of entry into force of the amended provision.

DONE at Munich, 27 June 2012

For the Administrative Council The Chairman (sd.) Jesper KONGSTAD



Décision du Conseil d’administration du 27 juin 2012 modifiant la règle 53 du règlement d'exécution de la Convention sur le brevet européen (CA/D 7/12)

Le Conseil d’Administration de l’Organisation européenne des brevets,

Vu la Convention sur le brevet européen (ci-après dénommée «la CBE»), et notamment son article 33, paragraphe 1, lettre c,

Sur proposition du Président de l'Office européen des brevets,

Vu l'avis du comité «Droit des brevets»,

Décide:

Article premier

1. La règle 53 du règlement d'exécution de la CBE est modifiée comme suit:

Le paragraphe 3 est remplacé par le texte suivant:

  • «3. Lorsque la demande antérieure n'est pas rédigée dans une langue officielle de l'Office européen des brevets et que la validité de la revendication de priorité est pertinente pour établir si l'invention en cause est brevetable, l'Office européen des brevets invite le demandeur ou le titulaire du brevet européen à produire, dans un délai qu'il lui impartit, une traduction de cette demande dans l'une des langues officielles. Au lieu de cette traduction, une déclaration peut être présentée selon laquelle la demande de brevet européen est une traduction intégrale de la demande antérieure. Le paragraphe 2 est applicable. Si la traduction requise d'une demande antérieure n'est pas produite dans les délais, le droit de priorité découlant de cette demande est perdu pour la demande de brevet européen ou le brevet européen. Le demandeur ou le titulaire du brevet européen en est informé.»

Article 2

  • 1. La présente décision entre en vigueur le 1er avril 2013.

  • 2. La règle 53 CBE telle que modifiée par l'article premier de la présente décision s'applique aux demandes européennes et aux demandes euro-PCT, ainsi qu'aux brevets européens pour lesquels il n'a pas encore été émis d'invitation au titre de la règle 53(3) CBE à la date d'entrée en vigueur de la disposition modifiée.

FAIT à Munich, le 27 juin 2012

Par le Conseil d’administration Le Président (s.) Jesper KONGSTAD


C. VERTALING

Zie Trb. 1976, 101, voor een correctie Trb. 1977, 144, voor de wijziging van het Verdrag van 21 december 1978 Trb. 1979, 73 en voor de Akte van herziening van artikel 63 van 17 december 1991 rubriek J van Trb. 1992, 113.

Voor wijzigingen van het Uitvoeringsreglement, zie de rubrieken J van Trb. 1978, 91, Trb. 1979,73, Trb. 1981, 213, Trb. 1985, 81, Trb. 1988, 53, Trb. 1988, 129, Trb. 1989, 48, Trb. 1991, 167 en Trb. 1994, 47.


De vertaling van het Besluit, met Bijlage, van 28 juni 2001 (CA/D 18/01) aangenomen tot wijziging van het Verdrag luidt als volgt:


Besluit van de Raad van Bestuur van 28 juni 2001 tot aanneming van de nieuwe tekst van het Europees Octrooiverdrag

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,

Gelet op de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 29 november 2000 (Akte tot herziening, MR/3/00 Herz. 1) en in het bijzonder artikel 3 daarvan,

Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,

Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht,

Besluit het volgende:

Artikel 1

De volgende instrumenten zoals gewijzigd bij de Akte tot herziening van 29 november 2000:

  • 1. Het Europees Octrooiverdrag,

  • 2. Protocol inzake de uitleg van artikel 69 van het EOV,

  • 3. Protocol inzake het personeelsbestand,

  • 4. Protocol inzake de centralisatie,

    luiden zoals vervat in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op het tijdstip van inwerkingtreding van de herziene tekst van het Europees Octrooiverdrag in overeenstemming met artikel 8 van de Akte tot herziening.

Gedaan te München op 28 juni 2001

Voor de Raad van Bestuur De Voorzitter (w.g.) Roland GROSSENBACHER



Bijlage bij het besluit van de Raad van Bestuur van 28 juni 2001

1. Het Europees Octrooiverdrag

DEEL I ALGEMENE EN INSTITUTIONELE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Europees recht voor de verlening van octrooien

Bij dit Verdrag wordt een voor de Verdragsluitende Staten gemeenschappelijk recht voor de verlening van octrooien voor uitvindingen in het leven geroepen.

Artikel 2 Europees octrooi
  • 1. De op grond van dit Verdrag verleende octrooien worden Europese octrooien genoemd.

  • 2. Het Europees octrooi heeft in elk van de Verdragsluitende Staten waarvoor het is verleend, dezelfde werking en is onderworpen aan dezelfde bepalingen als een nationaal octrooi dat door die Staat is verleend, voor zover dit Verdrag niet anders bepaalt.

Artikel 3 Territoriale werking

De verlening van een Europees octrooi kan worden aangevraagd voor één of meer Verdragsluitende Staten.

Artikel 4 Europese Octrooiorganisatie
  • 1. Bij dit Verdrag wordt een Europese Octrooiorganisatie, hierna te noemen de Organisatie, in het leven geroepen. De Organisatie krijgt administratieve en financiële zelfstandigheid.

  • 2. De organen van de Organisatie zijn:

    • a. het Europees Octrooibureau;

    • b. de Raad van Bestuur.

  • 3. De Organisatie heeft tot taak het verlenen van Europese octrooien. Deze taak wordt uitgevoerd door het Europees Octrooibureau onder toezicht van de Raad van Bestuur.

Artikel 4a Conferentie van ministers van de Verdragsluitende Staten

Een conferentie van ministers van de Verdragsluitende Staten die verantwoordelijk zijn voor octrooiaangelegenheden, komt ten minste eenmaal in de vijf jaar bijeen teneinde kwesties inzake de Organisatie en het Europese octrooistelsel te bespreken.

HOOFDSTUK II DE EUROPESE OCTROOIORGANISATIE
Artikel 5 Rechtspositie
  • 1. De Organisatie bezit rechtspersoonlijkheid.

  • 2. In elk van de Verdragsluitende Staten heeft de Organisatie de ruimste wettelijke bevoegdheid die door de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend; zij kan met name roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

  • 3. De President van het Europees Octrooibureau vertegenwoordigt de Organisatie.

Artikel 6 Zetel
  • 1. De Organisatie heeft haar zetel te München.

  • 2. Het Europees Octrooibureau is gevestigd te München. Het heeft een onderdeel te Den Haag.

Artikel 7 Bijkantoren van het Europees Octrooibureau

Bij besluit van de Raad van Bestuur kunnen, indien daaraan behoefte bestaat, in de Verdragsluitende Staten of bij intergouvernementele organisaties op het gebied van de industriële eigendom, bijkantoren van het Europees Octrooibureau opgericht worden teneinde als voorlichtings- of verbindingsorgaan te fungeren, onder voorbehoud van de goedkeuring van de betrokken Verdragsluitende Staat of organisatie.

Artikel 8 Voorrechten en immuniteiten

In het bij dit Verdrag gevoegde Protocol inzake voorrechten en immuniteiten worden de voorwaarden omschreven waaronder de Organisatie, de leden van de Raad van Bestuur, het personeel van het Europees Octrooibureau en alle andere in dat Protocol genoemde personen, die deelnemen aan de werkzaamheden van de Organisatie, in elke Verdragsluitende Staat de voorrechten en immuniteiten genieten, die noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun taken.

Artikel 9 Aansprakelijkheid
  • 1. De contractuele aansprakelijkheid van de Organisatie wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de desbetreffende overeenkomst.

  • 2. De niet-contractuele aansprakelijkheid van de Organisatie voor schade die wordt veroorzaakt door de Organisatie of door het personeel van het Europees Octrooibureau in de uitoefening van hun taken, wordt beheerst door het recht van de Bondsrepubliek Duitsland. Indien de schade is veroorzaakt door het onderdeel te Den Haag of door een bijkantoor, of door het personeel van het onderdeel of van dat bijkantoor, is het recht van de Verdragsluitende Staat waarin het onderdeel of het bijkantoor is gevestigd van toepassing.

  • 3. De persoonlijke aansprakelijkheid van het personeel van het Europees Octrooibureau jegens de Organisatie wordt beheerst door de voorschriften van hun ambtenarenreglement of door de op hen van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden.

  • 4. De gerechtelijke instanties die bevoegd zijn tot het beslechten van de in het eerste en tweede lid bedoelde geschillen zijn:

    • a. voor geschillen bedoeld in het eerste lid, de gerechtelijke instanties van de Bondsrepubliek Duitsland, tenzij in de tussen de partijen gesloten overeenkomst een gerechtelijke instantie van een andere Staat is aangewezen;

    • b. voor geschillen bedoeld in het tweede lid, de gerechtelijke instanties van de Bondsrepubliek Duitsland, of van de Staat waarin het onderdeel of het bijkantoor is gevestigd.

HOOFDSTUK III HET EUROPEES OCTROOIBUREAU
Artikel 10 Leiding
  • 1. De leiding van het Europees Octrooibureau berust bij de President die aan de Raad van Bestuur verantwoording verschuldigd is voor de werkzaamheden van het Bureau.

  • 2. Hiertoe heeft de President met name de volgende taken en bevoegdheden:

    • a. hij neemt alle noodzakelijke maatregelen ter waarborging van het functioneren van het Europees Octrooibureau, zoals het vaststellen van interne administratieve instructies en informatie voor het publiek;

    • b. tenzij dit Verdrag anders bepaalt, stelt hij de handelingen vast die verricht dienen te worden bij respectievelijk het Europees Octrooibureau te München en bij het onderdeel hiervan te Den Haag;

    • c. hij kan de Raad van Bestuur voorstellen voorleggen tot wijziging van dit Verdrag, voor algemene regelingen of voor besluiten die vallen onder de bevoegdheid van de Raad van Bestuur;

    • d. hij zorgt voor de voorbereiding en uitvoering van de begroting alsmede van iedere gewijzigde of aanvullende begroting;

    • e. hij dient jaarlijks bij de Raad van Bestuur een verslag over de werkzaamheden in;

    • f. hij oefent het leidinggevend gezag over het personeel uit;

    • g. behoudens artikel 11 benoemt hij het personeel en besluit over hun bevordering;

    • h. hij oefent tuchtrechtelijk toezicht uit op de andere dan de in artikel 11 bedoelde werknemers en hij kan de Raad van Bestuur voorstellen doen inzake disciplinaire maatregelen jegens personeel, bedoeld in artikel 11, tweede en derde lid;

    • i. hij kan zijn taken en bevoegdheden delegeren.

  • 3. De President wordt bijgestaan door een aantal Vicepresidenten. Bij afwezigheid of verhindering van de President, wordt hij vervangen door één van de Vicepresidenten in overeenstemming met de door de Raad van Bestuur vastgestelde procedure.

Artikel 11 Benoeming van hoger personeel
  • 1. De President van het Europees Octrooibureau wordt benoemd door de Raad van Bestuur.

  • 2. De Vicepresidenten worden door de Raad van Bestuur benoemd nadat de President van het Europees Octrooibureau is geraadpleegd.

  • 3. De leden van de kamers van beroep en van de Grote Kamer van beroep, met inbegrip van hun voorzitters, worden benoemd door de Raad van Bestuur op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau. Zij kunnen worden herbenoemd door de Raad van Bestuur nadat de President van het Europees Octrooibureau is geraadpleegd.

  • 4. De Raad van Bestuur oefent tuchtrechtelijk toezicht uit op de in het eerste tot en met het derde lid bedoelde personeelsleden.

  • 5. Na overleg met de President van het Europees Octrooibureau kan de Raad van Bestuur ook rechtsgeleerde leden van de nationale gerechtelijke instanties of semi-gerechtelijke autoriteiten van de Verdragsluitende Staten benoemen als lid van de Grote Kamer van beroep, die hun gerechtelijke activiteiten op nationaal niveau kunnen voortzetten. Zij worden benoemd voor een termijn van drie jaar en kunnen worden herbenoemd.

Artikel 12 Aan personeelsfuncties verbonden verplichtingen

Het is het personeel van het Europees Octrooibureau verboden, ook na beëindiging van hun dienstverband, om de kennis die naar haar aard onder het beroepsgeheim valt, te verspreiden of te gebruiken.

Artikel 13 Geschillen tussen de Organisatie en het personeel van het Europees Octrooibureau
  • 1. Personeel of voormalig personeel van het Europees Octrooibureau, of hun rechtsopvolgers, kunnen, in geval van geschillen met de Europese Octrooiorganisatie, deze voorleggen aan het Ambtenarengerecht van de Internationale Arbeidsorganisatie, overeenkomstig het statuut van dit gerecht en binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgesteld in het Ambtenarenreglement, het Pensioenreglement of voortvloeiend uit de arbeidsvoorwaarden voor ander personeel.

  • 2. Een beroep is slechts ontvankelijk, indien de belanghebbende alle rechtsmiddelen heeft uitgeput die hem ter beschikking staan op grond van het Ambtenarenreglement, het Pensioenreglement of de arbeidsvoorwaarden voor ander personeel.

Artikel 14 Talen van het Europees Octrooibureau, Europese octrooiaanvragen en andere stukken
  • 1. De officiële talen van het Europees Octrooibureau zijn het Duits, het Engels en het Frans.

  • 2. Een Europese octrooiaanvrage dient te worden ingediend in een van de officiële talen of, indien zij in een andere taal wordt ingediend, vertaald te worden in een van de officiële talen in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Tijdens de gehele procedure voor het Europees Octrooibureau kan deze vertaling in overeenstemming worden gebracht met de aanvrage zoals die is ingediend. Indien een vereiste vertaling niet tijdig is ingediend, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 3. De officiële taal van het Europees Octrooibureau waarin de Europese octrooiaanvrage is ingediend of waarin deze is vertaald, dient als procestaal te worden gebruikt in alle procedures voor het Europees Octrooibureau, tenzij het Uitvoeringsreglement anders bepaalt.

  • 4. Natuurlijke personen of rechtspersonen die hun woonplaats of hun zetel hebben in een Verdragsluitende Staat, die als officiële taal een andere taal heeft dan het Duits, het Engels of het Frans, en onderdanen van die Staat, die hun woonplaats in het buitenland hebben, kunnen stukken waarvan indiening aan een termijn is gebonden, in een officiële taal van die Staat indienen. Zij dienen echter een vertaling in een officiële taal van het Europees Octrooibureau in te dienen in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Indien een stuk, dat geen deel uitmaakt van de tot de Europese octrooiaanvrage behorende stukken, niet is ingediend in de voorschreven taal of indien een vereiste vertaling niet tijdig is ingediend, wordt het stuk geacht niet te zijn ingediend.

  • 5. Europese octrooiaanvragen worden in de procestaal gepubliceerd.

  • 6. Europese octrooischriften worden in de procestaal gepubliceerd en bevatten een vertaling van de conclusies in de beide andere officiële talen van het Europees Octrooibureau.

  • 7. Het volgende wordt in de drie officiële talen van het Europees Octrooibureau gepubliceerd:

    • a. het Europees Octrooiblad;

    • b. het Publicatieblad van het Europees Octrooibureau.

  • 8. Inschrijvingen in het Europees Octrooiregister geschieden in de drie officiële talen van het Europees Octrooibureau. In geval van twijfel geeft de inschrijving in de procestaal de doorslag.

Artikel 15 Met de procedures belaste organen

Voor de uitvoering van de in dit Verdrag voorgeschreven procedures worden bij het Europees Octrooibureau ingesteld:

  • a. een aanvraagafdeling;

  • b. afdelingen voor het nieuwheidsonderzoek;

  • c. onderzoeksafdelingen;

  • d. oppositieafdelingen;

  • e. een juridische afdeling;

  • f. kamers van beroep;

  • g. een Grote Kamer van beroep.

Artikel 16 Aanvraagafdeling

De aanvraagafdeling is bevoegd tot het onderzoek van Europese octrooiaanvragen bij de indiening en tot het onderzoek op vormvereisten.

Artikel 17 Afdelingen voor het nieuwheidsonderzoek

De afdelingen voor het nieuwheidsonderzoek zijn bevoegd tot het opstellen van de verslagen van het Europees nieuwheidsonderzoek.

Artikel 18 Onderzoeksafdelingen
  • 1. De onderzoeksafdelingen zijn bevoegd tot het onderzoeken van Europese octrooiaanvragen.

  • 2. Een onderzoeksafdeling bestaat uit drie technisch geschoolde onderzoekers. De voorbereiding van de beslissing op een Europese octrooiaanvrage wordt echter in het algemeen opgedragen aan een lid van de onderzoeksafdeling. De mondelinge behandeling vindt voor de onderzoeksafdeling zelf plaats. Indien de onderzoeksafdeling meent dat de aard van de beslissing zulks vereist, wordt zij aangevuld met een rechtsgeleerde onderzoeker. Indien de stemmen staken is de stem van de voorzitter van de onderzoeksafdeling doorslaggevend.

Artikel 19 Oppositieafdelingen
  • 1. De oppositieafdelingen zijn bevoegd tot het onderzoeken van opposities tegen Europese octrooien.

  • 2. Een oppositieafdeling bestaat uit drie technisch geschoolde onderzoekers, waarvan er ten minste twee niet hebben deelgenomen aan de verleningsprocedure van het octrooi waartegen de oppositie is ingesteld. Een onderzoeker die heeft deelgenomen aan de verleningsprocedure van het Europees octrooi kan geen voorzitter zijn. Alvorens een beslissing op de oppositie te nemen, kan de oppositieafdeling het onderzoek naar de oppositie opdragen aan één van haar leden. De mondelinge behandeling vindt voor de oppositieafdeling zelf plaats. Indien de oppositieafdeling meent dat de aard van de beslissing zulks vereist, wordt zij aangevuld met een rechtsgeleerde onderzoeker die niet heeft deelgenomen aan de verleningsprocedure van het octrooi. Indien de stemmen staken is de stem van de voorzitter van de oppositieafdeling doorslaggevend.

Artikel 20 Juridische afdeling
  • 1. De juridische afdeling is bevoegd tot beslissingen inzake inschrijvingen in het Europese Octrooiregister en inzake het inschrijven in en het afvoeren van de lijst van de erkende gemachtigden.

  • 2. Beslissingen van de juridische afdeling worden door een rechtsgeleerd lid genomen.

Artikel 21 Kamers van beroep
  • 1. De kamers van beroep zijn bevoegd tot het behandelen van beroepen ingesteld tegen de beslissingen van de aanvraagafdeling, de onderzoeksafdelingen, de oppositieafdelingen en de juridische afdeling.

  • 2. In geval van beroep tegen een beslissing van de aanvraagafdeling of van de juridische afdeling bestaat een kamer van beroep uit drie rechtsgeleerde leden.

  • 3. In geval van beroep tegen een beslissing van een onderzoeksafdeling bestaat een kamer van beroep uit:

    • a. twee technisch geschoolde leden en een rechtsgeleerd lid, wanneer de beslissing betrekking heeft op de afwijzing van een Europese octrooiaanvrage of op de verlening, beperking of herroeping van een Europees octrooi en deze beslissing genomen is door een onderzoeksafdeling bestaande uit minder dan vier leden;

    • b. drie technisch geschoolde leden en twee rechtsgeleerde leden, wanneer de beslissing is genomen door een onderzoeksafdeling bestaande uit vier leden of indien de kamer van beroep meent dat de aard van het beroep zulks vereist;

    • c. drie rechtsgeleerde leden in alle andere gevallen.

  • 4. In geval van beroep tegen een beslissing van een oppositieafdeling bestaat een kamer van beroep uit:

    • a. twee technisch geschoolde leden en een rechtsgeleerd lid, wanneer de beslissing is genomen door een oppositieafdeling bestaande uit drie leden;

    • b. drie technisch geschoolde leden en twee rechtsgeleerde leden, wanneer de beslissing is genomen door een oppositieafdeling bestaande uit vier leden of indien de kamer van beroep meent dat de aard van het beroep zulks vereist.

Artikel 22 Grote Kamer van beroep
  • 1. De Grote Kamer van beroep is bevoegd tot:

    • a. het beslissen over rechtsvragen die haar door de kamers van beroep worden voorgelegd ingevolge artikel 112;

    • b. het uitbrengen van adviezen over rechtsvragen die haar door de President van het Europees Octrooibureau worden voorgelegd ingevolge artikel 112;

    • c. het beslissen over verzoeken om herziening van beslissingen van de kamers van beroep ingevolge artikel 112a.

  • 2. Bij procedures ingevolge het eerste lid, onderdelen a en b, bestaat de Grote Kamer van beroep uit vijf rechtsgeleerde leden en twee technisch geschoolde leden. Bij procedures ingevolge het eerste lid, onderdeel c, bestaat de Grote Kamer van beroep uit drie of vijf leden zoals vastgelegd in het Uitvoeringsreglement. In alle procedures berust het voorzitterschap bij een rechtsgeleerd lid.

Artikel 23 Onafhankelijkheid van de leden van de kamers
  • 1. De leden van de Grote Kamer van beroep en van de kamers van beroep worden voor een periode van vijf jaar benoemd en zij kunnen in deze periode niet van hun functie worden ontheven, tenzij daarvoor ernstige redenen bestaan en als de Raad van Bestuur, op voorstel van de Grote Kamer van beroep, een daartoe strekkend besluit heeft genomen. Niettegenstaande het bepaalde in de eerste volzin, eindigt de zittingstermijn van leden van de kamers indien zij aftreden of met pensioen gaan in overeenstemming met het Ambtenarenreglement van het Europees Octrooibureau.

  • 2. De leden van de kamers mogen geen lid zijn van de aanvraagafdeling, de onderzoeksafdelingen, de oppositieafdelingen of de juridische afdeling.

  • 3. De leden van de kamers zijn bij hun beslissingen aan geen enkele aanwijzing gebonden en dienen uitsluitend de bepalingen van dit Verdrag in acht te nemen.

  • 4. De reglementen voor de procesvoering van de kamers van beroep en van de Grote Kamer van beroep worden vastgesteld in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Zij behoeven de goedkeuring van de Raad van Bestuur.

Artikel 24 Verschoning en wraking
  • 1. De leden van de kamers van beroep en van de Grote Kamer van beroep mogen niet aan de behandeling van een zaak deelnemen, indien zij bij de zaak een persoonlijk belang hebben, indien zij daarin voordien in de hoedanigheid van vertegenwoordiger van een van de partijen zijn opgetreden of indien zij hebben deelgenomen aan de beslissing waartegen beroep is ingesteld.

  • 2. Indien een lid van een kamer van beroep of van de Grote Kamer van beroep, om een van de in het eerste lid genoemde redenen of om enige andere reden, van oordeel is dat hij niet kan deelnemen aan de behandeling van een zaak, stelt hij de kamer hiervan in kennis.

  • 3. De leden van een kamer van beroep of van de Grote Kamer van beroep kunnen door elke partij worden gewraakt om een van de in het eerste lid genoemde redenen of indien aan hun onpartijdigheid kan worden getwijfeld. De wraking is niet-ontvankelijk indien de betrokken partij een proceshandeling heeft verricht, ofschoon zij reeds kennis droeg van de reden tot wraking. Wraking kan niet zijn gegrond op de nationaliteit van leden.

  • 4. In de gevallen bedoeld in het tweede en derde lid beslissen de kamer van beroep en de Grote Kamer van beroep zonder dat het desbetreffende lid daaraan deelneemt. Voor het nemen van deze beslissing wordt het gewraakte lid in de kamer vervangen door zijn plaatsvervanger.

Artikel 25 Technisch advies

Op verzoek van de nationale bevoegde gerechtelijke instantie waarbij een rechtsvordering inzake inbreuk of nietigverklaring is ingesteld, dient het Europees Octrooibureau, tegen betaling van een passende taks, een technisch advies uit te brengen over het betrokken Europees octrooi. De onderzoeksafdelingen zijn bevoegd tot het verstrekken van deze adviezen.

HOOFDSTUK IV DE RAAD VAN BESTUUR
Artikel 26 Samenstelling
  • 1. De Raad van Bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Staten en hun plaatsvervangers. Elke Verdragsluitende Staat heeft het recht in de Raad van Bestuur een vertegenwoordiger en een plaatsvervanger te benoemen.

  • 2. De leden van de Raad van Bestuur kunnen zich overeenkomstig het Reglement van Orde van de Raad van Bestuur doen bijstaan door adviseurs of deskundigen.

Artikel 27 Voorzitterschap
  • 1. De Raad van Bestuur kiest uit de vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Staten en hun plaatsvervangers een Voorzitter en een Vicevoorzitter. De Vicevoorzitter vervangt ambtshalve de Voorzitter indien deze is verhinderd.

  • 2. De Voorzitter en de Vicevoorzitter hebben zitting voor een periode van drie jaar. Zij zijn herkiesbaar.

Artikel 28 Presidium
  • 1. De Raad van Bestuur kan, zodra het aantal Verdragsluitende Staten ten minste acht bedraagt, een Presidium instellen bestaande uit vijf van zijn leden.

  • 2. De Voorzitter en de Vicevoorzitter van de Raad van Bestuur zijn ambtshalve lid van het Presidium; de drie andere leden worden door de Raad van Bestuur gekozen.

  • 3. De door de Raad van Bestuur gekozen leden hebben zitting voor een periode van drie jaar. Zij zijn niet herkiesbaar.

  • 4. Het Presidium voert de taken uit waarmee het door de Raad van Bestuur overeenkomstig het Reglement van Orde wordt belast.

Artikel 29 Vergaderingen
  • 1. De Raad van Bestuur wordt door zijn Voorzitter in vergadering bijeengeroepen.

  • 2. De President van het Europees Octrooibureau neemt deel aan de beraadslagingen van de Raad van Bestuur.

  • 3. De Raad van Bestuur houdt eenmaal per jaar een gewone vergadering. Daarnaast komt hij bijeen op initiatief van zijn Voorzitter of op verzoek van een derde van de Verdragsluitende Staten.

  • 4. De Raad van Bestuur beraadslaagt op grond van een agenda en overeenkomstig zijn Reglement van Orde.

  • 5. Elk onderwerp waarvan een Verdragsluitende Staat, met inachtneming van het Reglement van Orde, plaatsing op de agenda vraagt, wordt op de voorlopige agenda geplaatst.

Artikel 30 Deelneming van waarnemers
  • 1. De Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom wordt tijdens de vergaderingen van de Raad van Bestuur vertegenwoordigd overeenkomstig een overeenkomst tussen de Organisatie en de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom.

  • 2. Andere intergouvernementele organisaties die belast zijn met de uitvoering van internationale procedures op het gebied van octrooien en waarmee de Organisatie een overeenkomst heeft gesloten, worden tijdens de vergaderingen van de Raad van Bestuur vertegenwoordigd overeenkomstig deze overeenkomst.

  • 3. Iedere andere intergouvernementele of internationale niet-gouvernementele organisatie die werkzaamheden verricht die van belang zijn voor de Organisatie, kan door de Raad van Bestuur uitgenodigd worden zich tijdens zijn vergaderingen te doen vertegenwoordigen bij iedere discussie over onderwerpen van gemeenschappelijk belang.

Artikel 31 Talen van de Raad van Bestuur
  • 1. De beraadslagingen van de Raad van Bestuur worden gehouden in de Duitse, de Engelse en de Franse taal.

  • 2. De stukken die aan de Raad van Bestuur worden voorgelegd en de notulen van zijn beraadslagingen worden in de in het eerste lid genoemde drie talen gesteld.

Artikel 32 Personeel, accommodatie en materiaal

Het Europees Octrooibureau stelt de Raad van Bestuur en de door de Raad in het leven geroepen commissies het personeel, de accommodatie en het materiaal ter beschikking, dat voor de uitvoering van hun taak benodigd is.

Artikel 33 Bevoegdheden van de Raad van Bestuur in bepaalde gevallen
  • 1. De Raad van Bestuur is bevoegd te wijzigen:

    • a. de in dit Verdrag vastgestelde termijnen;

    • b. de delen II tot en met VIII en deel X van dit Verdrag, teneinde deze op een lijn te brengen met een internationaal verdrag inzake octrooien of regelgeving van de Europese Gemeenschap inzake octrooien;

    • c. het Uitvoeringsreglement.

  • 2. De Raad van Bestuur is overeenkomstig dit Verdrag bevoegd vast te stellen of te wijzigen:

    • a. het Financieel Reglement;

    • b. het Ambtenarenreglement en de arbeidsvoorwaarden voor ander personeel van het Europees Octrooibureau, hun salarisschaal alsmede de aard van toeslagen en de regels voor toekenning daarvan;

    • c. het Pensioenreglement en iedere verhoging van de bestaande pensioenen overeenkomstig de salarisverhogingen;

    • d. het Taksenreglement;

    • e. zijn Reglement van Orde.

  • 3. Niettegenstaande het bepaalde in artikel 18, tweede lid, is de Raad van Bestuur bevoegd op grond van opgedane ervaringen te besluiten dat in bepaalde gevallen de onderzoeksafdelingen slechts uit één technisch geschoolde onderzoeker bestaan. Een dergelijk besluit kan herroepen worden.

  • 4. De Raad van Bestuur is bevoegd de President van het Europees Octrooibureau te machtigen tot het onderhandelen over en, met zijn goedkeuring, tot het namens de Europese Octrooiorganisatie sluiten van overeenkomsten met Staten, met intergouvernementele organisaties, alsmede met documentatiecentra die in het leven zijn geroepen op grond van met deze organisaties gesloten overeenkomsten.

  • 5. De Raad van Bestuur kan geen besluit nemen ingevolge het eerste lid, onderdeel b:

    • over een internationaal verdrag alvorens het in werking is getreden;

    • over regelgeving van de Europese Gemeenschap alvorens deze in werking is getreden of wanneer die wetgeving voorziet in een periode voor de implementatie ervan, voorafgaand aan de afloop van die periode.

Artikel 34 Stemrecht
  • 1. Alleen de Verdragsluitende Staten hebben stemrecht in de Raad van Bestuur.

  • 2. Elke Verdragsluitende Staat beschikt over één stem, onverminderd de toepassing van het bepaalde in artikel 36.

Artikel 35 Wijze van stemmen
  • 1. Besluiten anders dan die bedoeld in het tweede en derde lid neemt de Raad van Bestuur met een gewone meerderheid van stemmen uitgebracht door de vertegenwoordigde en hun stem uitbrengende Verdragsluitende Staten.

  • 2. Een meerderheid van drie vierde van de stemmen van de vertegenwoordigde en hun stem uitbrengende Verdragsluitende Staten is vereist voor de besluiten die de Raad van Bestuur bevoegd is te nemen ingevolge artikel 7, artikel 11, eerste lid, artikel 33, eerste lid, onderdelen a en c, en het tweede tot en met het vierde lid, artikel 39, eerste lid, artikel 40, tweede en vierde lid, artikel 46, artikel 134a, artikel 149a, tweede lid, artikel 152, artikel 153, zevende lid, artikel 166 en artikel 172.

  • 3. Eenparigheid van stemmen van de Verdragsluitende Staten is vereist voor de besluiten die de Raad van Bestuur bevoegd is te nemen ingevolge artikel 33, eerste lid, onderdeel b. De Raad van Bestuur neemt deze besluiten alleen wanneer alle Verdragsluitende Staten vertegenwoordigd zijn. Een besluit genomen ingevolge artikel 33, eerste lid, onderdeel b, wordt niet van kracht indien een Verdragsluitende Staat binnen twaalf maanden na de datum van het besluit verklaart dat hij niet wenst te worden gebonden door dat besluit.

  • 4. Onthouding geldt niet als stem.

Artikel 36 Weging van de stemmen
  • 1. Voor de aanvaarding of wijziging van het Taksenreglement alsmede, indien de financiële bijdragen van de Verdragsluitende Staten daardoor toenemen, voor de aanvaarding van de begroting van de Organisatie en van gewijzigde of aanvullende begrotingen, kan elke Verdragsluitende Staat na een eerste stemming, waarbij elke Verdragsluitende Staat over een stem beschikt en ongeacht de uitslag van deze stemming, eisen dat er onmiddellijk wordt overgegaan tot een tweede stemming, waarbij de stemmen worden gewogen overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid. Deze tweede stemming is bepalend voor het te nemen besluit.

  • 2. Het aantal stemmen waarover elke Verdragsluitende Staat beschikt bij een tweede stemming, wordt als volgt berekend:

    • a. het voor elke Verdragsluitende Staat vastgestelde percentage, voortvloeiend uit de in artikel 40, derde en vierde lid, bedoelde verdeelsleutel voor de bijzondere financiële bijdragen, wordt vermenigvuldigd met het aantal Verdragsluitende Staten en gedeeld door vijf;

    • b. het aldus berekende aantal stemmen wordt naar boven tot een geheel getal afgerond;

    • c. bij dit aantal stemmen komen vijf extra stemmen;

    • d. een Verdragsluitende Staat kan evenwel over niet meer dan dertig stemmen beschikken.

HOOFDSTUK V FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 37 Financiering van de begroting

De begroting van de Organisatie wordt gefinancierd:

  • a. uit de eigen middelen van de Organisatie;

  • b. uit de betalingen door de Verdragsluitende Staten op basis van de in die Staten geheven jaartaksen voor de instandhouding van Europese octrooien;

  • c. zo nodig uit bijzondere financiële bijdragen van de Verdragsluitende Staten;

  • d. in voorkomend geval uit de in artikel 146 bedoelde inkomsten;

  • e. in voorkomend geval en alleen voor zaken, door leningen van derden met grond of gebouwen als zekerheid;

  • f. in voorkomend geval, door financiering door derden voor specifieke projecten.

Artikel 38 Eigen middelen van de Organisatie

De eigen middelen van de Organisatie omvatten:

  • a. alle inkomsten uit taksen en andere bronnen alsmede de reserves van de Organisatie;

  • b. de middelen van het pensioenreservefonds die worden behandeld als een speciale categorie activa van de Organisatie, die zijn bestemd ter ondersteuning van het pensioenstelsel van de Organisatie door passende reserves te verschaffen.

Artikel 39 Betalingen door de Verdragsluitende Staten op basis van de taksen voor de instandhouding van de Europese octrooien
  • 1. Elke Verdragsluitende Staat betaalt aan de Organisatie over een voor de instandhouding van een Europees octrooi in die Staat ontvangen jaartaks, een bedrag dat overeenkomt met een door de Raad van Bestuur vast te stellen percentage van die taks; dit percentage mag niet hoger zijn dan 75% en is voor alle Verdragsluitende Staten gelijk. Indien dit bedrag echter lager ligt dan het door de Raad van Bestuur voor alle Verdragsluitende Staten vastgestelde minimumbedrag, dan betaalt de Verdragsluitende Staat dit minimumbedrag aan de Organisatie.

  • 2. Elke Verdragsluitende Staat verstrekt aan de Organisatie alle gegevens die de Raad van Bestuur nodig acht voor het vaststellen van de hoogte van deze betalingen.

  • 3. De data waarop deze betalingen dienen te zijn verricht, worden vastgesteld door de Raad van Bestuur.

  • 4. Indien op de vastgestelde datum een betaling niet volledig is verricht, is de Verdragsluitende Staat vanaf die datum over het niet betaalde bedrag rente verschuldigd.

Artikel 40 Hoogte van de taksen en betalingen – Bijzondere financiële bijdragen
  • 1. De hoogte van de taksen, bedoeld in artikel 38, en het percentage bedoeld in artikel 39, dient zodanig te worden vastgesteld dat de daaruit voortvloeiende inkomsten volstaan voor een sluitende begroting van de Organisatie.

  • 2. Indien de Organisatie echter niet in staat is de begroting sluitend te maken op de wijze als bedoeld in het eerste lid, betalen de Verdragsluitende Staten aan de Organisatie bijzondere financiële bijdragen waarvan de hoogte door de Raad van Bestuur wordt vastgesteld voor het desbetreffende begrotingsjaar.

  • 3. De bijzondere financiële bijdragen worden voor elke Verdragsluitende Staat vastgesteld op grond van het aantal octrooiaanvragen ingediend in het voorlaatste jaar vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag, en met behulp van de volgende verdeelsleutel:

    • a. voor de helft in verhouding tot het aantal in de betrokken Verdragsluitende Staat ingediende octrooiaanvragen;

    • b. voor de helft in verhouding tot het op één na hoogste aantal octrooiaanvragen die door natuurlijke personen of rechtspersonen die hun woonplaats of zetel in de betrokken Verdragsluitende Staat hebben, in de andere Verdragsluitende Staten zijn ingediend.

    De bedragen die dienen te worden betaald door de Staten waarin meer dan 25.000 octrooiaanvragen zijn ingediend, worden echter samen genomen en opnieuw verdeeld in verhouding tot het totale aantal in die Staten ingediende octrooiaanvragen.

  • 4. Wanneer de hoogte van de bijdrage in een Verdragsluitende Staat niet kan worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in het derde lid, stelt de Raad van Bestuur met instemming van de betrokken Staat de bijdrage vast.

  • 5. Artikel 39, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de bijzondere financiële bijdragen.

  • 6. De bijzondere financiële bijdragen worden terugbetaald met een rentepercentage dat voor alle Verdragsluitende Staten gelijk is. De terugbetalingen geschieden voor zover op de begroting daartoe middelen kunnen worden vrijgemaakt; het aldus beschikbare bedrag wordt onder de Verdragsluitende Staten verdeeld met behulp van de in het derde en vierde lid van dit artikel bedoelde verdeelsleutel.

  • 7. De bijzondere financiële bijdragen die zijn betaald in de loop van een bepaald begrotingsjaar dienen geheel te zijn terugbetaald voordat een in een later begrotingsjaar betaalde bijzondere bijdrage geheel of gedeeltelijk wordt terugbetaald.

Artikel 41 Voorschotten
  • 1. Op verzoek van de President van het Europees Octrooibureau verstrekken de Verdragsluitende Staten de Organisatie voorschotten op hun betalingen en bijdragen tot een door de Raad van Bestuur vastgesteld bedrag. Deze voorschotten worden voor de Verdragsluitende Staten bepaald in verhouding tot de bedragen die deze Verdragsluitende Staten voor het desbetreffende begrotingsjaar verschuldigd zijn.

  • 2. Artikel 39, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de voorschotten.

Artikel 42 Begroting
  • 1. De begroting van de Organisatie dient sluitend te zijn. De begroting wordt opgesteld overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudkundige grondslagen, vastgelegd in het Financieel Reglement. Indien nodig kunnen gewijzigde of aanvullende begrotingen worden opgesteld.

  • 2. De begroting wordt opgesteld in de rekeneenheid die in het Financieel Reglement is vastgesteld.

Artikel 43 Machtiging tot uitgaven
  • 1. Over de uitgaven, vermeld op de begroting, kan in het begrotingsjaar worden beschikt, tenzij het Financieel Reglement anders bepaalt.

  • 2. In overeenstemming met het Financieel Reglement mogen de gelden die aan het einde van het begrotingsboekjaar niet besteed zijn, met uitzondering van de gelden bestemd voor de personeelsuitgaven, alleen in het volgende begrotingsjaar besteed worden.

  • 3. De begroting wordt zo verdeeld in hoofdstukken, dat de uitgavenposten naar aard of bestemming zijn gegroepeerd en, indien nodig, kunnen deze hoofdstukken worden onderverdeeld in overeenstemming met het Financieel Reglement.

Artikel 44 Reserveringen voor onvoorziene uitgaven
  • 1. Op de begroting van de Organisatie kunnen gelden worden gereserveerd voor onvoorziene uitgaven.

  • 2. Voordat tot besteding van deze gelden door de Organisatie wordt overgegaan, is de toestemming van de Raad van Bestuur benodigd.

Artikel 45 Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 46 Opstelling en vaststelling van de begroting
  • 1. De President van het Europees Octrooibureau legt aan de Raad van Bestuur uiterlijk op de in het Financieel Reglement vastgestelde datum de ontwerpbegroting voor.

  • 2. De begroting alsmede elke gewijzigde of aanvullende begroting worden vastgesteld door de Raad van Bestuur.

Artikel 47 Voorlopige begroting
  • 1. Indien aan het begin van een begrotingsjaar de begroting nog niet is vastgesteld door de Raad van Bestuur, kunnen de uitgaven maandelijks per hoofdstuk of andere onderverdeling worden verricht in overeenstemming met het Financieel Reglement tot ten hoogste een twaalfde deel van de op de begroting van het voorgaande jaar toegestane gelden, mits de aldus aan de President van het Europees Octrooibureau ter beschikking gestelde gelden niet meer bedragen dan een twaalfde deel van de op de ontwerpbegroting voorziene gelden.

  • 2. De Raad van Bestuur kan, evenwel met inachtneming van de overige in het eerste lid vastgestelde voorwaarden, machtiging verlenen voor uitgaven die een twaalfde deel te boven gaan.

  • 3. De betalingen bedoeld in artikel 37, onderdeel b, zullen voorshands worden verricht overeenkomstig artikel 39 op basis van het begrotingsjaar voorafgaande aan dat waarop de ontwerpbegroting betrekking heeft.

  • 4. Elke maand betalen de Verdragsluitende Staten, als voorschot en overeenkomstig de in artikel 40, derde en vierde lid, bedoelde verdeelsleutel, de bijzondere financiële bijdragen voor zover dit nodig is om aan het eerste en tweede lid van dit artikel uitvoering te geven. Artikel 39, vierde lid, is op deze bijdragen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 48 Uitvoering van de begroting
  • 1. De President van het Europees Octrooibureau voert de begroting alsmede de gewijzigde of aanvullende begrotingen uit onder zijn eigen verantwoordelijkheid en binnen de grenzen van de toegewezen gelden.

  • 2. Binnen de grenzen van de begroting kan de President van het Europees Octrooibureau, in overeenstemming met het Financieel Reglement, middelen van het ene naar het andere hoofdstuk of van de ene naar de andere onderverdeling overbrengen.

Artikel 49 Accountantscontrole
  • 1. De rekening van alle inkomsten en uitgaven alsmede de balans van de Organisatie worden gecontroleerd door accountants, wier onafhankelijkheid boven elke twijfel is verheven en die door de Raad van Bestuur worden benoemd voor een periode van vijf jaar, welke periode verlengd of vernieuwd kan worden.

  • 2. De controle vindt plaats aan de hand van de stukken en geschiedt indien nodig ter plaatse. De controle heeft ten doel de rechtmatigheid en de juistheid van de inkomsten en uitgaven vast te stellen, alsmede een gezond financieel beheer te waarborgen. Na de afsluiting van ieder begrotingsjaar stellen de accountants een rapport met een ondertekende accountantsverklaring op.

  • 3. De President van het Europees Octrooibureau legt ieder jaar aan de Raad van Bestuur de rekeningen voor die betrekking hebben op de financiële handelingen in het voorafgaande begrotingsjaar alsmede de balans van bezittingen en schulden van de Organisatie, vergezeld van het accountantsrapport.

  • 4. De Raad van Bestuur keurt de jaarrekening alsmede het accountantsrapport goed en verleent de President van het Europees Octrooibureau kwijting voor de uitvoering van de begroting.

Artikel 50 Financieel Reglement

In het Financieel Reglement zijn met name vastgelegd:

  • a. de voorschriften voor het opstellen en uitvoeren van de begroting alsmede voor de wijze waarop rekening en verantwoording dienen te worden afgelegd;

  • b. de wijze waarop de betalingen en de bijdragen bedoeld in artikel 37 en de voorschotten bedoeld in artikel 41 door de Verdragsluitende Staten aan de Organisatie ter beschikking dienen te worden gesteld;

  • c. de voorschriften betreffende de verantwoordelijkheden van de met betalingen en met de boekhouding belaste ambtenaren alsmede het op hen uit te oefenen toezicht;

  • d. de rentevoet bedoeld in de artikelen 39, 40 en 47;

  • e. de wijze waarop de ingevolge artikel 146 te betalen bijdragen berekend dienen te worden;

  • f. de samenstelling en de taken van een Commissie voor de begroting en de financiën, die door de Raad van Bestuur dient te worden ingesteld;

  • g. de algemeen aanvaarde boekhoudkundige grondslagen waarop de begroting en de financiële jaarverslagen worden gebaseerd.

Artikel 51 Taksen
  • 1. Het Europees Octrooibureau kan taksen heffen voor elke officiële taak of procedure die wordt uitgevoerd op grond van dit Verdrag.

  • 2. De termijnen voor de betaling van taksen, anders dan die door dit Verdrag zijn vastgelegd, worden vastgesteld in het Uitvoeringsreglement.

  • 3. Indien in het Uitvoeringsreglement bepaald wordt dat een taks verschuldigd is, worden daarin ook de rechtsgevolgen vastgesteld wanneer verzuimd wordt een dergelijke taks tijdig te betalen.

  • 4. In het Taksenreglement worden in het bijzonder de hoogte van de taksen vastgesteld en de wijze waarop deze dienen te worden betaald.

DEEL II MATERIEEL OCTROOIRECHT

HOOFDSTUK I OCTROOIEERBAARHEID
Artikel 52 Octrooieerbare uitvindingen
  • 1. Europese octrooien worden verleend voor uitvindingen, op alle gebieden van de technologie, mits zij nieuw zijn, op uitvinderswerkzaamheid berusten en industrieel toepasbaar zijn.

  • 2. In de zin van het eerste lid worden in het bijzonder niet als uitvindingen beschouwd:

    • a. ontdekkingen, wetenschappelijke theorieën en wiskundige methoden;

    • b. esthetische vormgevingen;

    • c. stelsels, regels en methoden voor het verrichten van geestelijke arbeid, voor spelen of voor de bedrijfsvoering, alsmede computerprogramma’s;

    • d. presentatie van informatie.

  • 3. Het tweede lid sluit de octrooieerbaarheid van de aldaar genoemde onderwerpen of werkzaamheden alleen dan uit voor zover de Europese octrooiaanvrage of het Europees octrooi betrekking heeft op een van die onderwerpen of werkzaamheden als zodanig.

Artikel 53 Uitzonderingen op de octrooieerbaarheid

Europese octrooien worden niet verleend voor:

  • a. uitvindingen waarvan de commerciële toepassing strijdig zou zijn met de openbare orde of met de goede zeden; een dergelijke strijdigheid kan niet worden afgeleid uit het enkele feit dat de toepassing van de uitvindingen in bepaalde of alle Verdragsluitende Staten door een wettelijke of reglementaire bepaling verboden is;

  • b. planten- of dierenrassen of werkwijzen van wezenlijk biologische aard voor de voortbrenging van planten of dieren; deze bepaling is niet van toepassing op microbiologische werkwijzen of hierdoor verkregen voortbrengselen;

  • c. methoden voor de behandeling van het menselijk of dierlijk lichaam door chirurgische ingrepen of geneeskundige behandeling en diagnosemethoden die worden toegepast op het menselijk of dierlijk lichaam; deze bepaling is niet van toepassing op producten, in het bijzonder stoffen of mengsels, voor toepassing bij een van deze methoden.

Artikel 54 Nieuwheid
  • 1. Een uitvinding wordt als nieuw beschouwd indien zij geen deel uitmaakt van de stand van de techniek.

  • 2. De stand van de techniek wordt gevormd door al hetgeen vóór de datum van indiening van de Europese octrooiaanvrage openbaar toegankelijk is gemaakt door een schriftelijke of mondelinge beschrijving, door toepassing of op enige andere wijze.

  • 3. Als behorend tot de stand van de techniek wordt tevens aangemerkt de inhoud van Europese octrooiaanvragen, zoals die zijn ingediend, waarvan de datum van indiening gelegen is vóór de in het tweede lid genoemde datum en die op of na die datum zijn gepubliceerd.

  • 4. Het tweede en derde lid sluiten de octrooieerbaarheid van stoffen of mengsels, behorend tot de stand van de techniek, voor toepassing bij een in artikel 53, onderdeel c, bedoelde methode niet uit, mits de toepassing ervan bij een dergelijke methode niet behoort tot de stand van de techniek.

  • 5. Het tweede en derde lid sluiten voorts niet de octrooieerbaarheid uit van stoffen of mengsels als bedoeld in het vierde lid voor een specifieke toepassing in een werkwijze bedoeld in artikel 53, onderdeel c, mits die toepassing niet tot de stand van de techniek behoort.

Artikel 55 Niet-schadende openbare bekendheid
  • 1. Voor de toepassing van artikel 54 blijft een openbaarmaking van de uitvinding buiten beschouwing indien deze niet eerder is geschied dan zes maanden voor de indiening van de Europese octrooiaanvrage en indien deze direct of indirect het gevolg is van:

    • a. een kennelijk misbruik ten opzichte van de aanvrager of diens rechtsvoorganger, of

    • b. het feit, dat de aanvrager of diens rechtsvoorganger de uitvinding heeft tentoongesteld op een van overheidswege gehouden of erkende internationale tentoonstelling in de zin van het Verdrag betreffende internationale tentoonstellingen, ondertekend te Parijs op 22 november 1928 en laatstelijk herzien op 30 november 1972.

  • 2. In het geval bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is dat lid slechts van toepassing, indien de aanvrager bij de indiening van zijn Europese octrooiaanvrage verklaart dat de uitvinding daadwerkelijk is tentoongesteld en daarvoor een bewijsstuk overlegt binnen de termijn gesteld in en overeenkomstig de voorwaarden vastgelegd in het Uitvoeringsreglement.

Artikel 56 Uitvinderswerkzaamheid

Een uitvinding wordt als het resultaat van uitvinderswerkzaamheid aangemerkt, indien zij voor de vakman niet op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de stand van de techniek. Indien documenten bedoeld in artikel 54, derde lid, tot de stand van de techniek behoren, worden deze bij de beoordeling van de uitvinderswerkzaamheid buiten beschouwing gelaten.

Artikel 57 Industriële toepasbaarheid

Een uitvinding wordt geacht industrieel toepasbaar te zijn, indien het onderwerp daarvan kan worden vervaardigd of toegepast op enig industrieel gebied, met inbegrip van de landbouw.

HOOFDSTUK II PERSONEN DIE GERECHTIGD ZIJN EEN EUROPEES OCTROOI AAN TE VRAGEN EN TE VERKRIJGEN – VERMELDING VAN DE UITVINDER
Artikel 58 Recht tot het aanvragen van een Europees octrooi

Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon en elke vennootschap, die ingevolge het recht dat op haar van toepassing is met een rechtspersoon gelijk wordt gesteld, kan een Europees octrooi aanvragen.

Artikel 59 Meerdere aanvragers

Een aantal aanvragers gezamenlijk of meerdere aanvragers die verschillende Verdragsluitende Staten aanwijzen, kunnen eveneens een Europese octrooiaanvrage indienen.

Artikel 60 Recht op het Europees octrooi
  • 1. Het recht op het Europees octrooi komt toe aan de uitvinder of diens rechtsopvolger. Indien de uitvinder werknemer is, wordt het recht op het Europees octrooi bepaald overeenkomstig het recht van de Staat waarin de werknemer overwegend werkzaam is; indien niet kan worden vastgesteld in welke Staat de werknemer overwegend werkzaam is, is het recht van de Staat op het grondgebied waarvan het bedrijf van zijn werkgever zich bevindt van toepassing.

  • 2. Indien twee of meer personen de uitvinding onafhankelijk van elkaar hebben gedaan, heeft degene wiens octrooiaanvrage de oudste datum van indiening heeft recht op het Europees octrooi, mits deze eerste aanvrage is gepubliceerd.

  • 3. Bij de procedure voor het Europees Octrooibureau wordt de aanvrager geacht gerechtigd te zijn het recht op het Europees octrooi te doen gelden.

Artikel 61 Europese octrooiaanvrage ingediend door een niet-gerechtigde persoon
  • 1. Indien bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing de aanspraak op verlening van het Europees octrooi is toegewezen aan een persoon die niet de aanvrager is, kan deze persoon, in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement:

    • a. de Europese octrooiaanvrage in de plaats van de aanvrager als zijn eigen aanvrage voortzetten;

    • b. voor dezelfde uitvinding een nieuwe Europese octrooiaanvrage indienen; of

    • c. verzoeken dat de Europese octrooiaanvrage wordt afgewezen.

  • 2. Op een nieuwe op grond van het eerste lid, onderdeel b, ingediende Europese octrooiaanvrage is artikel 76, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 62 Recht van de uitvinder op vermelding van zijn naam

De uitvinder heeft tegenover de aanvrager of de houder van het Europees octrooi het recht bij het Europees Octrooibureau als zodanig te worden vermeld.

HOOFDSTUK III GEVOLGEN VAN HET EUROPEES OCTROOI EN VAN DE EUROPESE OCTROOIAANVRAGE
Artikel 63 Looptijd van het Europees octrooi
  • 1. De looptijd van het Europees octrooi bedraagt twintig jaar, te rekenen vanaf de datum van indiening van de aanvrage.

  • 2. Het voorgaande lid beperkt in geen enkel opzicht het recht van een Verdragsluitende Staat om de looptijd van een Europees octrooi te verlengen, of overeenkomstige bescherming te verlenen onmiddellijk aansluitend op het verstrijken van de looptijd van het octrooi, op dezelfde voorwaarden die gelden voor de nationale octrooien:

    • a. ingeval die Staat in oorlog of een vergelijkbare crisissituatie verkeert;

    • b. indien het onderwerp van het Europees octrooi een product of een werkwijze voor de vervaardiging van een product dan wel een gebruik van een product is, waarvoor een bij de wet vereiste procedure voor de verkrijging van een overheidsvergunning dient te worden doorlopen alvorens het in die Staat op de markt kan worden gebracht.

  • 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op Europese octrooien die gezamenlijk voor een groep Verdragsluitende Staten zijn verleend overeenkomstig artikel 142.

  • 4. Een Verdragsluitende Staat die ingevolge het tweede lid, onderdeel b, de mogelijkheid biedt voor verlenging van de looptijd of overeenkomstige bescherming, kan, in overeenstemming met een met de Organisatie gesloten overeenkomst, taken samenhangend met de toepassing van de desbetreffende bepalingen overdragen aan het Europees Octrooibureau.

Artikel 64 Rechten verbonden aan het Europees octrooi
  • 1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid, heeft de houder van het Europees octrooi, vanaf de datum waarop de vermelding van de verlening daarvan is gepubliceerd in het Europees Octrooiblad, in elk van de Verdragsluitende Staten waarvoor het is verleend, dezelfde rechten als die hij zou ontlenen aan een in die Staat verleend nationaal octrooi.

  • 2. Indien het onderwerp van het Europees octrooi een werkwijze is, strekt de aan het octrooi ontleende bescherming zich uit tot de voortbrengselen die rechtstreeks verkregen zijn door die werkwijze.

  • 3. Elke inbreuk op het Europees octrooi wordt behandeld overeenkomstig het nationale recht.

Artikel 65 Vertaling van het Europees octrooi
  • 1. Elke Verdragsluitende Staat kan, indien het Europees octrooi zoals verleend, gewijzigd of beperkt door het Europees Octrooibureau niet is opgesteld in een van zijn officiële talen, eisen dat de octrooihouder aan zijn centrale dienst voor de industriële eigendom een vertaling van het octrooi zoals verleend, gewijzigd of beperkt, verstrekt in een van de officiële talen van die Staat naar zijn keuze, of, voor zover de betrokken Staat het gebruik van een bepaalde officiële taal verplicht heeft gesteld, in die taal. De termijn waarbinnen de vertaling dient te worden ingediend, eindigt drie maanden na de datum waarop de vermelding van de verlening, van de instandhouding in gewijzigde vorm of van de beperking van het Europees octrooi is gepubliceerd in het Europees Octrooiblad, tenzij de betrokken Staat een langere termijn voorschrijft.

  • 2. Elke Verdragsluitende Staat die voorschriften heeft vastgesteld ingevolge het eerste lid, kan bepalen dat de octrooihouder binnen de door die Staat vast te stellen termijn de kosten van de publicatie van de vertaling geheel of gedeeltelijk voldoet.

  • 3. Elke Verdragsluitende Staat kan bepalen dat, indien de ingevolge het eerste en tweede lid vastgestelde voorschriften niet worden nageleefd, het Europees octrooi in die Staat geacht wordt van de aanvang af geen werking te hebben gehad.

Artikel 66 Gelijkwaardigheid van een Europese aanvrage aan een nationaal depot

Een Europese octrooiaanvrage, waaraan een datum van indiening is toegekend, is in de aangewezen Verdragsluitende Staten gelijkwaardig aan een regelmatig ingediende nationale octrooiaanvrage, in voorkomend geval rekening houdend met het recht van voorrang waarop voor de Europese octrooiaanvrage een beroep wordt gedaan.

Artikel 67 Rechten voortvloeiende uit een Europese octrooiaanvrage na publicatie
  • 1. Vanaf de datum van publicatie waarborgt de Europese octrooiaanvrage de aanvrager voorlopig de bescherming bedoeld in artikel 64 in de Verdragsluitende Staten die in de aanvrage zijn aangewezen.

  • 2. Elke Verdragsluitende Staat kan bepalen dat een Europese octrooiaanvrage niet de in artikel 64 bedoelde bescherming waarborgt. De uit publicatie van een Europese octrooiaanvrage voortvloeiende bescherming mag echter niet geringer zijn dan de bescherming die de wetgeving van de desbetreffende Staat toekent aan de verplichte publicatie van de nog niet onderzochte nationale octrooiaanvragen. In ieder geval dient elke Staat er ten minste op toe te zien, dat de aanvrager met ingang van de datum van publicatie van een Europese octrooiaanvrage een gezien de omstandigheden redelijke vergoeding kan eisen van een ieder die in die Staat de uitvinding heeft toegepast, onder omstandigheden die hem volgens het nationale recht aansprakelijk zouden doen zijn, indien het een inbreuk op een nationaal octrooi zou hebben betroffen.

  • 3. Elke Verdragsluitende Staat die de procestaal niet als officiële taal heeft, kan bepalen dat de in het eerste en tweede lid bedoelde voorlopige bescherming eerst wordt verleend op de datum, waarop een vertaling van de conclusies, hetzij in een van de officiële talen van die Staat, naar keuze van de aanvrager, hetzij, voor zover de desbetreffende Staat het gebruik van een bepaalde officiële taal verplicht heeft gesteld, in die taal:

    • a. openbaar toegankelijk is gemaakt op de door de nationale wetgeving voorgeschreven wijze, of

    • b. is verstrekt aan degene die in deze Staat de uitvinding toepast.

  • 4. De Europese octrooiaanvrage wordt geacht van de aanvang af niet de in het eerste en tweede lid bedoelde werking te hebben gehad, indien zij is ingetrokken, geacht wordt te zijn ingetrokken of is afgewezen bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. Hetzelfde geldt voor de werking van de Europese octrooiaanvrage in een Verdragsluitende Staat waarvan de aanwijzing is ingetrokken of geacht wordt te zijn ingetrokken.

Artikel 68 Werking van de herroeping of de beperking van het Europees octrooi

De Europese octrooiaanvrage alsmede het daarop verleende Europese octrooi worden geacht van de aanvang af niet de in de artikelen 64 en 67 bedoelde werking te hebben gehad naar gelang het octrooi is herroepen of beperkt tijdens een oppositie-, beperkings- of nietigheidsprocedure.

Artikel 69 Beschermingsomvang
  • 1. De beschermingsomvang van het Europees octrooi of van de Europese octrooiaanvrage wordt bepaald door de conclusies. Niettemin dienen de beschrijving en de tekeningen tot uitleg van de conclusies.

  • 2. Voor het tijdvak tot de verlening van het Europees octrooi wordt de beschermingsomvang van de Europese octrooiaanvrage bepaald door de conclusies die zijn vervat in de gepubliceerde aanvrage. Het Europees octrooi, zoals dit is verleend of gewijzigd tijdens de oppositie-, beperkings- of nietigheidsprocedure, bepaalt echter met terugwerkende kracht de beschermingsomvang die voortvloeit uit de aanvrage, voor zover deze daarbij niet wordt uitgebreid.

Artikel 70 Authentieke tekst van de Europese octrooiaanvrage of van het Europees octrooi
  • 1. De tekst van de Europese octrooiaanvrage of van het Europees octrooi in de procestaal is de authentieke tekst in alle procedures voor het Europees Octrooibureau en in alle Verdragsluitende Staten.

  • 2. Indien de Europese octrooiaanvrage echter is ingediend in een taal die geen officiële taal is van het Europees Octrooibureau, is die tekst de aanvrage zoals ingediend in de zin van dit Verdrag.

  • 3. Elke Verdragsluitende Staat kan bepalen dat een vertaling in een officiële taal van die Staat, zoals door de Staat op grond van dit Verdrag is voorgeschreven, aldaar zal gelden, behalve in geval van nietigheidsprocedures, als authentieke tekst, indien de beschermingsomvang van de Europese octrooiaanvrage of het Europees octrooi in de taal van de vertaling beperkter is dan de bescherming die wordt geboden door die aanvrage of dat octrooi in de procestaal.

  • 4. Elke Verdragsluitende Staat die ingevolge het derde lid een voorschrift vaststelt:

    • a. moet de aanvrager of de houder van het octrooi toestaan een verbeterde vertaling van de Europese octrooiaanvrage of van het Europees octrooi in te dienen. Deze verbeterde vertaling heeft geen rechtskracht zolang de door de Verdragsluitende Staat ingevolge artikel 65, tweede lid, of artikel 67, derde lid, vastgestelde voorwaarden niet vervuld zijn;

    • b. kan bepalen dat degene die in die Staat te goeder trouw een uitvinding heeft toegepast of doeltreffende en serieuze voorbereidingen voor toepassing ervan heeft getroffen, zonder dat die toepassing een inbreuk vormt op de aanvrage of op het octrooi in de oorspronkelijke vertaling, met deze toepassing in of voor zijn bedrijf kosteloos mag doorgaan nadat de verbeterde vertaling van kracht is geworden.

HOOFDSTUK IV DE EUROPESE OCTROOIAANVRAGE ALS DEEL VAN HET VERMOGEN
Artikel 71 Overgang en vestiging van rechten

Een Europese octrooiaanvrage kan overgaan of voorwerp zijn van vestiging van rechten voor één of meer aangewezen Verdragsluitende Staten.

Artikel 72 Overdracht

De overdracht van een Europese octrooiaanvrage geschiedt schriftelijk en dient te worden ondertekend door de partijen bij de overeenkomst.

Artikel 73 Contractuele licentie

Een Europese octrooiaanvrage kan, geheel of gedeeltelijk, het onderwerp zijn van licenties voor alle of een deel van de grondgebieden van de aangewezen Verdragsluitende Staten.

Artikel 74 Toepasselijk recht

Tenzij dit Verdrag anders bepaalt, is de Europese octrooiaanvrage als deel van het vermogen in elke aangewezen Verdragsluitende Staat en met werking in die Staat, onderworpen aan het recht dat in die Staat geldt voor nationale octrooiaanvragen.

DEEL III DE EUROPESE OCTROOIAANVRAGE

HOOFDSTUK I INDIENING VAN EEN EUROPESE OCTROOIAANVRAGE EN VOORWAARDEN WAARAAN DEZE MOET VOLDOEN
Artikel 75 Indiening van een Europese octrooiaanvrage
  • 1. Een Europese octrooiaanvrage kan worden ingediend:

    • a. bij het Europees Octrooibureau, of

    • b. indien de wetgeving van een Verdragsluitende Staat zulks toestaat, en met inachtneming van artikel 76, eerste lid, bij de centrale dienst voor de industriële eigendom of bij een andere bevoegde instantie van die Staat. Elke op zodanige wijze ingediende aanvrage heeft dezelfde werking als wanneer zij op dezelfde datum was ingediend bij het Europees Octrooibureau.

  • 2. Het eerste lid verhindert niet de toepassing van wettelijke bepalingen of voorschriften die in Verdragsluitende Staten:

    • a. gelden voor uitvindingen die, in verband met hun aard, niet zonder voorafgaande toestemming van de bevoegde instanties van de betrokken Staat naar het buitenland mogen worden gezonden, of

    • b. voorschrijven dat elke aanvrage eerst ingediend dient te worden bij een nationale instantie, dan wel de rechtstreekse indiening bij een andere instantie afhankelijk stellen van voorafgaande toestemming.

Artikel 76 Afgesplitste Europese aanvragen
  • 1. Een afgesplitste Europese octrooiaanvrage dient rechtstreeks bij het Europees Octrooibureau te worden ingediend in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Zij kan alleen worden ingediend voor onderwerpen die door de inhoud van de eerdere aanvrage zoals die was ingediend, worden gedekt; voor zover aan deze eis wordt voldaan, wordt de afgesplitste aanvrage geacht te zijn ingediend op de datum van indiening van de eerdere aanvrage en geniet zij het recht van voorrang daarvan.

  • 2. Alle Verdragsluitende Staten die in de eerdere aanvrage ten tijde van de indiening van een afgesplitste Europese aanvrage zijn aangewezen, worden geacht te zijn aangewezen in de afgesplitste aanvrage.

Artikel 77 Doorzending van Europese octrooiaanvragen
  • 1. De centrale dienst voor de industriële eigendom van een Verdragsluitende Staat zendt de Europese octrooiaanvragen die bij de dienst of bij een andere bevoegde instantie van die Staat zijn ingediend, door naar het Europees Octrooibureau in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement.

  • 2. Een Europese octrooiaanvrage ten aanzien waarvan is besloten dat het onderwerp onder geheimhouding valt, wordt niet naar het Europees Octrooibureau doorgezonden.

  • 3. Een Europese octrooiaanvrage die niet tijdig is doorgezonden naar het Europees Octrooibureau wordt geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 78 Vereisten waaraan een Europese octrooiaanvrage dient te voldoen
  • 1. Een Europese octrooiaanvrage dient te bevatten:

    • a. een verzoek om verlening van een Europees octrooi;

    • b. een beschrijving van de uitvinding;

    • c. een of meer conclusies;

    • d. de tekeningen waarnaar de beschrijving of de conclusies verwijzen;

    • e. een uittreksel,

    en dient aan de vereisten die zijn vastgesteld in het Uitvoeringsreglement te voldoen.

  • 2. Voor een Europese octrooiaanvrage dienen de indieningstaks en de taks voor het nieuwheidsonderzoek te worden betaald. Indien de indieningstaks of de taks voor het nieuwheidsonderzoek niet tijdig is betaald, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 79 Aanwijzing van Verdragsluitende Staten
  • 1. Alle Verdragsluitende Staten die partij zijn bij dit Verdrag op het tijdstip waarop de Europese octrooiaanvrage wordt ingediend, worden geacht te zijn aangewezen in het verzoek om verlening van het Europees octrooi.

  • 2. De aanwijzing van een Verdragsluitende Staat kan onderworpen zijn aan betaling van een aanwijzingstaks.

  • 3. De aanwijzing van een Verdragsluitende Staat kan te allen tijde tot aan de verlening van het Europees octrooi worden ingetrokken.

Artikel 80 Datum van indiening

De datum van indiening van een Europese octrooiaanvrage is de datum waarop aan de in het Uitvoeringsreglement vastgestelde vereisten is voldaan.

Artikel 81 Aanwijzing van de uitvinder

De Europese octrooiaanvrage dient de uitvinder aan te wijzen. Indien de aanvrager niet de uitvinder of niet de enige uitvinder is, dient daarbij verklaard te worden op welke wijze de aanvrager het recht op het Europees octrooi heeft verkregen.

Artikel 82 Eenheid van uitvinding

De Europese octrooiaanvrage mag slechts op één enkele uitvinding betrekking hebben of op een groep van uitvindingen, die zodanig onderling verbonden zijn dat zij op een enkele algemene uitvindingsgedachte berusten.

Artikel 83 Openbaring van de uitvinding

De uitvinding dient in de Europese octrooiaanvrage zodanig duidelijk en volledig te zijn geopenbaard, dat zij door de vakman kan worden toegepast.

Artikel 84 Conclusies

De conclusies beschrijven het onderwerp waarvoor bescherming wordt gevraagd. Zij dienen duidelijk en beknopt te zijn en steun te vinden in de beschrijving.

Artikel 85 Uittreksel

Het uittreksel is alleen bedoeld als technische informatie; het kan niet in aanmerking komen voor enig ander doel, in het bijzonder niet voor de uitlegging van de omvang van de gevraagde bescherming of voor de toepassing van artikel 54, derde lid.

Artikel 86 Jaartaksen voor de Europese octrooiaanvrage
  • 1. Voor de Europese octrooiaanvrage moeten, overeenkomstig het Uitvoeringsreglement, jaartaksen worden betaald aan het Europees Octrooibureau. Deze taksen dienen jaarlijks te worden betaald vanaf het derde jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de aanvrage is ingediend. Indien een jaartaks niet binnen de gestelde termijn is betaald, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 2. De jaartaks behoeft niet meer te worden betaald na betaling van de taks die is betaald voor het jaar waarin de vermelding van de verlening van het Europees octrooi in het Europees Octrooiblad is gepubliceerd.

HOOFDSTUK II VOORRANG
Artikel 87 Recht van voorrang
  • 1. Degene die op regelmatige wijze in of voor

    • a. een Staat die partij is bij het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom of

    • b. een lid van de Wereldhandelsorganisatie,

    een aanvrage heeft ingediend voor een octrooi, een gebruiksmodel of een gebruikscertificaat, of zijn rechtsopvolger, geniet voor het indienen van een Europese octrooiaanvrage voor dezelfde uitvinding een recht van voorrang gedurende een termijn van twaalf maanden vanaf de datum van indiening van de eerste aanvrage.

  • 2. Elke aanvrage die de waarde heeft van een regelmatige nationale aanvrage, overeenkomstig de nationale wetgeving van de Staat waarin de aanvrage is ingediend, dan wel overeenkomstig bilaterale of multilaterale overeenkomsten, met inbegrip van dit Verdrag, wordt erkend dat deze een recht van voorrang doet ontstaan.

  • 3. Onder een regelmatige nationale aanvrage dient te worden verstaan iedere aanvrage waarvan de datum van indiening kan worden vastgesteld, ongeacht het verdere lot van die aanvrage.

  • 4. Met een eerste aanvrage waarvan de datum van indiening het begintijdstip van de termijn van voorrang is, dient te worden gelijkgesteld een latere aanvrage die betrekking heeft op hetzelfde onderwerp als een eerder gedane aanvrage en die is ingediend in of voor dezelfde Staat, mits de eerder gedane aanvrage op de datum van indiening van de latere aanvrage is ingetrokken, prijsgegeven of afgewezen, zonder voor het publiek ter inzage te hebben gelegen en zonder rechten te hebben laten bestaan, en mits zij niet als grondslag heeft gediend voor een beroep op het recht van voorrang. De eerder gedane aanvrage kan dan niet meer als grondslag dienen voor het beroep op een recht van voorrang.

  • 5. Indien de eerste aanvrage is ingediend bij een instantie voor de industriële eigendom die niet onder het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom valt of het Verdrag tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, zijn het eerste tot en met het vierde lid van toepassing, wanneer die instantie, volgens een mededeling van de President van het Europees Octrooibureau, erkent dat een eerste indiening gedaan bij het Europees Octrooibureau een recht van voorrang doet ontstaan onder de voorwaarden en met vergelijkbare werking als bedoeld in het Verdrag van Parijs.

Artikel 88 Beroep op voorrang
  • 1. De aanvrager die zich wil beroepen op de voorrang van een eerdere aanvrage, dient een verklaring van voorrang en andere eventueel vereiste stukken in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement in te dienen.

  • 2. Voor een Europese octrooiaanvrage kan op meerdere rechten van voorrang een beroep worden gedaan, zelfs indien de rechten van voorrang uit verschillende landen afkomstig zijn. Ook kan voor eenzelfde conclusie op meer dan één recht van voorrang een beroep worden gedaan. Indien op meer dan één recht van voorrang een beroep wordt gedaan, worden de termijnen, die beginnen op de voorrangsdatum, berekend vanaf de vroegste voorrangsdatum.

  • 3. Indien voor de Europese octrooiaanvrage op een of meer rechten van voorrang een beroep wordt gedaan, geldt het recht van voorrang alleen voor die elementen van de Europese octrooiaanvrage, die zijn vervat in de aanvrage of aanvragen, waarvoor een beroep op het recht van voorrang is gedaan.

  • 4. Indien bepaalde elementen van de uitvinding waarvoor een beroep op een recht van voorrang is gedaan, niet voorkomen in de conclusies vermeld in de eerdere aanvrage, kan desondanks het recht van voorrang worden erkend, indien uit de gezamenlijke stukken van de eerdere aanvrage deze elementen duidelijk blijken.

Artikel 89 Werking van het recht van voorrang

Het recht van voorrang heeft ten gevolge dat de voorrangsdatum wordt beschouwd als de datum van indiening van de Europese octrooiaanvrage voor de toepassing van artikel 54, tweede en derde lid, en artikel 60, tweede lid.

DEEL IV PROCEDURE TOT AAN DE VERLENING

Artikel 90 Onderzoek bij indiening en onderzoek op vormgebreken
  • 1. Het Europees Octrooibureau onderzoekt, in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement, of de aanvrage voldoet aan de vereisten voor de toekenning van een datum van indiening.

  • 2. Indien geen datum van indiening kan worden toegekend na het onderzoek uit hoofde van het eerste lid, wordt de aanvrage niet als een Europese octrooiaanvrage behandeld.

  • 3. Indien een datum van indiening is toegekend aan de Europese octrooiaanvrage, onderzoekt het Europees Octrooibureau, in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement, of voldaan is aan de vereisten van de artikelen 14, 78 en 81, en, indien van toepassing, van artikel 88, eerste lid, en van artikel 133, tweede lid, alsmede aan alle andere vereisten vastgesteld in het Uitvoeringsreglement.

  • 4. Wanneer het Europees Octrooibureau bij de uitvoering van het onderzoek uit hoofde van het eerste of derde lid vaststelt dat er gebreken zijn die kunnen worden opgeheven, stelt het de aanvrager in de gelegenheid deze te op te heffen.

  • 5. Indien een gebrek dat is vastgesteld bij het onderzoek uit hoofde van het derde lid niet wordt opgeheven, wordt de Europese octrooiaanvrage afgewezen, tenzij in dit Verdrag hiervoor andere rechtsgevolgen zijn voorzien. Wanneer het gebrek het recht van voorrang betreft, vervalt dit recht voor de aanvrage.

Artikel 91 Onderzoek op vormgebreken

[vervallen]

Artikel 92 Opstelling van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek

Het Europees Octrooibureau stelt, in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement, op basis van de conclusies en naar behoren rekening houdend met de beschrijving en eventuele tekeningen, een verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek op en publiceert het.

Artikel 93 Publicatie van de Europese octrooiaanvrage
  • 1. Het Europees Octrooibureau publiceert de Europese octrooiaanvrage zo spoedig mogelijk

    • a. na het verstrijken van een termijn van achttien maanden na de datum van indiening of, indien een beroep op een recht van voorrang is gedaan, na de voorrangsdatum, of

    • b. op verzoek van de aanvrager voor het verstrijken van die termijn.

  • 2. De Europese octrooiaanvrage en het Europese octrooischrift worden gelijktijdig gepubliceerd, indien de beslissing tot verlening van het octrooi van kracht is geworden voor het verstrijken van de termijn bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

Artikel 94 Onderzoek van de Europese octrooiaanvrage
  • 1. In overeenstemming met het Uitvoeringsreglement onderzoekt het Europees Octrooibureau op verzoek of de Europese octrooiaanvrage en de uitvinding waarop zij betrekking heeft, voldoen aan de vereisten van dit Verdrag. Het verzoek wordt eerst geacht te zijn ingediend nadat de taks voor het onderzoek is betaald.

  • 2. Indien het verzoek om onderzoek niet tijdig is gedaan, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 3. Indien bij het onderzoek blijkt dat de aanvrage of de uitvinding waarop zij betrekking heeft, niet voldoet aan de vereisten van dit Verdrag, verzoekt de onderzoeksafdeling de aanvrager, zo dikwijls als nodig, zijn zienswijze in te dienen en, overeenkomstig de bepalingen van artikel 123, eerste lid, de aanvrage te wijzigen.

  • 4. Indien de aanvrager niet tijdig reageert op een mededeling van de onderzoeksafdeling, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 95 Verlenging van de termijn waarbinnen het verzoek tot het verrichten van een onderzoek dient te worden gedaan

[vervallen]

Artikel 96 Onderzoek van een Europese octrooiaanvrage

[vervallen]

Artikel 97 Verlening of afwijzing
  • 1. Indien de onderzoeksafdeling van oordeel is dat de Europese octrooiaanvrage en de uitvinding waarop zij betrekking heeft voldoen, aan de vereisten van dit Verdrag, beslist zij tot verlening van het Europees octrooi, mits aan de voorwaarden vastgesteld in het Uitvoeringsreglement wordt voldaan.

  • 2. Indien de onderzoeksafdeling van oordeel is dat de Europese octrooiaanvrage of de uitvinding waarop zij betrekking heeft, niet voldoet aan de vereisten van dit Verdrag, wijst zij de aanvrage af, tenzij in dit Verdrag hiervoor andere rechtsgevolgen zijn voorzien.

  • 3. De beslissing tot verlening van het Europees octrooi wordt van kracht op de datum waarop de vermelding van de verlening wordt gepubliceerd in het Europees Octrooiblad.

Artikel 98 Publicatie van het Europees octrooischrift

Het Europees Octrooibureau publiceert het Europees octrooischrift zo spoedig mogelijk nadat de vermelding van de verlening van het Europees octrooi is gepubliceerd in het Europees Octrooiblad.

DEEL V OPPOSITIE- EN BEPERKINGSPROCEDURE

Artikel 99 Oppositie
  • 1. Binnen negen maanden na de datum waarop de vermelding van de verlening van het Europees octrooi is gepubliceerd in het Europees Octrooiblad, kan een ieder bij het Europees Octrooibureau oppositie instellen tegen dat octrooi, in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. De oppositie wordt eerst geacht te zijn ingesteld nadat de taks voor de oppositie is betaald.

  • 2. De oppositie geldt voor het Europees octrooi in alle Verdragsluitende Staten waarin het werking heeft.

  • 3. De opposanten zijn, evenals de octrooihouder, partij in de oppositieprocedure.

  • 4. Indien iemand bewijst dat hij in plaats van de vorige octrooihouder, op grond van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een Verdragsluitende Staat is ingeschreven in het octrooiregister, treedt hij, op zijn verzoek, voor deze Staat in de plaats van de vorige octrooihouder. Niettegenstaande het bepaalde in artikel 118 worden de vorige octrooihouder en de persoon die het verzoek heeft gedaan, niet beschouwd als medehouders, tenzij beiden hierom verzoeken.

Artikel 100 Gronden voor oppositie

De oppositie kan slechts op de volgende gronden worden ingesteld:

  • a. het onderwerp van het Europees octrooi is niet octrooieerbaar ingevolge de artikelen 52 tot en met 57;

  • b. het Europees octrooi openbaart de uitvinding niet zodanig duidelijk en volledig dat zij door de vakman kan worden toegepast;

  • c. het onderwerp van het Europees octrooi wordt niet gedekt door de inhoud van de aanvrage zoals die is ingediend, of door de inhoud van de eerdere aanvrage zoals die is ingediend, indien het octrooi is verleend op een afgesplitste aanvrage of op een overeenkomstig artikel 61 ingediende nieuwe aanvrage.

Artikel 101 Onderzoek van de oppositie – Herroeping of instandhouding van het Europees octrooi
  • 1. Indien de opposant ontvankelijk is, onderzoekt de oppositieafdeling, in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement, of ten minste een van de in artikel 100 genoemde gronden voor oppositie zich verzet tegen het in stand blijven van het Europees octrooi. Tijdens dit onderzoek verzoekt de oppositieafdeling zo dikwijls als nodig partijen te reageren op mededelingen die zij tot hen heeft gericht of op mededelingen van andere partijen.

  • 2. Indien de oppositieafdeling van oordeel is dat ten minste een grond voor oppositie zich verzet tegen het in stand blijven van het Europees octrooi, herroept zij het octrooi. Is dat niet het geval dan wijst zij de oppositie af.

  • 3. Indien de oppositieafdeling van oordeel is dat, gelet op de wijzigingen die de houder van het Europees octrooi tijdens de oppositieprocedure heeft aangebracht, het octrooi en de uitvinding waarop het octrooi betrekking heeft

    • a. voldoen aan de vereisten van dit Verdrag, beslist zij het octrooi in de gewijzigde vorm in stand te houden, mits voldaan wordt aan de voorwaarden vastgesteld in het Uitvoeringsreglement;

    • b. niet voldoen aan de vereisten van dit Verdrag, herroept zij het octrooi.

Artikel 102 Herroeping of instandhouding van het Europees octrooi

[vervallen]

Artikel 103 Publicatie van een nieuw Europees octrooischrift

Indien het Europees octrooi in stand blijft zoals gewijzigd ingevolge artikel 101, derde lid, onderdeel a, publiceert het Europees Octrooibureau een nieuw Europees octrooischrift zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van de beslissing inzake de oppositie in het Europees Octrooiblad.

Artikel 104 Kosten
  • 1. Elke bij de oppositieprocedure betrokken partij draagt de door haar gemaakte kosten, behalve indien de oppositieafdeling op gronden van billijkheid overeenkomstig het Uitvoeringsreglement opdracht geeft tot een andere verdeling van de kosten.

  • 2. De procedure voor het vaststellen van de kosten wordt vastgesteld in het Uitvoeringsreglement.

  • 3. Elke eindbeslissing van het Europees Octrooibureau waarbij het bedrag van de kosten wordt vastgesteld, wordt voor de tenuitvoerlegging hiervan in de Verdragsluitende Staten beschouwd als een in kracht van gewijsde gegane beslissing van een civielrechtelijke instantie van de Staat waarin de tenuitvoerlegging dient te geschieden. Een dergelijke beslissing kan alleen worden getoetst op haar echtheid.

Artikel 105 Tussenkomst van de vermeende inbreukmaker
  • 1. Elke derde kan, in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement, na het verstrijken van de termijn van oppositie tussenkomen in de oppositieprocedure, mits hij aantoont dat

    • a. tegen hem een rechtsvordering is ingesteld wegens inbreuk op het hetzelfde octrooi, of

    • b. de derde naar aanleiding van een verzoek van de octrooihouder een vermeende inbreuk te staken, een rechtsvordering heeft ingesteld om in rechte te doen vaststellen dat hij geen inbreuk maakt op het octrooi.

  • 2. Een ontvankelijke tussenkomst wordt behandeld als een oppositie.

Artikel 105a Verzoek om beperking of herroeping
  • 1. Op verzoek van de octrooihouder kan het Europees octrooi worden herroepen of worden beperkt door wijziging van de conclusies. Het verzoek wordt ingediend bij het Europees Octrooibureau in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Het wordt geacht eerst te zijn ingediend nadat de beperkings- of herroepingstaks is betaald.

  • 2. Het verzoek kan niet worden ingediend hangende een oppositieprocedure ten aanzien van het Europees octrooi.

Artikel 105b Beperking of herroeping van het Europees octrooi
  • 1. Het Europees Octrooibureau onderzoekt of voldaan is aan de vereisten vastgesteld in het Uitvoeringsreglement voor het beperken of herroepen van het Europees octrooi.

  • 2. Indien het Europees Octrooibureau van oordeel is dat het verzoek om beperking of herroeping van het Europees octrooi voldoet aan deze vereisten, beslist het Europees Octrooibureau het Europees octrooi te beperken of te herroepen in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Is dat niet het geval dan wijst zij het verzoek af.

  • 3. De beslissing tot beperking of herroeping van het Europees octrooi is van toepassing in alle Verdragsluitende Staten waarvoor het is verleend. Deze beslissing wordt van kracht op de datum waarop de vermelding van deze beslissing wordt gepubliceerd in het Europees Octrooiblad.

Artikel 105c Publicatie van het gewijzigd Europees octrooischrift

Indien het Europees octrooi is beperkt ingevolge artikel 105b, tweede lid, publiceert het Europees Octrooibureau het gewijzigd Europees octrooischrift zo spoedig mogelijk nadat de vermelding van de beperking is gepubliceerd in het Europees Octrooiblad.

DEEL VI BEROEPSPROCEDURE

Artikel 106 Beslissingen waartegen beroep kan worden ingesteld
  • 1. Tegen de beslissingen van de aanvraagafdeling, de onderzoeksafdelingen, de oppositieafdelingen en de juridische afdeling kan beroep worden ingesteld. Het beroep heeft schorsende werking.

  • 2. Tegen een beslissing waarbij een procedure ten aanzien van een van de partijen niet wordt afgesloten, kan slechts beroep worden ingesteld tegelijk met de eindbeslissing, tenzij de beslissing een afzonderlijk beroep mogelijk maakt.

  • 3. Het recht een beroep in te stellen tegen beslissingen inzake de verdeling of vaststelling van kosten in oppositieprocedures kan worden beperkt in het Uitvoeringsreglement.

Artikel 107 Personen die beroep kunnen instellen en partij kunnen zijn bij de procedure

Een ieder die partij was bij de procedure die heeft geleid tot een beslissing, kan hiertegen beroep instellen voor zover hij bij die beslissing in het ongelijk is gesteld. De andere partijen bij die procedure zijn van rechtswege partij bij de beroepsprocedure.

Artikel 108 Termijn en vorm

Een beroep dient te worden ingesteld in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooibureau binnen twee maanden na de datum waarop de beslissing is medegedeeld. Het beroep wordt eerst geacht te zijn ingesteld nadat de taks voor het beroep is betaald. Een memorie met de gronden van het beroep dient te worden ingediend in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement binnen vier maanden na de datum waarop de beslissing is medegedeeld.

Artikel 109 Prejudiciële herziening
  • 1. Indien het orgaan waarvan de beslissing wordt betwist, het beroep ontvankelijk en gegrond acht, dient zij haar beslissing te herzien. Deze bepaling vindt geen toepassing wanneer tegenover degene die het beroep heeft ingesteld een andere partij staat.

  • 2. Indien het beroep niet gegrond wordt verklaard binnen drie maanden na ontvangst van de memorie met de gronden, dient het beroep onverwijld te worden voorgelegd aan de kamer van beroep, zonder oordeel over de gronden daarvan.

Artikel 110 Onderzoek van het beroep

Indien het beroep ontvankelijk is, onderzoekt de kamer van beroep of het beroep gegrond is. Het onderzoek van het beroep vindt plaats in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement.

Artikel 111 Beslissing over het beroep
  • 1. Nadat onderzocht is of het beroep gegrond is, beslist de kamer van beroep over het beroep. De kamer van beroep kan hetzij de bevoegdheden uitoefenen van de afdeling die de bestreden beslissing heeft genomen, hetzij de zaak voor verdere afdoening naar deze afdeling terugwijzen.

  • 2. Indien de kamer van beroep de zaak voor verdere afdoening terugwijst naar de afdeling die de bestreden beslissing heeft genomen, is deze afdeling gebonden aan de beoordeling van de rechtsvragen door de kamer van beroep, voor zover de feiten dezelfde zijn. Indien de bestreden beslissing is genomen door de aanvraagafdeling, is de onderzoeksafdeling eveneens gebonden aan de beoordeling van de rechtsvragen door de kamer van beroep.

Artikel 112 Beslissing of oordeel van de Grote Kamer van beroep
  • 1. Teneinde eenvormige toepassing van het recht te waarborgen of indien zich een rechtsvraag van fundamenteel belang voordoet:

    • a. legt de kamer van beroep waarvoor een procedure aanhangig is, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een van de partijen bij het beroep, de Grote Kamer van beroep de vragen voor, ten aanzien waarvan zij een beslissing voor bovengenoemde doeleinden noodzakelijk acht. Wanneer de kamer van beroep het verzoek afwijst, dient de afwijzing in de eindbeslissing met redenen te zijn omkleed;

    • b. kan de President van het Europees Octrooibureau een rechtsvraag voorleggen aan de Grote Kamer van beroep wanneer twee kamers van beroep over deze vraag uiteenlopende beslissingen hebben genomen.

  • 2. In de gevallen bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zijn de partijen bij de beroepsprocedure partij bij de procedure voor de Grote Kamer van beroep.

  • 3. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde beslissing van de Grote Kamer van beroep is ten aanzien van het hangende beroep bindend voor de kamer van beroep.

Artikel 112a Verzoek om herziening door de Grote Kamer van beroep
  • 1. Elke partij bij een beroepsprocedure die benadeeld is door de beslissing van de kamer van beroep kan een verzoek indienen om herziening van de beslissing door de Grote Kamer van beroep.

  • 2. Het verzoek kan alleen worden ingediend op de gronden dat:

    • a. een lid van de kamer van beroep in strijd met artikel 24, eerste lid, deelnam aan de beslissing of ondanks het feit dat hij was uitgesloten op grond van een beslissing ingevolge artikel 24, vierde lid;

    • b. de kamer van beroep een persoon omvatte die niet was benoemd als lid van de kamers van beroep;

    • c. zich een fundamentele schending van artikel 113 heeft voorgedaan;

    • d. zich een andere fundamentele procedurele tekortkoming als omschreven in het Uitvoeringsreglement heeft voorgedaan in de beroepsprocedure; of

    • e. een strafbaar feit vastgesteld overeenkomstig de voorwaarden vastgesteld in het Uitvoeringsreglement van invloed kan zijn geweest op de beslissing.

  • 3. Het verzoek om herziening heeft geen schorsende werking.

  • 4. Het verzoek om herziening wordt ingediend en met redenen omkleed in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Indien het verzoek gebaseerd is op het tweede lid, onderdelen a tot en met d, dient het binnen twee maanden na de kennisgeving van de beslissing van de kamer van beroep te worden ingediend. Indien het verzoek is gebaseerd op het tweede lid, onderdeel e, dient het binnen twee maanden na de datum waarop het strafbare feit is vastgesteld te worden ingediend, maar in geen geval later dan vijf jaar na de kennisgeving van de beslissing van de kamer van beroep. Het verzoek wordt geacht eerst te zijn ingediend nadat de voorgeschreven taks is betaald.

  • 5. De Grote Kamer van beroep onderzoekt het verzoek om herziening in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Indien het verzoek gegrond is, maakt de Grote Kamer van beroep de beslissing ongedaan en heropent de procedure bij de kamers van beroep in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement.

  • 6. Degene die in een aangewezen Verdragsluitende Staat te goeder trouw in het tijdvak tussen de beslissing van de kamer van beroep en de publicatie in het Europees Octrooiblad van de vermelding van de beslissing van de Grote Kamer van beroep inzake het verzoek om herziening, een uitvinding, die het voorwerp is van een gepubliceerde Europese octrooiaanvrage of van een Europees octrooi, heeft toegepast of doeltreffende en serieuze voorbereidingen voor toepassing ervan heeft getroffen, mag met deze toepassing in of voor zijn bedrijf kosteloos doorgaan.

DEEL VII GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE PROCEDURE
Artikel 113 Recht te worden gehoord en gronden van de beslissingen
  • 1. De beslissingen van het Europees Octrooibureau kunnen slechts gebaseerd worden op gronden waarover de partijen zich hebben kunnen uitlaten.

  • 2. Bij het onderzoeken van en het beslissen over de Europese octrooiaanvrage of het Europees octrooi dient het Europees Octrooibureau zich te houden aan de tekst zoals die is voorgesteld of aanvaard door de aanvrager of door de houder van het octrooi.

Artikel 114 Ambtshalve onderzoek
  • 1. Tijdens de procedure onderzoekt het Europees Octrooibureau ambtshalve de feiten; dit onderzoek beperkt zich noch tot de door de partijen aangevoerde feiten, bewijsmiddelen en argumenten noch tot de door hen ingediende verzoeken.

  • 2. Het Europees Octrooibureau hoeft geen rekening te houden met feiten en bewijsmiddelen die door de partijen niet tijdig zijn aangevoerd.

Artikel 115 Opmerkingen van derden

Bij procedures voor het Europees Octrooibureau kunnen derden, na publicatie van de Europese octrooiaanvrage, in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement, opmerkingen indienen met betrekking tot de octrooieerbaarheid van de uitvinding waarop de aanvrage of het octrooi betrekking heeft. Deze personen worden geen partij bij de procedure.

Artikel 116 Mondelinge behandeling
  • 1. Een mondelinge behandeling vindt plaats, hetzij ambtshalve wanneer het Europees Octrooibureau zulks wenselijk acht, hetzij op verzoek van een partij bij de procedure. Het Europees Octrooibureau kan evenwel afwijzend beschikken op een verzoek om een nieuwe mondelinge behandeling voor dezelfde afdeling wanneer de partijen bij de procedure en de daaraan ten grondslag liggende feiten dezelfde zijn.

  • 2. Niettemin vindt mondelinge behandeling voor de aanvraagafdeling op verzoek van de aanvrager alleen plaats wanneer de aanvraagafdeling zulks aangewezen acht of wanneer zij voornemens is de Europese octrooiaanvrage af te wijzen.

  • 3. De mondelinge behandeling voor de aanvraagafdeling, de onderzoeksafdelingen en de juridische afdeling is niet openbaar.

  • 4. De mondelinge behandeling, met inbegrip van het geven van de beslissing, voor de kamers van beroep en de Grote Kamer van beroep na de publicatie van de Europese octrooiaanvrage, alsmede voor de oppositieafdelingen, is openbaar, voor zover de betrokken afdeling waarvoor de procedure plaatsvindt, niet anders beslist in gevallen waarin openbaarheid ernstige en ongerechtvaardigde nadelen zou kunnen hebben, met name voor een partij bij de procedure.

Artikel 117 Bewijsmiddelen en verkrijgen van bewijs
  • 1. Bij procedures voor het Europees Octrooibureau zijn de volgende bewijsmiddelen toegelaten:

    • a. horen van partijen;

    • b. inwinnen van inlichtingen;

    • c. overleggen van stukken;

    • d. horen van getuigen;

    • e. deskundigenrapport;

    • f. bezichtiging;

    • g. onder ede afgelegde schriftelijke verklaringen.

  • 2. De procedure voor het verkrijgen van bewijs wordt vastgesteld in het Uitvoeringsreglement.

Artikel 118 Eenheid van de Europese octrooiaanvrage of van het Europees octrooi

Indien de aanvragers of de houders van een Europees octrooi voor verschillende aangewezen Verdragsluitende Staten niet dezelfde zijn, worden zij bij de procedures voor het Europees Octrooibureau beschouwd als mede-aanvragers of als mede-houders. De eenheid van de aanvrage of van het octrooi bij deze procedure wordt niet aangetast; in het bijzonder dient de tekst van de aanvrage of van het octrooi voor alle aangewezen Staten gelijk te zijn, tenzij dit Verdrag anders bepaalt.

Artikel 119 Kennisgeving

Van beslissingen, oproepen, kennisgevingen en mededelingen wordt ambtshalve kennis gegeven door het Europees Octrooibureau in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Kennisgeving kan, wanneer buitengewone omstandigheden zulks vereisen, geschieden door tussenkomst van de centrale diensten voor de industriële eigendom van de Verdragsluitende Staten.

Artikel 120 Termijnen

Het Uitvoeringsreglement bepaalt:

  • a. de termijnen die in acht dienen te worden genomen bij procedures voor het Europees Octrooibureau en die niet door dit Verdrag zijn vastgesteld;

  • b. de wijze waarop de termijnen berekend worden alsmede de voorwaarden waaronder zij kunnen worden verlengd;

  • c. de minimale en maximale duur van de termijnen die worden gesteld door het Europees Octrooibureau.

Artikel 121 Verdere behandeling van de Europese octrooiaanvrage
  • 1. Indien een aanvrager ten aanzien van het Europees Octrooibureau verzuimt een termijn in acht te nemen, kan hij verzoeken om verdere behandeling van de Europese octrooiaanvrage.

  • 2. Het Europees Octrooibureau willigt het verzoek in, mits voldaan wordt aan de vereisten die zijn vastgesteld in het Uitvoeringsreglement. Is dat niet het geval dan wijst zij het verzoek af.

  • 3. Indien het verzoek wordt ingewilligd, worden de rechtsgevolgen van het verzuim van de termijn geacht niet te zijn ingetreden.

  • 4. Verdere behandeling is uitgesloten in geval van de termijnen genoemd in artikel 87, eerste lid, artikel 108 en artikel 112a, vierde lid, alsmede de termijnen voor verzoeken om verdere behandeling of herstel in de vorige toestand. Het Uitvoeringsreglement kan verdere behandeling voor andere termijnen uitsluiten.

Artikel 122 Herstel in de vorige toestand
  • 1. Een aanvrager of houder van een Europees octrooi die, ondanks het betrachten van alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid, niet in staat is geweest ten aanzien van het Europees Octrooibureau een termijn in acht te nemen, wordt op verzoek in zijn rechten hersteld indien het niet-naleven van deze termijn rechtstreeks tot gevolg heeft dat de Europese octrooiaanvrage of een verzoek wordt afgewezen, dat de aanvrage wordt geacht te zijn ingetrokken, dat het Europees octrooi herroepen wordt of dat een ander recht of rechtsmiddel verloren gaat.

  • 2. Het Europees Octrooibureau willigt het verzoek in, mits voldaan wordt aan de voorwaarden van het eerste lid en de vereisten vastgesteld in het Uitvoeringsreglement. Is dat niet het geval dan wijst zij het verzoek af.

  • 3. Indien het verzoek wordt ingewilligd, worden de rechtsgevolgen van het verzuim van de termijn geacht niet te zijn ingetreden.

  • 4. Herstel in de vorige toestand is uitgesloten ten aanzien van de termijn voor verzoeken om herstel in de vorige toestand. Het Uitvoeringsreglement kan herstel in de vorige toestand voor andere termijnen uitsluiten.

  • 5. Degene die in een aangewezen Verdragsluitende Staat te goeder trouw in het tijdvak tussen het verlies van de rechten bedoeld in het eerste lid en de publicatie in het Europees Octrooiblad van de vermelding van het herstel in de vorige toestand, een uitvinding, die het voorwerp is van een gepubliceerde Europese octrooiaanvrage of van een Europees octrooi, heeft toegepast of doeltreffende en serieuze voorbereidingen voor toepassing ervan heeft getroffen, mag met deze toepassing in of voor zijn bedrijf kosteloos doorgaan.

  • 6. Dit artikel laat onverlet het recht van een Verdragsluitende Staat tot herstel in de vorige toestand ten aanzien van de termijnen voorzien in dit Verdrag en die in acht dienen te worden genomen ten aanzien van de autoriteiten van die Staat.

Artikel 123 Wijzigingen
  • 1. De Europese octrooiaanvrage of het Europees octrooi kan worden gewijzigd tijdens een procedure voor het Europees Octrooibureau in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. In elk geval dient de aanvrager ten minste eenmaal in de gelegenheid te worden gesteld om de aanvrage op eigen initiatief te wijzigen.

  • 2. De Europese octrooiaanvrage of het Europees octrooi kan niet zodanig gewijzigd worden dat het onderwerp niet meer gedekt wordt door de inhoud van de aanvrage zoals die is ingediend.

  • 3. Het Europees octrooi kan niet zodanig worden gewijzigd dat de beschermingsomvang wordt uitgebreid.

Artikel 124 Inlichtingen over de stand van de techniek
  • 1. Het Europees Octrooibureau kan, in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement, de aanvrager verzoeken inlichtingen te verstrekken over de stand van de techniek die gehanteerd is bij een nationale of regionale octrooiprocedure en een uitvinding betreft waarop de Europese octrooiaanvrage betrekking heeft.

  • 2. Indien de aanvrager niet tijdig gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, wordt de Europese octrooiaanvrage geacht te zijn ingetrokken.

Artikel 125 Verwijzing naar algemene beginselen

Voor zover dit Verdrag geen bepalingen bevat over een te volgen procedure, neemt het Europees Octrooibureau de beginselen van procesrecht die in de Verdragsluitende Staten algemeen zijn aanvaard in acht.

Artikel 126 Einde van financiële verplichtingen

[vervallen]

HOOFDSTUK II INFORMATIE VOOR HET PUBLIEK OF VOOR OFFICIËLE INSTANTIES
Artikel 127 Europees Octrooiregister

Het Europees Octrooibureau houdt een Europees Octrooiregister bij waarin de in het Uitvoeringsreglement omschreven gegevens worden ingeschreven. Geen enkele inschrijving mag in het Europees Octrooiregister worden gedaan voordat de Europese octrooiaanvrage is gepubliceerd. Het Europees Octrooiregister ligt ter inzage van het publiek.

Artikel 128 Inzage van dossiers
  • 1. De dossiers die betrekking hebben op Europese octrooiaanvragen die nog niet zijn gepubliceerd, kunnen alleen met toestemming van de aanvrager worden ingezien.

  • 2. Degene die bewijst dat de aanvrager zich tegenover hem heeft beroepen op zijn Europese octrooiaanvrage, kan het dossier inzien voordat deze aanvrage is gepubliceerd en zonder toestemming van de aanvrager.

  • 3. Wanneer een afgesplitste Europese aanvrage of een nieuwe Europese octrooiaanvrage, ingediend op grond van artikel 61, eerste lid, is gepubliceerd, kan een ieder het dossier van de eerdere aanvrage inzien voordat deze aanvrage is gepubliceerd en zonder toestemming van de aanvrager.

  • 4. Na de publicatie van de Europese octrooiaanvrage kunnen, behoudens de in het Uitvoeringsreglement gestelde beperkingen, de dossiers van die aanvrage en van het daarop verleende octrooi op verzoek worden ingezien.

  • 5. Het Europees Octrooibureau kan, zelfs vóór de publicatie van de Europese octrooiaanvrage, de in het Uitvoeringsreglement omschreven gegevens mededelen aan derden of publiceren.

Artikel 129 Regelmatige verschijnende publicaties

Het Europees Octrooibureau publiceert regelmatig:

  • a. een Europees Octrooiblad, inhoudende de gegevens waarvan de publicatie door dit Verdrag, het Uitvoeringsreglement of de President van het Europees Octrooibureau, is voorgeschreven;

  • b. een Publicatieblad, inhoudende mededelingen en bekendmakingen van algemene aard door de President van het Europees Octrooibureau alsmede alle andere bekendmakingen betreffende dit Verdrag of de toepassing ervan.

Artikel 130 Uitwisseling van informatie
  • 1. Tenzij in dit Verdrag of in de nationale wetgevingen anders is bepaald, verstrekken het Europees Octrooibureau en de centrale diensten voor de industriële eigendom van de Verdragsluitende Staten elkaar op verzoek alle ter zake dienende gegevens over Europese of nationale octrooiaanvragen en octrooien alsmede over de procedures dienaangaande.

  • 2. Het eerste lid is van toepassing op de uitwisseling van gegevens op grond van werkovereenkomsten tussen het Europees Octrooibureau en

    • a. de centrale diensten voor de industriële eigendom van andere Staten;

    • b. elke intergouvernementele organisatie die belast is met het verlenen van octrooien;

    • c. elke andere organisatie.

  • 3. Het verstrekken van gegevens ingevolge het eerste lid en het tweede lid, onderdelen a en b, is niet onderworpen aan de in artikel 128 vervatte beperkingen. De Raad van Bestuur kan besluiten dat het verstrekken van gegevens ingevolge het tweede lid, onderdeel c, niet onderworpen is aan die beperkingen, mits de betrokken organisatie de verstrekte gegevens als vertrouwelijk behandelt tot aan de datum waarop de Europese octrooiaanvrage is gepubliceerd.

Artikel 131 Ambtelijke en juridische samenwerking
  • 1. Tenzij in dit Verdrag of in de nationale wetgevingen anders is bepaald, dienen het Europees Octrooibureau en de gerechtelijke of andere bevoegde instanties van de Verdragsluitende Staten elkaar op verzoek wederzijds bijstand te verlenen door elkaar gegevens te verstrekken of inzage in dossiers te geven. Wanneer het Europees Octrooibureau inzage van dossiers verleent aan de gerechtelijke instanties, Openbare Ministeries of centrale diensten voor de industriële eigendom is dit niet onderworpen aan de in artikel 128 bedoelde beperkingen.

  • 2. De gerechtelijke of andere bevoegde instanties van de Verdragsluitende Staten gaan voor het Europees Octrooibureau, op diens rogatoire commissie, en voor zover hun bevoegdheden zulks toelaten, over tot maatregelen voor het verkrijgen van bewijs en tot andere gerechtelijke handelingen.

Artikel 132 Uitwisseling van publicaties
  • 1. Het Europees Octrooibureau en de centrale diensten voor de industriële eigendom van de Verdragsluitende Staten doen elkaar op verzoek en voor eigen gebruik kosteloos één of meer exemplaren van hun publicaties toekomen.

  • 2. Het Europees Octrooibureau kan inzake de uitwisseling of toezending van publicaties overeenkomsten sluiten.

HOOFDSTUK III VERTEGENWOORDIGING
Artikel 133 Algemene beginselen betreffende de vertegenwoordiging
  • 1. Behoudens het tweede lid, is niemand verplicht zich te doen vertegenwoordigen door een erkend gemachtigde in de door dit Verdrag vastgestelde procedures.

  • 2. Natuurlijke personen of rechtspersonen, die geen woonplaats of zetel hebben in een Verdragsluitende Staat, dienen zich te laten vertegenwoordigen door een erkend gemachtigde en dienen door zijn tussenkomst op te treden in iedere door dit Verdrag vastgestelde procedure, behalve voor het indienen van een Europese octrooiaanvrage; verdere uitzonderingen kunnen worden vastgesteld door het Uitvoeringsreglement.

  • 3. Natuurlijke personen of rechtspersonen, die hun woonplaats of zetel hebben in een Verdragsluitende Staat, kunnen in door dit Verdrag vastgestelde procedures optreden door een werknemer, die geen erkend gemachtigde behoeft te zijn, maar dient te beschikken over een volmacht in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Het Uitvoeringsreglement kan bepalen of en onder welke voorwaarden een werknemer van een rechtspersoon eveneens kan optreden voor andere rechtspersonen die hun zetel hebben in een Verdragsluitende Staat en die economische banden hebben met de eerstgenoemde rechtspersoon.

  • 4. Bijzondere bepalingen betreffende de gemeenschappelijke vertegenwoordiging van gemeenschappelijk optredende partijen kunnen worden vastgesteld in het Uitvoeringsreglement.

Artikel 134 Vertegenwoordiging voor het Europees Octrooibureau
  • 1. Natuurlijke personen of rechtspersonen kunnen in de door dit Verdrag vastgestelde procedures slechts worden vertegenwoordigd door erkende gemachtigden, die ingeschreven staan op een daartoe door het Europees Octrooibureau bij te houden lijst.

  • 2. Iedere natuurlijke persoon die

    • a. onderdaan is van een Verdragsluitende Staat,

    • b. zijn kantoor of plaats van tewerkstelling heeft in een Verdragsluitende Staat, en

    • c. met goed gevolg het Europese bekwaamheidsexamen heeft afgelegd

      kan worden ingeschreven op de lijst van erkende gemachtigden.

  • 3. Gedurende een jaar vanaf de datum waarop de toetreding door een Staat tot dit Verdrag van kracht wordt, kan ook iedere natuurlijke persoon om inschrijving in de lijst verzoeken die

    • a. onderdaan is van een Verdragsluitende Staat,

    • b. zijn kantoor of plaats van tewerkstelling heeft in de Staat die is toegetreden tot het Verdrag, en

    • c. bevoegd is natuurlijke personen of rechtspersonen te vertegenwoordigen in octrooizaken voor de centrale dienst voor de industriële eigendom van die Staat. Wanneer deze bevoegdheid niet afhankelijk is van het vereiste van specifieke professionele kwalificaties, dient de persoon gedurende ten minste vijf jaar regelmatig als zodanig te zijn opgetreden in die Staat.

  • 4. De inschrijving geschiedt op verzoek en gaat vergezeld van certificaten waaruit blijkt dat aan de in het tweede of derde lid vastgestelde voorwaarden wordt voldaan.

  • 5. Personen wier namen voorkomen op de lijst van erkende gemachtigden zijn bevoegd op te treden in alle door dit Verdrag vastgestelde procedures.

  • 6. Om op te treden als erkend gemachtigde, is een ieder die staat ingeschreven op de lijst van erkende gemachtigden, bevoegd kantoor te houden in elke Verdragsluitende Staat waar door dit Verdrag vastgestelde procedures plaatsvinden, rekening houdend met het aan dit Verdrag als bijlage toegevoegde Protocol inzake de centralisatie. De autoriteiten van deze Staat kunnen deze bevoegdheid slechts intrekken in individuele gevallen en op grond van nationale regelgeving voor de bescherming van de openbare orde en veiligheid. Alvorens een dergelijke maatregel wordt genomen, dient de President van het Europees Octrooibureau te worden geraadpleegd.

  • 7. De President van het Europees Octrooibureau kan vrijstelling verlenen:

    • a. van het vereiste van het tweede lid, onderdeel a, of het derde lid, onderdeel a, in bijzondere omstandigheden;

    • b. van het vereiste van het derde lid, onderdeel c, tweede volzin, indien de aanvrager aantoont dat hij de vereiste kwalificatie op andere wijze heeft verworven.

  • 8. In de door dit Verdrag vastgestelde procedures kan de vertegenwoordiging ook geschieden, op dezelfde wijze als door een erkend gemachtigde, door iedere advocaat die bevoegd is in een Verdragsluitende Staat op te treden en aldaar kantoor houdt, voor zover hij in die Staat bevoegd is op te treden als erkend gemachtigde op het gebied van octrooien. Het zesde lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 134a Instituut van erkende gemachtigden voor het Europees Octrooibureau
  • 1. De Raad van Bestuur is bevoegd bepalingen vast te stellen en te wijzigen ten aanzien van:

    • a. het Instituut van erkende gemachtigden voor het Europees Octrooibureau, hierna te noemen het Instituut;

    • b. de vereiste bekwaamheid en opleiding om te worden toegelaten tot het Europese bekwaamheidsexamen en ten aanzien van het afnemen van dit examen;

    • c. het tuchtrechtelijk toezicht dat het Instituut of het Europees Octrooibureau over de erkende gemachtigden uitoefent;

    • d. de geheimhoudingsverplichting van de erkend gemachtigde en het recht in procedures voor het Europees Octrooibureau te weigeren communicatie tussen een erkend gemachtigde en zijn cliënt of enig andere persoon bekend te maken.

  • 2. Iedere persoon die ingeschreven staat op de lijst van erkende gemachtigden bedoeld in artikel 134, eerste lid, is lid van het Instituut.

DEEL VIII GEVOLGEN VOOR HET NATIONALE RECHT

HOOFDSTUK I OMZETTING IN EEN NATIONALE OCTROOIAANVRAGE
Artikel 135 Verzoek tot omzetting
  • 1. De centrale dienst voor de industriële eigendom van een aangewezen Verdragsluitende Staat stelt de procedure tot verlening van een nationaal octrooi in op verzoek van de aanvrager of van de houder van een Europees octrooi in de volgende gevallen:

    • a. indien de Europese octrooiaanvrage wordt geacht te zijn ingetrokken ingevolge artikel 77, derde lid;

    • b. in de andere door de nationale wetgeving bepaalde gevallen waarin op grond van dit Verdrag de Europese octrooiaanvrage is afgewezen, ingetrokken of wordt geacht te zijn ingetrokken of het Europees octrooi herroepen is.

  • 2. In het in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde geval wordt het verzoek tot omzetting ingediend bij de centrale dienst voor de industriële eigendom waar de Europese octrooiaanvrage is ingediend. Onverminderd de bepalingen inzake nationale veiligheid, zendt deze dienst het verzoek direct door aan de centrale diensten voor de industriële eigendom van de daarin vermelde Verdragsluitende Staten.

  • 3. In de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde gevallen wordt het verzoek tot omzetting ingediend bij het Europees Octrooibureau in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Het verzoek wordt geacht eerst te zijn ingediend nadat de omzettingstaks is betaald. Het Europees Octrooibureau zendt het verzoek aan de centrale diensten voor de industriële eigendom van de daarin vermelde Verdragsluitende Staten.

  • 4. De in artikel 66 bedoelde gevolgen van de Europese octrooiaanvrage vervallen indien het verzoek tot omzetting niet tijdig is ingediend.

Artikel 136 Indiening en doorzending van het verzoek

[vervallen]

Artikel 137 Vormvoorschriften voor de omzetting
  • 1. Een Europese octrooiaanvrage die is doorgezonden in overeenstemming met artikel 135, tweede of derde lid, mag niet onderworpen worden aan vormvoorschriften van het nationale recht die afwijken van of een aanvulling betekenen op de in dit Verdrag vastgestelde bepalingen.

  • 2. De centrale dienst voor de industriële eigendom waarnaar de Europese octrooiaanvrage is doorgezonden, kan eisen dat de aanvrager binnen een termijn van ten minste twee maanden:

    • a. de nationale indieningstaks betaalt; en

    • b. een vertaling van de oorspronkelijke tekst van de Europese octrooiaanvrage in een officiële taal van de betrokken Staat indient, alsmede in voorkomend geval, een vertaling van de tijdens de procedure voor het Europees Octrooibureau gewijzigde tekst die de aanvrager wenst te gebruiken als basis voor de nationale procedure.

HOOFDSTUK II NIETIGHEID EN OUDERE RECHTEN
Artikel 138 Nietigheid van Europese octrooien
  • 1. Behoudens artikel 139 kan het Europees octrooi met werking in een Verdragsluitende Staat slechts nietig worden verklaard indien:

    • a. het onderwerp van het Europees octrooi ingevolge de artikelen 52 tot en met 57 niet octrooieerbaar is;

    • b. het Europees octrooi de uitvinding niet zodanig duidelijk en volledig openbaart, dat zij door de vakman kan worden toegepast;

    • c. het onderwerp van het Europees octrooi niet gedekt wordt door de inhoud van de aanvrage zoals die is ingediend of, indien het octrooi is verleend op een afgesplitste aanvrage of op een nieuwe aanvrage die is ingediend overeenkomstig artikel 61, niet gedekt wordt door de inhoud van de eerdere aanvrage zoals die is ingediend;

    • d. de beschermingsomvang van het Europees octrooi is uitgebreid; of

    • e. de houder van het Europees octrooi niet de rechthebbende op het octrooi is ingevolge artikel 60, eerste lid.

  • 2. Indien de nietigheidsgronden het Europees octrooi slechts gedeeltelijk aantasten, wordt het octrooi beperkt door een dienovereenkomstige wijziging van de conclusies en gedeeltelijk nietig verklaard.

  • 3. Bij procedures voor de bevoegde gerechtelijke instantie of autoriteit ten aanzien van de geldigheid van het Europees octrooi, heeft de octrooihouder het recht het octrooi te beperken door wijziging van de conclusies. Het aldus beperkte octrooi vormt de basis voor de procedure.

Artikel 139 Oudere rechten en rechten van dezelfde datum
  • 1. In elke aangewezen Verdragsluitende Staat hebben een Europese octrooiaanvrage en een Europees octrooi ten opzichte van een nationale octrooiaanvrage en een nationaal octrooi als ouder recht dezelfde werking als een nationale octrooiaanvrage en een nationaal octrooi.

  • 2. Een nationale octrooiaanvrage en een nationaal octrooi in een Verdragsluitende Staat hebben ten opzichte van een Europees octrooi waarin die Verdragsluitende Staat is aangewezen, als ouder recht dezelfde werking als ware het Europees octrooi een nationaal octrooi.

  • 3. Elke Verdragsluitende Staat kan bepalen of, en onder welke voorwaarden, een uitvinding die zowel in een Europese octrooiaanvrage of in een Europees octrooi, als in een nationale octrooiaanvrage of in een nationaal octrooi met dezelfde datum van indiening of, indien een beroep is gedaan op een recht van voorrang, met eenzelfde voorrangsdatum, openbaar is gemaakt, gelijktijdig door Europese en nationale aanvragen of octrooien beschermd kan worden.

HOOFDSTUK III OVERIGE GEVOLGEN
Artikel 140 Nationale gebruiksmodellen en gebruikscertificaten

De artikelen 66, 124, 135, 137 en 139 zijn van toepassing op gebruiksmodellen en gebruikscertificaten alsmede op aanvragen voor gebruiksmodellen en gebruikscertificaten die zijn ingeschreven of gedeponeerd in de Verdragsluitende Staten waar de wetgeving in deze vormen van bescherming voorziet.

Artikel 141 Jaartaksen voor Europees octrooien
  • 1. De jaartaksen voor het Europees octrooi kunnen slechts worden geheven voor de jaren volgende op het jaar bedoeld in artikel 86, tweede lid.

  • 2. Indien de jaartaksen verschuldigd zijn binnen twee maanden nadat de vermelding van de verlening van het Europees octrooi in het Europees Octrooiblad is gepubliceerd, worden deze jaartaksen geacht rechtsgeldig te zijn betaald als zij binnen die termijn zijn betaald. Een onder nationale wetgeving voorziene verhoging van de taksen wordt niet geheven.

DEEL IX BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN

Artikel 142 Eenheidsoctrooien
  • 1. Iedere groep Verdragsluitende Staten die op grond van een bijzondere overeenkomst heeft besloten dat de voor die Staten verleende Europese octrooien voor hun gezamenlijke grondgebieden een eenheid vormen, kan bepalen dat de Europese octrooien slechts gezamenlijk voor al die Staten kunnen worden verleend.

  • 2. De bepalingen van dit deel zijn van toepassing wanneer een groep Verdragsluitende Staten van de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid gebruik heeft gemaakt.

Artikel 143 Bijzondere organen van het Europees Octrooibureau
  • 1. De groep Verdragsluitende Staten kan het Europees Octrooibureau aanvullende taken opdragen.

  • 2. Ter uitvoering van die aanvullende taken kunnen binnen het Europees Octrooibureau voor de tot die groep behorende Staten gemeenschappelijke bijzondere organen worden ingesteld. De leiding van deze bijzondere organen berust bij de President van het Europees Octrooibureau; artikel 10, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 144 Vertegenwoordiging voor de bijzondere organen

De groep Verdragsluitende Staten kan een bijzondere regeling vaststellen voor de vertegenwoordiging van partijen voor de organen bedoeld in artikel 143, tweede lid.

Artikel 145 Beperkte Commissie van de Raad van Bestuur
  • 1. De groep Verdragsluitende Staten kan een Beperkte Commissie van de Raad van Bestuur instellen voor toezicht op de werkzaamheden van de ingevolge artikel 143, tweede lid, ingestelde bijzondere organen; het Europees Octrooibureau stelt deze Commissie het personeel, de accommodatie en het materiaal ter beschikking, dat voor de uitvoering van haar taak benodigd is. De President van het Europees Octrooibureau dient ten overstaan van de Beperkte Commissie van de Raad van Bestuur verantwoording af te leggen voor de werkzaamheden van de bijzondere organen.

  • 2. De samenstelling, de bevoegdheden en de werkzaamheden van de Beperkte Commissie worden bepaald door de groep Verdragsluitende Staten.

Artikel 146 Dekking van de kosten voor het uitvoeren van de bijzondere taken

Indien aan het Europees Octrooibureau aanvullende taken zijn opgedragen op grond van artikel 143, komen de kosten die voor de Organisatie zijn ontstaan in verband met de uitvoering van die taken ten laste van de groep Verdragsluitende Staten. Indien binnen het Europees Octrooibureau bijzondere organen zijn ingesteld voor de uitvoering van die aanvullende taken, komen de voor deze organen te maken kosten met betrekking tot personeel, accommodatie en materiaal voor rekening van de groep Verdragsluitende Staten. De artikelen 39, derde en vierde lid, 41 en 47 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 147 Betalingen van jaartaksen voor eenheidsoctrooien

Indien de groep Verdragsluitende Staten voor de jaartaksen een eenheidstarief heeft vastgesteld, wordt het percentage, bedoeld in artikel 39, eerste lid, berekend aan de hand van dit eenheidstarief; het in artikel 39, eerste lid, bedoelde minimumbedrag is eveneens het minimumbedrag voor het eenheidsoctrooi. Artikel 39, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 148 De Europese Octrooiaanvrage als deel van het vermogen
  • 1. Artikel 74 is van toepassing tenzij de groep Verdragsluitende Staten andere bepalingen heeft vastgesteld.

  • 2. De groep Verdragsluitende Staten kan bepalen dat, voor zover deze Verdragsluitende Staten zijn aangewezen, overgang, verpanding of gedwongen uitwinning van de Europese octrooiaanvrage slechts is toegestaan voor al die Verdragsluitende Staten en overeenkomstig de bepalingen van de bijzondere overeenkomst.

Artikel 149 Gezamenlijke aanwijzing
  • 1. De groep Verdragsluitende Staten kan bepalen dat deze Staten slechts gezamenlijk kunnen worden aangewezen en dat de aanwijzing van een of meer Staten van deze groep geldt als aanwijzing van al deze Staten.

  • 2. Wanneer het Europees Octrooibureau optreedt als aangewezen bureau in de zin van artikel 153, eerste lid, is het voorgaande lid van toepassing indien de aanvrager in de internationale aanvrage heeft medegedeeld dat hij een Europees octrooi wenst voor een of meer aangewezen Staten van de groep. Deze bepaling is eveneens van toepassing, indien de aanvrager in de internationale aanvrage een van de Verdragsluitende Staten heeft aangewezen die tot deze groep behoort, waarvan de nationale wetgeving bepaalt dat een aanwijzing van die Staat de gevolgen heeft van een aanvrage om een Europees octrooi.

Artikel 149a Andere overeenkomsten tussen de Verdragsluitende Staten
  • 1. Geen enkele bepaling in dit Verdrag mag zodanig worden uitgelegd dat zij het recht van bepaalde of alle Verdragsluitende Staten beperkt bijzondere overeenkomsten te sluiten inzake aangelegenheden betreffende Europese octrooiaanvragen of Europese octrooien die op grond van dit Verdrag onderworpen zijn aan en worden beheerst door het nationale recht, zoals met name

    • a. een overeenkomst tot oprichting van een gemeenschappelijk Europees octrooigerecht voor de Verdragsluitende Staten die daar partij bij zijn;

    • b. een overeenkomst tot oprichting van een gemeenschappelijke instantie voor de Verdragsluitende Staten die daar partij bij zijn, die op verzoek van de nationale gerechtelijke instanties of semi-gerechtelijke autoriteiten haar oordeel geeft over kwesties op het gebied van Europees of geharmoniseerd nationaal octrooirecht;

    • c. een overeenkomst op grond waarvan de Verdragsluitende Staten die daar partij bij zijn geheel of gedeeltelijk kunnen afzien van vertalingen van Europese octrooien bedoeld in artikel 65;

    • d. een overeenkomst op grond waarvan de Verdragsluitende Staten die daar partij bij zijn bepalen dat vertalingen van Europese octrooien als vereist overeenkomstig artikel 65 kunnen worden ingediend bij en gepubliceerd door het Europees Octrooibureau.

  • 2. De Raad van Bestuur is bevoegd te besluiten dat:

    • a. de leden van de kamers van beroep of van de Grote Kamer van beroep zitting kunnen hebben in een Europees octrooigerecht of in een gemeenschappelijke instantie en deelnemen aan procedures voor dat gerecht of die instantie in overeenstemming met een dergelijke overeenkomst;

    • b. het Europees Octrooibureau een gemeenschappelijke instantie van ondersteunend personeel, accommodatie en materiaal zal voorzien, die voor de uitvoering van haar taken benodigd zijn en dat de kosten van die instantie geheel of gedeeltelijk door de Organisatie worden gedragen.

DEEL X INTERNATIONALE AANVRAGEN IN DE ZIN VAN HET VERDRAG TOT SAMENWERKING INZAKE OCTROOIEN – EURO-PCT-AANVRAGEN

Artikel 150 Toepassing van het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien
  • 1. Het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien van 19 juni 1970, hierna te noemen het PCT, is van toepassing in overeenstemming met de bepalingen van dit Deel.

  • 2. Internationale aanvragen die worden ingediend op grond van het PCT kunnen het voorwerp zijn van procedures voor het Europees Octrooibureau. Bij dergelijke procedures zijn de bepalingen van het PCT en het Reglement daarbij van toepassing, aangevuld door de bepalingen van dit Verdrag. Indien deze met elkaar in strijd zijn, zijn de bepalingen van het PCT of het Reglement daarbij doorslaggevend.

Artikel 151 Het Europees Octrooibureau als ontvangend bureau

Het Europees Octrooibureau treedt op als ontvangend bureau in de zin van het PCT in overeenstemming met het Uitvoeringsreglement. Artikel 75, tweede lid, is van toepassing.

Artikel 152 Het Europees Octrooibureau als Instantie voor Internationaal Nieuwheidsonderzoek of Instantie voor Internationale Voorlopige Beoordeling

Het Europees Octrooibureau treedt op als Instantie voor Internationaal Nieuwheidsonderzoek en Instantie voor Internationale Voorlopige Beoordeling in de zin van het PCT, in overeenstemming met een overeenkomst tussen de Organisatie en het Internationaal Bureau van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom, voor aanvragers die inwoner of onderdaan zijn van een Staat die partij is bij dit Verdrag. Deze overeenkomst kan bepalen dat het Europees Octrooibureau ook optreedt voor andere aanvragers.

Artikel 153 Het Europees Octrooibureau als aangewezen bureau of gekozen bureau
  • 1. Het Europees Octrooibureau is

    • a. aangewezen bureau voor elke Staat die partij is bij dit Verdrag waarvoor het PCT van kracht is, die is aangewezen in de internationale aanvrage en waarvoor de aanvrager het Europees octrooi wenst te verkrijgen; en

    • b. gekozen bureau, indien de aanvrager een Staat heeft gekozen die is aangewezen overeenkomstig onderdeel a.

  • 2. Een internationale aanvrage waarvoor het Europees Octrooibureau het aangewezen of gekozen bureau is en waaraan een internationale datum van indiening is toegekend, is gelijkwaardig aan een gewone Europese aanvrage (Euro-PCT-aanvrage).

  • 3. De internationale publicatie van een Euro-PCT-aanvrage in een officiële taal van het Europees Octrooibureau vervangt de publicatie van de Europese octrooiaanvrage en wordt vermeld in het Europees Octrooiblad.

  • 4. Indien de Euro-PCT-aanvrage in een andere taal gepubliceerd is, dient een vertaling in een van de officiële talen te worden ingediend bij het Europees Octrooibureau die deze zal publiceren. Behoudens artikel 67, derde lid, treedt de voorlopige bescherming, bedoeld in artikel 67, eerste en tweede lid, pas in vanaf de datum van deze publicatie.

  • 5. De Euro-PCT-aanvrage wordt behandeld als een Europese octrooiaanvrage en geldt als behorend tot de stand van de techniek in de zin van artikel 54, derde lid, indien aan de in het derde of vierde lid en in het Uitvoeringsreglement vastgestelde voorwaarden is voldaan.

  • 6. Het verslag van het internationaal nieuwheidsonderzoek dat is opgesteld ten aanzien van een Euro-PCT-aanvrage of de vervangende verklaring ervan en hun internationale publicatie, treden in de plaats van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek en de vermelding van de publicatie ervan in het Europees Octrooiblad.

  • 7. Een aanvullend verslag van een Europees nieuwheidsonderzoek wordt opgesteld ten aanzien van een Euro-PCT-aanvrage ingevolge het vijfde lid. De Raad van Bestuur kan besluiten dat wordt afgezien van het aanvullend verslag van het nieuwheidsonderzoek of dat de taks voor het nieuwheidsonderzoek wordt verlaagd.

Artikel 154 Het Europees Octrooibureau als Instantie voor Internationaal Nieuwheidsonderzoek

[vervallen]

Artikel 155 Het Europees Octrooibureau als Instantie voor Internationale Voorlopige Beoordeling

[vervallen]

Artikel 156 Het Europees Octrooibureau als gekozen bureau

[vervallen]

Artikel 157 Verslag van het internationaal nieuwheidsonderzoek

[vervallen]

Artikel 158 Publicatie van de internationale aanvrage en toezending aan het Europees Octrooibureau

[vervallen]

DEEL XI OVERGANGSBEPALINGEN

[vervallen]

DEEL XII SLOTBEPALINGEN

Artikel 164 Uitvoeringsreglement en protocollen
  • 1. Het Uitvoeringsreglement, het Protocol inzake de erkenning, het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten, het Protocol inzake centralisatie, het Protocol inzake de uitleg van artikel 69 en het Protocol inzake het personeelsbestand vormen een integrerend onderdeel van dit Verdrag.

  • 2. Indien de bepalingen van dit Verdrag en die van het Uitvoeringsreglement met elkaar in strijd zijn, zijn de bepalingen van dit Verdrag doorslaggevend.

Artikel 165 Ondertekening – Bekrachtiging
  • 1. Dit Verdrag staat tot 5 april 1974 open voor ondertekening door de Staten, die hebben deelgenomen aan de intergouvernementele conferentie tot instelling van een Europees stelsel voor het verlenen van octrooien, of die van het houden van deze conferentie op de hoogte zijn gebracht en in staat zijn gesteld hieraan deel te nemen.

  • 2. Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd; de akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland.

Artikel 166 Toetreding
  • 1. Dit Verdrag staat open voor toetreding door:

    • a. de Staten bedoeld in artikel 165, eerste lid;

    • b. elke andere Europese Staat op uitnodiging van de Raad van Bestuur.

  • 2. Elke Staat die partij is geweest bij dit Verdrag en die ingevolge artikel 172, vierde lid, geen partij meer is, kan opnieuw partij bij dit Verdrag worden door toetreding.

  • 3. De akten van toetreding worden nedergelegd bij de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland.

Artikel 167 Voorbehouden

[vervallen]

Artikel 168 Toepassingsgebied
  • 1. Elke Verdragsluitende Staat kan in zijn akte van bekrachtiging of van toetreding verklaren, of op ieder later tijdstip aan de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland schriftelijk mededelen, dat het Verdrag van toepassing is op een of meer grondgebieden voor de buitenlandse betrekkingen waarvan hij verantwoordelijk is. De voor die Verdragsluitende Staat verleende Europese octrooien hebben eveneens werking in de grondgebieden waarvoor deze verklaring van kracht is geworden.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde verklaring is vervat in de akte van bekrachtiging of van toetreding, wordt zij van kracht op dezelfde datum als de bekrachtiging of de toetreding; indien de verklaring wordt medegedeeld na de nederlegging van de akte van bekrachtiging of van toetreding, wordt deze mededeling van kracht zes maanden nadat de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland deze mededeling heeft ontvangen.

  • 3. Elke Verdragsluitende Staat kan te allen tijde verklaren dat het Verdrag niet meer van toepassing is op enkele of alle grondgebieden waarvoor hij een verklaring heeft ingediend ingevolge het eerste lid. Deze verklaring wordt van kracht een jaar na de datum waarop de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland hiervan mededeling heeft ontvangen.

Artikel 169 Inwerkingtreding
  • 1. Dit Verdrag treedt in werking drie maanden na de nederlegging van de laatste akte van bekrachtiging of van toetreding van zes Staten, op de grondgebieden waarvan in 1970 in totaal ten minste 180.000 octrooiaanvragen zijn ingediend voor deze Staten gezamenlijk.

  • 2. Elke bekrachtiging of toetreding die plaatsvindt na de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt van kracht op de eerste dag van de derde maand na de nederlegging van de akte van bekrachtiging of van toetreding.

Artikel 170 Aanvangsbijdrage
  • 1. Elke Staat die dit Verdrag bekrachtigt of hiertoe toetreedt nadat het in werking is getreden, betaalt aan de Organisatie een aanvangsbijdrage die niet wordt terugbetaald.

  • 2. De aanvangsbijdrage is gelijk aan vijf procent van het bedrag dat voor de desbetreffende Staat wordt gevonden door de in artikel 40, derde en vierde lid, bedoelde verdeelsleutel voor de bijzondere financiële bijdragen, zoals die geldt op de datum waarop de bekrachtiging of de toetreding van die Staat van kracht wordt, toe te passen op het totale bedrag van de bijzondere financiële bijdragen die de andere Verdragsluitende Staten verschuldigd waren voor de begrotingsjaren voorafgaand aan de bedoelde datum.

  • 3. Indien voor het begrotingsjaar dat onmiddellijk voorafgaat aan de datum bedoeld in het tweede lid, geen bijzondere financiële bijdragen zijn geheven, geldt als de in het tweede lid bedoelde verdeelsleutel de verdeelsleutel, die voor de desbetreffende Staat van toepassing zou zijn geweest voor het laatste begrotingsjaar waarvoor wel bijzondere financiële bijdragen zijn geheven.

Artikel 171 Duur van het Verdrag

Dit Verdrag wordt voor onbeperkte tijd gesloten.

Artikel 172 Herziening
  • 1. Dit Verdrag kan worden herzien door een Conferentie van de Verdragsluitende Staten.

  • 2. De Conferentie wordt voorbereid en bijeengeroepen door de Raad van Bestuur. De Conferentie kan alleen rechtsgeldige besluiten nemen, indien ten minste drie vierde van de Verdragsluitende Staten daar zijn vertegenwoordigd. Om aangenomen te worden dient de herziene tekst van het Verdrag te worden goedgekeurd door drie vierde van de Verdragsluitende Staten die vertegenwoordigd zijn tijdens de Conferentie en die een stem uitbrengen. Onthouding geldt niet als stem.

  • 3. De herziene tekst van het Verdrag treedt in werking na de nederlegging van de akten van bekrachtiging of van toetreding door een door de Conferentie vastgesteld aantal Staten en op de door de Conferentie vastgestelde datum.

  • 4. De Staten die op de datum van inwerkingtreding van het herziene Verdrag dit niet hebben bekrachtigd of hiertoe niet zijn toegetreden, houden met ingang van die datum op partij te zijn bij dit Verdrag.

Artikel 173 Geschillen tussen Verdragsluitende Staten
  • 1. Elk geschil tussen Verdragsluitende Staten betreffende de uitleg of de toepassing van dit Verdrag dat niet door onderhandelingen wordt beslecht, wordt op verzoek van een van de betrokken Staten voorgelegd aan de Raad van Bestuur, die zal trachten deze Staten tot overeenstemming te brengen.

  • 2. Indien binnen zes maanden na de datum waarop het geschil aan de Raad van Bestuur is voorgelegd geen overeenstemming is bereikt, kan elk van de betrokken Staten het geschil aanhangig maken bij het Internationale Hof van Justitie dat een voor de betrokken partijen bindende beslissing zal nemen.

Artikel 174 Opzegging

Elke Verdragsluitende Staat kan dit Verdrag te allen tijde opzeggen. De opzegging wordt medegedeeld aan de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland. De opzegging wordt van kracht een jaar na de datum van ontvangst van deze mededeling.

Artikel 175 Handhaving van verworven rechten
  • 1. Wanneer een Staat ophoudt partij te zijn bij dit Verdrag ingevolge artikel 172, vierde lid, of artikel 174, worden de op grond van dit Verdrag inmiddels verworven rechten niet aangetast.

  • 2. De Europese octrooiaanvragen die op het tijdstip waarop een aangewezen Staat ophoudt Partij te zijn bij het Verdrag aanhangig zijn, worden ten aanzien van die Staat door het Europees Octrooibureau verder behandeld alsof het Verdrag, zoals dat na die datum van kracht is, voor die Staat van toepassing zou zijn.

  • 3. Het tweede lid is van toepassing op de Europese octrooien ten aanzien waarvan op de in het tweede lid bedoelde datum een oppositie aanhangig is of de termijn voor oppositie niet is verstreken.

  • 4. Dit artikel laat onverlet het recht dat een Staat die niet langer partij is bij dit Verdrag, heeft om op de Europese octrooien de bepalingen toe te passen van de tekst van het Verdrag waarbij hij Partij was.

Artikel 176 Financiële rechten en verplichtingen van een voormalige Verdragsluitende Staat
  • 1. Elke Staat die ingevolge artikel 172, vierde lid, of artikel 174 niet langer partij is bij dit Verdrag, ontvangt van de Organisatie de bijzondere financiële bijdragen die hij betaald heeft ingevolge artikel 40, tweede lid, niet eerder terug dan de datum waarop en onder de voorwaarden waaronder de Organisatie de bijzondere financiële bijdragen terugbetaalt die haar zijn betaald door andere Staten tijdens hetzelfde begrotingsjaar.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde Staat is, zelfs wanneer hij niet langer partij is bij dit Verdrag, gehouden tot betaling van het in artikel 39 aangegeven deel van de jaartaksen met betrekking tot Europese octrooien die van kracht blijven in die Staat tegen het tarief dat gold op de datum waarop hij niet langer partij was bij dit Verdrag.

Artikel 177 Talen van het Verdrag
  • 1. Dit Verdrag wordt opgesteld in één exemplaar in de Duitse, de Engelse en de Franse taal, dat wordt nedergelegd in het archief van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland, waarbij de drie teksten gelijkelijk authentiek zijn.

  • 2. De teksten van dit Verdrag die worden opgesteld in andere dan de in het eerste lid bedoelde officiële talen van de Verdragsluitende Staten en die worden goedgekeurd door de Raad van Bestuur, worden beschouwd als officiële teksten. In geval van geschil over de uitleg van de diverse teksten, zijn de in het eerste lid bedoelde teksten doorslaggevend.

Artikel 178 Toezendingen en mededelingen
  • 1. De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland vervaardigt van dit Verdrag voor eensluidend gewaarmerkte afschriften en zendt deze toe aan de regeringen van alle Staten die het Verdrag hebben ondertekend of hiertoe zijn toegetreden.

  • 2. De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland doet de regeringen van de in het eerste lid bedoelde Staten mededeling van:

    • a. de nederlegging van elke akte van bekrachtiging of van toetreding;

    • b. elke verklaring of mededeling ontvangen op grond van artikel 168;

    • c. elke opzegging ontvangen op grond van artikel 174 en van de datum waarop de opzegging van kracht wordt.

  • 3. De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland laat dit Verdrag registreren bij het Secretariaat van de Verenigde Naties.


2.
Protocol inzake de uitleg van Artikel 69 van het Europees Octrooiverdrag

Artikel 1 Algemene beginselen

Artikel 69 mag niet worden uitgelegd als zou de beschermingsomvang van het Europees octrooi strikt worden bepaald door de letterlijke tekst van de conclusies en als zouden de beschrijving en de tekeningen slechts mogen dienen om de onduidelijkheden, die in de conclusies zouden kunnen voorkomen, op te heffen. Artikel 69 mag evenmin worden uitgelegd als zouden de conclusies alleen als richtlijn dienen en als zou de beschermingsomvang zich ook uitstrekken tot hetgeen de octrooihouder, naar het oordeel van de vakman die de beschrijving en de tekeningen bestudeert, heeft willen beschermen. De uitleg dient daarentegen tussen deze twee uitersten het midden te houden, waarbij zowel een billijke bescherming aan de octrooihouder als een redelijke mate van rechtszekerheid aan derden wordt geboden.

Artikel 2 Equivalenten

Bij het vaststellen van de beschermingsomvang van het Europees octrooi dient op passende wijze rekening te worden gehouden met elk element dat gelijkwaardig is aan een in de conclusies omschreven element.


3.
Protocol inzake het personeelsbestand van het Europees Octrooibureau te Den Haag (Protocol inzake het personeelsbestand)

De Europese Octrooiorganisatie waarborgt dat het aandeel van de formatieplaatsen van het Europees Octrooibureau dat is toegewezen aan de vestiging te Den Haag, zoals dat is vastgelegd in het Organisatie- en Personeelsplan voor het jaar 2000, in essentie ongewijzigd blijft. Voor iedere verandering in het aandeel posten die zijn toegekend aan de vestiging te Den Haag, die leidt tot een afwijking van meer dan tien procent van dat aandeel, die noodzakelijk blijkt voor het naar behoren functioneren van het Europees Octrooibureau, is een besluit van de Raad van Bestuur van de Organisatie nodig op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau, na overleg met de Regeringen van de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk der Nederlanden.


4.
Protocol inzake de centralisatie en de invoering van het Europees octrooistelsel (Protocol inzake de centralisatie)

AFDELING I

  • 1.

    • a. Op de datum van inwerkingtreding van het Verdrag nemen de Staten die partij zijn bij het Verdrag en die eveneens lid zijn van het Internationaal Octrooi Instituut, opgericht bij de Overeenkomst van 's-Gravenhage van 6 juni 1947, alle noodzakelijke maatregelen om de overgang te verzekeren van alle activa en alle passiva, alsmede het gehele personeel van het Internationaal Octrooi Instituut naar het Europees Octrooibureau, uiterlijk op de in artikel 162, eerste lid, van het Verdrag bedoelde datum. De wijze van overgang wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen het Internationaal Octrooi Instituut en de Europese Octrooiorganisatie. De bovenbedoelde Staten, alsmede de andere Staten die partij zijn bij het Verdrag, nemen alle noodzakelijke maatregelen opdat deze overeenkomst uiterlijk op de in artikel 162, eerste lid, van het Verdrag bedoelde datum wordt toegepast. Op de datum waarop deze overeenkomst van toepassing wordt, verplichten de Staten, die lid zijn van het Internationaal Octrooi Instituut en die eveneens partij zijn bij het Verdrag, zich bovendien hun deelneming aan de Overeenkomst van ’s-Gravenhage te beëindigen.

    • b. De Staten die partij zijn bij het Verdrag nemen alle noodzakelijke maatregelen opdat, overeenkomstig het bepaalde in de overeenkomst bedoeld onder onderdeel a, alle activa en alle passiva, alsmede het gehele personeel van het Internationaal Octrooi Instituut, opgaan in het Europees Octrooibureau. Zodra deze overeenkomst van toepassing wordt, zal het Europees Octrooibureau zich belasten met enerzijds de taken welke op het Internationaal Octrooi Instituut rusten op de datum waarop het Verdrag voor ondertekening wordt opengesteld en in het bijzonder die taken die het dan verricht voor de Staten, die lid van het Instituut zijn, ongeacht of zij partij worden bij het Verdrag, en anderzijds de taken die het bij de inwerkingtreding van het Verdrag op zich heeft genomen te vervullen voor die Staten die op die datum zowel lid zijn van het Internationaal Octrooi Instituut als partij bij het Verdrag. Bovendien kan de Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie het Europees Octrooibureau andere taken op het gebied van het nieuwheidsonderzoek opdragen.

    • c. De bovenbedoelde verplichtingen gelden eveneens ten aanzien van het bijkantoor dat is opgericht op grond van de Overeenkomst van ’s-Gravenhage en onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de tussen het Internationaal Octrooi Instituut en de regering van de betrokken Verdragsluitende Staat gesloten overeenkomst. Deze regering verbindt zich met de Europese Octrooiorganisatie een nieuwe overeenkomst te sluiten, welke in de plaats treedt van de reeds met het Internationaal Octrooi Instituut gesloten overeenkomst, teneinde de bepalingen betreffende de organisatie, het functioneren en de financiering van het bijkantoor in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit Protocol.

  • 2. Behoudens het bepaalde in Afdeling III, zullen de Staten, die partij zijn bij het Verdrag, voor hun centrale diensten voor de industriële eigendom ten gunste van het Europees Octrooibureau, afzien van alle werkzaamheden in de hoedanigheid van Instantie voor Internationaal Nieuwheidsonderzoek in de zin van het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien, en zulks vanaf de in artikel 162, eerste lid, van het Verdrag bedoelde datum.

  • 3.

    • a. Met ingang van de in artikel 162, eerste lid, van het Verdrag bedoelde datum wordt te Berlijn een bijkantoor van het Europees Octrooibureau opgericht. Het ressorteert onder het onderdeel te Den Haag.

    • b. De Raad van Bestuur stelt vast welke taken aan het bijkantoor te Berlijn worden toegekend, waarbij rekening wordt gehouden met algemene overwegingen en met de behoeften van het Europees Octrooibureau.

    • c. De omvang van de aan dit bijkantoor opgedragen werkzaamheden moet, ten minste aan het begin van de periode volgende op de periode van geleidelijke uitbreiding van het werkterrein van het Europees Octrooibureau, zodanig zijn dat volledige werkgelegenheid wordt geboden aan het met het onderzoek belaste personeel van het bijkantoor te Berlijn van het Duitse Octrooibureau, zoals dat in dienst is op de datum waarop het Verdrag ter ondertekening wordt opengesteld.

    • d. De Bondsrepubliek Duitsland draagt alle bijkomende kosten die voor de Europese Octrooiorganisatie voortvloeien uit de oprichting en het doen functioneren van het bijkantoor te Berlijn.

AFDELING II

  • 2. Behoudens het bepaalde in de afdelingen III en IV, zullen de Staten die partij zijn bij het Verdrag, voor hun centrale diensten voor de industriële eigendom ten gunste van het Europees Octrooibureau, afzien van alle werkzaamheden in de hoedanigheid van Instantie voor Internationale Voorlopige Beoordeling in de zin van het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien. Deze verplichting wordt slechts van kracht voor zover het Europees Octrooibureau Europese octrooiaanvragen op grond van artikel 162, tweede lid, van het Verdrag kan onderzoeken, en wel eerst twee jaar na de datum waarop het Europees Octrooibureau zijn onderzoekswerkzaamheden is begonnen op de desbetreffende technische gebieden, volgens een vijfjarenplan, waarbij de bevoegdheid van het Europees Octrooibureau geleidelijk wordt uitgebreid tot alle gebieden van de techniek en dat alleen kan worden gewijzigd door een besluit van de Raad van Bestuur. De wijze waarop deze verplichting dient te worden toegepast, wordt bepaald door een besluit van de Raad van Bestuur.

AFDELING III

  • 1. De centrale dienst voor de industriële eigendom van iedere Staat die partij is bij het Verdrag en waarvan de officiële taal niet een van de officiële talen van het Europees Octrooibureau is, is bevoegd tot het uitoefenen van werkzaamheden in de hoedanigheid van Instantie voor het Internationaal Nieuwheidsonderzoek en in de hoedanigheid van Instantie voor Internationale Voorlopige Beoordeling in de zin van het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien. Aan deze bevoegdheid is voor de betrokken Staat de verplichting verbonden deze werkzaamheden te beperken tot de internationale aanvragen die worden ingediend door de onderdanen van die Staat of door personen die op het grondgebied van die Staat hun woonplaats of zetel hebben, alsmede door de personen die onderdaan zijn van of hun woonplaats of zetel hebben op het grondgebied van de Staten welke partij zijn bij het Verdrag en die aan deze Staat grenzen. De Raad van Bestuur kan besluiten de centrale dienst voor de industriële eigendom van een Staat die partij is bij het Verdrag toestemming te verlenen om bedoelde werkzaamheden uit te breiden tot de internationale aanvragen die worden ingediend door personen die onderdaan zijn van of hun woonplaats of zetel hebben op het grondgebied van een Staat die geen partij is bij het Verdrag en die dezelfde officiële taal heeft als de betrokken Verdragsluitende Staat, en welke aanvragen in die taal zijn opgesteld.

  • 2. Teneinde binnen het Europees stelsel van octrooiverlening de op het nieuwheidsonderzoek gerichte werkzaamheden in de zin van het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien te harmoniseren, wordt samenwerking tot stand gebracht tussen het Europees Octrooibureau en iedere centrale dienst voor de industriële eigendom die op grond van deze afdeling bevoegd is tot het uitoefenen van dergelijke werkzaamheden. Deze samenwerking is gebaseerd op een bijzondere overeenkomst die bijvoorbeeld ook betrekking kan hebben op de procedures en methoden voor het nieuwheidsonderzoek, de vereisten ten aanzien van de werving en de opleiding van de onderzoekers, de richtlijnen voor het uitwisselen van gegevens omtrent het nieuwheidsonderzoek en van andere diensten tussen de autoriteiten, alsmede op andere maatregelen die noodzakelijk zijn in verband met de controle en het toezicht.

AFDELING IV

  • 1.

    • a. Teneinde het voor de nationale octrooibureaus van de Staten die partij zijn bij het Verdrag te vergemakkelijken zich aan te passen aan het Europese octrooistelsel, kan de Raad van Bestuur, indien hij zulks wenselijk acht en onder de hierna omschreven voorwaarden, de centrale diensten voor de industriële eigendom van die Staten, waar de procedure in een van de officiële talen van het Europees Octrooibureau kan worden gevoerd, de behandeling opdragen van de in die taal gestelde octrooiaanvragen, welke behandeling, ingevolge artikel 18, tweede lid, van het Verdrag, in het algemeen wordt opgedragen aan een van de onderzoekers van de onderzoeksafdeling. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd in het kader van de verleningsprocedure bedoeld in het Verdrag; de op deze aanvragen betrekking hebbende beslissingen worden genomen door de onderzoeksafdeling in de samenstelling bedoeld in artikel 18, tweede lid.

    • b. De op grond van het bepaalde in onderdeel a opgedragen werkzaamheden mogen niet meer dan 40% van het totaal van de ingediende Europese octrooiaanvragen omvatten; de aan een Staat opgedragen werkzaamheden mogen niet meer dan een derde van het totaal van de ingediende Europese octrooiaanvragen omvatten. Deze werkzaamheden worden opgedragen voor een tijdvak van vijftien jaar vanaf de datum waarop het Europees Octrooibureau wordt geopend en dienen gedurende de laatste vijf jaar van dat tijdvak (in beginsel met 20% per jaar) tot nul te worden teruggebracht.

    • c. Rekening houdend met het bepaalde in onderdeel b, besluit de Raad van Bestuur over de aard, de oorsprong en het aantal van de Europese octrooiaanvragen waarvan de behandeling kan worden opgedragen aan de centrale dienst voor de industriële eigendom van elk van de bovengenoemde Verdragsluitende Staten.

    • d. De wijze van toepassing wordt vastgesteld in een bijzondere overeenkomst tussen de centrale dienst voor de industriële eigendom van de betrokken Verdragsluitende Staat en de Europese Octrooiorganisatie.

    • e. Een octrooibureau waarmee een dergelijke bijzondere overeenkomst is gesloten, kan tot aan het einde van het tijdvak van vijftien jaar werkzaamheden uitoefenen in de hoedanigheid van Instantie voor Internationale Voorlopige Beoordeling in de zin van het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien.

  • 2.

    • a. Indien de Raad van Bestuur van oordeel is dat zulks niet in strijd is met het goed functioneren van het Europees Octrooibureau, kan hij, ter ondervanging van de moeilijkheden die voor sommige Verdragsluitende Staten kunnen voortvloeien uit de toepassing van het bepaalde in Afdeling I, tweede lid, aan de centrale diensten voor de industriële eigendom van de Staten, waarvan de officiële taal een van de officiële talen van het Europees Octrooibureau is, op Europese octrooiaanvragen betrekking hebbende werkzaamheden op het gebied van het nieuwheidsonderzoek opdragen, mits deze diensten de vereiste bekwaamheid bezitten om te worden aangewezen als Instantie voor het Internationaal Nieuwheidsonderzoek onder de voorwaarden bedoeld in het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien.

    • b. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden, die worden verricht onder de verantwoordelijkheid van het Europees Octrooibureau, dienen de betrokken centrale diensten zich te houden aan de richtlijnen die van toepassing zijn op het opstellen van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek.

    • c. De bepalingen van het eerste lid, onderdeel b, tweede volzin, en van onderdeel d van deze afdeling zijn op dit lid van toepassing.

AFDELING V

  • 1. Het bijkantoor bedoeld in afdeling I, eerste lid, onderdeel c, is bevoegd om, voor de Europese octrooiaanvragen die zijn ingediend door de onderdanen van de Staat waarin dat bijkantoor is gevestigd en door personen die hun woonplaats of zetel op het grondgebied van die Staat hebben, nieuwheidsonderzoek te verrichten aan de hand van de documentatie waarover het beschikt en voor zover deze is gesteld in de officiële taal van die Staat. Deze bevoegdheid mag evenwel geen vertraging medebrengen in de Europese procedure en geen extra kosten voor de Europese Octrooiorganisatie.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde bijkantoor is bevoegd, indien de aanvrager van een Europees octrooi zulks verlangt en hiervan de kosten draagt, een nieuwheidsonderzoek uit te voeren dat betrekking heeft op zijn octrooiaanvrage aan de hand van de documentatie bedoeld in het eerste lid. Deze bevoegdheid geldt zolang het in artikel 92 van het Verdrag bedoelde nieuwheidsonderzoek niet overeenkomstig het bepaalde in afdeling VI is uitgebreid tot deze documentatie, en mits de procedure van octrooiverlening daardoor niet vertraagd wordt.

  • 3. De Raad van Bestuur kan de in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden onder de in die leden vastgestelde voorwaarden, uitbreiden tot de centrale diensten voor de industriële eigendom van de Verdragsluitende Staten die niet als officiële taal een van de officiële talen van het Europees Octrooibureau hebben.

AFDELING VI

Het nieuwheidsonderzoek bedoeld in artikel 92 van het Verdrag wordt, in beginsel, voor alle Europese octrooiaanvragen uitgebreid tot gepubliceerde octrooien en octrooiaanvragen, alsmede tot de andere van belang zijnde documenten van Verdragsluitende Staten, die op de datum bedoeld in artikel 162, eerste lid, van het Verdrag niet in de op het nieuwheidsonderzoek betrekking hebbende documentatie van het Europees Octrooibureau voorkomen. De omvang, de voorwaarden en het tijdstip voor de toepassing van een dergelijke uitbreiding worden vastgesteld door de Raad van Bestuur op grond van een onderzoek dat voornamelijk zal zijn gericht op de technische en financiële aspecten.

AFDELING VII

Wanneer bepalingen van het Verdrag in strijd zijn met bepalingen van dit Protocol, hebben de bepalingen van dit Protocol voorrang.

AFDELING VIII

De in dit Protocol bedoelde besluiten van de Raad van Bestuur worden genomen met een drie vierde meerderheid (artikel 35, tweede lid, van het Verdrag). De bepalingen inzake de weging van de stemmen (artikel 36 van het Verdrag) zijn van toepassing.


De vertaling van het Besluit, met Bijlage, van 7 december 2006 (CA/D 10/06) aangenomen tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag, luidt als volgt:


Besluit van de Raad van Bestuur van 7 december 2006 tot wijziging van het Uitvoeringsreglement van het Europees Octrooiverdrag 2000

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,

Gelet op de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien van 29 november 2000 (Akte tot herziening, MR/3/00 Herz. 1) en het besluit van de Raad van Bestuur van 28 juni 2001 tot aanneming van de nieuwe tekst van het Europees Octrooiverdrag (EOV 2000),

Gelet op het besluit van de Raad van Bestuur van 12 december 2002 tot aanneming van het Uitvoeringsreglement van het EOV 2000,

Overwegende dat wijzigingen van het Uitvoeringsreglement van het EOV 2000 zoals aangenomen op 12 december 2002 noodzakelijk en nuttig zijn in het licht van recente ontwikkelingen,

Gelet op het Europees Octrooiverdrag (EOV) en artikel 33, eerste lid, onderdeel b, in het bijzonder,

Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,

Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht,

Besluit het volgende:

Artikel 1

Het Uitvoeringsreglement van het EOV 2000 wordt gewijzigd zoals weergegeven in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Het Uitvoeringsreglement van het EOV 2000 is van toepassing op alle Europese octrooiaanvragen, Europese octrooien, beslissingen van organen van het Europees Octrooibureau en internationale aanvragen, voor zover daarop de bepalingen van het EOV 2000 van toepassing zijn. Regel 62 is evenwel uitsluitend van toepassing op Europese octrooiaanvragen en internationale aanvragen in de Europese fase die op of na 1 juli 2005 zijn ingediend.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de datum van inwerkingtreding van de herziene tekst van het Europees Octrooiverdrag in overeenstemming met artikel 8 van de Akte tot herziening en wijzigt het bij besluit van de Raad van Bestuur van 12 december 2002 aangenomen Uitvoeringsreglement.

GEDAAN te München op 7 december 2006

Voor de Raad van Bestuur De Voorzitter (w.g.) Roland GROSSENBACHER


Bijlage
Uitvoeringsreglement van het Europees Octrooiverdrag 2000 zoals aangenomen bij besluit van de Raad van Bestuur van 7 december 2006

DEEL I UITVOERINGSBEPALINGEN VAN DEEL I VAN HET VERDRAG

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Regel 1 Schriftelijke procedure

In een schriftelijke procedure voor het Europees Octrooibureau is voldaan aan de eis tot gebruik van de schriftelijke vorm indien de inhoud van de stukken in leesbare vorm kan worden gereproduceerd op papier.

Regel 2 Indiening van stukken; Vormvoorschriften
  • 1. In de procedures voor het Europees Octrooibureau kunnen stukken rechtstreeks worden overhandigd of per post of met behulp van technische communicatiemiddelen worden ingediend. De President van het Europees Octrooibureau legt de nadere details en voorwaarden en indien aangewezen eventuele bijzondere formele of technische vereisten voor de indiening van stukken vast. Hij kan in het bijzonder bepalen dat een bevestiging dient te worden nagestuurd. Indien een dergelijke bevestiging niet tijdig is ingediend, wordt de Europese octrooiaanvrage afgewezen; nadien ingediende stukken worden geacht niet te zijn ontvangen.

  • 2. Indien het Verdrag bepaalt dat een stuk dient te worden ondertekend, kan de authenticiteit van het stuk worden bevestigd door middel van een handgeschreven handtekening of met behulp van andere passende middelen waarvan het gebruik is toegestaan door de President van het Europees Octrooibureau. Een met behulp van deze andere middelen gewaarmerkt stuk wordt geacht op dezelfde wijze te voldoen aan de wettelijke vereisten omtrent handtekeningen als een schriftelijk, in de papieren vorm ingediend stuk dat is voorzien van een handgeschreven handtekening.

Regel 3 Taal in schriftelijke procedures
  • 1. In een schriftelijke procedure voor het Europees Octrooibureau kan elke partij elke officiële taal van het Europees Octrooibureau gebruiken. De in artikel 14, vierde lid, bedoelde vertaling kan worden ingediend in elke officiële taal van het Europees Octrooibureau.

  • 2. Wijzigingen van de Europese octrooiaanvrage of het Europees octrooi dienen in de procestaal te worden ingediend.

  • 3. Schriftelijk bewijs en in het bijzonder publicaties kunnen in elke taal worden ingediend. Het Europees Octrooibureau kan evenwel eisen dat een vertaling in een van zijn officiële talen wordt ingediend binnen een te stellen termijn. Indien de vereiste vertaling niet tijdig is ingediend, behoeft het Europees Octrooibureau geen rekening te houden met het desbetreffende stuk.

Regel 4 Taal in mondelinge procedures
  • 1. Elke partij bij een mondelinge procedure voor het Europees Octrooibureau kan in plaats van de procestaal een van de andere officiële talen van het Europees Octrooibureau gebruiken, mits zij het Europees Octrooibureau hiervan ten minste één maand voor de voor de mondelinge procedure vastgestelde datum kennis geeft ofwel zelf voor vertaling in de procestaal zorgt. Elke partij kan eveneens een officiële taal van een Verdragsluitende Staat gebruiken, mits zij zelf zorgt voor vertaling in de procestaal. Het Europees Octrooibureau kan uitzonderingen toelaten op het in dit lid bepaalde.

  • 2. Tijdens de mondelinge procedure kan het personeel van het Europees Octrooibureau in de plaats van de procestaal een van de andere officiële talen van het Europees Octrooibureau gebruiken.

  • 3. Bij het verkrijgen van bewijs kunnen de partijen, de getuigen of de deskundigen die gehoord dienen te worden en een van de officiële talen van het Europees Octrooibureau of van een van de Verdragsluitende Staten onvoldoende beheersen, een andere taal gebruiken. Indien gelegenheid tot het verkrijgen van bewijs wordt gegeven op verzoek van een partij kunnen de partijen, de getuigen of de deskundigen, die gebruikmaken van een andere taal dan een officiële taal van het Europees Octrooibureau, slechts worden gehoord indien de betreffende partij zelf voor vertaling in de procestaal zorgt. Het Europees Octrooibureau kan evenwel de vertaling in een van zijn andere officiële talen toestaan.

  • 4. Indien de partijen en het Europees Octrooibureau daarmee instemmen, kan elke taal worden gebruikt.

  • 5. Het Europees Octrooibureau verzorgt, voor zover noodzakelijk, voor eigen rekening de vertaling in de procestaal of, in voorkomend geval, in een van zijn andere officiële talen, tenzij deze vertaling door een van de partijen dient te worden verzorgd.

  • 6. Verklaringen van personeelsleden van het Europees Octrooibureau, partijen, getuigen of deskundigen die in een officiële taal van het Europees Octrooibureau zijn afgelegd, worden in die taal in het verslag opgenomen. Verklaringen die zijn afgelegd in een andere taal, worden in de officiële taal waarin zij zijn vertaald opgenomen. Wijzigingen van een Europese octrooiaanvrage of een Europees octrooi worden in het verslag in de procestaal opgenomen.

Regel 5 Waarmerking van vertalingen

Indien de vertaling van een stuk is vereist, kan het Europees Octrooibureau eisen dat binnen een te stellen termijn een waarmerking wordt ingediend waaruit blijkt dat de vertaling overeenstemt met de originele tekst. Indien de waarmerking niet tijdig is ingediend, wordt het stuk geacht niet te zijn ingediend, tenzij anders bepaald.

Regel 6 Indiening van vertalingen en vermindering van taksen
  • 1. De vertaling bedoeld in artikel 14, tweede lid, dient te worden ingediend binnen twee maanden na de indiening van de Europese octrooiaanvrage.

  • 2. De vertaling bedoeld in artikel 14, vierde lid, dient te worden ingediend binnen een maand na de indiening van het stuk. Dit is eveneens van toepassing op verzoeken ingevolge artikel 105a. Indien dit stuk een bezwaarschrift, een beroepschrift, een memorie met de gronden van het beroep of een verzoek om herziening is, kan de vertaling worden ingediend binnen de oppositie- of beroepstermijn, de termijn voor de indiening van de memorie met de gronden van het beroep of de termijn voor het verzoek om herziening, indien deze termijn later verstrijkt.

  • 3. Indien een persoon bedoeld in artikel 14, vierde lid, een Europese octrooiaanvrage, een verzoek om onderzoek, een oppositie, een beroep, een verzoek om herziening of een verzoek om beperking of herroeping indient in een taal die volgens die bepaling is toegestaan, wordt de indieningstaks, de taks voor het onderzoek, de taks voor de oppositie, de taks voor het beroep, de taks voor het herzieningsverzoek of de taks voor het verzoek om beperking of herroeping verminderd in overeenstemming met het Taksenreglement.

Regel 7 Rechtskracht van de vertaling van de Europese octrooiaanvrage

Tenzij het tegendeel wordt bewezen, gaat het Europees Octrooibureau, bij het bepalen of het onderwerp van de Europese octrooiaanvrage of van het Europees octrooi gedekt wordt door de inhoud van de aanvrage zoals die is ingediend, er vanuit dat de ingevolge artikel 14, tweede lid, of regel 40, derde lid, ingediende vertaling in overeenstemming is met de oorspronkelijke tekst van de aanvrage.

HOOFDSTUK II ORGANISATIE VAN HET EUROPEES OCTROOIBUREAU
AFDELING 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Regel 8 Classificatie van de octrooien

Het Europees Octrooibureau gebruikt de classificatie bedoeld in artikel 1 van de Overeenkomst van Straatsburg betreffende de internationale classificatie van octrooien van 24 maart 1971, hierna te noemen de internationale classificatie.

Regel 9 Bestuursstructuur van het Europees Octrooibureau
  • 1. Het Europees Octrooibureau is bestuurlijk onderverdeeld in directoraten-generaal, waaraan de in artikel 15 omschreven organen en de diensten voor de behandeling van juridische aangelegenheden en de interne administratie van het bureau worden toegewezen.

  • 2. Elk directoraat-generaal wordt geleid door een Vicepresident. De benoeming van een Vicepresident aan het hoofd van een directoraat-generaal wordt genomen door de Raad van Bestuur, nadat de President van het Europees Octrooibureau is geraadpleegd.

Regel 10 Bevoegdheid van de aanvraagafdeling en de onderzoeksafdeling
  • 1. De aanvraagafdeling is bevoegd tot het onderzoek van een Europese octrooiaanvrage bij indiening en tot het onderzoek op vormvereisten, tot het tijdstip waarop de onderzoeksafdeling bevoegd wordt tot het onderzoek van een Europese octrooiaanvrage ingevolge artikel 94, eerste lid.

  • 2. Onverminderd het derde en vierde lid is de onderzoeksafdeling vanaf het tijdstip waarop een verzoek om onderzoek is ingediend bevoegd tot het onderzoek van een Europese octrooiaanvrage ingevolge artikel 94, eerste lid.

  • 3. Indien een verzoek om onderzoek is ingediend voordat het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek aan de aanvrager is toegezonden, is de onderzoeksafdeling, onverminderd het vierde lid, bevoegd vanaf het tijdstip waarop het Europees Octrooibureau de verklaring ingevolge regel 70, tweede lid ontvangt.

  • 4. Indien een verzoek om onderzoek is ingediend voordat het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek aan de aanvrager is toegezonden en indien de aanvrager afstand heeft gedaan van het recht ingevolge regel 70, tweede lid, is de onderzoeksafdeling bevoegd vanaf het tijdstip waarop het verslag van het nieuwheidsonderzoek aan de aanvrager wordt toegezonden.

Regel 11 Taakverdeling over de organen in de eerste aanleg
  • 1. Technisch geschoolde onderzoekers die optreden als lid van de afdeling voor het nieuwheidsonderzoek, de onderzoeksafdeling of de oppositieafdeling worden toegewezen aan directoraten. De President van het Europees Octrooibureau verdeelt de taken over deze directoraten aan de hand van de internationale classificatie.

  • 2. De President van het Europees Octrooibureau kan aan de aanvraagafdeling, de afdeling voor het nieuwheidsonderzoek, de onderzoeksafdeling en de oppositieafdeling alsmede aan de juridische afdeling aanvullende taken toewijzen naast de hen ingevolge het Verdrag toegekende taken.

  • 3. De President van het Europees Octrooibureau kan bepaalde taken die op de afdelingen voor het nieuwheidsonderzoek, onderzoeksafdelingen of oppositieafdelingen rusten en die geen bijzondere technische of juridische moeilijkheden opleveren, toevertrouwen aan personeelsleden die geen technisch geschoolde of rechtsgeleerde onderzoeker zijn.

AFDELING 2 ORGANISATIE VAN DE KAMERS VAN BEROEP EN DE GROTE KAMER VAN BEROEP
Regel 12 Presidium van de kamers van beroep
  • 1. Het onafhankelijke orgaan binnen het de kamers van beroep omvattende organisatieonderdeel (het „Presidium van de kamers van beroep”) bestaat uit de Vicepresident die verantwoordelijk is voor de kamers van beroep als voorzitter en twaalf leden van de kamers van beroep, van wie zes voorzitters en zes overige leden.

  • 2. Alle leden van het Presidium worden gekozen door de voorzitters en de leden van de kamers van beroep voor twee zittingsjaren. Indien het Presidium niet volledig kan worden samengesteld, worden de vacante zetels bezet door aanwijzing van voorzitters en leden met de hoogste anciënniteit.

  • 3. Het Presidium stelt het reglement voor de procesvoering van de kamers van beroep vast, alsmede het reglement voor de verkiezing en aanwijzing van zijn leden. Voorts adviseert het Presidium de voor de kamers van beroep verantwoordelijke Vicepresident ter zake van aangelegenheden betreffende het functioneren van de kamers van beroep in het algemeen.

  • 4. Voorafgaand aan het begin van elk zittingsjaar verdeelt het Presidium, uitgebreid tot alle voorzitters, de taken over de kamers van beroep. In deze samenstelling beslist het over geschillen ter zake van de taakverdeling tussen twee of meer kamers van beroep. Het uitgebreide Presidium wijst de gewone en plaatsvervangende leden van de afzonderlijke kamers van beroep aan. Elk lid van een kamer van beroep kan als lid van meerdere kamers van beroep worden aangewezen. Waar nodig kunnen deze maatregelen in de loop van het desbetreffende zittingsjaar worden gewijzigd.

  • 5. Het Presidium kan slechts rechtsgeldig beslissen indien ten minste vijf van zijn leden aanwezig zijn, onder wie in elk geval de Vicepresident verantwoordelijk voor de kamers van beroep of diens plaatsvervanger, alsmede de voorzitters van twee kamers van beroep. Indien het de taken genoemd in het vierde lid betreft, dienen negen leden aanwezig te zijn, onder wie in elk geval de Vicepresident verantwoordelijk voor de kamers van beroep of diens plaatsvervanger, alsmede de voorzitters van drie kamers van beroep. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen; indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter of diens plaatsvervanger de doorslag. Onthouding geldt niet als stem.

  • 6. De Raad van Bestuur kan aan de kamers van beroep bevoegdheden verlenen op grond van artikel 134a, eerste lid, onderdeel c.

Regel 13 Taakverdeling voor de Grote Kamer van beroep en aanneming van haar reglement voor de procesvoering
  • 1. Voorafgaand aan het begin van elk zittingsjaar wijzen de leden van de Grote kamer van beroep, benoemd ingevolge artikel 11, derde lid, de gewone en de plaatsvervangende leden van de Grote kamer van beroep aan voor procedures ingevolge artikel 22, eerste lid, onderdelen a en b, alsmede de gewone en plaatsvervangende leden voor procedures ingevolge artikel 22, eerste lid, onderdeel c.

  • 2. De ingevolge artikel 11, derde lid, benoemde leden van de Grote Kamer van beroep stellen het reglement voor de procesvoering van de Grote Kamer van beroep vast.

  • 3. Beslissingen over aangelegenheden genoemd in het eerste en tweede lid kunnen uitsluitend worden genomen indien ten minste vijf leden aanwezig zijn, onder wie de voorzitter van de Grote Kamer van beroep of diens plaatsvervanger; indien de stemmen staken, geeft de stem van de voorzitter of diens plaatsvervanger de doorslag. Onthouding geldt niet als stem.

DEEL II UITVOERINGSBEPALINGEN VAN DEEL II VAN HET VERDRAG

HOOFDSTUK I PROCEDURE INDIEN DE AANVRAGER NIET-GERECHTIGD IS
Regel 14 Schorsing van de procedure
  • 1. Indien een derde bewijs overlegt dat hij een procedure heeft aangespannen tegen de aanvrager om een beslissing in de zin van artikel 61, eerste lid, te verkrijgen, wordt de verleningsprocedure geschorst, tenzij de derde het Europees Octrooibureau schriftelijk mededeelt dat hij instemt met de voortzetting van deze procedure. Deze instemming is onherroepelijk. De verleningsprocedure wordt evenwel niet geschorst voordat de Europese octrooiaanvrage is gepubliceerd.

  • 2. Indien het bewijs is geleverd dat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen in de zin van artikel 61, eerste lid, deelt het Europees Octrooibureau de aanvrager en eventuele andere partijen mede dat de verleningsprocedure zal worden hervat vanaf de in de mededeling vermelde datum, tenzij overeenkomstig artikel 61, eerste lid, onderdeel b, een nieuwe Europese octrooiaanvrage is ingediend voor alle aangewezen Verdragsluitende Staten. Indien de beslissing ten gunste van de derde is uitgesproken, mag de procedure niet eerder worden hervat dan drie maanden nadat de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, tenzij de derde heeft verzocht om hervatting van de verleningsprocedure.

  • 3. Bij zijn beslissing tot schorsing van de procedure of daarna kan het Europees Octrooibureau een datum vaststellen waarop het de verleningsprocedure wil hervatten, ongeacht het stadium waarin de ingevolge het eerste lid ingestelde, nationale procedure zich bevindt. Het deelt deze datum mede aan de derde, de aanvrager en eventuele andere partijen. Indien voor deze datum geen bewijs is geleverd van een in kracht van gewijsde gegane beslissing, kan het Europees Octrooibureau de procedure hervatten.

  • 4. Schorsing van de procedure brengt met zich mee de schorsing van alle termijnen die lopen op de datum van schorsing, met uitzondering van de termijnen voor de betaling van jaartaksen. Het nog niet verstreken gedeelte van de termijn begint te lopen vanaf de datum waarop de procedure wordt hervat. De na de hervatting van de procedure resterende termijn dient evenwel ten minste twee maanden te bedragen.

Regel 15 Beperking van intrekkingen

Vanaf de dag waarop een derde het bewijs levert dat hij een nationale procedure heeft aangespannen ingevolge regel 14, eerste lid, tot de dag waarop de verleningsprocedure wordt hervat, kan noch de Europese octrooiaanvrage noch de aanwijzing van een Verdragsluitende Staat worden ingetrokken.

Regel 16 Procedure bedoeld in artikel 61, eerste lid
  • 1. Een persoon die recht heeft op de verlening van het Europees octrooi kan uitsluitend aanspraak maken op de rechtsmiddelen bedoeld in artikel 61, eerste lid, mits:

    • a. hij dit doet uiterlijk drie maanden nadat de beslissing tot erkenning van zijn recht in kracht van gewijsde is gegaan, en

    • b. het Europees octrooi nog niet is verleend.

  • 2. Deze rechtsmiddelen zijn uitsluitend van toepassing ter zake van de in de Europese octrooiaanvrage aangewezen Verdragsluitende Staten waarin de beslissing is genomen of wordt erkend of dient te worden erkend op grond van het Protocol inzake erkenning.

Regel 17 Indiening van een nieuwe Europese octrooiaanvrage door de daartoe gerechtigde persoon
  • 1. Indien de persoon, aan wie bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing het recht op verlening van het Europees octrooi is toegewezen, een nieuwe Europese octrooiaanvrage indient overeenkomstig artikel 61, eerste lid, onderdeel b, wordt de oorspronkelijke Europese octrooiaanvrage geacht te zijn ingetrokken op de dag van indiening van de nieuwe aanvrage met betrekking tot de daarin aangewezen Verdragsluitende Staten waarin de beslissing is genomen of wordt erkend of dient te worden erkend op grond van het Protocol inzake erkenning.

  • 2. De indieningstaks en de taks voor het nieuwheidsonderzoek dienen binnen een maand na de indiening van de nieuwe aanvrage te worden betaald. Indien de indieningstaks of de taks voor het nieuwheidsonderzoek niet tijdig wordt betaald, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 3. De aanwijzingstaksen dienen binnen zes maanden na de datum waarop het Europees Octrooiblad de publicatie van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek ter zake van de nieuwe aanvrage vermeldt, te worden betaald. Regel 39, tweede en derde lid, is van toepassing.

Regel 18 Gedeeltelijke overgang van het recht op het Europees octrooi
  • 1. Indien bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing het recht op verlening van het Europees octrooi slechts voor een gedeelte van het onderwerp waarop de oorspronkelijke Europese octrooiaanvrage betrekking heeft, is toegewezen aan een derde, zijn artikel 61 en de regels 16 en 17 op het desbetreffende gedeelte van toepassing.

  • 2. Indien noodzakelijk bevat de oorspronkelijke Europese octrooiaanvrage voor de aangewezen Verdragsluitende Staten waarin de beslissing is genomen of wordt erkend of op grond van het Protocol inzake erkenning dient te worden erkend, andere conclusies, beschrijving en tekeningen dan die voor de overige aangewezen Verdragsluitende Staten.

HOOFDSTUK II VERMELDING VAN DE UITVINDER
Regel 19 Aanwijzing van de uitvinder
  • 1. In het verzoek om verlening van het Europees octrooi dient de uitvinder te worden aangewezen. Indien de aanvrager echter niet de uitvinder of niet de enige uitvinder is, dient de aanwijzing te geschieden in een afzonderlijk document. In de aanwijzing dienen de naam, de voornamen en het volledige adres van de uitvinder, de in artikel 81 bedoelde verklaring en de handtekening van de aanvrager of van diens gemachtigde te zijn opgenomen.

  • 2. Het Europees Octrooibureau controleert niet de juistheid van de aanwijzing van de uitvinder.

  • 3. Indien de aanvrager niet de uitvinder of niet de enige uitvinder is, stelt het Europees Octrooibureau de aangewezen uitvinder in kennis van de in het stuk vervatte gegevens en de volgende gegevens:

    • a. het nummer van de Europese octrooiaanvrage;

    • b. de datum van indiening van de Europese octrooiaanvrage en, indien een beroep op voorrang is gedaan, de datum, de Staat en het dossiernummer van de eerdere aanvrage;

    • c. de naam van de aanvrager;

    • d. de titel van de uitvinding;

    • e. de aangewezen Verdragsluitende Staten.

  • 4. De aanvrager en de uitvinder kunnen er zich niet op beroepen dat de mededeling bedoeld in het derde lid niet heeft plaatsgevonden noch op eventueel daarin vervatte fouten.

Regel 20 Publicatie van de vermelding van de uitvinder
  • 1. De aangewezen uitvinder wordt in de gepubliceerde Europese octrooiaanvrage en in het Europees octrooischrift vermeld, tenzij hij het Europees Octrooibureau schriftelijk mededeelt dat hij afstand heeft gedaan van het recht als zodanig te worden vermeld.

  • 2. Indien een derde bij het Europees Octrooibureau een in kracht van gewijsde gegane beslissing indient op grond waarvan de aanvrager of de houder van het Europees octrooi verplicht is hem als uitvinder aan te wijzen, is het eerste lid van toepassing.

Regel 21 Rectificatie van de aanwijzing van de uitvinder
  • 1. Een onjuiste aanwijzing van de uitvinder kan slechts op verzoek en met de toestemming van de ten onrechte aangewezen persoon worden gerectificeerd en, indien het verzoek is ingediend door een derde, met de toestemming van de aanvrager of houder van het octrooi. Regel 19 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Indien een onjuiste aanwijzing van de uitvinder is ingeschreven in het Europees Octrooiregister of is gepubliceerd in het Europees Octrooiblad, wordt deze inschrijving of publicatie eveneens gerectificeerd of doorgehaald.

HOOFDSTUK III INSCHRIJVING VAN OVERGANG, LICENTIES EN ANDERE RECHTEN
Regel 22 Inschrijving van overgang
  • 1. De overgang van een Europese octrooiaanvrage wordt op verzoek van een betrokken partij in het Europees Octrooiregister ingeschreven na overleggen van stukken waaruit deze overgang blijkt.

  • 2. Het verzoek wordt slechts geacht te zijn ingediend indien een administratietaks is betaald. Het verzoek kan slechts worden afgewezen indien niet is voldaan aan het eerste lid.

  • 3. Een overgang werkt pas ten aanzien van het Europees Octrooibureau vanaf de datum waarop en voor zover de in het eerste lid bedoelde stukken zijn overgelegd.

Regel 23 Inschrijving van licenties en andere rechten
  • 1. Regel 22, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van de verlening of de overgang van een licentie, alsmede op de inschrijving van de vestiging of de overgang van een beperkt recht op een Europese octrooiaanvrage en van de gedwongen uitwinning van een dergelijke aanvrage.

  • 2. De inschrijvingen bedoeld in het eerste lid worden op verzoek doorgehaald, op basis van stukken waaruit blijkt dat het recht is vervallen of een schriftelijke verklaring waarbij de houder van het recht ermee instemt dat de inschrijving wordt doorgehaald. Regel 22, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Regel 24 Bijzondere vermeldingen bij de inschrijving van een licentie

Een licentie op een Europese octrooiaanvrage wordt ingeschreven

  • a. als een exclusieve licentie indien de aanvrager en de licentiehouder daarom verzoeken;

  • b. als een onderlicentie indien deze wordt verleend door de houder van een licentie die in het Europees Octrooiregister is ingeschreven.

HOOFDSTUK IV TENTOONSTELLINGSBEWIJZEN
Regel 25 Tentoonstellingsbewijzen

De aanvrager dient binnen vier maanden na de indiening van de Europese octrooiaanvrage het in artikel 55, tweede lid, bedoelde bewijsstuk over te leggen:

  • a. dat tijdens de tentoonstelling is afgegeven door de autoriteit, verantwoordelijk voor de bescherming van de industriële eigendom op die tentoonstelling;

  • b. waaruit blijkt dat de uitvinding daar daadwerkelijk is tentoongesteld;

  • c. dat de datum vermeldt waarop de tentoonstelling is geopend en eventueel de datum waarop de uitvinding voor het eerst is geopenbaard indien dit na die datum heeft plaatsgevonden; en

  • d. vergezeld gaat van een omschrijving van de uitvinding die als authentiek is gewaarmerkt door bovengenoemde autoriteit.

HOOFDSTUK V BIOTECHNOLOGISCHE UITVINDINGEN
Regel 26 Algemene bepalingen en begripsomschrijvingen
  • 1. Op Europese octrooiaanvragen en octrooien met betrekking tot biotechnologische uitvindingen worden de relevante bepalingen van het Verdrag in overeenstemming met de bepalingen van dit hoofdstuk toegepast en uitgelegd. Richtlijn 98/44/EG van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen vormt een aanvullend middel voor uitleg.

  • 2. „Biotechnologische uitvindingen” zijn uitvindingen die betrekking hebben op een voortbrengsel dat uit biologisch materiaal bestaat of dit bevat, of op een werkwijze waarmee biologisch materiaal wordt verkregen, bewerkt of gebruikt.

  • 3. Onder „biologisch materiaal” wordt verstaan elk materiaal dat genetische informatie bevat en zichzelf kan repliceren of in een biologisch systeem kan worden gerepliceerd.

  • 4. Onder „plantenras” wordt verstaan een plantengroep binnen een botanische taxon van de laagst bekende rang, welke groep, ongeacht de vraag of volledig wordt voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van een kwekersrecht kan worden:

    • a. gedefinieerd aan de hand van de expressie van de eigenschappen, die het resultaat is van een bepaald genotype of een combinatie van genotypen,

    • b. onderscheiden van elke andere plantengroep op grond van de expressie van ten minste een van de bovengenoemde eigenschappen, en

    • c. beschouwd als een eenheid, gezien zijn geschiktheid om onveranderd te worden vermeerderd.

  • 5. Een werkwijze voor de voortbrenging van planten of dieren is van wezenlijk biologische aard wanneer deze geheel bestaat uit natuurlijke verschijnselen zoals kruisingen of selecties.

  • 6. Onder „microbiologische werkwijze” wordt verstaan iedere werkwijze waarbij microbiologisch materiaal wordt gebruikt, die op microbiologisch materiaal ingrijpt of die microbiologisch materiaal als resultaat heeft.

Regel 27 Octrooieerbare biotechnologische uitvindingen

Biotechnologische uitvindingen zijn tevens octrooieerbaar indien zij betrekking hebben op:

  • a. biologisch materiaal welke met behulp van een technische werkwijze uit zijn natuurlijke milieu wordt geïsoleerd of wordt verkregen, ook wanneer het in de natuur reeds voorhanden is;

  • b. planten of dieren als de uitvoerbaarheid van die uitvinding zich technisch gezien niet beperkt tot een bepaald planten- of dierenras;

  • c. een microbiologische of andere technische werkwijze of op een met behulp van deze werkwijzen verkregen voortbrengsel, niet zijnde een planten- of dierenras.

Regel 28 Uitzonderingen op de octrooieerbaarheid

Ingevolge artikel 53, onderdeel a, worden ter zake van biotechnologische uitvindingen in het bijzonder geen octrooien verleend voor:

  • a. werkwijzen voor het klonen van mensen;

  • b. werkwijzen tot wijziging van de germinale genetische identiteit van de mens;

  • c. het gebruik van menselijke embryo’s voor industriële of commerciële doeleinden;

  • d. werkwijzen tot wijziging van de genetische identiteit van dieren die deze mogelijk doen lijden zonder aanzienlijk medisch nut voor mens of dier op te leveren, alsmede de dieren die uit dergelijke werkwijzen zijn verkregen.

Regel 29 Het menselijk lichaam en delen ervan
  • 1. Het menselijk lichaam in de verschillende stadia van zijn vorming en zijn ontwikkeling, alsmede de loutere ontdekking van een van de delen ervan, met inbegrip van een sequentie of partiële sequentie van een gen, zijn niet octrooieerbaar.

  • 2. Een deel van het menselijk lichaam dat werd geïsoleerd of dat anderszins door een technische werkwijze werd verkregen, met inbegrip van een sequentie of een partiële sequentie van een gen, is vatbaar voor octrooiering, zelfs indien de structuur van dat deel identiek is aan die van een natuurlijk deel.

  • 3. De industriële toepassing van een sequentie of een partiële sequentie van een gen dient concreet te worden vermeld in de octrooiaanvrage.

Regel 30 Vereisten aan Europese octrooiaanvragen met betrekking tot nucleotide- en aminozuursequenties
  • 1. Indien nucleotide- of aminozuursequenties worden geopenbaard in de Europese octrooiaanvrage, dient de beschrijving een sequentie-opsomming overeenkomstig de door de President van het Europees Octrooibureau voor de gestandaardiseerde weergave van nucleotide- en aminozuursequenties vastgestelde regels te omvatten.

  • 2. Sequentie-opsommingen die na de datum van indiening worden ingediend, maken geen deel uit van de beschrijving.

  • 3. Indien de aanvrager op de datum van indiening geen sequentie-opsomming heeft ingediend die voldoet aan de vereisten bedoeld in het eerste lid, verzoekt het Europees Octrooibureau de aanvrager deze sequentie-opsomming te verstrekken en de taks wegens te late verstrekking te betalen. Indien de aanvrager niet binnen twee maanden na dit verzoek de vereiste sequentie-opsomming verstrekt en de vereiste taks wegens te late verstrekking niet betaalt, wordt de aanvrage afgewezen.

Regel 31 Depot van biologisch materiaal
  • 1. Indien een uitvinding gepaard gaat met het gebruik van of betrekking heeft op biologisch materiaal dat niet openbaar toegankelijk is en in de Europese octrooiaanvrage niet zodanig kan worden beschreven dat de uitvinding aan de hand daarvan door de vakman kan worden toegepast, wordt de uitvinding uitsluitend als openbaar gemaakt beschouwd overeenkomstig artikel 83, indien:

    • a. uiterlijk op de datum van indiening van de aanvrage een monster van het biologisch materiaal is gedeponeerd bij een erkende depositaris onder dezelfde voorwaarden als neergelegd in het Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening van 28 april 1977;

    • b. de aanvrage zoals ingediend de van belang zijnde gegevens bevat ten aanzien van de eigenschappen van het biologisch materiaal waarover de aanvrager beschikt;

    • c. de depositaris en het toegangsnummer van het gedeponeerde biologische materiaal vermeld zijn in de aanvrage, en

    • d. indien het biologisch materiaal gedeponeerd is door een andere persoon dan de aanvrager, de naam en het adres van de bewaargever in de aanvrage zijn vermeld en een document is ingediend bij het Europees Octrooibureau, waaruit blijkt dat de bewaargever de aanvrager gemachtigd heeft om in de aanvrage te verwijzen naar het gedeponeerde biologische materiaal en onvoorwaardelijk en onherroepelijk heeft toegestemd dat het gedeponeerde materiaal overeenkomstig regel 33 openbaar toegankelijk wordt gemaakt.

  • 2. De in het eerste lid, onderdelen c en d, bedoelde gegevens kunnen worden overgelegd:

    • a. binnen zestien maanden na de datum van indiening van de aanvrage, of, indien een beroep op voorrang is gedaan, na de voorrangsdatum, waarbij deze termijn geacht wordt in acht te zijn genomen indien de gegevens zijn overgelegd voor de voltooiing van de technische voorbereidingen ten behoeve van publicatie van de Europese octrooiaanvrage;

    • b. tot de datum van indiening van een verzoek ingevolge artikel 93, eerste lid, onderdeel b;

    • c. binnen een maand nadat het Europees Octrooibureau de aanvrager heeft medegedeeld dat er recht is op inzage van het dossier ingevolge artikel 128, tweede lid.

      De termijn die als eerste afloopt is van toepassing. Door het verstrekken van deze gegevens wordt de aanvrager geacht onvoorwaardelijk en onherroepelijk te hebben toegestemd dat het gedeponeerde biologische materiaal overeenkomstig regel 33 openbaar toegankelijk wordt gemaakt.

Regel 32 Deskundigenoplossing
  • 1. Tot aan de voltooiing van de technische voorbereidingen ten behoeve van de publicatie van de Europese octrooiaanvrage kan de aanvrager het Europees Octrooibureau mededelen dat:

    • a. tot de publicatie van de vermelding van de verlening van het Europees octrooi of, indien van toepassing,

    • b. gedurende twintig jaar vanaf de datum van indiening indien de aanvrage wordt afgewezen, ingetrokken of geacht wordt te zijn ingetrokken,

      de in regel 33 bedoelde toegang slechts door de afgifte van een monster aan een door de verzoeker aangewezen deskundige kan geschieden.

  • 2. Als deskundige kunnen worden aangewezen:

    • a. iedere natuurlijke persoon, mits de verzoeker bij de indiening van het verzoek aantoont dat de aanvrager heeft ingestemd met deze aanwijzing;

    • b. iedere natuurlijke persoon die door de President van het Europees Octrooibureau als deskundige is erkend.

    De aanwijzing dient vergezeld te gaan van een verklaring van de deskundige jegens de aanvrager waarin hij zich verplicht tot het bepaalde in regel 33, tot de datum waarop het octrooi in alle aangewezen Staten is vervallen of, indien de aanvrage wordt afgewezen, ingetrokken of geacht wordt te zijn ingetrokken, tot de datum bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, waarbij de verzoeker als derde wordt beschouwd.

Regel 33 Toegang tot biologisch materiaal
  • 1. Overeenkomstig regel 31 gedeponeerd biologisch materiaal is voor een ieder op verzoek toegankelijk vanaf de datum van publicatie van de Europese octrooiaanvrage en voor die datum voor een ieder die ingevolge artikel 128, tweede lid, recht heeft op inzage in het dossier. Onverminderd regel 32 geschiedt de toegang door afgifte van een monster van het gedeponeerde biologisch materiaal aan de verzoeker.

  • 2. Deze afgifte geschiedt uitsluitend indien de verzoeker zich jegens de aanvrager of houder van het octrooi heeft verplicht het biologisch materiaal of daarvan afgeleid biologisch materiaal niet ter beschikking van derden te stellen en het uitsluitend voor experimentele doeleinden te gebruiken, totdat de octrooiaanvrage is afgewezen, ingetrokken of geacht wordt te zijn ingetrokken of totdat het Europees octrooi in alle aangewezen staten is vervallen, tenzij de aanvrager of eigenaar van het octrooi uitdrukkelijk afstand doet van een dergelijke verplichting.

    De verplichting het biologisch materiaal uitsluitend voor experimentele doeleinden te gebruiken is niet van toepassing indien de verzoeker het materiaal op grond van een dwanglicentie gebruikt. Onder dwanglicenties dienen ook ambtshalve verleende licenties en het recht tot toepassing van geoctrooieerde uitvindingen in het algemeen belang te worden verstaan.

  • 3. In het tweede lid wordt onder afgeleid biologisch materiaal elk materiaal verstaan dat nog de eigenschappen van het gedeponeerde materiaal bezit die essentieel zijn voor de toepassing van de uitvinding. De verplichting bedoeld in het tweede lid vormt geen beletsel voor het deponeren van afgeleid biologisch materiaal indien dat noodzakelijk is binnen een octrooiprocedure.

  • 4. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt bij het Europees Octrooibureau ingediend met behulp van een door het bureau erkend formulier. Het Europees Octrooibureau verklaart op het formulier, dat een Europese octrooiaanvrage is ingediend waarin verwezen wordt naar het depot van het biologisch materiaal en dat de verzoeker of de ingevolge regel 32 door hem aangewezen deskundige recht heeft op de afgifte van een monster van dat materiaal. Na verlening van het Europees octrooi wordt het verzoek eveneens bij het Europees Octrooibureau ingediend.

  • 5. Het Europees Octrooibureau zendt een afschrift van het verzoek tezamen met de in het vierde lid genoemde verklaring aan de depositaris en aan de aanvrager of de houder van het octrooi.

  • 6. Het Europees Octrooibureau publiceert in het Publicatieblad de lijst van depositarissen en deskundigen die voor de toepassing van de regels 31 tot en met 34 zijn erkend.

Regel 34 Nieuw depot van biologisch materiaal

Indien biologisch materiaal dat is gedeponeerd overeenkomstig regel 31 ophoudt beschikbaar te zijn bij de depositaris, wordt de onderbreking van de toegang geacht niet te hebben plaatsgevonden indien een nieuw depot van dat materiaal bij een erkende depositaris onder dezelfde voorwaarden als neergelegd in het Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening van 28 april 1977 wordt verricht en een afschrift van het door deze instantie afgegeven ontvangstbewijs van depot binnen vier maanden na de datum van het nieuwe depot aan het Europees Octrooibureau is toegezonden onder vermelding van het nummer van de Europese octrooiaanvrage of van het Europees octrooi.

DEEL III UITVOERINGSBEPALINGEN VAN DEEL III VAN HET VERDRAG

HOOFDSTUK I INDIENING VAN DE EUROPESE OCTROOIAANVRAGE
Regel 35 Algemene bepalingen
  • 1. Europese octrooiaanvragen kunnen schriftelijk worden ingediend bij het Europees Octrooibureau te München, Den Haag of Berlijn of bij de instanties bedoeld in artikel 75, eerste lid, onderdeel b.

  • 2. De instantie waar de Europese octrooiaanvrage is ingediend, zet de datum van ontvangst op de stukken van deze aanvrage en verstrekt de aanvrager onverwijld een ontvangstbewijs, waarop ten minste het aanvraagnummer, de aard en het aantal van de stukken en de datum van ontvangst van de stukken staan vermeld.

  • 3. Indien de Europese octrooiaanvrage is ingediend bij een instantie als bedoeld in artikel 75, eerste lid, onderdeel b, bericht deze het Europees Octrooibureau onverwijld de ontvangst van de aanvrage en in het bijzonder de aard en de datum van ontvangst van de stukken, het nummer van de aanvrage en in voorkomend geval iedere ingeroepen voorrangsdatum.

  • 4. Heeft het Europees Octrooibureau een Europese octrooiaanvrage ontvangen door tussenkomst van de centrale dienst voor de industriële eigendom van een Verdragsluitende Staat, dan doet het hiervan mededeling aan de aanvrager en vermeldt daarbij de datum van ontvangst van de aanvrage.

Regel 36 Afgesplitste Europese aanvragen
  • 1. De aanvrager kan een afgesplitste aanvrage met betrekking tot iedere aanhangige eerdere Europese octrooiaanvrage indienen.

  • 2. Een afgesplitste aanvrage dient in de procestaal van de eerdere aanvrage te zijn gesteld en dient bij het Europees Octrooibureau te München, Den Haag of Berlijn te worden ingediend.

  • 3. De indieningstaks en de taks voor het nieuwheidsonderzoek dienen binnen een maand na indiening van de afgesplitste aanvrage te worden betaald. Indien de indieningstaks of de taks voor het nieuwheidsonderzoek niet tijdig is betaald, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 4. De aanwijzingstaksen dienen binnen zes maanden na de datum waarop het Europees Octrooiblad de publicatie van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek ter zake van de afgesplitste aanvrage vermeldt, te worden betaald. Regel 39, tweede en derde lid, is van toepassing.

Regel 37 Doorzending van Europese octrooiaanvragen
  • 1. De centrale dienst voor de industriële eigendom van een Verdragsluitende Staat zendt Europese octrooiaanvragen op zo kort mogelijke termijn als met zijn nationale recht met betrekking tot de geheimhouding van uitvindingen in het belang van de Staat verenigbaar is aan het Europees Octrooibureau door en neemt alle passende maatregelen teneinde te waarborgen dat zij worden doorgezonden binnen:

    • a. zes weken na indiening, indien direct duidelijk is dat op het onderwerp van de aanvrage volgens het nationale recht geen geheimhouding rust; of

    • b. vier maanden na indiening, of indien een beroep op voorrang is gedaan, veertien maanden na de voorrangsdatum, indien de aanvrage nader onderzoek vergt naar de noodzaak tot geheimhouding.

  • 2. Een Europese octrooiaanvrage die niet binnen veertien maanden na de indiening, of indien een beroep op voorrang is gedaan, na de voorrangsdatum, door het Europees Octrooibureau is ontvangen, wordt geacht te zijn ingetrokken. Voor deze aanvrage reeds betaalde taksen worden terugbetaald.

Regel 38 Indieningstaks en taks voor het nieuwheidsonderzoek

De indieningstaks en de taks voor het nieuwheidsonderzoek dienen binnen een maand na de indiening van de Europese octrooiaanvrage te zijn betaald.

Regel 39 Aanwijzingstaksen
  • 1. De aanwijzingstaksen dienen binnen zes maanden na de datum waarop het Europees Octrooiblad de publicatie van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek vermeldt, te worden betaald.

  • 2. Indien de aanwijzingstaks voor een Verdragsluitende Staat niet tijdig is betaald, wordt de aanwijzing van die Staat geacht te zijn ingetrokken.

  • 3. Indien geen enkele aanwijzingstaks tijdig is betaald of indien de aanwijzingen van alle Verdragsluitende Staten zijn ingetrokken, wordt de Europese octrooiaanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 4. Onverminderd regel 37, tweede lid, tweede volzin, worden aanwijzingstaksen niet terugbetaald.

Regel 40 Datum van indiening
  • 1. De datum van indiening van een Europese octrooiaanvrage is de datum waarop de aanvrager stukken heeft ingediend die het volgende bevatten:

    • a. een aanduiding dat om een Europees octrooi wordt verzocht;

    • b. gegevens die het mogelijk maken de identiteit van de aanvrager vast te stellen of met hem in contact te komen; en

    • c. een beschrijving of een verwijzing naar een eerder ingediende aanvrage.

  • 2. Bij een verwijzing naar een eerder ingediende aanvrage overeenkomstig het eerste lid, onderdeel c, dienen de datum van indiening, het nummer van die aanvrage en het bureau waar deze werd ingediend te worden vermeld. In deze verwijzing dient te worden aangegeven dat het de beschrijving en eventuele tekeningen vervangt.

  • 3. Indien de aanvrage een verwijzing overeenkomstig het tweede lid bevat, dient binnen twee maanden na de indiening van de aanvrage een gewaarmerkt afschrift van de eerder ingediende aanvrage te worden ingediend. Indien de eerder ingediende aanvrage niet gesteld is in een officiële taal van het Europees Octrooibureau, dient binnen dezelfde termijn een vertaling ervan in een van deze talen te worden ingediend. Regel 53, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK II BEPALINGEN BETREFFENDE DE AANVRAGE
Regel 41 Verzoek om verlening
  • 1. Het verzoek om verlening van een Europees octrooi dient te worden ingediend op een door het Europees Octrooibureau vastgesteld formulier.

  • 2. Het verzoek dient te omvatten:

    • a. een verzoek om verlening van een Europees octrooi;

    • b. de titel van de uitvinding, die een duidelijke en beknopte technische aanduiding van de uitvinding geeft en geen fantasieaanduiding mag bevatten;

    • c) de naam, het adres en de nationaliteit van de aanvrager en de Staat waarin hij zijn woonplaats of zijn zetel heeft. De namen van natuurlijke personen worden met de achternaam gevolgd door de voorna(a)m(en) van de persoon aangegeven. Rechtspersonen en vennootschappen die ingevolge het op hen van toepassing zijnde recht zijn gelijkgesteld aan rechtspersonen, worden met hun officiële benaming aangegeven. Adressen dienen te worden aangegeven volgens de gebruikelijke vereisten voor een snelle postbestelling op het aangegeven adres en dienen in ieder geval alle belangrijke administratieve gegevens te bevatten, tot en met het eventuele huisnummer. Aanbevolen wordt ook de fax- en telefoonnummers aan te geven;

    • d. indien een gemachtigde is aangewezen, zijn naam en kantooradres overeenkomstig de voorschriften onder onderdeel c;

    • e. in voorkomend geval de aanduiding dat de aanvrage een afgesplitste aanvrage betreft, alsmede het nummer van de eerdere Europese octrooiaanvrage;

    • f. in gevallen als bedoeld in artikel 61, eerste lid, onderdeel b, het nummer van de oorspronkelijke Europese octrooiaanvrage;

    • g. indien een beroep wordt gedaan op de voorrang van een eerdere aanvrage, een daartoe strekkende verklaring, waarin de datum van die aanvrage en de Staat worden vermeld, waarin of waarvoor die eerdere aanvrage is ingediend;

    • h. de handtekening van de aanvrager of van zijn gemachtigde;

    • i. een lijst van de stukken die bij het verzoek zijn gevoegd. Op deze lijst dienen eveneens het aantal bladzijden van de beschrijving, van de conclusies, van de tekeningen en van het uittreksel die bij het verzoek zijn ingediend te worden aangegeven;

    • j. de aanwijzing van de uitvinder indien de aanvrager de uitvinder is.

  • 3. In geval van meerdere aanvragers dient het verzoek bij voorkeur de benoeming van een aanvrager of van een gemachtigde als gemeenschappelijk vertegenwoordiger te bevatten.

Regel 42 Inhoud van de beschrijving
  • 1. De beschrijving dient:

    • a. het technisch gebied aan te geven waarop de uitvinding betrekking heeft;

    • b. de bekende stand van de techniek aan te geven die, voor zover de aanvrager deze kent, als nuttig kan worden beschouwd voor het begrip van de uitvinding, voor het opstellen van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek en voor het onderzoek van de Europese octrooiaanvrage en bij voorkeur de literatuurplaatsen te vermelden waarin deze stand van de techniek staat beschreven;

    • c. de uitvinding, zoals aangeduid in de conclusies, uiteen te zetten in zodanige bewoordingen dat het technische probleem, ook indien dit als zodanig niet uitdrukkelijk is uiteengezet, en de oplossing ervan kunnen worden begrepen, en voorts de mogelijke voordelen van de uitvinding ten opzichte van de stand van de techniek;

    • d. de figuren in de eventuele tekeningen kort te beschrijven;

    • e. ten minste één gedetailleerde wijze aan te geven waarop de uitvinding waarvoor bescherming wordt gevraagd, kan worden uitgevoerd; dit wordt, waar dienstig, aan de hand van voorbeelden gedaan en onder verwijzing naar de eventuele tekeningen;

    • f. uitdrukkelijk de wijze aan te geven waarop de uitvinding industrieel toepasbaar is, wanneer zulks niet duidelijk uit de beschrijving of uit de aard van de uitvinding blijkt.

  • 2. De beschrijving wordt op de wijze en volgens de indeling als aangegeven in het eerste lid ingediend, tenzij in verband met de aard van de uitvinding een andere wijze of indeling zou leiden tot beter begrip of een beknoptere beschrijving.

Regel 43 Vorm en inhoud van de conclusies
  • 1. Het onderwerp van de aanvrage waarvoor bescherming wordt verlangd, dient in de conclusies door middel van de technische kenmerken van de uitvinding te worden omschreven. Waar aangewezen dienen de conclusies te omvatten:

    • a. een aanduiding van het onderwerp van de uitvinding en de technische kenmerken die noodzakelijk zijn voor de definiëring van het onderwerp van de uitvinding, die echter tezamen tot de stand van de techniek behoren;

    • b. een kenmerkend deel dat met de woorden „daardoor gekenmerkt” of „met het kenmerk dat” begint en de technische kenmerken benoemt waarvoor, tezamen met de onder onderdeel a genoemde kenmerken, bescherming wordt verlangd.

  • 2. Onverminderd artikel 82 kan een Europese octrooiaanvrage meer dan een onafhankelijke conclusie van dezelfde categorie (voortbrengsel, werkwijze, inrichting of gebruik) bevatten, uitsluitend indien het onderwerp van de aanvrage betrekking heeft op:

    • a. een veelvoud van met elkaar samenhangende voortbrengselen,

    • b. verschillende toepassingen van een voortbrengsel of inrichting,

    • c. alternatieve oplossingen voor een specifiek probleem, wanneer deze alternatieve oplossingen niet op een geschikte wijze kunnen worden gedekt door een enkele conclusie.

  • 3. Iedere conclusie met de wezenlijke kenmerken van een uitvinding kan door een of meer conclusies betreffende bijzondere uitvoeringsvormen van deze uitvinding worden gevolgd.

  • 4. Iedere conclusie die alle kenmerken van een andere conclusie omvat (afhankelijke conclusie) dient, indien mogelijk aan het begin, naar die andere conclusie te verwijzen en daarna de bijkomende kenmerken te vermelden. Een afhankelijke conclusie die direct verwijst naar andere afhankelijke conclusie is eveneens toegestaan. Alle afhankelijke conclusies die naar een of meerdere voorgaande conclusies terugverwijzen, dienen voor zover mogelijk en op de meest praktische wijze te worden gerangschikt.

  • 5. Het aantal conclusies dient redelijk te zijn, rekening houdend met de aard van de uitvinding waarvoor bescherming wordt gevraagd. De conclusies dienen doorlopend in Arabische cijfers te worden genummerd.

  • 6. De conclusies mogen voor de omschrijving van de technische kenmerken van de uitvinding geen verwijzingen naar de beschrijving of de tekeningen bevatten, tenzij dit absoluut noodzakelijk is. In het bijzonder mogen zij geen formuleringen bevatten zoals „zoals beschreven in deel … van de beschrijving” of „zoals afgebeeld in figuur … van de tekeningen”.

  • 7. Indien de Europese octrooiaanvrage tekeningen met verwijzingstekens bevat, dienen de in de conclusies vermelde technische kenmerken bij voorkeur door op deze kenmerken betrekking hebbende en tussen haakjes geplaatste verwijzingstekens te worden gevolgd, indien dit het begrip van de conclusie vergemakkelijkt. De verwijzingstekens mogen niet als een beperking van de conclusie worden uitgelegd.

Regel 44 Eenheid van uitvinding
  • 1. Indien in een Europese octrooiaanvrage voor een groep van uitvindingen octrooi wordt verlangd, is aan het in artikel 82 gestelde vereiste van eenheid van uitvinding slechts voldaan wanneer er tussen die uitvindingen een technische samenhang bestaat die in één of meer identieke of overeenkomstige bijzondere technische kenmerken tot uitdrukking komt. Onder het begrip „bijzondere technische kenmerken” worden die technische kenmerken verstaan die bepalend zijn voor de bijdrage die elk van de geclaimde uitvindingen, als geheel beschouwd, levert aan de stand van de techniek.

  • 2. Voor het bepalen of een groep van uitvindingen zodanig onderling is verbonden dat deze op een enkele algemene uitvindingsgedachte berusten, doet het niet ter zake of de uitvindingen zijn neergelegd in afzonderlijke conclusies dan wel als varianten in een enkele conclusie.

Regel 45 Conclusies waarvoor taksen betaald dienen te worden
  • 1. Indien een Europese octrooiaanvrage meer dan tien conclusies bevat, dient voor de elfde en iedere daaropvolgende conclusie een conclusietaks te worden betaald.

  • 2. De conclusietaksen dienen binnen een maand na indiening van de eerste set conclusies te worden betaald. Indien de conclusietaksen niet tijdig zijn voldaan, kunnen zij alsnog binnen een maand na een mededeling dat de voorgeschreven termijn niet in acht is genomen worden betaald.

  • 3. Indien een conclusietaks niet tijdig is betaald, wordt de desbetreffende conclusie geacht te zijn ingetrokken.

Regel 46 Vorm van de tekeningen
  • 1. Op bladen met tekeningen dient het te gebruiken vlak niet groter te zijn dan 26,2 cm x 17 cm. Het te gebruiken of gebruikte vlak mag niet omkaderd zijn. De minimummarges dienen als volgt te zijn:

    bovenmarge

    2,5 cm

    linkermarge

    2,5 cm

    rechtermarge

    1,5 cm

    ondermarge

    1 cm

  • 2. De tekeningen dienen als volgt te worden uitgevoerd:

    • a. De tekeningen dienen te worden uitgevoerd in duurzame, zwarte, voldoende dichte en donkere, gelijkmatig en duidelijk aangegeven lijnen en strepen zonder kleur.

    • b. Doorsneden dienen door arceringen te worden aangegeven die de duidelijke leesbaarheid van verwijzingstekens en hoofdlijnen niet mogen belemmeren.

    • c. De schaal van de tekeningen en de duidelijkheid van de grafische uitvoering ervan dienen zodanig te zijn dat bij een elektronische of fotografische reproductie op twee derde van de oorspronkelijke grootte alle details zonder moeite kunnen worden onderscheiden. Wanneer bij uitzondering op een tekening de schaal staat vermeld, dient deze grafisch te zijn aangegeven.

    • d. Alle cijfers, letters en verwijzingstekens in de tekeningen dienen eenvoudig en duidelijk te zijn. Haakjes, cirkels of aanhalingstekens mogen niet in combinatie met cijfers en letters worden gebruikt.

    • e. Alle lijnen in de tekeningen dienen in beginsel te worden getrokken met behulp van tekeninstrumenten.

    • f. De onderdelen van dezelfde figuur dienen in de juiste verhouding tot elkaar te staan, tenzij een andere verhouding nodig is voor de duidelijkheid van de figuur.

    • g. De hoogte van de cijfers en letters mag niet minder dan 0,32 cm zijn. Voor de letters in tekeningen dient het Latijnse en, waar gebruikelijk, het Griekse alfabet te worden gebruikt.

    • h. Een tekenblad kan meerdere figuren bevatten. Wanneer figuren op twee of meer bladen zijn getekend en bedoeld zijn om een volledige figuur te vormen, dienen zij op de verschillende bladen zo te zijn geplaatst dat de volledige figuur kan worden gevormd zonder dat een deel van de op de verschillende bladen voorkomende figuren wordt bedekt. De verschillende figuren dienen zonder ruimteverspilling op een blad of bladen te worden geplaatst, bij voorkeur verticaal en duidelijk van elkaar gescheiden. Indien de figuren niet verticaal worden geplaatst, dienen zij horizontaal te worden weergegeven waarbij het bovenste deel van de figuren is gericht naar de linkerzijde van het blad. De verschillende figuren dienen doorlopend in Arabische cijfers te worden genummerd, onafhankelijk van de nummering van de bladen.

    • i. Verwijzingstekens mogen alleen in de tekeningen worden gebruikt indien zij voorkomen in de beschrijving en in de conclusie; hetzelfde geldt voor het omgekeerde geval. De verwijzingstekens voor dezelfde kenmerken dienen in de gehele aanvrage gelijk te zijn.

    • j. De tekeningen dienen geen tekst te bevatten. Waar ze voor het begrip van de tekeningen volstrekt onmisbaar zijn, kunnen korte sleutelwoorden, zoals „water”, „stoom”, „open”, „dicht”, „doorsnede over AB” worden gebruikt. Dergelijke woorden dienen zodanig te worden geplaatst, dat zij indien nodig bij vertaling kunnen worden vervangen zonder de lijnen van de tekeningen te raken.

  • 3. Stroomschema’s en diagrammen worden als tekeningen beschouwd.

Regel 47 Vorm en inhoud van het uittreksel
  • 1. Het uittreksel dient de titel van de uitvinding te bevatten.

  • 2. Het uittreksel dient een beknopte samenvatting te geven van hetgeen is geopenbaard in de beschrijving, de conclusies en de tekeningen. De samenvatting dient het technische gebied van de uitvinding aan te geven en te zijn opgesteld op een wijze die een duidelijk begrip mogelijk maakt van het technische probleem, de kern van de oplossing van dat probleem door middel van de uitvinding en de voornaamste toepassing of toepassingen van de uitvinding. Het uittreksel bevat eventueel de chemische formule die van de in de octrooiaanvrage opgenomen formules de uitvinding het beste karakteriseert. Het mag geen beweringen over vermeende voordelen of de vermeende waarde van de uitvinding of over de theoretische toepassingsmogelijkheden ervan bevatten.

  • 3. Het uittreksel dient bij voorkeur niet meer dan honderdvijftig woorden te bevatten.

  • 4. Indien de Europese octrooiaanvrage tekeningen bevat, dient de aanvrager aan te geven welke figuur, of, in uitzonderingsgevallen, welke figuren uit de tekeningen bij het uittreksel dienen te worden gepubliceerd. Het Europees Octrooibureau kan beslissen een of meerdere andere figuren te publiceren indien het van oordeel is dat daardoor de uitvinding beter wordt gekarakteriseerd. Ieder wezenlijk kenmerk, dat in het uittreksel vermeld wordt en in de tekening afgebeeld is, dient te worden gevolgd door een tussen haakjes geplaatst verwijzingsteken.

  • 5. Het uittreksel dient zo te zijn opgesteld, dat het een doeltreffend uitgangspunt voor het verrichten van onderzoek op het desbetreffende technische gebied vormt. Aan de hand daarvan dient met name te kunnen worden vastgesteld of het nodig is de Europese octrooiaanvrage zelf te raadplegen.

Regel 48 Verboden materie
  • 1. De Europese octrooiaanvrage mag niet bevatten:

    • a. uiteenzettingen of andere materie die in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden;

    • b. kleinerende opmerkingen over voortbrengselen of werkwijzen van derden of de waarde of de geldigheid van octrooiaanvragen of octrooien van derden. Het louter vergelijken met de stand van de techniek wordt op zichzelf niet als kleinerend beschouwd;

    • c. uiteenzettingen of andere materie die duidelijk niet ter zake doen of overbodig zijn.

  • 2. Wanneer een aanvrage verboden materie bevat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan het Europees Octrooibureau deze bij publicatie van de aanvrage weglaten en daarbij de plaats en het aantal weggelaten woorden of tekeningen aangeven.

  • 3. Indien de aanvrage uiteenzettingen bevat als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het Europees Octrooibureau deze bij de publicatie van de aanvrage weglaten en daarbij de plaats en het aantal van de weggelaten woorden aangeven. Het Europees Octrooibureau verstrekt op verzoek een afschrift van de weggelaten passages.

Regel 49 Algemene bepalingen inzake de indiening van de stukken van de aanvrage
  • 1. Vertalingen ingediend ingevolge artikel 14, tweede lid, of regel 40, derde lid, worden als stukken van de Europese octrooiaanvrage beschouwd.

  • 2. De stukken van de aanvrage dienen zo te worden overgelegd, dat zij zowel elektrisch als rechtstreeks in een onbeperkt aantal exemplaren kunnen worden verveelvoudigd, in het bijzonder door middel van scannen, fotografie, elektrostatische werkwijzen, foto-offsetdrukken en microfilm. De bladen dienen ongekreukt, ongescheurd en niet gevouwen te zijn. Elk blad dient slechts aan één kant te zijn gebruikt.

  • 3. De stukken van de aanvrage dienen te worden ingediend op buigzaam, sterk, wit, glad, mat en duurzaam papier van het formaat A4 (29,7 cm x 21 cm). Onverminderd het tiende lid van deze regel en regel 46, tweede lid, onderdeel h, dient elk blad te worden gebruikt met de korte zijde bovenaan en onderaan (verticale stand).

  • 4. Ieder stuk van de aanvrage (verzoek, beschrijving, conclusies, tekeningen en uittreksel) dient op een nieuw blad te beginnen. Alle bladen dienen zo aan elkaar te zijn gehecht dat zij gemakkelijk kunnen worden omgeslagen, gescheiden en weer samengevoegd.

  • 5. Onverminderd regel 46, eerste lid, dienen de minimummarges als volgt te zijn:

    bovenmarge:

    2 cm

    linkermarge:

    2,5 cm

    rechtermarge:

    2 cm

    ondermarge:

    2 cm

    Het aanbevolen maximum voor de hierboven genoemde marges is als volgt:

    bovenmarge:

    4 cm

    linkermarge:

    4 cm

    rechtermarge:

    3 cm

    ondermarge:

    3 cm

  • 6. Alle bladen van de aanvrage dienen doorlopend te zijn genummerd in Arabische cijfers. De nummers van de bladen dienen boven aan de bladen in het midden te zijn geplaatst doch niet in de bovenmarge.

  • 7. Iedere vijfde regel van elk blad van de beschrijving en van de conclusies dient bij voorkeur te worden genummerd, waarbij de nummers worden aangebracht aan de linkerzijde, rechts van de marge.

  • 8. Het verzoek om verlening van het Europees octrooi, de beschrijving, de conclusies en het uittreksel dienen getypt of gedrukt te zijn. Alleen grafische symbolen en tekens, chemische of wiskundige formules kunnen zo nodig met de hand worden geschreven of getekend. De tekst dient op regelafstand 1,5 te zijn getypt. De gehele tekst dient te zijn weergegeven in letters waarvan de hoofdletters ten minste 0,21 cm hoog zijn en die een donkere onuitwisbare kleur hebben.

  • 9. Het verzoek om verlening van het Europees octrooi, de beschrijving, de conclusies en het uittreksel mogen geen tekeningen bevatten. De beschrijving, de conclusies en het uittreksel mogen chemische of wiskundige formules bevatten. De beschrijving en het uittreksel mogen tabellen bevatten. De conclusies mogen alleen tabellen bevatten indien voor het onderwerp het gebruik van tabellen wenselijk lijkt te zijn. De tabellen en de wiskundige of chemische formules mogen op het blad horizontaal worden geplaatst indien zij verticaal niet op een bevredigende wijze kunnen worden weergegeven. De bladen waarop de tabellen of de wiskundige of chemische formules horizontaal worden geplaatst, dienen zo te worden ingedeeld dat de bovenste delen van de tabellen of van de formules zijn gericht naar de linkerzijde van het blad.

  • 10. Waarden worden in eenheden uitgedrukt die voldoen aan internationale standaarden, waar mogelijk met behulp van het metrieke systeem, gebruikmakend van SI-eenheden. Gegevens die niet aan dit vereiste voldoen, dienen tevens te worden uitgedrukt in eenheden die voldoen aan internationale standaarden. Alleen die technische termen, conventies, formules, tekens en symbolen die op het desbetreffende vakgebied algemeen zijn aanvaard, dienen te worden gebruikt.

  • 11. In een Europese octrooiaanvrage dienen overal dezelfde terminologie en dezelfde tekens te worden gebruikt.

  • 12. Elk blad dient in hoge mate vrij van raderingen en vrij van veranderingen te zijn. Afwijking van deze regel kan worden toegestaan indien de authenticiteit van de inhoud niet in het geding komt en indien aan de vereisten voor een goede verveelvoudiging geen afbreuk wordt gedaan.

Regel 50 Naderhand ingediende documenten
  • 1. De regels 42, 43 en 46 tot en met 49 zijn op de documenten die in de plaats komen van de stukken van de Europese octrooiaanvrage van toepassing. Regel 49, tweede tot en met twaalfde lid, is ook van toepassing op de in regel 71 bedoelde vertaling van de conclusies.

  • 2. Alle andere documenten dan de stukken die tot de aanvrage behoren, dienen in beginsel getypt of gedrukt te zijn. Aan de linkerzijde op elk blad dient een marge van ongeveer 2,5 cm te zijn vrijgelaten.

  • 3. Stukken die worden ingediend na de indiening van de aanvrage, dienen te zijn ondertekend, met uitzondering van de als bijlage toegevoegde stukken. Indien een stuk niet is ondertekend, verzoekt het Europees Octrooibureau de betrokkene dit alsnog te doen binnen een te stellen termijn. Indien het stuk tijdig wordt ondertekend, behoudt het de oorspronkelijke datum van ontvangst; in het andere geval wordt het stuk geacht niet te zijn ingediend.

HOOFDSTUK III JAARTAKSEN
Regel 51 Betaling van jaartaksen
  • 1. De jaartaksen voor een Europese octrooiaanvrage dienen telkens voor het komende jaar te worden betaald op de laatste dag van de maand die overeenkomt met de maand waarin de datum van indiening van de Europese octrooiaanvrage valt. De jaartaksen kunnen niet eerder dan een jaar voor de vervaldatum ervan rechtsgeldig worden betaald.

  • 2. Indien de jaartaks niet tijdig is betaald, kan de taks alsnog binnen een termijn van zes maanden na de vervaldag worden voldaan, mits binnen deze termijn tevens een toeslag wordt betaald.

  • 3. De jaartaksen die verschuldigd zijn voor een eerdere aanvrage tot aan de datum waarop een afgesplitste octrooiaanvrage wordt ingediend, dienen eveneens te worden betaald voor de afgesplitste aanvrage en zijn verschuldigd wanneer laatstgenoemde aanvrage wordt ingediend. Deze taksen en alle jaartaksen die vervallen binnen vier maanden na de indiening van de afgesplitste octrooiaanvrage kunnen zonder toeslag binnen die termijn worden betaald. Het tweede lid is van toepassing.

  • 4. Indien een Europese octrooiaanvrage is afgewezen of geacht wordt te zijn ingetrokken vanwege de overschrijding van een termijn, en indien de aanvrager overeenkomstig artikel 122 in zijn rechten is hersteld,

    • a. is een jaartaks, die ingevolge het eerste lid verschuldigd zou zijn geweest in het tijdvak vanaf de datum waarop het verlies van recht ontstond tot en met de datum van de kennisgeving van de beslissing tot herstel in de vorige toestand, op laatstgenoemde datum verschuldigd.

      Deze taks en een eventueel binnen vier maanden vanaf deze datum verschuldigde jaartaks kunnen alsnog binnen vier maanden na die datum worden voldaan zonder toeslag. Het tweede lid is van toepassing.

    • b. kan een jaartaks, die op de datum waarop het verlies van recht ontstond reeds verschuldigd was, maar de in het tweede lid voorziene termijn nog niet verstreken was, alsnog binnen zes maanden na de datum van de kennisgeving van de beslissing tot herstel in de vorige toestand worden voldaan, mits ook de toeslag bedoeld in het tweede lid binnen die termijn wordt voldaan.

  • 5. Indien de Grote Kamer van beroep krachtens artikel 112a, vijfde lid, tweede volzin, de procedure heropent bij de kamer van beroep

    • a. is een jaartaks die ingevolge het eerste lid in het tijdvak beginnend op de datum waarop de beslissing van de kamer van beroep naar aanleiding van het verzoek om herziening is genomen tot en met de datum van de kennisgeving van de beslissing van de Grote Kamer van beroep tot heropening van de procedure voor de kamer van beroep verschuldigd zou zijn, pas op laatstgenoemde datum verschuldigd.

      Deze taks en een eventueel binnen vier maanden vanaf laatstgenoemde datum verschuldigde jaartaks kunnen binnen vier maanden na die laatstgenoemde datum alsnog zonder toeslag worden voldaan. Het tweede lid is van toepassing.

    • b. kan een jaartaks die op de datum van de beslissing van de kamer van beroep reeds verschuldigd was, maar de in het tweede lid voorziene termijn nog niet verstreken is, alsnog worden voldaan binnen zes maanden na de datum van de kennisgeving van de beslissing van de Grote Kamer van beroep tot heropening van de procedure voor de kamer van beroep, mits ook de toeslag bedoeld in het tweede lid binnen die termijn wordt voldaan.

  • 6. De jaartaks voor een nieuwe Europese octrooiaanvrage, ingediend overeenkomstig artikel 61, eerste lid, onderdeel b, behoeft niet te worden betaald voor het jaar waarin die aanvrage is ingediend noch voor de voorafgaande jaren.

HOOFDSTUK IV VOORRANG
Regel 52 Verklaring van voorrang
  • 1. In de verklaring van voorrang, bedoeld in artikel 88, eerste lid, dienen de datum van de eerdere aanvrage, de Staat die partij is bij het Verdrag van Parijs of het lid van de Wereldhandelsorganisatie waarin of waarvoor die aanvrage is ingediend en het dossiernummer te worden vermeld. In het geval bedoeld in artikel 87, vijfde lid, is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De verklaring van voorrang wordt bij voorkeur tezamen met de Europese octrooiaanvrage ingediend. Zij kan nog binnen zestien maanden na de oudst ingeroepen voorrangsdatum worden ingediend.

  • 3. De aanvrager kan de verklaring van voorrang corrigeren binnen zestien maanden na de oudst ingeroepen voorrangsdatum of, indien de correctie zou leiden tot wijziging van de als oudst ingeroepen voorrangsdatum, binnen zestien maanden na de gecorrigeerde oudste voorrangsdatum, naar gelang van welke termijn van zestien maanden het eerst verstrijkt, mits deze correctie binnen vier maanden na de datum van indiening die aan de Europese octrooiaanvrage is toegekend wordt overgelegd.

  • 4. Na indiening van een verzoek krachtens artikel 93, eerste lid, onderdeel b, is indiening of correctie van een verklaring van voorrang niet meer mogelijk.

  • 5. De gegevens van de verklaring van voorrang worden in de gepubliceerde Europese octrooiaanvrage en in het Europees octrooischrift vermeld.

Regel 53 Voorrangsbewijzen
  • 1. Een aanvrager die op een recht van voorrang een beroep doet, dient binnen zestien maanden na de oudst ingeroepen voorrangsdatum een afschrift van de eerdere aanvrage in te dienen. Dit afschrift en de datum van indiening van de eerdere aanvrage dienen door de autoriteit waar die aanvrage was ingediend voor eensluidend te zijn gewaarmerkt.

  • 2. Het afschrift van de eerdere aanvrage wordt geacht correct te zijn ingediend, indien het Europees Octrooibureau beschikt over een afschrift van die aanvrage voor opname in het dossier van de Europese octrooiaanvrage onder de door de President van het Europees Octrooibureau vastgestelde voorwaarden.

  • 3. Indien de eerdere aanvrage niet in een officiële taal van het Europees Octrooibureau is gesteld en de geldigheid van het beroep op voorrang van belang is voor het vaststellen van de octrooieerbaarheid van de betreffende uitvinding, verzoekt het Europees Octrooibureau de aanvrager of de houder van het Europees octrooi binnen een te stellen termijn een vertaling van die aanvrage in een van de officiële talen in te dienen. In plaats van de vertaling kan een verklaring dat de Europese octrooiaanvrage een volledige vertaling is van de eerdere aanvrage worden overgelegd. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

Regel 54 Afgifte van voorrangsbewijzen

Het Europees Octrooibureau verstrekt de aanvrager op verzoek een gewaarmerkt afschrift van de Europese octrooiaanvrage (voorrangsbewijs) onder door de President van het Europees Octrooibureau vast te stellen voorwaarden, met inbegrip van de vorm van het voorrangsbewijs en de gevallen waarin een administratieve taks dient te worden betaald.

DEEL IV UITVOERINGSBEPALINGEN VAN DEEL IV VAN HET VERDRAG

HOOFDSTUK I ONDERZOEK DOOR DE AANVRAAGAFDELING
Regel 55 Onderzoek bij indiening

Indien bij het onderzoek bedoeld in artikel 90, eerste lid, blijkt dat de aanvrage niet voldoet aan de vereisten vervat in regel 40, eerste lid, onderdeel a of c, tweede lid of derde lid, eerste volzin, deelt het Europees Octrooibureau de gebreken mede aan de aanvrager en bericht hem dat, indien hij deze gebreken niet binnen twee maanden opheft, de aanvrage niet als Europese octrooiaanvrage zal worden behandeld. Indien de aanvrager tijdig de vastgestelde gebreken opheft, ontvangt hij een kennisgeving van de door het Bureau toegekende datum van indiening.

Regel 56 Ontbrekende delen van de beschrijving of ontbrekende tekeningen
  • 1. Indien bij het onderzoek bedoeld in artikel 90, eerste lid, blijkt dat delen van de beschrijving of tekeningen, waarnaar in de beschrijving of in de conclusies verwezen wordt, lijken te ontbreken, verzoekt het Europees Octrooibureau de aanvrager de ontbrekende delen binnen twee maanden in te dienen. De aanvrager kan zich niet beroepen op het niet versturen van een dergelijk verzoek.

  • 2. Indien ontbrekende delen van de beschrijving of ontbrekende tekeningen na de datum van indiening, maar binnen twee maanden na de datum van indiening, of indien een verzoek ingevolge het eerste lid is gedaan, binnen twee maanden na dat verzoek worden ingediend, wordt de datum van indiening van de aanvrage gewijzigd in de datum waarop de ontbrekende delen van de beschrijving of de ontbrekende tekeningen zijn ingediend. Het Europees Octrooibureau stelt de aanvrager daarvan in kennis.

  • 3. Indien de ontbrekende delen van de beschrijving of de ontbrekende tekeningen binnen de termijn overeenkomstig het tweede lid zijn ingediend en voor de aanvrage een beroep op voorrang van een eerdere aanvrage wordt gedaan, blijft de datum van indiening de datum waarop aan de vereisten vervat in regel 40, eerste lid, is voldaan, mits de ontbrekende delen van de beschrijving of de ontbrekende tekeningen volledig zijn vervat in de eerdere aanvrage, de aanvrager binnen de termijn overeenkomstig het tweede lid, daarom verzoekt en het volgende indient:

    • a. een afschrift van de eerdere aanvrage, tenzij het Europees Octrooibureau overeenkomstig regel 53, tweede lid, over een dergelijk afschrift beschikt;

    • b. indien de eerdere aanvrage niet in een officiële taal van het Europees Octrooibureau is gesteld, een vertaling daarvan in een van deze talen, tenzij het Europees Octrooibureau overeenkomstig regel 53, derde lid, over een dergelijk afschrift beschikt; en

    • c. een vermelding waar de ontbrekende delen van de beschrijving of de ontbrekende tekeningen volledig zijn opgenomen in de eerdere aanvrage en, indien van toepassing, in de vertaling ervan.

  • 4. Indien de aanvrager:

    • a. verzuimt de ontbrekende delen van de beschrijving of de ontbrekende tekeningen binnen de termijn overeenkomstig het eerste of tweede lid in te dienen, of

    • b. overeenkomstig het zesde lid ontbrekende delen van de beschrijving of ontbrekende tekeningen die overeenkomstig het tweede lid waren ingediend, intrekt, worden verwijzingen bedoeld in het eerste lid geacht te zijn doorgehaald en wordt de indiening van de ontbrekende delen van de beschrijving of de ontbrekende tekeningen geacht niet te hebben plaatsgevonden. Het Europees Octrooibureau stelt de aanvrager daarvan in kennis.

  • 5. Indien de aanvrager verzuimt om binnen de termijn overeenkomstig het tweede lid te voldoen aan de vereisten bedoeld in het derde lid, onderdelen a tot en met c, wordt de datum van indiening van de aanvrage gewijzigd in de datum waarop de ontbrekende delen van de beschrijving of de ontbrekende tekeningen zijn ingediend. Het Europees Octrooibureau stelt de aanvrager daarvan in kennis.

  • 6. Binnen een maand na de kennisgeving bedoeld in het tweede of vijfde lid, laatste volzin, kan de aanvrager de ingediende ontbrekende delen van de beschrijving of de ingediende ontbrekende tekeningen intrekken, in welk geval de datum van indiening geacht wordt niet te zijn gewijzigd. Het Europees Octrooibureau stelt de aanvrager daarvan in kennis.

Regel 57 Onderzoek op vormgebreken

Indien aan een Europese octrooiaanvrage een datum van indiening is toegekend, onderzoekt het Europees Octrooibureau overeenkomstig artikel 90, derde lid, of:

  • a. tijdig een krachtens artikel 14, tweede lid, of regel 40, derde lid, tweede volzin, vereiste vertaling van de aanvrage is ingediend;

  • b. het verzoek om verlening van een Europees octrooi aan de vereisten van regel 41 voldoet;

  • c. de aanvrage een of meer conclusies overeenkomstig artikel 78, eerste lid, onderdeel c, omvat of een verwijzing naar een eerder ingediende aanvrage overeenkomstig regel 40, eerste lid, onderdeel c, tweede en derde lid, waaruit blijkt dat deze tevens de conclusies vervangt;

  • d. de aanvrage een uittreksel overeenkomstig artikel 78, eerste lid, onderdeel e, omvat;

  • e. de indieningstaks en de taks voor het nieuwheidsonderzoek overeenkomstig regel 17, tweede lid, regel 36, derde lid, of regel 38 zijn betaald;

  • f. de aanwijzing van de uitvinder overeenkomstig regel 19, eerste lid, is geschied;

  • g. indien van toepassing, aan de vereisten vervat in de regels 52 en 53 voor een beroep op voorrang is voldaan;

  • h. indien van toepassing, aan de vereisten van artikel 133, tweede lid, is voldaan;

  • i. de aanvrage aan de vereisten vervat in regel 46 en regel 49, eerste tot en met negende lid en het twaalfde lid voldoet;

  • j. de aanvrage aan de vereisten vervat in regel 30 of in regel 163, derde lid, voldoet.

Regel 58 Opheffen van gebreken in de stukken van de aanvrage

Indien de Europese octrooiaanvrage niet voldoet aan de vereisten van regel 57, onderdelen a tot en met d, h en i, deelt het Europees Octrooibureau de aanvrager dit mede en verzoekt hem deze gebreken binnen twee maanden op te heffen. De beschrijving, de conclusies en de tekeningen mogen slechts worden gewijzigd voor zover nodig om de gebreken op te heffen.

Regel 59 Gebreken bij beroep op voorrang

Indien het dossiernummer van de eerdere aanvrage overeenkomstig regel 52, eerste lid, of het afschrift van die aanvrage overeenkomstig regel 53, eerste lid, niet tijdig zijn ingediend, deelt het Europees Octrooibureau de aanvrager dit mede en verzoekt hem deze binnen een te stellen termijn alsnog in te dienen.

Regel 60 Latere aanwijzing van de uitvinder
  • 1. Indien de aanwijzing van de uitvinder niet overeenkomstig regel 19 is geschied, deelt het Europees Octrooibureau de aanvrager mede dat de Europese octrooiaanvrage wordt afgewezen, tenzij de aanwijzing alsnog binnen zestien maanden na de datum van indiening van de aanvrage of, indien een beroep op voorrang is gedaan, na de voorrangsdatum geschiedt, waarbij deze termijn geacht wordt in acht te zijn genomen indien de informatie wordt verstrekt voordat de technische voorbereidingen voor de publicatie van de Europese octrooiaanvrage zijn afgerond.

  • 2. Indien het een afgesplitste aanvrage betreft of een nieuwe octrooiaanvrage in de zin van artikel 61, eerste lid, onderdeel b, en de aanwijzing van de uitvinder niet is geschied overeenkomstig regel 19, verzoekt het Europees Octrooibureau de aanvrager de uitvinder binnen een te stellen termijn alsnog aan te wijzen.

HOOFDSTUK II VERSLAG VAN HET EUROPEES NIEUWHEIDSONDERZOEK
Regel 61 Inhoud van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek
  • 1. In het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek worden de documenten genoemd waarover het Europees Octrooibureau beschikt bij het opstellen van het verslag, die in aanmerking kunnen worden genomen bij de beoordeling of de uitvinding waarop de Europese octrooiaanvrage betrekking heeft, nieuw is en op uitvinderswerkzaamheid berust.

  • 2. Ieder aangehaald document verwijst naar de conclusies waarop zij betrekking heeft. Indien nodig, worden de relevante delen van het geciteerde document vermeld.

  • 3. In het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de aangehaalde documenten die zijn gepubliceerd voor de voorrangsdatum, tussen de voorrangsdatum en de datum van indiening, en op of na de datum van indiening.

  • 4. Ieder document waarin wordt verwezen naar een mondelinge openbaarmaking, naar een gebruik of naar iedere andere vorm van openbaarmaking die voor de datum van indiening van de Europese octrooiaanvrage heeft plaatsgevonden, wordt in het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek aangehaald, met vermelding van de eventuele datum van publicatie van het document, alsmede van de datum van de niet-schriftelijke openbaarmaking.

  • 5. Het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek wordt in de procestaal opgesteld.

  • 6. Het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek dient de classificatie van het onderwerp van de Europese octrooiaanvrage overeenkomstig de internationale classificatie te vermelden.

Regel 62 Uitgebreid verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek
  • 1. Het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek gaat vergezeld van een opinie of de aanvrage en de uitvinding waarop zij betrekking heeft, lijkt te voldoen aan de vereisten van het Verdrag, tenzij een mededeling overeenkomstig regel 71, eerste of derde lid, kan worden verstuurd.

  • 2. De opinie bedoeld in het eerste lid wordt niet tezamen met het verslag van het nieuwheidsonderzoek gepubliceerd.

Regel 63 Onvolledig nieuwheidsonderzoek

Indien het Europees Octrooibureau van oordeel is dat de Europese octrooiaanvrage dermate weinig aan de bepalingen van het Verdrag voldoet, dat het onmogelijk is op basis van alle of een deel van de onderwerpen waarvoor bescherming wordt gevraagd een zinvol nieuwheidsonderzoek naar de stand van de techniek uit te voeren, verklaart het gemotiveerd dat een dergelijk onderzoek niet mogelijk is of stelt het, voor zover mogelijk, een gedeeltelijk verslag van het nieuwheidsonderzoek op. De verklaring of het gedeeltelijke verslag wordt voor de verdere procedure als het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek beschouwd.

Regel 64 Verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek indien er geen eenheid van uitvinding is
  • 1. Indien het Europees Octrooibureau van oordeel is dat de Europese octrooiaanvrage niet voldoet aan het vereiste van eenheid van uitvinding, stelt het een gedeeltelijk verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek op voor die delen van de aanvrage die betrekking hebben op de uitvinding, of op de groep van uitvindingen in de zin van artikel 82, die als eerste in de conclusies staat vermeld. Het deelt de aanvrager mede dat, indien het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek de andere uitvindingen dient te bestrijken, voor elke betrokken uitvinding een volgende taks voor het nieuwheidsonderzoek dient te worden betaald binnen een te stellen termijn van minimaal twee weken en maximaal zes weken. Het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek wordt opgesteld voor die delen van de Europese octrooiaanvrage die betrekking hebben op de uitvindingen waarvoor taksen voor het nieuwheidsonderzoek zijn betaald.

  • 2. Elke taks die is betaald ingevolge het eerste lid wordt terugbetaald, indien tijdens het onderzoek van de Europese octrooiaanvrage de aanvrager daarom verzoekt en de onderzoeksafdeling vaststelt dat de in het eerste lid bedoelde mededeling niet gerechtvaardigd was.

Regel 65 Verzending van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek

Zodra het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek is opgesteld, wordt het tezamen met afschriften van alle aangehaalde documenten verzonden aan de aanvrager.

Regel 66 Definitieve inhoud van het uittreksel

Het Europees Octrooibureau stelt tegelijk met het opstellen van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek de definitieve inhoud van het uittreksel vast en verzendt het tezamen met het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek aan de aanvrager.

HOOFDSTUK III PUBLICATIE VAN DE EUROPESE OCTROOIAANVRAGE
Regel 67 Technische voorbereidingen ten behoeve van de publicatie
  • 1. De President van het Europees Octrooibureau bepaalt wanneer de technische voorbereidingen ten behoeve van de publicatie van de Europese octrooiaanvrage geacht worden te zijn voltooid.

  • 2. De aanvrage wordt niet gepubliceerd wanneer de aanvrage definitief is afgewezen, ingetrokken of geacht wordt te zijn ingetrokken voor de voltooiing van de technische voorbereidingen ten behoeve van de publicatie.

Regel 68 Vorm van de publicatie van Europese octrooiaanvragen en verslagen van het Europees nieuwheidsonderzoek
  • 1. De publicatie van de Europese octrooiaanvrage omvat de beschrijving, de conclusies en, in voorkomend geval, tekeningen, telkens in de versie zoals oorspronkelijk ingediend, alsmede het uittreksel, of, indien deze stukken die deel uitmaken van de aanvrage niet zijn ingediend in een officiële taal van het Europees Octrooibureau, hun vertaling in de procestaal, en, in een bijlage, het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek, indien het beschikbaar is voordat de technische voorbereidingen ten behoeve van de publicatie zijn afgerond. Indien het verslag van het nieuwheidsonderzoek of het uittreksel niet tezamen met de aanvrage wordt gepubliceerd, wordt het afzonderlijk gepubliceerd.

  • 2. De President van het Europees Octrooibureau bepaalt in welke vorm de Europese octrooiaanvrage wordt gepubliceerd en welke gegevens daarbij dienen te worden vermeld. Hetzelfde is van toepassing wanneer het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek en het uittreksel afzonderlijk worden gepubliceerd.

  • 3. De aangewezen Verdragsluitende Staten dienen in de gepubliceerde Europese octrooiaanvrage te worden vermeld.

  • 4. Indien de conclusies niet op de datum van indiening van de aanvrage waren ingediend, wordt dit bij de publicatie van de aanvrage vermeld. Indien voor de voltooiing van de technische voorbereidingen ten behoeve van de publicatie van de aanvrage, de conclusies overeenkomstig regel 137, tweede lid, zijn gewijzigd, worden naast de oorspronkelijk ingediende conclusies ook de nieuwe of gewijzigde conclusies in de publicatie opgenomen.

Regel 69 Mededelingen betreffende de publicatie
  • 1. Het Europees Octrooibureau deelt de aanvrager de datum mede waarop in het Europees Octrooiblad melding wordt gemaakt van de publicatie van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek en vestigt de aandacht van de aanvrager op regel 70, eerste lid, en artikel 94, tweede lid.

  • 2. De aanvrager kan er zich niet op beroepen dat de mededeling bedoeld in het eerste lid niet heeft plaatsgevonden. Indien in de mededeling een latere datum van publicatie staat vermeld, is de latere datum bepalend voor de termijn waarbinnen het verzoek tot het verrichten van een onderzoek dient te worden ingediend, tenzij hier duidelijk sprake is van een fout.

Regel 70 Verzoek om onderzoek
  • 1. De aanvrager kan tot zes maanden na de datum waarop de publicatie van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek in het Europees Octrooiblad wordt vermeld, verzoeken om een onderzoek van de Europese octrooiaanvrage. Het verzoek kan niet worden ingetrokken.

  • 2. Indien het verzoek om onderzoek is ingediend voordat het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek aan de aanvrager is verzonden, verzoekt het Europees Octrooibureau de aanvrager binnen een te stellen termijn aan te geven of hij de aanvrage wenst voort te zetten en biedt hem de gelegenheid te reageren op het verslag van het nieuwheidsonderzoek en, indien nodig, de beschrijving, de conclusies en de tekeningen te wijzigen.

  • 3. Indien de aanvrager niet tijdig gevolg geeft aan het verzoek overeenkomstig het tweede lid, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken.

HOOFDSTUK IV ONDERZOEK DOOR DE ONDERZOEKSAFDELING
Regel 71 Onderzoeksprocedure
  • 1. In de mededeling overeenkomstig artikel 94, derde lid, verzoekt de onderzoeksafdeling de aanvrager, indien nodig, geconstateerde gebreken op te heffen en de beschrijving, de conclusies en de tekeningen binnen een te stellen termijn te wijzigen.

  • 2. Iedere mededeling bedoeld in artikel 94, derde lid, dient met redenen te zijn omkleed en, indien nodig, alle gronden te vermelden waarom het Europees octrooi niet kan worden verleend.

  • 3. Alvorens te beslissen tot verlening van het Europees octrooi, deelt de onderzoeksafdeling de aanvrager mede op welke tekst zij voornemens is het Europees octrooi te verlenen en verzoekt zij hem, binnen een termijn van vier maanden, de taksen voor de verlening van het octrooi en het drukken van het octrooischrift te betalen, alsmede een vertaling van de conclusies in de twee officiële talen van het Europees Octrooibureau in te dienen, die niet de procestaal zijn. Indien de aanvrager binnen deze termijn de taksen betaalt en de vertaling indient, wordt hij geacht de voor verlening beoogde tekst te hebben goedgekeurd.

  • 4. Indien de aanvrager binnen de in het derde lid neergelegde termijn verzoekt om wijzigingen bedoeld in regel 137, derde lid, of de verbetering van fouten ingevolge regel 139, dient hij, indien de conclusies zijn gewijzigd of verbeterd, een vertaling van de gewijzigde of verbeterde conclusies in te dienen. Indien de aanvrager binnen deze termijn de taksen betaalt en de vertaling indient, wordt hij geacht te hebben ingestemd met de verlening van het octrooi zoals gewijzigd of verbeterd.

  • 5. Indien de onderzoeksafdeling niet instemt met een wijziging of verbetering waarom ingevolge het vierde lid is verzocht, stelt zij, alvorens een beslissing te nemen, de aanvrager in de gelegenheid binnen een te stellen termijn zijn zienswijze kenbaar te maken en door de onderzoeksafdeling noodzakelijk geachte wijzigingen en, indien de conclusies zijn gewijzigd, een vertaling van de gewijzigde conclusies in te dienen. Indien de aanvrager dergelijke wijzigingen indient, wordt hij geacht te hebben ingestemd met de verlening van het octrooi zoals gewijzigd. Indien de Europese octrooiaanvrage wordt afgewezen, ingetrokken of geacht wordt te zijn ingetrokken, worden de taksen voor de verlening van het octrooi en het drukken van het octrooischrift alsmede de ingevolge het zesde lid betaalde taksen terugbetaald.

  • 6. Indien de tekst, waarop de onderzoeksafdeling voornemens is het Europees octrooi te verlenen, meer dan tien conclusies bevat, verzoekt de onderzoeksafdeling de aanvrager voor iedere daaropvolgende conclusie een conclusietaks te betalen binnen de termijn voorzien in het derde lid en, in voorkomend geval, het vijfde lid, tenzij deze reeds ingevolge regel 45 of regel 162 zijn betaald.

  • 7. Indien de taksen voor de verlening en het drukken of de conclusietaksen niet tijdig zijn betaald of indien de vertaling niet tijdig is ingediend, wordt de Europese octrooiaanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 8. Indien de aanwijzingstaksen na de mededeling bedoeld in het derde lid zijn verschuldigd, wordt de vermelding van de verlening van het Europees octrooi pas gepubliceerd nadat de aanwijzingstaksen zijn betaald. De aanvrager wordt hiervan in kennis gesteld.

  • 9. Indien een jaartaks na de mededeling bedoeld in het derde lid en vóór de eerstvolgende mogelijke datum van publicatie van de vermelding van de verlening van het Europees octrooi verschuldigd is, wordt de vermelding pas gepubliceerd nadat de jaartaks is betaald. De aanvrager wordt hiervan in kennis gesteld.

  • 10. In de mededeling bedoeld in het derde lid worden de aangewezen Verdragsluitende Staten vermeld die een vertaling op grond van artikel 65, eerste lid, verlangen.

  • 11. De beslissing tot verlening van het Europees octrooi vermeldt welke tekst van de Europese octrooiaanvrage de basis voor de beslissing vormt.

Regel 72 Verlening van het Europees octrooi aan verschillende aanvragers

Indien voor verschillende Verdragsluitende Staten verschillende personen als aanvrager in het Europees octrooiregister staan ingeschreven, verleent het Europees Octrooibureau het Europees octrooi dienovereenkomstig voor elke Verdragsluitende Staat.

HOOFDSTUK V HET EUROPEES OCTROOISCHRIFT
Regel 73 Inhoud en vorm van het octrooischrift
  • 1. Het octrooischrift van het Europees octrooi bevat de beschrijving, de conclusies en, in voorkomend geval, de tekeningen. Het vermeldt ook de termijn waarbinnen tegen het verleende Europese octrooi oppositie kan worden ingesteld.

  • 2. De President van het Europees Octrooibureau stelt de vorm van de publicatie van het octrooischrift vast alsmede de erin op te nemen gegevens.

  • 3. De aangewezen Verdragsluitende Staten worden in het octrooischrift vermeld.

Regel 74 Europees octrooibewijs

Zodra het Europees octrooischrift is gepubliceerd, verstrekt het Europees Octrooibureau aan de octrooihouder een Europees octrooibewijs. De President van het Europees Octrooibureau bepaalt de inhoud, de vorm en de wijze van toezending van het bewijs en de gevallen waarin een administratieve taks dient te worden betaald.

DEEL V UITVOERINGSBEPALINGEN VAN DEEL V VAN HET VERDRAG

HOOFDSTUK I OPPOSITIEPROCEDURE
Regel 75 Afstand of verval van het octrooi

Oppositie kan ook worden ingesteld wanneer in alle aangewezen Verdragsluitende Staten afstand van het Europees octrooi is gedaan of het octrooi in al deze Staten is vervallen.

Regel 76 Vorm en inhoud van de oppositie
  • 1. De oppositie wordt schriftelijk ingesteld en dient met redenen te zijn omkleed.

  • 2. Het bezwaarschrift dient te bevatten:

    • a. gegevens van de opposant zoals bepaald in regel 41, tweede lid, onderdeel c;

    • b. het nummer van het Europees octrooi waartegen de oppositie wordt ingesteld alsmede de naam van de octrooihouder en de titel van de uitvinding;

    • c. een verklaring, waaruit blijkt in welke omvang er tegen het Europees octrooi bezwaar bestaat, en waarin de gronden waarop de oppositie is gebaseerd, alsmede de feiten en de bewijsmiddelen ter ondersteuning van deze gronden, worden aangegeven;

    • d. indien de opposant een gemachtigde heeft aangewezen, de gegevens bepaald in regel 41, tweede lid, onderdeel d.

  • 3. Deel III van het Uitvoeringsreglement is van overeenkomstige toepassing op het bezwaarschrift.

Regel 77 Verwerping van de oppositie wegens niet-ontvankelijkheid
  • 1. Indien de oppositieafdeling vaststelt dat de oppositie niet voldoet aan artikel 99, eerste lid, of regel 76, tweede lid, onderdeel c, of dat het octrooi waartegen oppositie is ingesteld onvoldoende is aangeduid, verwerpt zij de oppositie als niet-ontvankelijk, tenzij deze gebreken voor het verstrijken van de termijn voor oppositie zijn opgeheven.

  • 2. Indien de oppositieafdeling vaststelt dat de oppositie niet voldoet aan andere bepalingen dan in het eerste lid bedoeld, deelt zij dit mede aan de opposant en verzoekt hem de vastgestelde gebreken op te heffen binnen een te stellen termijn. Indien de gebreken niet tijdig zijn opgeheven, verwerpt de oppositieafdeling de oppositie als niet-ontvankelijk.

  • 3. De beslissing waarin de oppositie wegens niet-ontvankelijkheid wordt verworpen, wordt tezamen met een afschrift van het bezwaarschrift aan de octrooihouder toegezonden.

Regel 78 Procedure indien de houder van het octrooi niet-gerechtigd is
  • 1. Indien een derde tijdens de oppositieprocedure of gedurende de oppositietermijn bewijs overlegt dat hij een procedure heeft ingesteld tegen de houder van het Europees octrooi om een beslissing in de zin van artikel 61, eerste lid, te verkrijgen, wordt de oppositieprocedure geschorst, tenzij de derde het Europees Octrooibureau schriftelijk mededeelt dat hij instemt met de voortzetting van deze procedure. Deze toestemming is onherroepelijk. De procedure wordt evenwel niet geschorst voordat dat oppositieafdeling de opposant ontvankelijk heeft verklaard. Regel 14, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Indien een derde in overeenstemming met artikel 99, vierde lid, voor een of meer aangewezen Verdragsluitende Staten in de plaats is getreden van de vorige octrooihouder, kan het in de oppositieprocedure in stand gehouden Europees octrooi voor deze Staten andere conclusies, beschrijving en tekeningen bevatten dan die voor de overige aangewezen Staten.

Regel 79 Voorbereidingen van het onderzoek van de oppositie
  • 1. De oppositieafdeling zendt het bezwaarschrift aan de houder van het octrooi en stelt hem in de gelegenheid binnen een te stellen termijn zijn zienswijze kenbaar te maken en, indien nodig, wijzigingen in de beschrijving, de conclusies en de tekeningen aan te brengen.

  • 2. Indien meerdere opposities zijn ingesteld, deelt de oppositieafdeling tegelijk met de mededeling bedoeld in het eerste lid deze mede aan de andere opposanten.

  • 3. De oppositieafdeling deelt de door de octrooihouder ingediende zienswijze en wijzigingen mede aan de andere partijen en nodigt hen uit om binnen een te stellen termijn hierop te reageren, indien zij dit opportuun achten.

  • 4. In het geval van tussenkomst ingevolge artikel 105, kan de oppositieafdeling van toepassing van het eerste tot en met derde lid afzien.

Regel 80 Wijziging van het Europees octrooi

Onverminderd regel 138 kunnen de beschrijving, de conclusies en de tekeningen worden gewijzigd, mits de wijzigingen door een grond voor oppositie bedoeld in artikel 100 worden ingegeven, ook wanneer de opposant zich niet op die grond heeft beroepen.

Regel 81 Onderzoek van de oppositie
  • 1. De oppositieafdeling onderzoekt de gronden voor oppositie waarop de opposant zich beroept in de verklaring bedoeld in regel 76, tweede lid, onderdeel c. De oppositieafdeling kan ambtshalve ook gronden voor oppositie waarop de opposant zich niet beroept onderzoeken, indien deze zich verzetten tegen het in stand blijven van het Europees octrooi.

  • 2. Mededelingen overeenkomstig artikel 101, eerste lid, tweede volzin, en alle antwoorden daarop worden aan alle partijen verzonden. Indien de oppositieafdeling dit wenselijk acht, nodigt zij alle partijen uit om binnen een te stellen termijn te reageren.

  • 3. In elke mededeling overeenkomstig artikel 101, eerste lid, tweede volzin, dient de houder van het Europees octrooi, indien nodig, in de gelegenheid te worden gesteld om voor zover noodzakelijk de beschrijving, de conclusies en de tekeningen te wijzigen. De mededeling dient, indien nodig, gemotiveerd te zijn en de gronden te bevatten die zich tegen het in stand blijven van het Europees octrooi verzetten.

Regel 82 Instandhouding van het Europees octrooi in gewijzigde vorm
  • 1. Alvorens te beslissen het Europees octrooi in gewijzigde vorm in stand te houden, deelt de oppositieafdeling de partijen de tekst van het octrooi mede, waarmee zij voornemens is het octrooi in stand te houden en nodigt zij hen uit binnen twee maanden hun zienswijzen in te dienen indien zij niet instemmen met de voorgestelde tekst.

  • 2. Indien een partij niet instemt met de door de oppositieafdeling medegedeelde tekst, kan het onderzoek van de oppositie worden voortgezet. In het tegengestelde geval verzoekt de oppositieafdeling na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn de houder van het Europees octrooi binnen drie maanden de voorgeschreven taks te betalen en een vertaling van de gewijzigde conclusies in te dienen in de officiële talen van het Europees Octrooibureau die niet de procestaal zijn. In dit verzoek worden de aangewezen Verdragsluitende Staten vermeld die een vertaling ingevolge artikel 65, eerste lid, vereisen.

  • 3. Indien de op grond van het tweede lid vereiste handelingen niet tijdig zijn verricht, kunnen zij alsnog worden verricht binnen twee maanden na een mededeling dat de voorgeschreven termijn niet in acht is genomen, mits binnen deze termijn een toeslag wordt betaald. In het tegengestelde geval wordt het octrooi herroepen.

  • 4. De beslissing tot instandhouding van het Europees octrooi in gewijzigde vorm vermeldt welke tekst van het octrooi de basis vormt voor de beslissing.

Regel 83 Verzoek om documenten

Documenten waarnaar een partij bij een oppositieprocedure verwijst, dienen tezamen met het bezwaarschrift of de schriftelijke opmerkingen te worden ingediend. Indien die documenten niet zijn bijgevoegd of na een verzoek van het Europees Octrooibureau hiertoe niet tijdig zijn ingediend, kan het beslissen geen rekening te houden met de daarop gegronde argumenten.

Regel 84 Ambtshalve voortzetting van de oppositieprocedure
  • 1. Indien de houder van het octrooi in alle aangewezen Verdragsluitende Staten afstand heeft gedaan van het Europees octrooi of indien het octrooi in al die Staten is vervallen, kan de oppositieprocedure worden voortgezet indien de opposant hierom binnen twee maanden nadat het Europees Octrooibureau aan de opposant de afstand of het verval heeft medegedeeld, verzoekt.

  • 2. Indien een opposant komt te overlijden of handelingsonbekwaam wordt, kan de oppositieprocedure ambtshalve door het Europees Octrooibureau worden voortgezet, zelfs indien zijn erfgenamen of zijn wettelijke vertegenwoordigers hieraan niet deelnemen. De procedure kan ook voortgezet worden indien de oppositie wordt ingetrokken.

Regel 85 Overgang van het Europees octrooi

Regel 22 is van toepassing op iedere overgang van het Europees octrooi gedurende de termijn voor oppositie of gedurende de oppositieprocedure.

Regel 86 Stukken in de oppositieprocedure

Deel III van het Uitvoeringsreglement is van overeenkomstige toepassing op stukken ingediend tijdens de oppositieprocedure.

Regel 87 Inhoud en vorm van het nieuwe Europese octrooischrift

Het nieuwe Europese octrooischrift bevat de beschrijving, de conclusies en de tekeningen zoals gewijzigd. Regel 73, tweede en derde lid, en regel 74 zijn van toepassing.

Regel 88 Kosten
  • 1. De kostenverdeling wordt in de beslissing ten aanzien van de oppositie vastgesteld. Bij de verdeling kunnen alleen de uitgaven in aanmerking worden genomen die noodzakelijk waren om de in het geding zijnde rechten op adequate wijze te verdedigen. Onder de kosten valt de vergoeding van de gemachtigden van de partijen.

  • 2. De oppositieafdeling stelt op verzoek het bedrag vast van de kosten die uit hoofde van de verdeling op grond van een in kracht van gewijsde gegane beslissing dienen te worden betaald. De kostenafrekening en de bewijsstukken dienen als bijlage te worden toegevoegd aan het verzoek. De kosten kunnen worden vastgesteld, zodra zij aannemelijk zijn gemaakt.

  • 3. Binnen een maand nadat de vaststelling van de kosten ingevolge het tweede lid is medegedeeld, kan een verzoek om een beslissing van de oppositieafdeling over de vaststelling van de kosten worden ingediend. Het verzoek dient schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend. Het verzoek wordt pas geacht te zijn ingediend na betaling van de voorgeschreven taks.

  • 4. De oppositieafdeling beslist over het in het derde lid bedoelde verzoek zonder mondelinge behandeling.

Regel 89 Tussenkomst van de vermeende inbreukmaker
  • 1. De verklaring van tussenkomst dient binnen drie maanden na de datum waarop de procedure bedoeld in artikel 105 is ingesteld te worden ingediend.

  • 2. De verklaring van tussenkomst dient schriftelijk te worden ingediend en met redenen te zijn omkleed; regels 76 en 77 zijn van overeenkomstige toepassing. De kennisgeving van tussenkomst wordt pas geacht te zijn ingediend na betaling van de taks voor de oppositie.

HOOFDSTUK II PROCEDURE TOT BEPERKING OF HERROEPING
Regel 90 Voorwerp van de procedure

Het voorwerp van een procedure tot beperking of herroeping bedoeld in artikel 105a is het Europees octrooi zoals verleend of zoals gewijzigd in een oppositieprocedure of een procedure tot beperking voor het Europees Octrooibureau.

Regel 91 Bevoegdheid ten aanzien van de procedure

Over verzoeken om beperking of herroeping van het Europees octrooi overeenkomstig artikel 105a beslist de onderzoeksafdeling. Artikel 18, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Regel 92 Vereisten ten aanzien van het verzoek
  • 1. Het verzoek om beperking of herroeping van een Europees octrooi dient schriftelijk te worden ingediend. Deel III van het Uitvoeringsreglement is van overeenkomstige toepassing op stukken ingediend tijdens procedures tot beperking of herroeping.

  • 2. Het verzoek dient te bevatten:

    • a. gegevens van de houder van het Europees octrooi die het verzoek indient (de verzoeker) zoals bepaald in regel 41, tweede lid, onderdeel c, alsmede een vermelding van de Verdragsluitende Staten waarvoor de verzoeker de houder van het octrooi is;

    • b. het nummer van het octrooi ter zake waarvan om beperking of herroeping wordt verzocht en een lijst van de Verdragsluitende Staten waar het octrooi rechtsgeldig is geworden;

    • c. indien van toepassing, de namen en de adressen van de houders van het octrooi voor die Verdragsluitende Staten waar de verzoeker niet de houder is van het octrooi, alsmede het bewijs dat de verzoeker gerechtigd is namens hen op te treden in de procedure;

    • d. indien om beperking van het octrooi wordt verzocht, de volledige tekst van de gewijzigde conclusies, en in voorkomend geval, van de gewijzigde beschrijving en tekeningen;

    • e. indien de verzoeker een gemachtigde heeft aangewezen, de gegevens genoemd in regel 41, tweede lid, onderdeel d.

Regel 93 Voorrang van oppositieprocedure
  • 1. Het verzoek om beperking of herroeping wordt geacht niet te zijn ingediend, indien op het tijdstip van de indiening van het verzoek een oppositieprocedure met betrekking tot het octrooi aanhangig is.

  • 2. Indien op het tijdstip van het instellen van oppositie tegen een Europees octrooi ter zake van dat octrooi een beperkingsprocedure aanhangig is, beëindigt de onderzoeksafdeling de beperkingsprocedure en gelast de terugbetaling van de beperkingstaks. Terugbetaling wordt eveneens gelast van de taks bedoeld in regel 95, derde lid, eerste volzin, indien de verzoeker deze taks reeds heeft betaald.

Regel 94 Verwerping van het verzoek wegens niet-ontvankelijkheid

Indien de onderzoeksafdeling vaststelt dat het verzoek om beperking of herroeping niet voldoet aan de vereisten van regel 92, nodigt zij de verzoeker uit de geconstateerde gebreken binnen een te stellen termijn op te heffen. Indien de gebreken niet tijdig zijn opgeheven, verwerpt de onderzoeksafdeling het verzoek wegens niet-ontvankelijkheid.

Regel 95 Beslissing op het verzoek
  • 1. Indien een verzoek om herroeping ontvankelijk is, herroept de onderzoeksafdeling het octrooi en deelt dit mede aan de verzoeker.

  • 2. Indien een verzoek om beperking ontvankelijk is, onderzoekt de onderzoeksafdeling of de gewijzigde conclusies een beperking vormen ten opzichte van de conclusies zoals verleend of gewijzigd tijdens een oppositie- of beperkingsprocedure en aan artikel 84 en artikel 123, tweede en derde lid, voldoen. Indien het verzoek niet aan deze vereisten voldoet, stelt de onderzoeksafdeling de verzoeker eenmaal in de gelegenheid de geconstateerde gebreken op te heffen en de conclusies en, indien van toepassing, de beschrijving en tekeningen binnen een te stellen termijn te wijzigen.

  • 3. Indien een verzoek om beperking ingevolge het tweede lid kan worden ingewilligd, deelt de onderzoeksafdeling dit mede aan de verzoeker en nodigt hem uit de voorgeschreven taks te betalen en een vertaling van de gewijzigde conclusies in de officiële talen van het Europees Octrooibureau die niet de procestaal zijn binnen een termijn van drie maanden in te dienen; regel 82, derde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing. Indien de verzoeker deze handelingen tijdig verricht, beperkt de onderzoeksafdeling het octrooi.

  • 4. Indien de verzoeker niet tijdig reageert op de overeenkomstig het tweede lid gedane mededeling of indien het verzoek om beperking niet kan worden ingewilligd of indien de verzoeker nalaat de ingevolge het derde lid vereiste handelingen tijdig te verrichten, wijst de onderzoeksafdeling het verzoek af.

Regel 96 Inhoud en vorm van het gewijzigde Europese octrooischrift

Het gewijzigde Europese octrooischrift bevat de beschrijving, de conclusies en de tekeningen zoals gewijzigd. Regel 73, tweede en derde lid, en regel 74 zijn van toepassing.

DEEL VI UITVOERINGSBEPALINGEN VAN DEEL VI VAN HET VERDRAG

HOOFDSTUK I BEROEPSPROCEDURE
Regel 97 Beroep tegen de verdeling en vaststelling van kosten
  • 1. De verdeling van de kosten van de oppositieprocedure kan niet het enige voorwerp van beroep zijn.

  • 2. Tegen een beslissing tot vaststelling van de kosten van een oppositieprocedure kan alleen beroep worden ingesteld indien het bedrag hoger is dan de taks voor het beroep.

Regel 98 Afstand of verval van het octrooi

Tegen de beslissing van een oppositieafdeling kan ook beroep worden ingesteld wanneer in alle aangewezen Verdragsluitende Staten afstand van het Europees octrooi is gedaan of het octrooi in al deze Staten is vervallen.

Regel 99 Inhoud van het beroepschrift en van de memorie met de gronden
  • 1. Het beroepschrift dient te bevatten:

    • a. de naam en het adres van de appellant zoals bepaald in regel 41, tweede lid, onderdeel c;

    • b. de vermelding van de bestreden beslissing; en

    • c. een verzoek waarin het onderwerp van het beroep wordt vastgelegd.

  • 2. In de memorie met de gronden van het beroep dient de appellant uiteen te zetten op welke gronden de bestreden beslissing dient te worden herroepen of in hoeverre deze zou moeten worden gewijzigd, alsmede de feiten en bewijzen waarop het beroep is gegrond.

  • 3. Deel III van het Uitvoeringsreglement is van overeenkomstige toepassing op het beroepschrift, de memorie met de gronden en de in de beroepsprocedure ingediende stukken.

Regel 100 Onderzoek van het beroep
  • 1. De bepalingen die van toepassing zijn op de procedure voor het orgaan dat de bestreden beslissing heeft genomen, zijn van toepassing op de beroepsprocedure, tenzij anders bepaald.

  • 2. Voor het onderzoek van het beroep nodigt de kamer van beroep de partijen zo vaak als nodig uit binnen een te stellen termijn te reageren op haar mededelingen of op de zienswijzen van andere partijen.

  • 3. Indien de aanvrager niet tijdig gevolg geeft aan een uitnodiging overeenkomstig het tweede lid, wordt de Europese octrooiaanvrage geacht te zijn ingetrokken, tenzij de bestreden beslissing was genomen door de juridische afdeling.

Regel 101 Verwerping van het beroep wegens niet-ontvankelijkheid
  • 1. Indien het beroep niet voldoet aan de artikelen 106 tot en met 108, regel 97 of regel 99, eerste lid, onderdeel b of c, of tweede lid, verwerpt de kamer van beroep het beroep wegens niet-ontvankelijkheid, tenzij de gebreken zijn opgeheven voordat de desbetreffende termijn ingevolge artikel 108 is verstreken.

  • 2. Indien de kamer van beroep vaststelt dat het beroep niet voldoet aan regel 99, eerste lid, onderdeel a, deelt zij dit aan de appellant mede en nodigt hem uit de geconstateerde gebreken binnen een te stellen termijn op te heffen. Indien de gebreken niet tijdig zijn opgeheven, verwerpt de kamer van beroep het beroep wegens niet-ontvankelijkheid.

Regel 102 Vorm van de beslissing van de kamer van beroep

De beslissing wordt door de voorzitter van de kamer van beroep en door de bevoegde medewerker van de griffie van de kamer van beroep door middel van hun handtekening of op andere passende wijze gewaarmerkt. De beslissing bevat:

  • a. de mededeling dat zij was genomen door de kamer van beroep;

  • b. de datum waarop de beslissing was genomen;

  • c. de namen van de voorzitter en de andere leden van de kamer van beroep die aan de beslissing meegewerkt hebben;

  • d. de namen van de partijen en hun gemachtigden;

  • e. de verzoeken van de partijen;

  • f. een samenvatting van de feiten;

  • g. de gronden voor de beslissing;

  • h. het dictum, waaronder, in voorkomend geval, de beslissing inzake de procedurekosten.

Regel 103 Terugbetaling van de taks voor het beroep
  • 1. De taks voor het beroep wordt terugbetaald

    • a. in geval van een prejudiciële herziening of als de kamer van beroep het beroep gegrond acht, indien terugbetaling redelijk is op grond van een wezenlijke tekortkoming in de procedure, of

    • b. indien het beroep wordt ingetrokken voordat de memorie inzake de gronden voor het beroep is ingediend en voordat de termijn voor de indiening daarvan is verstreken.

  • 2. Het orgaan waarvan de beslissing wordt bestreden, gelast de terugbetaling indien zij haar beslissing herziet en terugbetaling redelijk acht vanwege een wezenlijke tekortkoming in de procedure. In alle overige gevallen beslist de kamer van beroep over kwesties omtrent de terugbetaling.

HOOFDSTUK II VERZOEKEN OM HERZIENING DOOR DE GROTE KAMER VAN BEROEP
Regel 104 Overige fundamentele procedurele tekortkomingen

Een fundamentele procedurele tekortkoming in de zin van artikel 112a, tweede lid, onderdeel d, kan zich hebben voorgedaan indien de kamer van beroep,

  • a. in strijd met artikel 116 heeft verzuimd een mondelinge procedure te organiseren ondanks het verzoek van de verzoeker, of

  • b. op het beroep heeft beslist zonder te beslissen over een voor die beslissing relevant verzoek.

Regel 105 Strafbare feiten

Een verzoek om herziening kan worden gebaseerd op artikel 112a, tweede lid, onderdeel e, indien een bevoegde gerechtelijke instantie of een bevoegde autoriteit onherroepelijk heeft vastgesteld dat er een strafbaar is gepleegd; een veroordeling is niet noodzakelijk.

Regel 106 Verplichting tot het maken van bezwaar

Een verzoek ingevolge artikel 112a, tweede lid, onderdelen a tot en met d, is uitsluitend ontvankelijk, indien tijdens de beroepsprocedure ter zake van de procedurele tekortkoming bezwaar is gemaakt en door de kamer van beroep is afgewezen, tenzij tijdens de beroepsprocedure geen bezwaar kon worden gemaakt.

Regel 107 Inhoud van het verzoek om herziening
  • 1. Het verzoek dient te bevatten:

    • a. de naam en het adres van de verzoeker zoals voorzien in regel 41, tweede lid, onderdeel c;

    • b. een aanduiding van de beslissing die dient te worden herzien.

  • 2. In het verzoek dienen de gronden voor de ongedaanmaking van de beslissing van de kamer van beroep te worden vermeld, alsmede de feiten en de bewijzen waarop het verzoek gebaseerd is.

  • 3. Deel III van het Uitvoeringsreglement is van overeenkomstige toepassing op het verzoek om herziening en de in de procedure ingediende stukken.

Regel 108 Onderzoek van het verzoek
  • 1. Indien het verzoek niet voldoet aan artikel 112a, eerste, tweede of vierde lid, regel 106 of regel 107, eerste lid, onderdeel b, of tweede lid, verwerpt de Grote Kamer van beroep het verzoek wegens niet-ontvankelijkheid, tenzij de gebreken zijn opgeheven voor het verstrijken van de desbetreffende termijn ingevolge artikel 112a, vierde lid.

  • 2. Indien de Grote Kamer van beroep vaststelt dat het verzoek niet aan regel 107, eerste lid, onderdeel a, voldoet, deelt zij dit mede aan de verzoeker en nodigt hem uit de vastgestelde gebreken binnen een te stellen termijn op te heffen. Indien de gebreken niet tijdig worden opgeheven, verwerpt de Grote Kamer van beroep het verzoek wegens niet-ontvankelijkheid.

  • 3. Indien het verzoek gegrond is, maakt de Grote Kamer van beroep de beslissing van de kamer van beroep ongedaan en gelast de heropening van de procedure voor de ingevolge regel 12, vierde lid, verantwoordelijke kamer van beroep. De Grote Kamer van beroep kan gelasten dat leden van de kamer van beroep die hebben meegewerkt aan de ongedaan gemaakte beslissing worden vervangen.

Regel 109 Procedure voor de behandeling van verzoeken om herziening
  • 1. Voor procedures ingevolge artikel 112a zijn de bepalingen voor procedures voor de kamers van beroep van toepassing, tenzij anders is bepaald. Regel 115, eerste lid, tweede volzin, regel 118, tweede lid, eerste volzin, en regel 132, tweede lid, zijn niet van toepassing. De Grote Kamer van beroep kan een termijn vaststellen die afwijkt van regel 4, eerste lid, eerste volzin.

  • 2. De Grote Kamer van beroep

    • a. in een samenstelling van twee rechtsgeleerde leden en een technisch geschoold lid onderzoekt alle verzoeken om herziening en wijst de verzoeken af die overduidelijk niet-ontvankelijk of ongegrond zijn; een dergelijke beslissing vereist unanimiteit;

    • b. in een samenstelling van vier rechtsgeleerde leden en een technisch geschoold lid beslist over ieder verzoek dat niet is afgewezen op grond van onderdeel a.

  • 3. De Grote Kamer van beroep in de samenstelling volgens het tweede lid, onderdeel a, beslist zonder betrokkenheid van andere partijen en op basis van het verzoek.

Regel 110 Terugbetaling van de taks voor verzoeken om herziening

De Grote Kamer van beroep gelast de terugbetaling van de taks voor een verzoek om herziening, indien de procedure voor de kamers van beroep wordt heropend.

DEEL VII UITVOERINGSBEPALINGEN VAN DEEL VII VAN HET VERDRAG

HOOFDSTUK I BESLISSINGEN EN MEDEDELINGEN VAN HET EUROPEES OCTROOIBUREAU
Regel 111 Vorm van de beslissingen
  • 1. Bij mondelinge procedures voor het Europees Octrooibureau kan de beslissing ter zitting worden uitgesproken. De beslissing wordt vervolgens op schrift gesteld en aan de partijen toegestuurd.

  • 2. De beslissingen van het Europees Octrooibureau waartegen beroep open staat, dienen met redenen te zijn omkleed en vergezeld te gaan van een mededeling dat tegen de desbetreffende beslissing beroep kan worden ingesteld, waarbij de partijen eveneens gewezen worden op de artikelen 106 tot en met 108 waarvan de tekst als bijlage wordt bijgevoegd. De partijen kunnen zich niet beroepen op het achterwege blijven van deze mededeling.

Regel 112 Vaststelling van het verlies van recht
  • 1. Indien het Europees Octrooibureau vaststelt dat een verlies van recht is opgetreden, zonder dat een beslissing is genomen tot afwijzing van de Europese octrooiaanvrage of de verlening, herroeping of instandhouding van het Europees octrooi of met betrekking tot het verkrijgen van bewijs, doet het hiervan mededeling aan de betrokken partij.

  • 2. Indien de betrokken partij van mening is dat de vaststelling van het Europees Octrooibureau ongegrond is, kan zij binnen twee maanden nadat de in het eerste lid bedoelde mededeling is gedaan, een beslissing daaromtrent verzoeken. Een dergelijke beslissing wordt slechts genomen indien het Europees Octrooibureau de mening van de betrokken partij niet deelt; in het tegenovergestelde geval wordt die partij hierover ingelicht.

Regel 113 Handtekening, naam, zegel
  • 1. Elke beslissing, oproep, kennisgeving en mededeling van het Europees Octrooibureau dient van de handtekening en de naam van het verantwoordelijke personeelslid te zijn voorzien.

  • 2. Wanneer een in het eerste lid bedoeld stuk door het verantwoordelijke personeelslid met behulp van een computer wordt vervaardigd, kan een zegel de handtekening vervangen. Wanneer het stuk automatisch door een computer wordt vervaardigd, kan ook de naam van het personeelslid achterwege worden gelaten. Hetzelfde geldt voor voorgedrukte kennisgevingen en mededelingen.

HOOFDSTUK II OPMERKINGEN VAN DERDEN
Regel 114 Opmerkingen van derden
  • 1. Opmerkingen van derden dienen schriftelijk in een officiële taal van het Europees Octrooibureau te worden ingediend en te zijn gemotiveerd. Regel 3, derde lid, is van toepassing.

  • 2. Deze opmerkingen worden aan de aanvrager of houder van het octrooi medegedeeld, die er commentaar op mag geven.

HOOFDSTUK III MONDELINGE PROCEDURE EN VERKRIJGEN VAN BEWIJS
Regel 115 Oproep tot verschijnen in een mondelinge procedure
  • 1. In de oproep aan de partijen tot verschijnen in een mondelinge procedure overeenkomstig artikel 116 wordt op het tweede lid van deze regel gewezen. De oproep wordt ten minste twee maanden van tevoren gedaan, tenzij de partijen met een kortere termijn instemmen.

  • 2. Indien een partij, die overeenkomstig de voorschriften is opgeroepen om te verschijnen in een mondelinge procedure voor het Europees Octrooibureau, niet is verschenen, kan de procedure in haar afwezigheid worden voortgezet.

Regel 116 Voorbereiding van de mondelinge procedure
  • 1. Bij de oproep wijst het Europees Octrooibureau op de punten die naar zijn mening ten behoeve van de te nemen beslissing dienen te worden besproken. Tegelijkertijd wordt een einddatum vastgesteld voor het indienen van schriftelijke opmerkingen ter voorbereiding van de mondelinge procedure. Regel 132 is niet van toepassing. Na die datum overgelegde nieuwe feiten en bewijzen behoeven niet in aanmerking te worden genomen, tenzij ze toegelaten zijn wegens verandering van het onderwerp van de procedure.

  • 2. Indien de aanvrager of houder van het octrooi in kennis is gesteld van de gronden die de verlening of instandhouding van het octrooi beletten, kan hij worden uitgenodigd om voor de datum omschreven in het eerste lid, tweede volzin, stukken in te dienen die voldoen aan de vereisten van het Verdrag. Het eerste lid, derde en vierde volzin, is van overeenkomstige toepassing.

Regel 117 Beslissing inzake het verkrijgen van bewijs

Indien het Europees Octrooibureau het noodzakelijk acht partijen, getuigen of deskundigen te horen of de situatie ter plaatse te bezichtigen, neemt het daartoe een beslissing waarin het uit te voeren onderzoek, de ter zake dienende feiten die bewezen moeten worden, de datum, het tijdstip en de plaats van het onderzoek aangegeven worden. Indien een partij verzocht heeft getuigen of deskundigen te horen, wordt in de beslissing de termijn vastgesteld waarbinnen de verzoekende partij de namen en de adressen van de desbetreffende getuigen of deskundigen moet opgeven.

Regel 118 Oproep tot verschijnen voor het Europees Octrooibureau
  • 1. De oproep tot verschijnen voor het Europees Octrooibureau wordt gedaan aan de desbetreffende partijen, getuigen of deskundigen.

  • 2. Een oproep tot verschijnen aan een partij, getuige of deskundige wordt ten minste twee maanden van tevoren gedaan, tenzij zij met een kortere termijn instemmen. De oproep dient te bevatten:

    • a. een uittreksel van de beslissing ingevolge regel 117, waarin de datum, het tijdstip en de plaats waar het gelaste onderzoek zal plaatsvinden worden aangegeven, alsmede de feiten waarover partijen, getuigen of deskundigen zullen worden gehoord;

    • b. de namen van de partijen en de rechten die de getuigen en de deskundigen kunnen inroepen op grond van regel 122, tweede tot en met vierde lid;

    • c. een aanduiding, dat een partij, getuige of deskundige overeenkomstig regel 120 kan verzoeken te worden gehoord door de bevoegde gerechtelijke instanties van het land waar hij woont, en een verzoek het Europees Octrooibureau binnen een te stellen termijn te laten weten of hij bereid is voor het Europees Octrooibureau te verschijnen.

Regel 119 Tenuitvoerlegging van het verkrijgen van bewijs voor het Europees Octrooibureau
  • 1. De onderzoeksafdeling, de oppositieafdeling en de kamer van beroep kunnen een van haar leden met de tenuitvoerlegging van het verkrijgen van bewijs belasten.

  • 2. Alvorens een partij, getuige of deskundige wordt gehoord, wordt hem medegedeeld dat het Europees Octrooibureau de bevoegde gerechtelijke instantie van het land waar hij woont, kan verzoeken hem opnieuw onder ede of op een gelijkelijk bindende wijze te horen.

  • 3. De partijen kunnen het verkrijgen van bewijs bijwonen en aan de te horen partijen, getuigen of deskundigen ter zake dienende vragen stellen.

Regel 120 Horen door een bevoegde nationale gerechtelijke instantie
  • 1. Een partij, getuige of deskundige die is opgeroepen voor het Europees Octrooibureau kan het Europees Octrooibureau verzoeken om te worden gehoord door een bevoegde gerechtelijke instantie in het land waar hij woont. Indien hierom wordt verzocht of indien binnen de in de oproep gestelde termijn geen antwoord wordt ontvangen, kan het Europees Octrooibureau in overeenstemming met artikel 131, tweede lid, de bevoegde gerechtelijke instantie verzoeken de betrokkene te horen.

  • 2. Indien het Europees Octrooibureau het opnieuw horen van een door hem gehoorde partij, getuige of deskundige onder ede of op een gelijkelijk bindende wijze wenselijk acht, kan het overeenkomstig artikel 131, tweede lid, de bevoegde gerechtelijke instantie in het land waar de betrokkene woont hierom verzoeken.

  • 3. Indien het Europees Octrooibureau een bevoegde gerechtelijke instantie verzoekt een verklaring af te nemen, kan het de gerechtelijke instantie verzoeken de verklaring onder ede of op een gelijkelijk bindende wijze af te nemen en een lid van het desbetreffende orgaan toe te staan daarbij aanwezig te zijn en de partij, getuige of deskundige, hetzij via de instantie, hetzij rechtstreeks, vragen te stellen.

Regel 121 Benoeming van deskundigen
  • 1. Het Europees Octrooibureau beslist over de vorm waarin het advies van de door hem benoemde deskundige dient te worden ingediend.

  • 2. De opdracht aan de deskundige dient te bevatten:

    • a. een nauwkeurige omschrijving van zijn taak;

    • b. de termijn waarbinnen hij zijn deskundigenrapport dient in te dienen;

    • c. de namen van de partijen bij de procedure;

    • d. een aanduiding van de rechten waarop hij op grond van regel 122, tweede tot en met vierde lid aanspraak kan maken.

  • 3. Een afschrift van het schriftelijk advies wordt aan de partijen verstrekt.

  • 4. De partijen kunnen een deskundige wraken. Het betrokken orgaan van het Europees Octrooibureau beslist over de wraking.

Regel 122 Kosten van het verkrijgen van bewijs
  • 1. Het Europees Octrooibureau kan bepalen dat het verkrijgen van bewijs afhankelijk wordt gemaakt van de storting van een aan de hand van een kostenraming te bepalen voorschot door de partij die het verkrijgen van bewijs heeft aangevraagd bij het Europees Octrooibureau.

  • 2. De getuigen of deskundigen, die zijn opgeroepen door en verschijnen voor het Europees Octrooibureau, hebben recht op een billijke vergoeding van hun reis- en verblijfkosten. Op deze kosten kan hun een voorschot worden verleend. Dit is tevens van toepassing op personen die voor het Europees Octrooibureau verschijnen zonder hiervoor te zijn opgeroepen en als getuigen of deskundigen worden gehoord.

  • 3. De getuigen, die recht hebben op een vergoeding op grond van het tweede lid, hebben tevens recht op een billijke vergoeding voor gederfde inkomsten; de deskundigen hebben recht op een honorarium voor hun werkzaamheden. Deze vergoedingen en honoraria worden aan de getuigen of deskundigen uitbetaald nadat zij hun plichten en taken hebben vervuld.

  • 4. De Raad van Bestuur legt de wijze waarop het tweede en derde lid worden toegepast vast. De betaling van de op grond van deze leden verschuldigde bedragen geschiedt door het Europees Octrooibureau.

Regel 123 Veiligstellen van bewijs
  • 1. Het Europees Octrooibureau kan op verzoek onverwijld het verkrijgen van bewijs ten uitvoer leggen met het oog op het veiligstellen van het bewijs van feiten die van belang kunnen zijn bij een beslissing die het Europees Octrooibureau waarschijnlijk zal moeten nemen ten aanzien van een Europese octrooiaanvrage of een Europees octrooi, wanneer te vrezen valt dat het verkrijgen van bewijs later moeilijker of zelfs onmogelijk wordt. De datum van het verkrijgen van bewijs dient tijdig te worden medegedeeld aan de aanvrager of aan de houder van het octrooi om hem in staat te stellen daarbij aanwezig te zijn. Hij kan alle ter zake dienende vragen stellen.

  • 2. Het verzoek dient te bevatten:

    • a. de gegevens van de verzoeker overeenkomstig regel 41, tweede lid, onderdeel c;

    • b. een toereikende aanduiding van de desbetreffende Europese octrooiaanvrage of het desbetreffende Europees octrooi;

    • c. een omschrijving van de te bewijzen feiten;

    • d. de aanduiding van de bewijsmiddelen;

    • e. een uiteenzetting van de redenen die rechtvaardigen dat verwacht mag worden dat het verkrijgen van bewijs later moeilijker of zelfs onmogelijk zal kunnen worden.

  • 3. Het verzoek wordt geacht eerst te zijn ingediend na betaling van de voorgeschreven taks.

  • 4. De beslissing op het verzoek wordt genomen en het daaropvolgende verkrijgen van bewijs wordt ten uitvoer gelegd door het orgaan van het Europees Octrooibureau, die de beslissing zal moeten nemen waarvoor de te bewijzen feiten van belang zouden kunnen zijn. De bepalingen die betrekking hebben op het verkrijgen van bewijs in procedures voor het Europees Octrooibureau zijn van toepassing.

Regel 124 Verslag van de mondelinge procedures en van het verkrijgen van bewijs
  • 1. Van een mondelinge procedure en van het verkrijgen van bewijs wordt een verslag opgesteld, waarin het belangrijkste van de mondelinge procedure of van het verkrijgen van bewijs wordt weergegeven, alsmede de van belang zijnde mededelingen van de partijen, de verklaringen van de partijen, de getuigen of de deskundigen en de bevindingen van de bezichtiging ter plaatse.

  • 2. Het verslag van de verklaring van een getuige, deskundige of partij wordt de betrokkene voorgelezen, hem ter inzage overhandigd zodat hij het kan nalopen, of wanneer deze met technische middelen is opgenomen, voor hem afgespeeld, tenzij hij afziet van dit recht. In het verslag wordt aangetekend dat dit geschied is en dat het verslag is goedgekeurd door degene die de verklaring heeft afgelegd. Wanneer het verslag niet wordt goedgekeurd, wordt aantekening gemaakt van de gemaakte bezwaren. Het verslag behoeft niet opnieuw te worden afgespeeld en niet te worden goedgekeurd, indien de verklaring rechtstreeks woordelijk is opgenomen met behulp van technische middelen.

  • 3. Het verslag wordt ondertekend door het personeelslid dat verantwoordelijk is voor het opstellen en door het personeelslid dat de mondelinge procedure of het verkrijgen van bewijs heeft geleid.

  • 4. Een afschrift van het verslag wordt verstrekt aan de partijen.

HOOFDSTUK IV KENNISGEVINGEN
Regel 125 Algemene bepalingen
  • 1. In een procedure voor het Europees Octrooibureau geschieden alle te verrichten kennisgevingen door middel van het originele stuk, een door het Europees Octrooibureau voor eensluidend gewaarmerkt of van een zegel voorzien afschrift van het stuk of een computeruitdraai die van dit zegel is voorzien. De door de partijen zelf ingediende afschriften van stukken behoeven niet op deze wijze te worden gewaarmerkt.

  • 2. Kennisgeving wordt gedaan:

    • a. per post overeenkomstig regel 126;

    • b. met behulp van technische communicatiemiddelen overeenkomstig regel 127;

    • c. door overhandiging ten kantore van het Europees Octrooibureau overeenkomstig regel 128; of

    • d. door openbare kennisgeving overeenkomstig regel 129.

  • 3. De kennisgeving door tussenkomst van de centrale dienst voor de industriële eigendom van een Verdragsluitende Staat wordt gedaan overeenkomstig de wetgeving die van toepassing is op die dienst bij de nationale procedures.

  • 4. Indien een stuk de geadresseerde heeft bereikt en het Europees Octrooibureau niet kan bewijzen dat van een bepaald stuk op de juiste manier kennis is gegeven of indien de bepalingen inzake de kennisgeving niet zijn nageleefd, wordt van het stuk geacht kennis te zijn gegeven op de datum waarvan het Europees Octrooibureau kan aantonen dat het stuk op die datum is ontvangen.

Regel 126 Kennisgeving per post
  • 1. Van beslissingen, waarbij een beroepstermijn of de termijn voor een verzoek om herziening gaat lopen, van oproepen en van alle andere door de President van het Europees Octrooibureau aan te wijzen stukken, wordt kennisgeving gedaan per aangetekende brief met ontvangstbevestiging. Alle andere kennisgevingen per post geschieden per aangetekende brief.

  • 2. Wanneer de kennisgeving is gedaan door middel van een aangetekende brief, met of zonder ontvangstbevestiging, wordt deze geacht door de geadresseerde te zijn ontvangen op de tiende dag nadat deze is gepost, tenzij het stuk de geadresseerde niet of pas later heeft bereikt; in geval van een geschil dient het Europees Octrooibureau te bewijzen dat de brief is aangekomen of, in voorkomend geval, dat de brief op een bepaalde datum aan de geadresseerde is overhandigd.

  • 3. De kennisgeving door middel van een aangetekende brief, met of zonder ontvangstbevestiging, wordt geacht te zijn gedaan, zelfs indien de brief is geweigerd.

  • 4. Voor zover de kennisgeving per post niet geheel wordt geregeld door het eerste tot en met het derde lid, geldt het recht van de Staat waar de kennisgeving wordt gedaan.

Regel 127 Kennisgeving met behulp van technische communicatiemiddelen

De kennisgeving kan met behulp van door de President van het Europees Octrooibureau vast te stellen technische communicatiemiddelen en onder door hem vast te stellen voorwaarden worden gedaan.

Regel 128 Kennisgeving door rechtstreekse overhandiging

De kennisgeving kan ten kantore van het Europees Octrooibureau worden gedaan door rechtstreekse overhandiging van het stuk aan de geadresseerde die de ontvangst bevestigt. De kennisgeving wordt ook geacht te zijn gedaan, indien de geadresseerde weigert het stuk in ontvangst te nemen of weigert de ontvangst te bevestigen.

Regel 129 Openbare kennisgeving
  • 1. Indien het niet mogelijk is het adres van de geadresseerde te achterhalen, of indien kennisgeving in overeenstemming met regel 126, eerste lid, ook na een tweede poging van het Europees Octrooibureau onmogelijk is gebleken, wordt de kennisgeving gedaan door middel van openbare bekendmaking.

  • 2. De President van het Europees Octrooibureau bepaalt op welke wijze openbare bekendmaking zal geschieden, alsmede op welke datum de termijn van een maand aanvangt, waarna bij afloop van de termijn de kennisgeving van het stuk wordt geacht te zijn geschied.

Regel 130 Kennisgeving aan gemachtigde of vertegenwoordiger
  • 1. Indien een gemachtigde is aangewezen, worden aan hem de kennisgevingen gedaan.

  • 2. Indien meer dan één gemachtigde voor een enkele partij is aangewezen, is het afdoende de kennisgeving aan slechts één van hen te doen.

  • 3. Indien meerdere partijen een gemeenschappelijke vertegenwoordiger hebben, is het afdoende de kennisgeving van de stukken aan de gemeenschappelijke vertegenwoordiger te doen.

HOOFDSTUK V TERMIJNEN
Regel 131 Berekening van de termijnen
  • 1. De termijnen worden in volle jaren, maanden, weken of dagen vastgesteld.

  • 2. De termijn begint op de dag volgend op de dag waarop de van belang zijnde gebeurtenis heeft plaatsgevonden, waarbij deze gebeurtenis een procedurele handeling of de afloop van een andere termijn kan zijn. Wanneer de procedurele handeling een kennisgeving betreft, geldt als van belang zijnde gebeurtenis de ontvangst van het stuk waarvan kennisgeving is gedaan, tenzij anders is bepaald.

  • 3. Wanneer een termijn in één of een bepaald aantal jaren is uitgedrukt, loopt deze termijn af in het desbetreffende daaropvolgende jaar in de maand met dezelfde naam en op de dag met hetzelfde getal als de maand waarin en de dag waarop de bedoelde gebeurtenis heeft plaatsgehad; indien in de desbetreffende daaropvolgende maand niet hetzelfde getal voorkomt, loopt de desbetreffende termijn af op de laatste dag van die maand.

  • 4. Wanneer een termijn in één of een bepaald aantal maanden is uitgedrukt, loopt deze termijn af in de desbetreffende daaropvolgende maand op de dag dat hetzelfde getal heeft als de dag waarop de bedoelde gebeurtenis heeft plaatsgehad; indien in de desbetreffende daaropvolgende maand niet hetzelfde getal voorkomt, loopt de desbetreffende termijn af op de laatste dag van die maand.

  • 5. Wanneer een termijn in één of een bepaald aantal weken is uitgedrukt, loopt deze termijn af in de desbetreffende daaropvolgende week op de dag met dezelfde naam als de dag waarop de bedoelde gebeurtenis heeft plaatsgehad.

Regel 132 Door het Europees Octrooibureau vastgestelde termijnen
  • 1. Wanneer het Verdrag of dit Uitvoeringsreglement verwijst naar „een te stellen termijn” wordt deze vastgesteld door het Europees Octrooibureau.

  • 2. Tenzij anders is bepaald, kan een door het Europees Octrooibureau vastgestelde termijn op ten minste twee en ten hoogste vier maanden worden gesteld; in bijzondere omstandigheden kan dat ten hoogste zes maanden zijn. In bijzondere gevallen kan de termijn voor afloop ervan op verzoek worden verlengd.

Regel 133 Tardief ontvangen stukken
  • 1. Een stuk dat door het Europees Octrooibureau te laat is ontvangen, wordt geacht op tijd te zijn ontvangen, indien het tijdig voor het verstrijken van de termijn, overeenkomstig de door de President van het Europees Octrooibureau vastgestelde voorwaarden, ter post was bezorgd of was afgeleverd bij een erkende bezorgdienst, tenzij het stuk later dan drie maanden na het verstrijken van de termijn is ontvangen.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op elke termijn waarin in overeenstemming met artikel 75, eerste lid, onderdeel b, of tweede lid, onderdeel b, handelingen plaatsvinden voor de bevoegde instantie.

Regel 134 Verlenging van termijnen
  • 1. Indien een termijn op een dag afloopt waarop een van de kantoren van het Europees Octrooibureau, waar men ingevolge regel 35, eerste lid, een octrooiaanvrage kan indienen, niet geopend is voor het in ontvangst nemen van stukken, of op een dag waarop om andere redenen dan bedoeld in het tweede lid daar geen postbestellingen plaatsvinden, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende dag waarop alle kantoren waar men een octrooiaanvrage kan indienen, geopend zijn voor het in ontvangst nemen van stukken en waarop postbestellingen plaatsvinden. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien stukken, ingediend met behulp van de ingevolge regel 2, eerste lid, door de President van het Europees Octrooibureau toegestane technische communicatiemiddelen, niet ontvangen kunnen worden.

  • 2. Indien een termijn op een dag afloopt waarop de postbestelling of verzending van post in een Verdragsluitende Staat algemeen was verstoord, wordt voor de partijen die hun woonplaats of zetel in die Staat hebben of die gemachtigden hebben aangewezen die hun kantoor hebben in die Staat, de termijn verlengd tot de eerstvolgende dag na deze periode van verstoring. Indien de desbetreffende Staat de Staat is waar het Europees Octrooibureau gevestigd is, is deze bepaling van toepassing op alle partijen en hun gemachtigden. Dit lid is van overeenkomstige toepassing op de termijn bedoeld in regel 37, tweede lid.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing wanneer handelingen worden verricht voor de in artikel 75, eerste lid, onderdeel b, of tweede lid, onderdeel b, bedoelde bevoegde instantie.

  • 4. De datum van de aanvang en van het einde van een verstoring zoals bedoeld in het tweede lid, wordt door het Europees Octrooibureau bekendgemaakt.

  • 5. Onverminderd het eerste tot en met het vierde lid, kan iedere betrokkene partij aantonen dat op een van de tien dagen voorafgaand aan de dag waarop een termijn verstrijkt de postbezorging of verzending van post was verstoord ten gevolge van een uitzonderlijke gebeurtenis zoals een natuurramp, een oorlog, burgerlijke onrust, een algemene storing van een van de door de President van het Europees Octrooibureau ingevolge regel 2, eerste lid, toegestane technische communicatiemiddelen of om soortgelijke redenen, die de plaats betreffen waar de partij of zijn gemachtigde zijn woonplaats of zijn zetel heeft. Indien het bewijs het Europees Octrooibureau overtuigt, wordt het te laat ontvangen stuk geacht tijdig te zijn ontvangen, mits het uiterlijk vijf dagen na afloop van de storing ter post is bezorgd of verzonden.

Regel 135 Verdere behandeling
  • 1. Verdere behandeling ingevolge artikel 121, eerste lid, wordt verzocht door betaling van de voorgeschreven taks binnen twee maanden na de mededeling betreffende het verzuim een termijn in acht te nemen of een verlies van recht. De nagelaten handeling dient binnen de termijn voor het indienen van het verzoek te worden voltooid.

  • 2. Verdere behandeling is uitgesloten ter zake van de termijnen bedoeld in artikel 121, vierde lid, en de termijnen ingevolge regel 6, eerste lid, regel 16, eerste lid, onderdeel a, regel 31, tweede lid, regel 40, derde lid, regel 51, tweede tot en met vijfde lid, regel 52, tweede en derde lid, regels 55, 56, 58, 59, 64 en regel 112, tweede lid.

  • 3. Het orgaan dat bevoegd is ter zake van de nagelaten handeling beslist op het verzoek om verdere behandeling.

Regel 136 Herstel in de vorige toestand
  • 1. Het verzoek om herstel in de vorige toestand ingevolge artikel 122, eerste lid, dient binnen twee maanden na het wegnemen van de oorzaak voor het niet in acht nemen van de termijn, doch uiterlijk binnen een jaar na het verstrijken van de niet in acht genomen termijn, schriftelijk te worden ingediend. Een verzoek om herstel in de vorige toestand ter zake van de in artikel 87, eerste lid, en in artikel 112a, vierde lid, omschreven termijnen dient echter binnen twee maanden na het verstrijken van die termijn te worden ingediend. Het verzoek om herstel in de vorige toestand wordt geacht eerst te zijn ingediend na betaling van de voorgeschreven taks.

  • 2. In het verzoek worden de gronden vermeld, alsmede de feiten waarop het gebaseerd is. De nagelaten handeling dient binnen de desbetreffende termijn voor het indienen van het verzoek overeenkomstig het eerste lid te worden voltooid.

  • 3. Herstel in de vorige toestand is uitgesloten ter zake van een termijn waarvoor verdere behandeling ingevolge artikel 121 mogelijk is en ter zake van de termijn voor het verzoek om herstel in de vorige toestand.

  • 4. Het orgaan dat bevoegd is ter zake van de nagelaten handeling beslist op het verzoek om herstel in de vorige toestand.

HOOFDSTUK VI WIJZIGINGEN EN VERBETERINGEN
Regel 137 Wijziging van de Europese octrooiaanvrage
  • 1. De aanvrager kan de beschrijving, de conclusies of de tekeningen van een Europese octrooiaanvrage niet wijzigen voordat hij het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek heeft ontvangen, tenzij anders is bepaald.

  • 2. Na ontvangst van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek kan de aanvrager uit eigen beweging de beschrijving, de conclusies en de tekeningen wijzigen.

  • 3. Na ontvangst van de eerste mededeling van de onderzoeksafdeling kan de aanvrager uit eigen beweging eenmaal de beschrijving, de conclusies en de tekeningen wijzigen, mits de wijziging en het antwoord op de mededeling gelijktijdig worden ingediend. Voor latere wijzigingen is de toestemming van de onderzoeksafdeling vereist.

  • 4. Gewijzigde conclusies mogen geen betrekking hebben op niet-onderzochte onderwerpen die niet met de uitvinding of groep van uitvindingen waarop de conclusies oorspronkelijk betrekking hadden zodanig onderling zijn verbonden, dat ze op een enkele algemene uitvindingsgedachte berusten.

Regel 138 Uiteenlopende conclusies, beschrijvingen en tekeningen voor verschillende Staten

Indien het Europees Octrooibureau in kennis wordt gesteld van het bestaan van een ouder recht overeenkomstig artikel 139, tweede lid, kan de Europese octrooiaanvrage of het Europees octrooi voor die Staat of Staten andere conclusies bevatten, en waar aangewezen beschrijvingen en tekeningen, dan die voor de overige aangewezen Staten.

Regel 139 Verbetering van fouten in bij het Europees Octrooibureau ingediende stukken

Taal- en schrijffouten en andere vergissingen in een bij het Europees Octrooibureau ingediend stuk kunnen op verzoek verbeterd worden. Indien echter het verzoek tot verbetering betrekking heeft op de beschrijving, de conclusies of de tekeningen, dient de verbetering dermate voor de hand liggend te zijn, in die zin dat het direct duidelijk is dat de aanvrager geen andere tekst kan hebben bedoeld dan de voorgestelde verbetering.

Regel 140 Verbetering van fouten in de beslissingen

In de beslissingen van het Europees Octrooibureau kunnen uitsluitend taal- en schrijffouten en overduidelijke vergissingen worden verbeterd.

HOOFDSTUK VII INLICHTINGEN OVER DE STAND VAN DE TECHNIEK
Regel 141 Inlichtingen over de stand van de techniek

Het Europees Octrooibureau kan de aanvrager uitnodigen binnen een te stellen termijn inlichtingen te verstrekken over de stand van de techniek die bij het onderzoek van nationale of regionale octrooiaanvragen in aanmerking is genomen en een uitvinding betreft waarop de Europese octrooiaanvrage betrekking heeft.

HOOFDSTUK VIII ONDERBREKING VAN DE PROCEDURE
Regel 142 Onderbreking van de procedure
  • 1. De procedure voor het Europees Octrooibureau wordt onderbroken:

    • a. in geval van overlijden of handelingsonbekwaamheid, hetzij van de aanvrager of de houder van het Europees octrooi, hetzij van de persoon die ingevolge het nationale recht bevoegd is deze te vertegenwoordigen. Echter, indien deze gebeurtenissen geen invloed hebben op de bevoegdheid van de overeenkomstig artikel 134 aangewezen gemachtigde, wordt de procedure slechts op verzoek van de gemachtigde onderbroken;

    • b. indien de aanvrager of de houder van het octrooi vanwege een op zijn vermogen gerichte procedure op juridische gronden de procedure niet kan voortzetten;

    • c. in geval van overlijden of bij handelingsonbekwaamheid van de gemachtigde van de aanvrager of de houder van het octrooi, of indien de gemachtigde vanwege een op zijn vermogen gerichte procedure op juridische gronden de procedure niet kan voortzetten.

  • 2. Zodra bij het Europees Octrooibureau bekend is wie in de in het eerste lid, onderdeel a of b, bedoelde gevallen bevoegd is de procedure voort te zetten, deelt het deze persoon en, in voorkomend geval, alle overige partijen mede dat de procedure na afloop van een te stellen termijn zal worden hervat.

  • 3. In het geval bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt de procedure hervat wanneer het Europees Octrooibureau is verwittigd van de aanwijzing van een nieuwe gemachtigde van de aanvrager of wanneer het Bureau de andere partijen heeft kennisgegeven van de aanwijzing van een nieuwe gemachtigde van de houder van het octrooi. Indien het Europees Octrooibureau binnen drie maanden na het begin van de onderbreking van de procedure geen bericht heeft ontvangen inzake de aanwijzing van een nieuwe gemachtigde, deelt het aan de aanvrager of aan de houder van het octrooi mede:

    • a. in het geval bedoeld in artikel 133, tweede lid, dat de Europese octrooiaanvrage wordt geacht te zijn ingetrokken of dat het Europees octrooi herroepen wordt, indien de aanwijzing niet binnen twee maanden na deze mededeling wordt ingediend; of

    • b. in de overige gevallen, dat de procedure met de aanvrager of met de houder van het octrooi zal worden hervat op de datum van de kennisgeving van deze mededeling.

  • 4. De termijnen die op de dag van de onderbreking van de procedure lopen, met uitzondering van de termijn voor het verzoek om onderzoek en die voor het betalen van de jaartaksen, beginnen op de datum waarop de procedure wordt hervat geheel opnieuw te lopen. Indien deze datum ligt binnen twee maanden voor de afloop van de termijn waarin het verzoek om onderzoek dient te zijn ingediend, dan kan dit verzoek alsnog worden ingediend tot twee maanden na het verstrijken van die datum.

HOOFDSTUK IX INFORMATIE VOOR HET PUBLIEK
Regel 143 Inschrijvingen in het Europees Octrooiregister
  • 1. In het Europees Octrooiregister worden de volgende gegevens ingeschreven:

    • a. nummer van de Europese octrooiaanvrage;

    • b. datum van indiening van de aanvrage;

    • c. titel van de uitvinding;

    • d. aan de aanvrage toegekende classificatiesymbolen;

    • e. de aangewezen Verdragsluitende Staten;

    • f. gegevens van de aanvrager of de houder van het octrooi zoals voorzien in regel 41, tweede lid, onderdeel c;

    • g. achternaam, voornamen en adres van de door de aanvrager of de houder van het octrooi aangewezen uitvinder, tenzij deze ingevolge regel 20, eerste lid, afstand heeft gedaan van het recht om als zodanig te worden vermeld;

    • h. gegevens van de gemachtigde van de aanvrager of houder van het octrooi, zoals voorzien in regel 41, tweede lid, onderdeel d; indien er meer dan een gemachtigde is, uitsluitend de gegevens van de eerstgenoemde gemachtigde, gevolgd door de woorden „en anderen” en in het geval van een samenwerkingsverband bedoeld in regel 152, elfde lid, uitsluitend de naam en het adres van het samenwerkingsverband;

    • i. gegevens betreffende voorrang (datum, Staat en dossiernummer van de eerdere aanvrage);

    • j. in geval van afsplitsing van de aanvrage, de nummers van alle afgesplitste aanvragen;

    • k. indien het een afgesplitste aanvrage of een nieuwe aanvrage ingediend ingevolge artikel 61, eerste lid, onderdeel b, betreft, de gegevens bedoeld in de onderdelen a, b en i met betrekking tot de eerdere aanvrage;

    • l. datum van publicatie van de aanvrage en, indien van toepassing, de datum van de afzonderlijke publicatie van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek;

    • m. datum van indiening van het verzoek om onderzoek;

    • n. datum waarop de aanvrage is afgewezen, ingetrokken of geacht wordt te zijn ingetrokken;

    • o. datum van publicatie van de vermelding van de verlening van het Europees octrooi;

    • p. datum waarop het Europees octrooi in een Verdragsluitende Staat tijdens de oppositietermijn is vervallen en, in voorkomend geval, tot het in kracht van gewijsde gaan van de beslissing op de oppositie;

    • q. datum waarop de oppositie werd ingesteld;

    • r. datum en strekking van de beslissing op de oppositie;

    • s. data van schorsing en hervatting van de procedure in de gevallen bedoeld in de regels 14 en 78;

    • t. data van onderbreking en hervatting van de procedure in het geval bedoeld in regel 142;

    • u. datum van herstel in de vorige toestand indien een inschrijving ingevolge onderdeel n of r heeft plaatsgevonden;

    • v. indiening van een verzoek tot omzetting ingevolge artikel 135, derde lid;

    • w. de vestiging van rechten op de aanvrage of het Europees octrooi en de overgang van deze rechten, voor zover dit Uitvoeringsreglement bepaalt dat dit wordt ingeschreven;

    • x. datum en strekking van een beslissing op het verzoek om beperking of herroeping van het Europees octrooi;

    • y. datum en strekking van de beslissing van de Grote Kamer van beroep op het verzoek om herziening.

  • 2. De President van het Europees Octrooibureau kan beslissen dat andere dan de gegevens bedoeld in het eerste lid worden ingeschreven in het Europees Octrooiregister.

Regel 144 Delen van het dossier die niet voor inzage beschikbaar zijn

Ingevolge artikel 128, vierde lid, zijn de volgende delen van het dossier niet voor inzage beschikbaar:

  • a. de stukken die betrekking hebben op de uitsluiting of wraking van de leden van de kamers van beroep of de Grote Kamer van beroep;

  • b. ontwerp-beslissingen, aantekeningen en alle overige stukken ter voorbereiding van beslissingen en kennisgevingen, die niet aan de partijen zijn medegedeeld;

  • c. de aanwijzing van de uitvinder indien deze ingevolge regel 20, eerste lid, afstand heeft gedaan van het recht om als zodanig te worden vermeld;

  • d. elk ander stuk dat door de President van het Europees Octrooibureau van inzage wordt uitgesloten, omdat het doel van informatie voor het publiek over de Europese octrooiaanvrage of het Europees octrooi niet gediend wordt met inzage.

Regel 145 Procedures voor de inzage van dossiers
  • 1. Inzage in de dossiers van Europese octrooiaanvragen en Europese octrooien geschiedt aan de hand van de originele stukken of afschriften daarvan of met behulp van technische opslagmiddelen indien de dossiers op deze wijze worden bewaard.

  • 2. Alle regelingen voor inzage van dossiers worden door de President van het Europees Octrooibureau bepaald, alsmede in welke gevallen een administratieve taks dient te worden betaald.

Regel 146 Verstrekking van gegevens uit de dossiers

Onverminderd de beperkingen vervat in artikel 128, eerste tot en met vierde lid, en in regel 144, kan het Europees Octrooibureau op verzoek en na betaling van een administratieve taks, gegevens verstrekken ter zake van een dossier met betrekking tot een Europese octrooiaanvrage of een Europees octrooi. Het Europees Octrooibureau kan evenwel verwijzen naar de mogelijkheid van inzage van het dossier, indien het dit passend acht gelet op de hoeveelheid te verstrekken gegevens.

Regel 147 Aanleggen, bijhouden en bewaren van dossiers
  • 1. Van alle Europese octrooiaanvragen en octrooien worden door het Europees Octrooibureau dossiers aangelegd, bijgehouden en bewaard.

  • 2. De President van het Europees Octrooibureau bepaalt de vorm waarin deze dossiers worden aangelegd, bijgehouden en bewaard.

  • 3. In een elektronisch dossier opgenomen stukken worden als originelen aangemerkt.

  • 4. Dossiers worden ten minste vijf jaar bewaard vanaf het einde van het jaar waarin:

    • a. de aanvrage is afgewezen, ingetrokken of wordt geacht te zijn ingetrokken;

    • b. het octrooi door het Europees Octrooibureau is herroepen; of

    • c. het octrooi of de desbetreffende bescherming ingevolge artikel 63, tweede lid, in de laatste van de aangewezen Staten is verstreken.

  • 5. Onverminderd het vierde lid worden dossiers met betrekking tot aanvragen die hebben geleid tot afgesplitste aanvragen ingevolge artikel 76 of tot nieuwe aanvragen ingevolge artikel 61, eerste lid, onderdeel b, bewaard gedurende ten minste dezelfde tijdsduur als de dossiers die op deze laatstgenoemde aanvragen betrekking hebben. Hetzelfde geldt voor dossiers die betrekking hebben op daaruit voortvloeiende Europese octrooien.

HOOFDSTUK X JURIDISCHE EN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Regel 148 Mededelingen tussen het Europees Octrooibureau en de autoriteiten van de Verdragsluitende Staten
  • 1. Mededelingen tussen het Europees Octrooibureau en de centrale diensten voor de industriële eigendom van de Verdragsluitende Staten die voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen van het Verdrag verlopen rechtstreeks. Het Europees Octrooibureau en de gerechtelijke instanties of andere autoriteiten van de Verdragsluitende Staten kunnen met elkaar in contact treden door tussenkomst van deze centrale diensten voor de industriële eigendom.

  • 2. De kosten verbonden aan mededelingen overeenkomstig het eerste lid, komen ten laste van de autoriteit die de mededeling heeft gedaan; hiervoor is geen taks verschuldigd.

Regel 149 Inzage van dossiers door gerechtelijke instanties en autoriteiten van de Verdragsluitende Staten of door hun tussenkomst
  • 1. Inzage van de dossiers van Europese octrooiaanvragen of van Europese octrooien door gerechtelijke instanties of autoriteiten van de Verdragsluitende Staten geschiedt aan de hand van de originele stukken of aan de hand van afschriften daarvan; regel 145 is niet van toepassing.

  • 2. De gerechtelijke instanties en de openbare ministeries van de Verdragsluitende Staten kunnen, tijdens de voor hen gevoerde procedure, aan derden inzage geven in de dossiers of afschriften daarvan die het Europees Octrooibureau hen heeft toegezonden. Dit geschiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel 128 en hiervoor is geen taks verschuldigd.

  • 3. Wanneer het Europees Octrooibureau de dossiers doorzendt, vermeldt het hierbij onder welke beperkingen ingevolge artikel 128, eerste en vierde lid, het dossier aan derden ter inzage mag worden gegeven.

Regel 150 Procedure bij rogatoire commissies
  • 1. Elke Verdragsluitende Staat wijst een centrale instantie aan die wordt belast met het ontvangen van rogatoire commissies van het Europees Octrooibureau en die deze moet doorzenden aan de gerechtelijke instantie of autoriteit die bevoegd is tot de uitvoering ervan.

  • 2. Het Europees Octrooibureau stelt de rogatoire commissies op in de taal van de bevoegde gerechtelijke instantie of autoriteit of voegt aan de rogatoire commissies een vertaling toe in die taal.

  • 3. Onverminderd het vijfde en zesde lid, past de bevoegde gerechtelijke instantie of autoriteit haar nationale wetten toe met betrekking tot de te volgen procedure voor de uitvoering van die rogatoire commissies en, in het bijzonder, de gepaste dwangmiddelen.

  • 4. Indien de gerechtelijke instantie of autoriteit die de rogatoire commissie heeft ontvangen niet bevoegd is tot uitvoering hiervan, wordt deze onverwijld doorgezonden aan de centrale instantie bedoeld in het eerste lid. Deze zendt de rogatoire commissie door aan een andere bevoegde gerechtelijke instantie of autoriteit van die Staat, dan wel aan het Europees Octrooibureau indien in die Staat geen gerechtelijke instantie of autoriteit bevoegd is.

  • 5. Het Europees Octrooibureau wordt op de hoogte gebracht van het tijdstip waarop en de plaats waar het verkrijgen van bewijs of andere gerechtelijke maatregel zal plaatsvinden en stelt de betrokken partijen, getuigen en deskundigen hiervan in kennis.

  • 6. Op verzoek van het Europees Octrooibureau geeft de bevoegde gerechtelijke instantie of autoriteit de leden van het betrokken orgaan toestemming tot het bijwonen van de procedure en tot het, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van bevoegde gerechtelijke instantie of autoriteit, vragen te stellen aan een ieder die een verklaring aflegt.

  • 7. De uitvoering van rogatoire commissies kan geen aanleiding geven tot terugbetaling van taksen of kosten van welke aard ook. De Staat waarin een rogatoire commissie wordt uitgevoerd heeft niettemin het recht van de Organisatie de terugbetaling te eisen van de aan deskundigen of tolken betaalde honoraria en van de kosten die voortvloeien uit de in het zesde lid bedoelde procedure.

  • 8. Indien de door de bevoegde gerechtelijke instantie of autoriteit toegepaste wet het verzamelen van bewijs aan de partijen oplegt en indien die gerechtelijke instantie of autoriteit niet in staat is zelf de rogatoire commissie uit te voeren, kan die gerechtelijke instantie of autoriteit, met toestemming van het Europees Octrooibureau, deze opdragen aan een daartoe geëigende persoon. Bij het aanvragen van die toestemming geeft de bevoegde gerechtelijke instantie of autoriteit bij benadering de kosten aan die deze procedure met zich meebrengt. De toestemming van het Europees Octrooibureau houdt voor de Organisatie de verplichting in deze kosten terug te betalen; indien het Europees Octrooibureau zijn toestemming niet heeft verleend, komen deze kosten niet ten laste van de Organisatie.

HOOFDSTUK XI VERTEGENWOORDIGING
Regel 151 Aanwijzing van een gemeenschappelijke vertegenwoordiger
  • 1. Indien een aanvrage is ingediend door meer dan één persoon en indien in het verzoek om verlening van het Europees octrooi geen gemeenschappelijke vertegenwoordiger is aangewezen, wordt de in het verzoek als eerste genoemde aanvrager geacht op te treden als gemeenschappelijke vertegenwoordiger. Indien een van de aanvragers verplicht is een erkende gemachtigde aan te wijzen, wordt deze gemachtigde beschouwd als de gemeenschappelijke vertegenwoordiger, tenzij de eerst genoemde aanvrager zelf een erkende gemachtigde heeft aangewezen. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op derden die gezamenlijk oppositie hebben ingesteld of een verzoek tot tussenkomst hebben ingediend, alsmede op gemeenschappelijke houders van een Europees octrooi.

  • 2. Indien tijdens de procedure de Europese octrooiaanvraag overgaat op meer dan één persoon en deze personen geen gemeenschappelijke vertegenwoordiger hebben aangewezen, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing. Indien de toepassing hiervan niet mogelijk is, verzoekt het Europees Octrooibureau deze personen een gemeenschappelijke vertegenwoordiger aan te wijzen binnen een te stellen termijn. Indien aan dit verzoek geen gevolg wordt gegeven, wijst het Europees Octrooibureau zelf de gemeenschappelijke vertegenwoordiger aan.

Regel 152 Volmacht
  • 1. De President van het Europees Octrooibureau bepaalt in welke gevallen de gemachtigden die optreden voor het Europees Octrooibureau een ondertekende volmacht dienen in te dienen.

  • 2. Indien een gemachtigde nalaat een dergelijke volmacht in te dienen, verzoekt het Europees Octrooibureau hem dat binnen een te stellen termijn te doen. De volmacht kan betrekking hebben op een of meer Europese octrooiaanvragen of Europese octrooien en wordt in een dienovereenkomstig aantal afschriften ingediend.

  • 3. Indien niet voldaan is aan de vereisten van artikel 133, tweede lid, wordt voor het benoemen van een gemachtigde en het indienen van de volmacht dezelfde termijn vastgesteld.

  • 4. Een algemene volmacht op grond waarvan een gemachtigde wordt gemachtigd om op te treden in alle octrooizaken van een partij kan worden ingediend. Een enkel afschrift is voldoende.

  • 5. De President van het Europees Octrooibureau kan de vorm en inhoud vaststellen van:

    • a. een volmacht ter zake van de vertegenwoordiging van personen ingevolge artikel 133, tweede lid;

    • b. een algemene volmacht.

  • 6. Indien de vereiste volmacht niet tijdig wordt ingediend, worden de door de gemachtigde verrichte handelingen, met uitzondering van de indiening van een Europese octrooiaanvrage, geacht niet te hebben plaatsgevonden, onverminderd andere rechtsgevolgen voorzien in het Verdrag.

  • 7. Het tweede en vierde lid zijn van toepassing op de intrekking van een volmacht.

  • 8. Een gemachtigde wordt als gemachtigd beschouwd, zolang het Europees Octrooibureau niet op de hoogte is gesteld van de beëindiging van zijn volmacht.

  • 9. Tenzij in de volmacht uitdrukkelijk anders is bepaald, eindigt een volmacht ten opzichte van het Europees Octrooibureau niet bij het overlijden van de volmachtgever.

  • 10. Indien een partij meerdere gemachtigden aanwijst, kunnen deze zowel gemeenschappelijk als afzonderlijk optreden, ook wanneer anders is bepaald in de mededeling omtrent hun benoeming of in de volmacht.

  • 11. De volmacht van een samenwerkingsverband van gemachtigden wordt geacht een volmacht te zijn van elke gemachtigde die kan aantonen dat hij binnen dat samenwerkingsverband werkzaamheden verricht.

Regel 153 Vrijwaring van erkende gemachtigden
  • 1. Indien van een erkende gemachtigde in deze hoedanigheid advies is gevraagd, is alle communicatie tussen de erkende gemachtigde en diens cliënt of een derde, waarop artikel 2 van de disciplinaire voorschriften voor erkende gemachtigden van toepassing is, blijvend gevrijwaard van bekendmaking in procedures voor het Europees Octrooibureau, tenzij de cliënt daarvan uitdrukkelijk afstand heeft gedaan.

  • 2. Deze vrijwaring van bekendmaking is in het bijzonder van toepassing op elke mededeling die of elk stuk dat betrekking heeft op:

    • a. de beoordeling van de octrooieerbaarheid van een uitvinding;

    • b. de voorbereiding van of de procedure ter zake van een Europese octrooiaanvrage;

    • c. elk oordeel ter zake van de geldigheid van, reikwijdte van de bescherming van of inbreuk op een Europees octrooi of een Europese octrooiaanvrage.

Regel 154 Wijziging van de lijst van erkende gemachtigden
  • 1. De inschrijving van een erkende gemachtigde op de lijst van erkende gemachtigden wordt doorgehaald indien hij daarom verzoekt of indien hij, ondanks herhaalde aanmaningen, zijn jaarlijkse contributie aan het Instituut niet heeft betaald vóór het einde van september van het jaar waarvoor de contributie verschuldigd is.

  • 2. Onverminderd op grond van artikel 134a, eerste lid, onderdeel c, genomen disciplinaire maatregelen, kan de inschrijving van een erkende gemachtigde slechts ambtshalve worden doorgehaald:

    • a. in geval van overlijden of handelingsonbekwaamheid;

    • b. indien hij niet meer de nationaliteit van een Verdragsluitende Staat bezit, tenzij hem een ontheffing is verleend op grond van artikel 134, zevende lid, onderdeel a;

    • c. indien zijn kantoor of zijn plaats van zijn tewerkstelling zich niet meer op het grondgebied van een van de Verdragsluitende Staten bevindt.

  • 3. Een ieder, wiens inschrijving op de lijst van erkende gemachtigden ingevolge artikel 134, tweede of derde lid, is doorgehaald, wordt op verzoek opnieuw ingeschreven op die lijst indien de redenen voor de doorhaling niet meer bestaan.

DEEL VIII UITVOERINGSBEPALINGEN VAN DEEL VIII VAN HET VERDRAG

Regel 155 Indiening en verzending van het verzoek tot omzetting
  • 1. Het verzoek tot omzetting bedoeld in artikel 135, eerste lid, onderdeel a of b, dient te worden ingediend binnen drie maanden na de intrekking van de Europese octrooiaanvrage of de mededeling dat de aanvrage geacht wordt te zijn ingetrokken of van de beslissing tot afwijzing van de aanvrage of herroeping van het Europees octrooi. De in artikel 66 bedoelde gevolgen van de Europese octrooiaanvrage vervallen indien het verzoek niet tijdig is ingediend.

  • 2. Bij de verzending van het verzoek tot omzetting aan de centrale diensten voor de industriële eigendom van de in het verzoek aangegeven Verdragsluitende Staten, voegt de desbetreffende centrale dienst of het Europees Octrooibureau een afschrift van het dossier ter zake van de Europese octrooiaanvrage of het Europees octrooi bij het verzoek.

  • 3. Artikel 135, vierde lid, is van toepassing indien het verzoek tot omzetting bedoeld in artikel 135, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, niet binnen twintig maanden na de datum van indiening of, indien beroep is gedaan op een recht van voorrang, na de voorrangsdatum, wordt verzonden.

Regel 156 Informatie aan het publiek in geval van omzetting
  • 1. De stukken die overeenkomstig regel 155, tweede lid, zijn gevoegd bij het verzoek tot omzetting, worden door de centrale dienst voor de industriële eigendom beschikbaar gesteld aan het publiek onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde grenzen als de stukken die betrekking hebben op de nationale procedure.

  • 2. Het octrooischrift van het nationale octrooi dat voortvloeit uit de omzetting van een Europese octrooiaanvrage dient melding te maken van deze aanvrage.

DEEL IX UITVOERINGSBEPALINGEN VAN DEEL X VAN HET VERDRAG

Regel 157 Het Europees Octrooibureau als ontvangend bureau
  • 1. Het Europees Octrooibureau is bevoegd op te treden als ontvangend bureau in de zin van het PCT, indien de aanvrager inwoner of onderdaan is van een Verdragsluitende Staat bij dit Verdrag en bij het PCT. Indien de aanvrager het Europees Octrooibureau kiest als ontvangend bureau, wordt de internationale aanvrage onverminderd het derde lid rechtstreeks bij het Europees Octrooibureau ingediend. Artikel 75, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Indien het Europees Octrooibureau als ontvangend bureau op grond van het PCT optreedt, wordt de internationale aanvrage in de Duitse, de Engelse of de Franse taal ingediend. De President van het Europees Octrooibureau kan bepalen dat van de internationale aanvrage en elk stuk dat daarmee verband houdt, meer dan een afschrift wordt ingediend.

  • 3. Indien een internationale aanvrage bij een autoriteit van een Verdragsluitende Staat wordt ingediend voor doorzending naar het Europees Octrooibureau als ontvangend bureau, ziet de Verdragsluitende Staat erop toe dat de aanvrage het Europees Octrooibureau uiterlijk twee weken voor het eind van de dertiende maand na de indiening, of indien een beroep op voorrang wordt gedaan, na de voorrangsdatum, bereikt.

  • 4. De taks voor verzending van de internationale aanvrage dient binnen een maand na de indiening van de aanvrage te worden betaald.

Regel 158 Het Europees Octrooibureau als Instantie voor Internationaal Nieuwheidsonderzoek of als Instantie voor Internationale Voorlopige Beoordeling
  • 1. In het geval van artikel 17, derde lid, onderdeel a, van het PCT dient voor elke verdere uitvinding waarvoor een internationaal nieuwheidsonderzoek wordt verricht een aanvullende taks voor het internationaal nieuwheidsonderzoek te worden betaald.

  • 2. In het geval van artikel 34, derde lid, onderdeel a, van het PCT dient voor elke verdere uitvinding waarvoor de internationale voorlopige beoordeling wordt verricht een aanvullende taks voor de internationale voorlopige beoordeling te worden betaald.

  • 3. Indien een aanvullende taks onder bezwaar is betaald, onderzoekt het Europees Octrooibureau het bezwaar in overeenstemming met regel 40, tweede lid, onderdelen c tot en met e, of regel 68, derde lid, onderdelen c tot en met e van het PCT, onder de voorwaarde dat de voorgeschreven taks voor het indienen van bezwaar wordt betaald. De nadere bijzonderheden met betrekking tot de procedure worden door de President van het Europees Octrooibureau bepaald.

Regel 159 Het Europees Octrooibureau als aangewezen of gekozen bureau – Vereisten voor ingaan van de Europese fase
  • 1. Ter zake van een internationale aanvrage ingevolge artikel 153 dient de aanvrager binnen eenendertig maanden na de datum van indiening van de aanvrage, of indien een beroep op voorrang is gedaan, vanaf de voorrangsdatum, het volgende te verrichten:

    • a. indien van toepassing, het verschaffen van de ingevolge artikel 153, vierde lid, vereiste vertaling van de internationale aanvrage;

    • b. aangeven op welke stukken de Europese verleningsprocedure dient te worden gebaseerd, de oorspronkelijk ingediende of de gewijzigde stukken;

    • c. betalen van de indieningstaks voorzien in artikel 78, tweede lid;

    • d. betalen van de aanwijzingstaksen, indien de termijn ingevolge regel 39 eerder is verstreken;

    • e. betalen van de taks voor het nieuwheidsonderzoek, indien een aanvullend verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek dient te worden opgesteld;

    • f. indienen van het in artikel 94 voorziene verzoek om onderzoek, indien de termijn ingevolge regel 70, eerste lid, eerder is verstreken;

    • g. betalen van de in artikel 86, eerste lid, voorziene jaartaks voor het derde jaar, indien de taks eerder verschuldigd is ingevolge regel 51, eerste lid;

    • h. indien van toepassing, het indienen van het tentoonstellingsbewijs als bedoeld in artikel 55, tweede lid, en regel 25.

  • 2. Tot het nemen van beslissingen namens het Europees Octrooibureau ingevolge artikel 25, tweede lid, onderdeel a, van het PCT zijn de onderzoeksafdelingen bevoegd.

Regel 160 Gevolgen van niet-naleving van bepaalde vereisten
  • 1. Indien de vertaling van de internationale aanvrage of het verzoek om onderzoek niet tijdig wordt ingediend, indien de indieningstaks of de taks voor het nieuwheidsonderzoek niet tijdig wordt betaald of indien de aanwijzingstaks niet tijdig wordt betaald, wordt de Europese octrooiaanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 2. De aanwijzing van elke Verdragsluitende Staat ter zake waarvan de aanwijzingstaks niet tijdig is betaald, wordt geacht te zijn ingetrokken.

  • 3. Indien het Europees Octrooibureau vaststelt dat de aanvrage of de aanwijzing van een Verdragsluitende Staat geacht wordt te zijn ingetrokken ingevolge het eerste of tweede lid, deelt het dit mede aan de aanvrager. Regel 112, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Regel 161 Wijziging van de aanvrage

Onverminderd regel 137, tweede tot en met vierde lid, kan de aanvrage eenmaal worden gewijzigd binnen een maand na een dienovereenkomstige mededeling ter informatie van de aanvrager. De gewijzigde aanvrage dient als basis voor elk aanvullend nieuwheidsonderzoek dat ingevolge artikel 153, zevende lid, dient te worden uitgevoerd.

Regel 162 Conclusies waarvoor taksen dienen te worden betaald
  • 1. Indien de stukken van de aanvrage waarop de Europese verleningsprocedure dient te worden gebaseerd meer dan tien conclusies bevatten, dient voor de elfde en iedere daaropvolgende conclusie een conclusietaks te worden betaald binnen de termijn ingevolge regel 159, eerste lid.

  • 2. Indien de conclusietaksen niet tijdig zijn voldaan, kunnen zij alsnog worden betaald binnen een maand na de mededeling dat de voorgeschreven termijn niet in acht is genomen. Indien binnen deze termijn gewijzigde conclusies worden ingediend, worden de verschuldigde conclusietaksen berekend op basis van deze gewijzigde conclusies.

  • 3. Binnen de termijn bedoeld in het eerste lid betaalde conclusietaksen boven de overeenkomstig het tweede lid, tweede volzin, verschuldigde taksen worden terugbetaald.

  • 4. Indien een conclusietaks niet tijdig is betaald, wordt de desbetreffende conclusie geacht te zijn ingetrokken.

Regel 163 Onderzoek van bepaalde vormvereisten door het Europees Octrooibureau
  • 1. Indien de aanwijzing van de uitvinder ingevolge regel 19, eerste lid, niet binnen de termijn ingevolge regel 159, eerste lid, is geschied, verzoekt het Europees Octrooibureau de aanvrager de aanwijzing binnen twee maanden te verrichten.

  • 2. Indien een beroep op de voorrang van een eerdere aanvrage wordt gedaan en het dossiernummer van de eerdere aanvrage of een afschrift daarvan zoals voorzien in regel 52, eerste lid, en regel 53, niet binnen de termijn ingevolge regel 159, eerste lid, is ingediend, verzoekt het Europees Octrooibureau de aanvrager dat nummer of afschrift binnen twee maanden te verstrekken. Regel 53, tweede en derde lid, is van toepassing.

  • 3. Indien na het verstrijken van de termijn ingevolge regel 159, eerste lid, geen sequentie-opsomming die voldoet aan de normen voorzien in de Administratieve Instructies bij het PCT beschikbaar is voor het Europees Octrooibureau, wordt de aanvrager verzocht binnen twee maanden een sequentie-opsomming in te dienen die voldoet aan de regels vastgesteld door de President van het Europees Octrooibureau. Regel 30, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Indien na het verstrijken van de termijn ingevolge regel 159, eerste lid, het adres, de nationaliteit of de Staat waarin een aanvrager woont of zijn zetel heeft, ontbreekt, verzoekt het Europees Octrooibureau de aanvrager deze gegevens binnen twee maanden te verstrekken.

  • 5. Indien na het verstrijken van de termijn ingevolge regel 159, eerste lid, niet is voldaan aan de vereisten van artikel 133, tweede lid, verzoekt het Europees Octrooibureau de aanvrager binnen twee maanden een erkende gemachtigde te benoemen.

  • 6. Indien de in het eerste, vierde of vijfde lid geconstateerde gebreken niet tijdig zijn opgeheven, wordt de Europese octrooiaanvrage afgewezen. Indien het ingevolge het tweede lid geconstateerde gebrek niet tijdig wordt opgeheven, gaat het recht van voorrang voor de aanvrage verloren.

Regel 164 Onderzoek van eenheid door het Europees Octrooibureau
  • 1. Indien het Europees Octrooibureau van mening is dat de stukken van de aanvrage, die als basis voor het aanvullend nieuwheidsonderzoek moeten dienen, niet voldoen aan de vereisten van eenheid van uitvinding, wordt een aanvullend verslag van het nieuwheidsonderzoek opgesteld voor die delen van de aanvrage die betrekking hebben op de uitvinding of de groep van uitvindingen in de zin van artikel 82, die als eerste in de conclusies wordt genoemd.

  • 2. Indien de onderzoeksafdeling vaststelt dat de stukken van de aanvrage, die als basis voor de procedure voor het verlenen van het Europese Octrooi moeten dienen, niet voldoen aan de vereisten van eenheid van uitvinding of indien bescherming wordt gevraagd voor een uitvinding waarop het verslag van het internationaal nieuwheidsonderzoek of, naargelang van het geval, het aanvullend verslag van het nieuwheidsonderzoek geen betrekking heeft, wordt de aanvrager verzocht de aanvrage te beperken tot een uitvinding waarop het verslag van het internationaal nieuwheidsonderzoek of het aanvullend verslag van het nieuwheidsonderzoek betrekking heeft.

Regel 165 De Euro-PCT-aanvrage als colliderende aanvrage in de zin van artikel 54, derde lid

Een Euro-PCT-aanvrage wordt geacht tot de stand van de techniek in de zin van artikel 54, derde lid, te behoren, indien voldaan is aan de voorwaarden vervat in artikel 153, derde of vierde lid, en de indieningstaks ingevolge regel 159, eerste lid, onderdeel c, is betaald.


De vertaling van het Besluit van 6 maart 2008 (CA/D 2/08) tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag, luidt als volgt:


Besluit van de Raad van Bestuur van 6 maart 2008 tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,

Gelet op het Europees Octrooiverdrag en artikel 33, eerste lid, onderdeel c, in het bijzonder,

Gelet op de besluiten CA/D 15/07 en CA/D 16/07 van 14 december 2007 tot wijziging van het Taksenreglement,

Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,

Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht,

Besluit het volgende:

Artikel 1

Het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

1. Regel 45, eerste lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „1. Indien een Europese octrooiaanvrage meer dan vijftien conclusies bevat, dient voor de zestiende en iedere daaropvolgende conclusie een conclusietaks zoals vervat in het Taksenreglement te worden betaald.”

2. Regel 71, zesde lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „6. Indien de tekst, waarop de onderzoeksafdeling voornemens is het Europees octrooi te verlenen, meer dan vijftien conclusies bevat, verzoekt de onderzoeksafdeling de aanvrager voor iedere daaropvolgende conclusie een conclusietaks te betalen binnen de termijn voorzien in het derde lid en, in voorkomend geval, het vijfde lid, tenzij deze reeds ingevolge regel 45 of regel 162 zijn betaald.”

3. Regel 162, eerste lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „1. Indien de stukken van de aanvrage waarop de Europese verleningsprocedure dient te worden gebaseerd meer dan vijftien conclusies bevatten, dient voor de zestiende en iedere daaropvolgende conclusie binnen de termijn bedoeld in regel 159, eerste lid, overeenkomstig het Taksenreglement een conclusietaks te worden betaald.”

Artikel 2

Regel 45, eerste lid, regel 71, zesde lid, en regel 162, eerste lid, van het EOV zoals gewijzigd bij dit besluit, treden in werking op 1 april 2008.

Dit besluit treedt in werking op 6 maart 2008.

GEDAAN te München, 6 maart 2008

Voor de Raad van Bestuur De Voorzitter (w.g.) Roland GROSSENBACHER


De vertaling van het Besluit van 21 oktober 2008 (CA/D 4/08) tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag, luidt als volgt:


Besluit van de Raad van Bestuur van 21 oktober 2008 tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag (CA/D 4/08)

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,

Gelet op het Europees Octrooiverdrag en artikel 33, eerste lid, onderdeel c, in het bijzonder,

Gelet op besluit CA/D 15/07 van 14 december 2007 tot wijziging van Taksenreglement,

Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,

Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht en van de Commissie voor de begroting en de financiën,

Besluit het volgende:

Artikel 1

Het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

1. Regel 17, derde lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „3. De aanwijzingstaks dient binnen zes maanden na de datum waarop in het Europees Octrooiblad melding wordt gemaakt van de publicatie van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek ter zake van de nieuwe aanvrage, te worden betaald. Regel 39, tweede en derde lid, is van toepassing.”

2. Regel 36, vierde lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „4. De aanwijzingstaks dient binnen zes maanden na de datum waarop in het Europees Octrooiblad melding wordt gemaakt van de publicatie van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek ter zake van de afgesplitste aanvrage, te worden betaald. Regel 39, tweede en derde lid, is van toepassing.”

3. Regel 38 van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „1. De indieningstaks en de taks voor het nieuwheidsonderzoek dienen binnen een maand na de indiening van de Europese octrooiaanvrage te zijn betaald.

  • 2. Het Taksenreglement kan in een aanvullende taks als onderdeel van de indieningstaks voorzien, indien de aanvrage meer dan 35 pagina’s omvat.

  • 3. De aanvullende taks bedoeld in het tweede lid dient binnen een maand na de indiening van de Europese octrooiaanvrage of binnen een maand na de indiening van de eerste set conclusies of binnen een maand na de indiening van het gewaarmerkte afschrift bedoeld in regel 40, derde lid, al naargelang welke termijn het laatst verstrijkt, te worden betaald.”

4. Regel 39 van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „1. De aanwijzingstaks dient binnen zes maanden na de datum waarop in het Europees Octrooiblad melding wordt gemaakt van de publicatie van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek, te worden betaald.

  • 2. Indien de aanwijzingstaks niet tijdig is betaald of indien de aanwijzingen van alle Verdragsluitende Staten zijn ingetrokken, wordt de Europese octrooiaanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 3. Onverminderd regel 37, tweede lid, tweede volzin, wordt de aanwijzingstaks niet terugbetaald.”

5. Regel 49, derde en tiende lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „3. De stukken van de aanvrage worden ingediend op buigzaam, sterk, wit, glad, mat en duurzaam papier van het formaat A4 (29,7 cm x 21 cm). Onverminderd het negende lid en regel 46, tweede lid, onderdeel h, wordt elk blad gebruikt met de korte zijde bovenaan en onderaan (verticale stand).

  • 10. Waarden worden in eenheden uitgedrukt die voldoen aan internationale standaarden, waar mogelijk met behulp van het metrieke systeem, gebruikmakend van SI-eenheden. Gegevens die niet aan dit vereiste voldoen, worden tevens uitgedrukt in eenheden die voldoen aan internationale standaarden. Alleen die technische termen, formules, tekens en symbolen die op het desbetreffende vakgebied algemeen zijn aanvaard, worden gebruikt.”

6. Regel 51, eerste lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „1. De jaartaks voor een Europese octrooiaanvrage dient telkens voor het komende jaar te worden betaald op de laatste dag van de maand die overeenkomt met de maand waarin de datum van indiening van de Europese octrooiaanvrage valt. De jaartaks kan niet eerder dan drie maanden voor de vervaldatum ervan rechtsgeldig worden betaald.”

7. Regel 57, onderdeel j, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „j. de aanvrage voldoet aan de vereisten vervat in regel 30.”

8. De Engelse taalversie van regel 68, vierde lid, EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • 4. Indien de conclusies niet op de datum van indiening van de aanvrage waren ingediend, wordt dit bij de publicatie van de aanvrage vermeld. Indien voor de voltooiing van de technische voorbereidingen ten behoeve van de publicatie van de aanvrage, de conclusies overeenkomstig regel 137, tweede lid, zijn gewijzigd, worden naast de oorspronkelijk ingediende conclusies ook de nieuwe of gewijzigde conclusies in de publicatie opgenomen.

9. Regel 71, derde, vijfde, zevende en tiende lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „3. Alvorens te beslissen tot verlening van het Europees octrooi, deelt de onderzoeksafdeling de aanvrager mede op welke tekst zij voornemens is het Europees octrooi te verlenen en verzoekt zij hem, binnen een termijn van vier maanden, de taks voor de verlening en publicatie te betalen, alsmede een vertaling van de conclusies in de twee officiële talen van het Europees Octrooibureau die niet de procestaal zijn, in te dienen. Indien de aanvrager binnen deze termijn de taksen betaalt en de vertaling indient, wordt hij geacht de voor verlening beoogde tekst te hebben goedgekeurd.

  • 5. Indien de onderzoeksafdeling niet instemt met een wijziging of verbetering waarom overeenkomstig het vierde lid is verzocht, stelt zij, alvorens een beslissing te nemen, de aanvrager in de gelegenheid binnen een te stellen termijn zijn zienswijze kenbaar te maken en door de onderzoeksafdeling noodzakelijk geachte wijzigingen en, indien de conclusies zijn gewijzigd, een vertaling van de gewijzigde conclusies in te dienen. Indien de aanvrager dergelijke wijzigingen indient, wordt hij geacht te hebben ingestemd met de verlening van het gewijzigde octrooi. Indien de Europese octrooiaanvrage wordt afgewezen, ingetrokken of geacht wordt te zijn ingetrokken, worden de taksen voor de verlening en publicatie alsmede de overeenkomstig het zesde lid betaalde conclusietaksen terugbetaald.

  • 7. Indien de taksen voor de verlening en publicatie of de conclusietaksen niet tijdig zijn betaald of indien de vertaling niet tijdig is ingediend, wordt de Europese octrooiaanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 10. In de mededeling bedoeld in het derde lid wordt verwezen naar de website van het Europees Octrooibureau waar informatie over de vereisten voor de vertaling uit hoofde van artikel 65, eerste lid, in de Verdragsluitende Staten is gepubliceerd.”

10. Regel 71, achtste lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „8. Indien de aanwijzingstaks na de mededeling bedoeld in het derde lid, is verschuldigd wordt de vermelding van de verlening van het Europees octrooi pas gepubliceerd nadat de aanwijzingstaks is betaald. De aanvrager wordt hiervan in kennis gesteld.”

11. [De wijzigingen in de Engelse taalversie van regel 77, eerste lid, EOV hebben geen gevolgen voor de vertaling.]

12. Regel 82, tweede lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „2. Indien een partij niet instemt met de door de oppositieafdeling medegedeelde tekst, kan het onderzoek van de oppositie worden voortgezet. In het tegengestelde geval verzoekt de oppositieafdeling na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn de houder van het octrooi binnen een termijn van drie maanden de voorgeschreven taks te betalen en een vertaling van de gewijzigde conclusies in de officiële talen van het Europees Octrooibureau die niet de procestaal zijn, in te dienen. In dit verzoek wordt verwezen naar de website van het Europees Octrooibureau waar informatie over de vereisten voor de vertaling uit hoofde van artikel 65, eerste lid, in de Verdragsluitende Staten is gepubliceerd.”

13. Regel 92, eerste lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „1. Het verzoek om beperking of herroeping van een Europees octrooi wordt schriftelijk in een van de officiële talen van het Europees Octrooibureau ingediend. Het verzoek kan eveneens in een officiële taal van een Verdragsluitende Staat worden ingediend, mits binnen de termijn omschreven in regel 6, tweede lid, een vertaling in een van de officiële talen van het Europees Octrooibureau wordt ingediend. Deel III van het Uitvoeringsreglement is van overeenkomstige toepassing op stukken ingediend tijdens procedures tot beperking of herroeping.”

14. Regel 95, derde lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „3. Indien een verzoek om beperking ingevolge het tweede lid kan worden ingewilligd, deelt de onderzoeksafdeling dit mede aan de verzoeker en nodigt hem uit de voorgeschreven taks te betalen en een vertaling van de gewijzigde conclusies in de officiële talen van het Europees Octrooibureau die niet de procestaal zijn binnen een termijn van drie maanden in te dienen; regel 82, derde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing. Indien de verzoeker deze handelingen tijdig verricht, beperkt de onderzoeksafdeling het octrooi. In het verzoek wordt verwezen naar de website van het Europees Octrooibureau waar informatie over de vereisten voor de vertaling uit hoofde van artikel 65, eerste lid, in de Verdragsluitende Staten is gepubliceerd.”

15. De titel van regel 153 van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

Regel 153 Bescherming van het beroepsgeheim

16. [De wijzigingen in de Franse taalversie van regel 153, eerste lid, hebben geen gevolgen voor de vertaling.]

17. De Engelse taalversie van regel 155, derde lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „3. Artikel 135, vierde lid, is van toepassing indien het verzoek tot omzetting bedoeld in artikel 135, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, niet voor het verstrijken van een termijn van twintig maanden na de datum van indiening of, indien beroep is gedaan op een recht van voorrang, na de voorrangsdatum, wordt verzonden.”

18. Regel 159, eerste lid, onderdeel d, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „d. betalen van de aanwijzingstaks, indien de termijn bedoeld in regel 39, eerste lid, eerder is verstreken;”

19. Regel 160 van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „1. Indien de vertaling van de internationale aanvrage of het verzoek om onderzoek niet tijdig wordt ingediend, of indien de indieningstaks, de taks voor het nieuwheidsonderzoek of de aanwijzingstaks niet tijdig wordt betaald, wordt de Europese octrooiaanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 2. Indien het Europees Octrooibureau vaststelt dat de aanvrage geacht wordt te zijn ingetrokken ingevolge het eerste lid, deelt het dit mede aan de aanvrager. Regel 112, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.”

20. Regel 163, tweede lid, van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „2. Indien een beroep op de voorrang van een eerdere aanvrage wordt gedaan en het dossiernummer van de eerdere aanvrage of een afschrift daarvan zoals voorzien in regel 52, eerste lid, en regel 53 binnen de termijn bedoeld in regel 159, eerste lid, niet is ingediend, verzoekt het Europees Octrooibureau de aanvrager dat nummer of afschrift binnen twee maanden te verstrekken. Regel 53, tweede lid, is van toepassing.”

Artikel 2

  • 1. De bepalingen van het Uitvoeringsreglement bedoeld in en gewijzigd bij artikel 1, punten 5 tot en met 8, 10 tot en met 17 en 20, van dit besluit treden in werking op 1 april 2009.

  • 2. De bepalingen van het Uitvoeringsreglement bedoeld in en gewijzigd bij artikel 1, punten 1 tot en met 4, 9, 18 en 19, van dit besluit treden in werking op 1 april 2009 en zijn van toepassing op Europese octrooiaanvragen ingediend op of na die datum, alsmede op internationale aanvragen die op of na die datum in de regionale fase komen.

    Dit besluit treedt in werking op 21 oktober 2008.

GEDAAN te München, 21 oktober 2008

Voor de Raad van Bestuur De Voorzitter (w.g.) Roland GROSSENBACHER


De vertaling van het Besluit van 25 maart 2009 (CA/D 2/09) tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag, luidt als volgt:


Besluit van de Raad van Bestuur van 25 maart 2009 tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag (CA/D 2/09)

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,

Overwegende dat wijziging van de regels 36, 57 en 135 van het EOV noodzakelijk en nuttig is in het licht van recente ontwikkelingen,

Gelet op het Europees Octrooiverdrag (EOV) en artikel 33, eerste lid, onderdeel c, in het bijzonder,

Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,

Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht,

Besluit het volgende:

Artikel 1

Het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

1. Regel 36, eerste en tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • „1. De aanvrager kan een afgesplitste aanvrage met betrekking tot iedere aanhangige eerdere Europese octrooiaanvrage indienen, mits:

    • a. de afgesplitste aanvrage wordt ingediend voor het verstrijken van een termijn van vierentwintig maanden na de eerste mededeling van de onderzoeksafdeling ter zake van de eerste aanvrage waarvoor een mededeling is gedaan, of

    • b. de afgesplitste aanvrage wordt ingediend voor het verstrijken van een termijn van vierentwintig maanden na een mededeling waarin de onderzoeksafdeling bezwaar heeft gemaakt dat de eerdere aanvrage niet voldoet aan de vereisten van artikel 82, mits zij dat specifieke bezwaar voor de eerste maal heeft gemaakt.

  • 2. Een afgesplitste aanvrage wordt in de procestaal van de eerdere aanvrage ingediend. Indien de eerdere aanvrage niet in een officiële taal van het Europees Octrooibureau was gesteld, kan de afgesplitste aanvrage in de taal van de eerdere aanvrage worden ingediend; een vertaling in de procestaal van de eerdere aanvrage wordt vervolgens binnen twee maanden na de indiening van de afgesplitste aanvrage ingediend. De afgesplitste aanvrage wordt bij het Europees Octrooibureau te München, Den Haag of Berlijn ingediend.”

2. Regel 57, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:

  • „a. tijdig een ingevolge artikel 14, tweede lid, regel 36, tweede lid, tweede volzin, of regel 40, derde lid, tweede volzin, vereiste vertaling van de aanvrage is ingediend;”

3. Regel 135, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • „2. Verdere behandeling is uitgesloten ter zake van de termijnen bedoeld in artikel 121, vierde lid, en de termijnen bedoeld in regel 6, eerste lid, regel 16, eerste lid, onderdeel a, regel 31, tweede lid, regel 36, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, regel 40, derde lid, regel 51, tweede tot en met vijfde lid, regel 52, tweede en derde lid, regels 55, 56, 58, 59, 64 en regel 112, tweede lid.”

Artikel 2

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2010.

  • 2. Regel 36, eerste en tweede lid, zoals gewijzigd bij dit besluit, is van toepassing op afgesplitste aanvragen ingediend op of na die datum.

Artikel 3

De volgende overgangsbepalingen zijn van toepassing op de gewijzigde bepalingen. Indien de termijnen voorzien in de gewijzigde regel 36, eerste lid, van het EOV zijn verstreken voor 1 april 2010, kan binnen zes weken na die datum nog een afgesplitste aanvrage worden ingediend. Indien zij op 1 april 2010 nog niet verstreken zijn, blijven zij nog ten minste zes maanden van kracht. De gewijzigde regel 135, tweede lid, van het EOV is van toepassing op deze overgangsperiodes.

GEDAAN te München, 25 maart 2009

Voor de Raad van Bestuur De Voorzitter (w.g.) Benoît BATTISTELLI


De vertaling van het Besluit van 25 maart 2009 (CA/D 3/09) tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag, luidt als volgt:


Besluit van de Raad van Bestuur van 25 maart 2009 tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag (CA/D 3/09)

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,

Gelet op het Europees Octrooiverdrag (EOV) en artikel 33, eerste lid, onderdeel c, in het bijzonder,

Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,

Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht,

Voorts gelet op artikel 1, punt 3, van besluit CA/D 2/09 ter zake van afgesplitste aanvragen,

Besluit het volgende:

Artikel 1

Het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

1. De volgende nieuwe regel 62a wordt ingevoegd in deel IV, hoofdstuk II:

„Regel 62a Aanvragen met meerdere onafhankelijke conclusies
  • 1. Indien het Europees Octrooibureau oordeelt dat de ingediende conclusies niet voldoen aan regel 43, tweede lid, verzoekt het de aanvrager binnen een termijn van twee maanden de conclusies aan te geven die voldoen aan regel 43, tweede lid, op basis waarvan het nieuwheidsonderzoek dient te worden verricht. Indien de aanvrager nalaat dit tijdig aan te geven, wordt het nieuwheidsonderzoek uitgevoerd op basis van de eerste conclusie van elke categorie.

  • 2. De onderzoeksafdeling verzoekt de aanvrager de conclusies tot het onderzochte onderwerp te beperken, tenzij zij vaststelt dat het bezwaar bedoeld in het eerste lid ongegrond was.”

2. Regel 63 wordt als volgt gewijzigd:

„Regel 63 Onvolledig nieuwheidsonderzoek
  • 1. Indien het Europees Octrooibureau van oordeel is dat de Europese octrooiaanvrage dermate weinig aan de bepalingen van het Verdrag voldoet, dat het onmogelijk is op basis van alle of een deel van de onderwerpen waarvoor bescherming wordt gevraagd een zinvol onderzoek naar de stand van de techniek uit te voeren, verzoekt het de aanvrager binnen een termijn van twee maanden een verklaring in te dienen waarin het te onderzoeken onderwerp uiteen wordt gezet.

  • 2. Indien de verklaring bedoeld in het eerste lid niet tijdig wordt ingediend, of niet toereikend is om het in het eerste lid bedoelde geconstateerde gebrek op te heffen, geeft het Europees Octrooibureau een met redenen omklede verklaring af, dat de Europese octrooiaanvrage dermate weinig aan de bepalingen van het Verdrag voldoet, dat het onmogelijk is op basis van alle of een deel van de onderwerpen waarvoor bescherming wordt gevraagd een zinvol onderzoek naar de stand van de techniek in te stellen, of stelt het Europees Octrooibureau, voor zover mogelijk, een gedeeltelijk verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek op. De met redenen omklede verklaring of het gedeeltelijke verslag worden voor de verdere procedure beschouwd als het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek.

  • 3. Indien een gedeeltelijk verslag van het nieuwheidsonderzoek is opgesteld, verzoekt de onderzoeksafdeling de aanvrager de conclusies te beperken tot het onderzochte onderwerp, tenzij zij vaststelt dat het bezwaar bedoeld in het eerste lid ongegrond was.”

3. Regel 64, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • „1. Indien het Europees Octrooibureau van oordeel is dat de Europese octrooiaanvrage niet voldoet aan het vereiste van eenheid van uitvinding, stelt het een gedeeltelijk verslag van het nieuwheidsonderzoek op voor die delen van de aanvrage die betrekking hebben op de uitvinding, of op de groep van uitvindingen in de zin van artikel 82, die als eerste in de conclusies staat vermeld. Het deelt de aanvrager mede dat, indien het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek de andere uitvindingen dient te bestrijken, voor elke betrokken uitvinding binnen een termijn van twee maanden een volgende taks voor het nieuwheidsonderzoek dient te worden betaald. Het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek wordt voor de delen van de octrooiaanvrage opgesteld die betrekking hebben op de uitvindingen waarvoor taksen voor het nieuwheidsonderzoek zijn betaald.”

4. Regel 69 wordt als volgt gewijzigd:

„Regel 69 Mededelingen betreffende de publicatie
  • 1. Het Europees Octrooibureau deelt de aanvrager de datum mede waarop in het Europees Octrooiblad melding wordt gemaakt van de publicatie van het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek en vestigt daarbij de aandacht van de aanvrager op regel 70, eerste lid, artikel 94, tweede lid, en regel 70a, eerste lid.

  • 2. Indien in de mededeling bedoeld in het eerste lid een latere datum van publicatie dan de daadwerkelijke datum van publicatie wordt vermeld, is die latere datum voor de termijnen bedoeld in regel 70, eerste lid, en regel 70a, eerste lid, bepalend, tenzij hier duidelijk sprake is van een fout.”

5. De volgende nieuwe regel 70a wordt ingevoegd in deel IV, hoofdstuk IV:

„Regel 70a Reactie op het uitgebreide verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek
  • 1. In de opinie die het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek vergezelt, stelt het Europees Octrooibureau de aanvrager in de gelegenheid te reageren op het uitgebreide verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek en verzoekt hem, in voorkomend geval, binnen de in regel 70, eerste lid, bedoelde termijn de gebreken genoemd in de opinie die het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek vergezelt, op te heffen en de beschrijving, conclusies en tekeningen te wijzigen.

  • 2. In het geval bedoeld in regel 70, tweede lid, of indien naar aanleiding van een Euro-PCT-aanvrage een aanvullend verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek is opgesteld, stelt het Europees Octrooibureau de aanvrager in de gelegenheid te reageren op het uitgebreide verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek en verzoekt hem, in voorkomend geval, binnen de termijn waarbinnen hij moet aangeven of hij de aanvrage wenst voort te zetten de eventuele gebreken genoemd in de opinie die het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek vergezelt, op te heffen en de beschrijving, conclusies en tekeningen te wijzigen.

  • 3. Indien de aanvrager geen gehoor geeft aan of niet reageert op de verzoeken overeenkomstig het eerste of tweede lid, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken.”

6. Regel 135, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • „2. Verdere behandeling is uitgesloten ter zake van de termijnen bedoeld in artikel 121, vierde lid, en de termijnen bedoeld in regel 6, eerste lid, regel 16, eerste lid, onderdeel a, regel 31, tweede lid, regel 36, eerste lid, onderdelen a en b, en tweede lid, regel 40, derde lid, regel 51, tweede tot en met vijfde lid, regel 52, tweede en derde lid, regels 55, 56, 58, 59, 62a, 63, 64 en regel 112, tweede lid.”

7. Regel 137 wordt als volgt gewijzigd:

„Regel 137 Wijziging van de Europese octrooiaanvrage
  • 1. De aanvrager kan de beschrijving, de conclusies of de tekeningen van een Europese octrooiaanvrage niet wijzigen voordat hij het verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek heeft ontvangen, tenzij anders is bepaald.

  • 2. Tezamen met eventuele reacties, verbeteringen of wijzigingen naar aanleiding van mededelingen van het Europees Octrooibureau uit hoofde van regel 70a, eerste of tweede lid, of regel 161, eerste lid, kan de aanvrager uit eigen beweging de beschrijving, de conclusies en de tekeningen wijzigen.

  • 3. Voor verdere wijzigingen is de toestemming van de onderzoeksafdeling vereist.

  • 4. Bij het indienen van de wijzigingen bedoeld in het eerste tot en met derde lid, benoemt de aanvrager deze en vermeldt de basis ervoor in de aanvrage zoals oorspronkelijk ingediend. Indien de onderzoeksafdeling vaststelt dat niet aan deze eisen is voldaan, kan zij verzoeken om dit gebrek binnen een termijn van een maand op te heffen.

  • 5. Gewijzigde conclusies mogen geen betrekking hebben op niet-onderzochte onderwerpen die niet met de uitvinding of groep van uitvindingen waarop de conclusies oorspronkelijk betrekking hadden zodanig onderling zijn verbonden, dat ze op een enkele algemene uitvindingsgedachte berusten. Evenmin mogen zij betrekking hebben op niet-onderzochte onderwerpen in overeenstemming met regel 62a of regel 63.”

8. Regel 161 wordt als volgt gewijzigd:

„Regel 161 Wijziging van de aanvrage
  • 1. Indien het Europees Octrooibureau is opgetreden als Instantie voor het Internationaal Nieuwheidsonderzoek en indien een verzoek uit hoofde van artikel 31 PCT is ingediend, tevens als Instantie voor Internationale Voorlopige Beoordeling voor een Euro-PCT-aanvrage, stelt het de aanvrager in de gelegenheid te reageren op de schriftelijke opinie van de Instantie voor Internationaal Nieuwheidsonderzoek of op het verslag van de internationale voorlopige beoordeling, en verzoekt hem, indien van toepassing, eventuele in de schriftelijke opinie of in het verslag van de internationale voorlopige beoordeling geconstateerde gebreken op te heffen en de beschrijving, conclusies en tekeningen binnen een termijn van een maand na de datum van de dienovereenkomstige mededeling te wijzigen. Indien de aanvrager geen gehoor geeft aan of niet reageert op de verzoeken overeenkomstig de eerste volzin, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 2. Indien het Europees Octrooibureau een aanvullend verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek inzake een Euro-PCT-aanvrage opstelt, kan de aanvrage eenmaal binnen een termijn van een maand na de desbetreffende mededeling aan de aanvrager worden gewijzigd. De gewijzigde aanvrage dient als basis voor het aanvullend Europees nieuwheidsonderzoek.”

Artikel 2

  • 1. De bepalingen genoemd in artikel 1 van dit besluit treden in werking op 1 april 2010.

  • 2. De nieuwe regel 62a, regel 63 zoals gewijzigd bij artikel 1, tweede lid, van dit besluit, de nieuwe regel 70a en regel 137 zoals gewijzigd bij artikel 1, zevende lid, van dit besluit, zijn van toepassing op Europese octrooiaanvragen waarvoor op of na 1 april 2010 een verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek of van het aanvullend Europees nieuwheidsonderzoek is opgesteld.

  • 3. Regel 161 zoals gewijzigd bij artikel 1, achtste lid, van dit besluit is van toepassing op Europese octrooiaanvragen indien er voor 1 april 2010 geen mededeling uit hoofde van de huidige regel 161 is gedaan.

GEDAAN te München, 25 maart 2009

Voor de Raad van Bestuur De Voorzitter (w.g.) Benoît BATTISTELLI


De vertaling van het Besluit van 27 oktober 2009 (CA/D 20/09) tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag, luidt als volgt:


Besluit van de Raad van Bestuur van 27 oktober 2009 tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag (CA/D 20/09)

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,

Gelet op het Europees Octrooiverdrag (EOV) en artikel 33, eerste lid, onderdeel c, in het bijzonder,

Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,

Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht,

Besluit het volgende:

Artikel 1

Het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

1. Regel 161 van het EOV, zoals aangenomen tijdens de 117e zitting van de Raad van Bestuur (CA/D 3/09), wordt als volgt gewijzigd:

„Regel 161 Wijziging van de aanvrage
  • 1. Indien het Europees Octrooibureau is opgetreden als Instantie voor Internationaal Nieuwheidsonderzoek en indien een verzoek uit hoofde van artikel 31 PCT is ingediend, tevens als Instantie voor Internationale Voorlopige Beoordeling voor een Euro-PCT-aanvrage, stelt het de aanvrager in de gelegenheid te reageren op de schriftelijke opinie van de Instantie voor Internationaal Nieuwheidsonderzoek of op het verslag van de internationale voorlopige beoordeling, en verzoekt hem, indien van toepassing, eventuele in de schriftelijke opinie of in het verslag van de internationale voorlopige beoordeling geconstateerde gebreken op te heffen en de beschrijving, conclusies en tekeningen binnen een termijn van een maand na de datum van de dienovereenkomstige mededeling te wijzigen. Indien het Europees Octrooibureau een verslag van een aanvullend internationaal nieuwheidsonderzoek heeft opgesteld, wordt een verzoek in overeenstemming met de eerste volzin gedaan ter zake van de toelichtingen verstrekt in overeenstemming met regel 45a, zevende lid, onderdeel e PCT. Indien de aanvrager geen gehoor geeft aan of niet reageert op een verzoek overeenkomstig de eerste of tweede volzin, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 2. Indien het Europees Octrooibureau een aanvullend verslag van een Europees nieuwheidsonderzoek inzake een Euro-PCT-aanvrage opstelt, kan de aanvrage eenmaal binnen een termijn van een maand na de desbetreffende mededeling aan de aanvrager worden gewijzigd. De gewijzigde aanvrage dient als basis voor het aanvullend Europees nieuwheidsonderzoek.”

2. Regel 164 van het EOV wordt als volgt gewijzigd:

„Regel 164 Onderzoek van eenheid door het Europees Octrooibureau
  • 1. Indien het Europees Octrooibureau van mening is dat de stukken van de aanvrage, die als basis voor het aanvullend Europees nieuwheidsonderzoek moeten dienen, niet voldoen aan de vereisten van eenheid van uitvinding, wordt een aanvullend verslag van het nieuwheidsonderzoek opgesteld voor die delen van de aanvrage die betrekking hebben op de uitvinding of de groep van uitvindingen in de zin van artikel 82, die als eerste in de conclusies wordt genoemd.

  • 2. Indien de onderzoeksafdeling vaststelt dat de stukken van de aanvrage, die als basis voor de procedure voor het verlenen van het Europese octrooi moeten dienen, niet voldoen aan de vereisten van eenheid van uitvinding of indien bescherming wordt gevraagd voor een uitvinding waarop het verslag van het internationaal nieuwheidsonderzoek of, naargelang van het geval, het verslag van het aanvullend internationale nieuwheidsonderzoek of het aanvullend verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek geen betrekking heeft, wordt de aanvrager verzocht de aanvrage te beperken tot een uitvinding waarop het verslag van het internationaal nieuwheidsonderzoek, het verslag van het aanvullend internationaal nieuwheidsonderzoek of het aanvullend verslag van het Europees nieuwheidsonderzoek betrekking heeft.”

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 1 april 2010.

GEDAAN te München, 27 oktober 2009

Voor de Raad van Bestuur De Voorzitter (w.g.) Alberto CASADO CERVIÑO


De vertaling van het Besluit van 28 oktober 2009 (CA/D 18/09) tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag, luidt als volgt:


Besluit van de Raad van Bestuur van 28 oktober 2009 tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag (CA/D 18/09)

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,

Gelet op het Europees Octrooiverdrag (EOV) en artikel 33, eerste lid, onderdeel c, in het bijzonder,

Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,

Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht,

Besluit het volgende:

Artikel 1

Het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

1. Regel 141 wordt als volgt gewijzigd:

„Regel 141 Inlichtingen over de stand van de techniek
  • 1. Een aanvrager die beroep doet op een recht van voorrang in de zin van artikel 87, dient een afschrift in van de uitkomsten van elk nieuwheidsonderzoek verricht door de instantie waar de eerdere aanvrage is ingediend tezamen met de Europese octrooiaanvrage, in het geval van een Euro-PCT-aanvrage zodra deze in de Europese fase komt, of onverwijld nadat deze uitkomsten hem ter beschikking zijn gesteld.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde afschrift wordt geacht naar behoren te zijn ingediend, indien het beschikbaar is voor het Europees Octrooibureau en kan worden toegevoegd aan het dossier van de Europese octrooiaanvrage overeenkomstig de door de President van het Europees Octrooibureau vastgestelde voorwaarden.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid, kan het Europees Octrooibureau de aanvrager uitnodigen binnen een termijn van twee maanden inlichtingen te verstrekken over de stand van de techniek in de zin van artikel 124, eerste lid.”

2. De volgende nieuwe regel 70b wordt ingevoegd in deel IV, hoofdstuk IV:

„Regel 70b Verzoek om een afschrift van de uitkomsten van het nieuwheidsonderzoek
  • 1. Indien het Europees Octrooibureau, op het tijdstip waarop de onderzoeksafdeling de verantwoordelijkheid overneemt, vaststelt dat de aanvrager een afschrift bedoeld in regel 141, eerste lid, niet heeft ingediend of geacht wordt niet naar behoren overeenkomstig regel 141, tweede lid, te hebben ingediend, verzoekt het de aanvrager binnen een termijn van twee maanden het afschrift of een verklaring dat hij niet beschikt over de uitkomsten van het onderzoek bedoeld in regel 141, eerste lid, in te dienen.

  • 2. Indien de aanvrager niet tijdig gevolg geeft aan het verzoek overeenkomstig het eerste lid, wordt de Europese octrooiaanvrage geacht te zijn ingetrokken.”

Artikel 2

  • 1. De bepalingen genoemd in artikel 1 van dit besluit treden in werking op 1 januari 2011.

  • 2. Regel 141 zoals gewijzigd bij artikel 1, eerste lid, van dit besluit en de nieuwe regel 70b zoals ingevoegd bij dit besluit zijn van toepassing op Europese octrooiaanvragen en internationale aanvragen ingediend op of na die datum.

GEDAAN te München, 28 oktober 2009

Voor de Raad van Bestuur De Voorzitter (w.g.) Alberto CASADO CERVIÑO


De vertaling van het Besluit van 26 oktober 2010 (CA/D 12/10) tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag, luidt als volgt:


Besluit van de Raad van Bestuur van 26 oktober 2010 tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag (CA/D 12/10)

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,

Gelet op het Europees Octrooiverdrag (hierna te noemen „EOV”) en artikel 33, eerste lid, onderdeel c, in het bijzonder,

Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,

Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht en van de Commissie voor de begroting en de financiën,

Besluit het volgende:

Artikel 1

1. Regel 161 van het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

„Regel 161 Wijziging van de aanvrage
  • 1. Indien het Europees Octrooibureau is opgetreden als Instantie voor Internationaal Nieuwheidsonderzoek en indien een verzoek uit hoofde van artikel 31 PCT is ingediend, tevens als Instantie voor Internationale Voorlopige Beoordeling voor een Euro-PCT-aanvrage, stelt het de aanvrager in de gelegenheid te reageren op de schriftelijke opinie van de Instantie voor Internationaal Nieuwheidsonderzoek of op het verslag van de internationale voorlopige beoordeling, en verzoekt hem, indien van toepassing, eventuele in de schriftelijke opinie of in het verslag van de internationale voorlopige beoordeling geconstateerde gebreken op te heffen en de beschrijving, conclusies en tekeningen binnen een termijn van zes maanden na de datum van de dienovereenkomstige mededeling te wijzigen. Indien het Europees Octrooibureau een verslag van een aanvullend internationaal nieuwheidsonderzoek heeft opgesteld, wordt een verzoek in overeenstemming met de eerste volzin gedaan ter zake van de toelichtingen verstrekt in overeenstemming met regel 45a, zevende lid, onderdeel e PCT. Indien de aanvrager geen gehoor geeft aan of niet reageert op een verzoek overeenkomstig de eerste of tweede volzin, wordt de aanvrage geacht te zijn ingetrokken.

  • 2. Indien het Europees Octrooibureau een aanvullend verslag van een Europees nieuwheidsonderzoek inzake een Euro-PCT-aanvrage opstelt, kan de aanvrage eenmaal binnen een termijn van zes maanden na de desbetreffende mededeling aan de aanvrager worden gewijzigd. De gewijzigde aanvrage dient als basis voor het aanvullend Europees nieuwheidsonderzoek.”

2. Regel 162 van het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

„Regel 162 Conclusies waarvoor taksen dienen te worden betaald
  • 1. Indien de stukken van de aanvrage waarop de Europese verleningsprocedure dient te worden gebaseerd meer dan vijftien conclusies bevatten, dient binnen de termijn bedoeld in regel 159, eerste lid, voor de zestiende en iedere daaropvolgende conclusie een conclusietaks te worden betaald zoals vervat in het Taksenreglement.

  • 2. Indien de conclusietaksen niet tijdig zijn voldaan, kunnen zij alsnog worden betaald binnen zes maanden na de mededeling dat de voorgeschreven termijn niet in acht is genomen. Indien binnen deze termijn gewijzigde conclusies worden ingediend, worden de verschuldigde conclusietaksen berekend op basis van deze gewijzigde conclusies.

  • 3. Binnen de termijn bedoeld in het eerste lid betaalde conclusietaksen boven de overeenkomstig het tweede lid, tweede volzin, verschuldigde taksen worden terugbetaald.

  • 4. Indien een conclusietaks niet tijdig is betaald, wordt de desbetreffende conclusie geacht te zijn ingetrokken.”

Artikel 2

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2011.

  • 2. De regels 161 en 162 van het EOV, zoals gewijzigd bij artikel 1 van dit besluit, zijn van toepassing op Euro-PCT-aanvragen ter zake waarvan op 1 mei 2011 geen mededeling uit hoofde van de huidige regels 161 en 162 van het EOV is gedaan.

GEDAAN te Den Haag, 26 oktober 2010

Voor de Raad van Bestuur De Voorzitter (w.g.) Jesper KONGSTAD


De vertaling van het Besluit van 26 oktober 2010 (CA/D 16/10) tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag, luidt als volgt:


Besluit van de Raad van Bestuur van 26 oktober 2010 tot wijziging van regel 36 van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag (CA/D 16/10)

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,

Gelet op het Europees Octrooiverdrag (hierna te noemen „EOV”) en artikel 33, eerste lid, onderdeel c, in het bijzonder,

Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,

Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht,

Besluit het volgende:

Artikel 1

1. Regel 36, eerste lid, van het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „1. De aanvrager kan een afgesplitste aanvrage met betrekking tot iedere aanhangige eerdere Europese octrooiaanvrage indienen, mits:

    • a. de afgesplitste aanvrage wordt ingediend voor het verstrijken van een termijn van vierentwintig maanden na de eerste mededeling van de onderzoeksafdeling overeenkomstig artikel 94, derde lid, en regel 71, eerste en tweede lid, of regel 71, derde lid, ter zake van de eerste aanvrage waarvoor een mededeling is gedaan, of

    • b. de afgesplitste aanvrage wordt ingediend voor het verstrijken van een termijn van vierentwintig maanden na een mededeling waarin de onderzoeksafdeling bezwaar heeft gemaakt dat de eerdere aanvrage niet voldoet aan de vereisten van artikel 82, mits zij dat specifieke bezwaar voor de eerste maal heeft gemaakt.”

Artikel 2

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 26 oktober 2010.

  • 2. Onverminderd artikel 3 van besluit CA/D 2/09 van de Raad van Bestuur, is regel 36, eerste lid, zoals gewijzigd bij artikel 1 van dit besluit, van toepassing op afgesplitste aanvragen ingediend op of na 1 april 2010.

Gedaan te Den Haag, 26 oktober 2010

Voor de Raad van Bestuur De Voorzitter (w.g.) Jesper KONGSTAD


De vertaling van het Besluit van 26 oktober 2010 (CA/D 2/10) tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag, luidt als volgt:


Besluit van de Raad van Bestuur van 26 oktober 2010 tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag en het Taksenreglement (CA/D 2/10)

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,

Gelet op het Europees Octrooiverdrag (hierna te noemen „EOV”) en artikel 33, eerste lid, onderdeel c, en tweede lid, onderdeel d, in het bijzonder,

Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,

Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht en van de Commissie voor de begroting en de financiën,

Besluit het volgende:

Artikel 1

1. Regel 71 van het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

Het derde tot en met het elfde lid worden vervangen door het volgende derde tot en met zevende lid:

  • „3. Alvorens te beslissen tot verlening van het Europees octrooi, deelt de onderzoeksafdeling de aanvrager mede op welke tekst zij voornemens is het Europees octrooi te verlenen alsmede de desbetreffende bibliografische gegevens. In deze mededeling verzoekt de onderzoeksafdeling de aanvrager binnen een termijn van vier maanden de taksen voor verlening en publicatie te betalen alsmede een vertaling van de conclusies in de twee officiële talen van het Europees Octrooibureau die niet de procestaal zijn, in te dienen.

  • 4. Indien de tekst waarop de onderzoeksafdeling voornemens is het Europees octrooi te verlenen meer dan vijftien conclusies bevat, verzoekt de onderzoeksafdeling de aanvrager voor de zestiende en iedere daaropvolgende conclusie conclusietaksen te betalen binnen de termijn voorzien in het derde lid, tenzij de genoemde taksen reeds ingevolge regel 45 of regel 162 zijn betaald.

  • 5. Indien de aanvrager binnen de in het derde lid vervatte termijn de taksen bedoeld in het derde lid, en, indien van toepassing, het vierde lid betaalt en de vertalingen bedoeld in het derde lid indient, wordt hij geacht te hebben ingestemd met de tekst die hem overeenkomstig het derde lid is toegezonden en dat hij de bibliografische gegevens heeft gecontroleerd.

  • 6. Indien de aanvrager binnen de in het derde lid vervatte termijn met redenen omkleed verzoekt om wijzigingen of verbeteringen in de toegezonden tekst of de laatste door hem ingediende tekst wenst te handhaven, zendt de onderzoeksafdeling een nieuwe mededeling overeenkomstig het derde lid indien zij ermee instemt; in het andere geval wordt de onderzoekprocedure hervat.

  • 7. Indien de taks voor de verlening en publicatie of de conclusietaksen niet tijdig zijn betaald of indien de vertalingen niet tijdig zijn ingediend, wordt de Europese octrooiaanvrage geacht te zijn ingetrokken.”

2. De volgende nieuwe regel 71a wordt ingevoegd in deel IV, hoofdstuk IV:

„Regel 71a Afronding van de verleningsprocedure
  • 1. De beslissing tot verlening van het Europees octrooi wordt genomen, zodra alle taksen zijn betaald, een vertaling van de conclusies in de twee officiële talen van het Europees Octrooibureau die niet de procestaal zijn, is ingediend en er overeenstemming is op welke tekstversie het octrooi wordt verleend. Het vermeldt welke tekst van de Europese octrooiaanvrage de basis vormt voor de beslissing.

  • 2. Tot de beslissing tot verlening van het Europese octrooi kan de onderzoeksafdeling de onderzoekprocedure te allen tijde hervatten.

  • 3. Indien de aanwijzingstaks na de mededeling bedoeld in regel 71, derde lid, is verschuldigd, wordt de vermelding van de verlening van het Europees octrooi pas gepubliceerd nadat de aanwijzingstaks is betaald. De aanvrager wordt daarvan in kennis gesteld.

  • 4. Indien een jaartaks na de mededeling bedoeld in regel 71, derde lid, en voor de eerstvolgende mogelijke datum van publicatie van de verlening van het Europees octrooi is verschuldigd, wordt de vermelding pas gepubliceerd nadat de jaartaks is betaald. De aanvrager wordt daarvan in kennis gesteld.

  • 5. Indien de aanvrager, naar aanleiding van een verzoek overeenkomstig regel 71, derde lid, de taks voor verlening en publicatie of de conclusietaksen reeds heeft betaald, wordt het betaalde bedrag in mindering gebracht indien een dergelijk verzoek opnieuw wordt gedaan.

  • 6. Indien de Europese octrooiaanvrage wordt afgewezen, ingetrokken voorafgaand aan de kennisgeving van de beslissing tot verlening van een Europees octrooi of op dat tijdstip wordt geacht te zijn ingetrokken, wordt de taks voor verlening en publicatie terugbetaald.”

Artikel 2

1. Regel 82, tweede lid, van het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „2. Indien een partij niet instemt met de door de oppositieafdeling medegedeelde tekst, kan het onderzoek van de oppositie worden voortgezet. In het tegengestelde geval verzoekt de oppositieafdeling na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn, de houder van het octrooi binnen een termijn van drie maanden de voorgeschreven taks te betalen en een vertaling van de gewijzigde conclusies in de officiële talen van het Europees Octrooibureau die niet de procestaal zijn, in te dienen.”

2. Regel 95, derde lid, van het Uitvoeringsreglement bij het EOV wordt als volgt gewijzigd:

  • „3. Indien een verzoek om beperking ingevolge het tweede lid kan worden ingewilligd, deelt de onderzoeksafdeling dit mede aan de verzoeker en nodigt hem uit binnen een termijn van drie maanden de voorgeschreven taks te betalen en een vertaling van de gewijzigde conclusies in de officiële talen van het Europees Octrooibureau die niet de procestaal zijn, in te dienen; regel 82, derde lid, eerste volzin, is van overeenkomstige toepassing. Indien de verzoeker deze handelingen tijdig verricht, beperkt de onderzoeksafdeling het octrooi.”

Artikel 3

Artikel 2, eerste lid, punt 15, van het Taksenreglement wordt als volgt gewijzigd:

„Conclusietaks (regel 45, eerste lid, regel 71, vierde lid, en regel 162, eerste lid) ter zake van een aanvrage ingediend op of na 1 april 2009

voor de 16e en elke daaropvolgende conclusie tot en met de 50e

210

voor de 51e en elke daaropvolgende conclusie

525”

Artikel 4

  • 1. De bepalingen genoemd in de artikelen 1, 2 en 3 van dit besluit treden in werking op 1 april 2012.

  • 2. Regel 71 van het EOV zoals gewijzigd en regel 71a van het EOV, zoals gewijzigd bij artikel 1 van dit besluit, alsmede artikel 2 van het Taksenreglement zoals gewijzigd bij artikel 3 van dit besluit, zijn van toepassing op Europese octrooiaanvragen ter zake waarvan een mededeling ingevolge de huidige regel 71, derde lid, van het EOV nog niet is verzonden op de datum van inwerkingtreding van deze bepalingen.

GEDAAN te Den Haag, 26 oktober 2010

Voor de Raad van Bestuur De Voorzitter (w.g.) Jesper KONGSTAD


De vertaling van het Besluit van 27 juni 2012 (CA/D 7/12) tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag, luidt als volgt:


Besluit van de Raad van Bestuur van 27 juni 2012 tot wijziging van regel 53 van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag (CA/D 7/12)

De Raad van Bestuur van de Europese Octrooiorganisatie,

Gelet op het Europees Octrooiverdrag en artikel 33, eerste lid, onderdeel c, in het bijzonder,

Op voorstel van de President van het Europees Octrooibureau,

Gelet op het advies van de Commissie Octrooirecht,

Besluit het volgende:

Artikel 1

1. Regel 53 van het Uitvoeringsreglement bij het Europees Octrooiverdrag wordt als volgt gewijzigd:

Het derde lid luidt als volgt:

  • „3. Indien de eerdere aanvrage niet in een officiële taal van het Europees Octrooibureau is gesteld en de geldigheid van het beroep op voorrang van belang is voor het vaststellen van de octrooieerbaarheid van de betreffende uitvinding, verzoekt het Europees Octrooibureau de aanvrager of de houder van het Europees octrooi binnen een te stellen termijn een vertaling van die aanvrage in een van de officiële talen in te dienen. In plaats van de vertaling kan een verklaring dat de Europese octrooiaanvrage een volledige vertaling is van de eerdere aanvrage worden overgelegd. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing. Indien de verzochte vertaling van een eerdere aanvrage niet op tijd wordt ingediend, vervalt het recht van voorrang voor de Europese octrooiaanvrage of voor het Europees octrooi ter zake van die aanvrage. De aanvrager of houder van het Europees octrooi wordt daarvan in kennis gesteld.”

Artikel 2

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2013.

  • 2. Regel 53 van het Europees Octrooiverdrag, zoals gewijzigd bij artikel 1 van dit besluit, is van toepassing op Europese en Euro-PCT-aanvragen alsmede op Europese octrooien ter zake waarvan op de datum van inwerkingtreding van de gewijzigde bepaling nog geen verzoek uit hoofde van regel 53, derde lid, van het Europees Octrooiverdrag is gedaan.

GEDAAN te München op 27 juni 2012

Voor de Raad van Bestuur De Voorzitter (w.g.) Jesper KONGSTAD


D. PARLEMENT

Zie Trb. 1977, 144, Trb. 2007, 130 en voor de Akte van herziening van artikel 63 van 17 december 1991 Trb. 1994, 47.

E. PARTIJGEGEVENS

Verdrag

Zie Trb. 1967, 101, rubriek H van Trb. 1977, 144, rubriek F van Trb. 1987, 175 en laatstelijk Trb. 2012, 1.


Akte van herziening van artikel 63 van 17 december 1991

Zie rubriek J van Trb. 1992, 47 en laatstelijk Trb. 2012, 1.

F. VOORLOPIGE TOEPASSING

Zie Trb. 2007, 130 en voor een correctie Trb. 2007, 232.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1977, 144 en voor de Akte van 1991 zie Trb. 1995, 198. Voor Verdrag en Akte van 1991 zie Trb. 2007, 130, voor een correctie Trb. 2007, 232 en Trb. 2012, 1.


Het Besluit CA/D 7/12 van 27 juni 2012 tot wijziging van het Uitvoeringsreglement bij het Verdrag is ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit op 1 april 2013 in werking getreden.

Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, geldt de wijziging voor Nederland (het Europese en het Caribische deel), Curaçao en Sint Maarten.

J. VERWIJZINGEN

Zie voor verwijzingen en overige verdraggegevens Trb. 1975, 108, Trb. 1978, 91, Trb. 1979, 73, Trb. 1981, 213, Trb. 1985, 81, Trb. 1987, 175, Trb. 1995, 198, Trb. 2007, 130, Trb. 2007, 232 en Trb. 2012, 1.

Overige verwijzingen

Titel

:

Handvest van de Verenigde Naties;

San Francisco, 26 juni 1945

Laatste Trb.

:

Trb. 2012, 200

     

Titel

:

Statuut van het Internationaal Gerechtshof;

San Francisco, 26 juni 1945

Laatste Trb.

:

Trb. 2012, 128

     

Titel

:

Verdrag tot samenwerking inzake octrooien;

Washington, 19 juni 1970

Laatste Trb.

:

Trb. 2013, 39

     

Titel

:

Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht;

Brussel, 19 februari 2013

Tekst

:

Trb. 2013, 92

Uitgegeven de zesde augustus 2013.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. TIMMERMANS


X Noot
1)

De Duitse tekst van het Besluit is niet opgenomen.

Naar boven