Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2008, 187 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2008, 187 | Verdrag |
Protocol betreffende milieubescherming bij het Verdrag inzake Antarctica;
(met Aanhangsel en Bijlagen)
Madrid, 4 oktober 1991
De Engelse en de Franse tekst van het Protocol, het Aanhangsel en de Bijlagen I tot en met IV zijn geplaatst in Trb. 1992, 110.
Zie voor een aantal wijzigingen in de Franse tekst Trb. 1994, 222.
Zie voor een aantal correcties in de Engelse tekst Trb. 1998, 176.
Voor de Engelse en de Franse tekst van de op 17 oktober 1991 te Bonn tot stand gekomen Bijlage V zie rubriek J van Trb. 1994, 222.
Zie voor een correctie in de Engelse tekst van Bijlage V rubriek J van Trb. 1998, 176.
Voor de Engelse en de Franse tekst van de op 14 juni 2005 te Stockholm tot stand gekomen Bijlage VI zie Trb. 2005, 333.
Zie Trb. 1992, 110.
Zie voor de vertaling van Bijlage V Trb. 1992, 110 en Trb. 2005, 333.
De vertaling van Bijlage VI luidt als volgt:
Aansprakelijkheid voortvloeiend uit milieubedreigende noodsituaties
De Partijen,
Erkennend het belang van het voorkomen, tot een minimum beperken en beheersen van de gevolgen van milieubedreigende noodsituaties voor het Antarctisch milieu en de daarvan afhankelijke en daarmee samenhangende ecosystemen;
Herinnerend aan artikel 3 van het Protocol, met name dat activiteiten in het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is, zodanig gepland en uitgevoerd worden dat voorrang wordt verleend aan wetenschappelijk onderzoek en de waarde van Antarctica als gebied voor het verrichten van dergelijk onderzoek behouden blijft;
Herinnerend aan de in artikel 15 vervatte verplichting onverwijld doeltreffende bestrijdingsacties te ondernemen in milieubedreigende noodsituaties en rampenplannen op te stellen om ongevallen met mogelijke nadelige gevolgen voor het Antarctisch milieu of de daarvan afhankelijke en daarmee samenhangende ecosystemen te bestrijden;
Herinnerend aan artikel 16 van het Protocol uit hoofde waarvan de Partijen bij het Protocol zich overeenkomstig de doelstellingen van het Protocol voor de alomvattende bescherming van het Antarctisch milieu en de daarvan afhankelijke en daarmee samenhangende ecosystemen verbonden tot het uitwerken, in een of meer Bijlagen bij het Protocol, van regels en procedures betreffende de aansprakelijkheid voor schade ten gevolge van activiteiten die plaatsvinden in het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is en die onder het Protocol vallen;
Voorts gelet op Besluit 3 (2001) van de XXIVe Consultatieve Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica betreffende het opstellen van een Bijlage inzake aspecten betreffende aansprakelijkheid bij milieubedreigende noodsituaties als een stap in de richting van het instellen van een regeling voor aansprakelijkheid in overeenstemming met artikel 16 van het Protocol;
Gelet op artikel IV van het Verdrag inzake Antarctica en artikel 8 van het Protocol;
Zijn het volgende overeengekomen:
Deze Bijlage is van toepassing op milieubedreigende noodsituaties in het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is die betrekking hebben op programma’s voor wetenschappelijk onderzoek, toeristische activiteiten alsmede alle andere gouvernementele en niet-gouvernementele activiteiten ondernomen in het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is waarvan overeenkomstig artikel VII, vijfde lid, van het Verdrag inzake Antarctica vooraf kennisgeving dient te worden gedaan, met inbegrip van de bijbehorende logistieke ondersteuning. Maatregelen en plannen ter voorkoming en bestrijding van dergelijke noodsituaties zijn tevens in deze Bijlage opgenomen. Deze Bijlage is van toepassing op alle toeristenschepen die het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is binnenvaren. Deze Bijlage is tevens van toepassing op milieubedreigende noodsituaties in het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is die betrekking hebben op andere schepen en activiteiten, hetgeen in overeenstemming met artikel 13 kan worden bepaald.
Voor de toepassing van deze Bijlage wordt verstaan onder:
a. „Besluit” een Besluit aangenomen ingevolge het reglement van orde van de Consultatieve Vergaderingen van het Verdrag inzake Antarctica en zoals bedoeld in Besluit 1 (1995) van de XIXe Consultatieve Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica;
b. „Milieubedreigende noodsituatie” elk door een ongeval veroorzaakt voorval dat zich, na de inwerkingtreding van deze Bijlage, heeft voorgedaan en dat leidt tot, of op korte termijn dreigt te leiden tot, aanmerkelijke en schadelijke gevolgen voor het Antarctisch milieu;
c. „Exploitant” elke natuurlijke of rechtspersoon, hetzij gouvernementeel, hetzij niet-gouvernementeel, die activiteiten organiseert die in het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is worden uitgevoerd. Onder exploitant wordt niet verstaan een natuurlijke persoon die werknemer, aannemer, onderaannemer of vertegenwoordiger is van, of in dienst is van, een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, hetzij gouvernementeel, hetzij niet-gouvernementeel, die activiteiten organiseert die in het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is worden uitgevoerd, noch een rechtspersoon die als aannemer of onderaannemer optreedt namens een staatsexploitant;
d. „Exploitant van de Partij” een exploitant die, op het grondgebied van deze Partij, activiteiten organiseert die in het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is worden uitgevoerd, en:
i. voor deze activiteiten is toestemming vereist van deze Partij voor het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is; of
ii. deze activiteiten worden, in het geval van een Partij die geen formele toestemming verleent voor activiteiten in het gebied waarop het Verdrag inzake Antarctica van toepassing is, door deze Partij aan een vergelijkbare regulering onderworpen.
De begrippen „haar exploitant”, „Partij van de exploitant” en „Partij van deze exploitant” worden overeenkomstig deze begripsomschrijving uitgelegd;
e. „Redelijk”, in verband met preventieve maatregelen en bestrijdingsacties, maatregelen of acties die passend, praktisch uitvoerbaar en proportioneel zijn en gebaseerd op de beschikbaarheid van objectieve criteria en informatie, met inbegrip van:
i. risico’s voor het Antarctisch milieu en het tempo van het natuurlijke herstel aldaar;
ii. risico’s voor het leven en de veiligheid van de mens; en
iii. technologische en economische haalbaarheid;
f. „Bestrijdingsacties” redelijke maatregelen die genomen worden na het ontstaan van een milieubedreigende noodsituatie met als doel het voorkomen, tot een minimum beperken of beheersen van de gevolgen van die milieubedreigende noodsituatie, waaronder schoonmaakwerkzaamheden in daartoe geëigende omstandigheden begrepen kunnen worden, met inbegrip van het vaststellen van de omvang van de noodsituatie en de gevolgen ervan;
g. „De Partijen”, de Staten waarvoor deze Bijlage van kracht is geworden overeenkomstig artikel 9 van het Protocol.
1. Elke Partij verplicht haar exploitanten redelijke preventieve maatregelen te treffen die erop gericht zijn het risico van milieubedreigende noodsituaties en de mogelijke nadelige gevolgen daarvan te verminderen.
2. Preventieve maatregelen kunnen de volgende vorm aannemen:
a. speciale constructies of uitrusting, die deel uitmaken van het ontwerp en de bouw van faciliteiten en transportmiddelen;
b. speciale procedures, die deel uitmaken van de exploitatie of het onderhoud van faciliteiten en transportmiddelen; en
c. speciale training voor het personeel.
1. Elke Partij verplicht haar exploitanten:
a. rampenplannen op te stellen om ongevallen met mogelijke nadelige gevolgen voor het Antarctisch milieu en de daarvan afhankelijke en daarmee samenhangende ecosystemen te bestrijden; en
b. samen te werken bij het formuleren en implementeren van deze rampenplannen.
2. Rampenplannen omvatten, wanneer van toepassing, de volgende elementen:
a. procedures voor het beoordelen van de aard van het ongeval;
b. kennisgevingprocedures;
c. identificatie en mobilisatie van middelen;
d. bestrijdingsplannen;
e. training;
f. registratie; en
g. demobilisatie.
3. Elke Partij stelt procedures op voor onmiddellijke kennisgeving van milieubedreigende noodsituaties en de gezamenlijke bestrijding hiervan, implementeert deze, en bevordert het gebruik van kennisgevingprocedures en procedures voor gezamenlijke bestrijding door haar exploitanten die milieubedreigende noodsituaties veroorzaken.
1. Elke Partij verplicht elk van haar exploitanten onverwijld doeltreffende bestrijdingsacties te ondernemen in milieubedreigende noodsituaties die het gevolg zijn van de activiteiten van die exploitant.
2. Ingeval een exploitant niet onverwijld doeltreffende bestrijdingsacties onderneemt, worden de Partij van die exploitant en andere Partijen aangemoedigd dergelijke acties te ondernemen, daaronder begrepen door tussenkomst van hun vertegenwoordigers en exploitanten die zij specifiek hebben gemachtigd dergelijke acties namens hen te ondernemen.
3.
a. Andere Partijen die ingevolge het tweede lid van dit artikel bestrijdingsacties willen ondernemen in milieubedreigende noodsituaties, maken dit voornemen vooraf kenbaar aan de Partij van de exploitant en het Secretariaat van het Verdrag inzake Antarctica opdat de Partij van de exploitant zelf bestrijdingsacties kan ondernemen, uitgezonderd in gevallen waarin op korte termijn het gevaar dreigt van aanmerkelijke en schadelijke gevolgen voor het Antarctisch milieu en het in alle omstandigheden redelijk zou zijn onmiddellijk bestrijdingsacties te ondernemen, in welk geval zij de Partij van de exploitant en het Secretariaat van het Verdrag inzake Antarctica zo spoedig mogelijk in kennis stellen.
b. Deze andere Partijen ondernemen geen bestrijdingsacties in milieubedreigende noodsituaties ingevolge het tweede lid van dit artikel tenzij op korte termijn het gevaar dreigt van aanmerkelijke en schadelijke gevolgen voor het Antarctisch milieu en het in alle omstandigheden redelijk zou zijn onmiddellijk bestrijdingsacties te ondernemen, of de Partij van de exploitant verzuimd heeft binnen een redelijke termijn het Secretariaat van het Verdrag inzake Antarctica ervan in kennis te stellen dat zij zelf bestrijdingsacties onderneemt, of wanneer deze bestrijdingsacties niet binnen een redelijke termijn na deze kennisgeving zijn ondernomen.
c. Ingeval de Partij van de exploitant zelf bestrijdingsacties onderneemt, maar bereid is hulp te aanvaarden van een of meer andere Partijen, coördineert de Partij van de exploitant de bestrijdingsacties.
4. Wanneer echter onduidelijk is welke Partij de Partij van de exploitant is, zo deze er al is, of indien blijkt dat er meer dan een van dergelijke Partijen is, stelt elke Partij die bestrijdingsacties onderneemt alles in het werk teneinde al naar gelang het geval overleg te plegen en stelt zij het Secretariaat van het Verdrag inzake Antarctica, wanneer praktisch uitvoerbaar, op de hoogte van de situatie.
5. Partijen die bestrijdingsacties ondernemen, coördineren deze in overleg met alle andere Partijen die bestrijdingsacties ondernemen, die deze activiteiten uitvoeren in de nabijheid van de milieubedreigende noodsituatie, of die anderszins de gevolgen ondervinden van de milieubedreigende noodsituatie, en houden, waar praktisch mogelijk, rekening met alle relevante adviezen van deskundigen die zijn verstrekt door de delegaties van permanente waarnemers bij de Consultatieve Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica, door andere organisaties of door andere relevante deskundigen.
1. Een exploitant die verzuimt onverwijld doeltreffende bestrijdingsacties te ondernemen in noodsituaties die het gevolg zijn van zijn activiteiten, is gehouden de kosten van de bestrijdingsacties die de Partijen uit hoofde van artikel 5, tweede lid, hebben ondernomen, aan deze Partijen te betalen.
2.
a. Wanneer een staatsexploitant onverwijld doeltreffende bestrijdingsacties had moeten ondernemen, maar dit heeft verzuimd, en geen andere Partij bestrijdingsacties heeft ondernomen, is de staatsexploitant gehouden de kosten van de bestrijdingsacties die hadden moeten worden ondernomen, te betalen aan het in artikel 12 bedoelde fonds.
b. Wanneer een niet-staatsexploitant onverwijld doeltreffende bestrijdingsacties had moeten ondernemen, maar dit heeft verzuimd, en geen andere Partij bestrijdingsacties heeft ondernomen, is de niet-staatsexploitant gehouden een bedrag te betalen dat een zo goed mogelijke afspiegeling is van de kosten van de bestrijdingsacties die hadden moeten worden ondernomen. Een dergelijk bedrag dient rechtstreeks aan het in artikel 12 bedoelde fonds te worden betaald, aan de Partij van deze exploitant of aan de Partij die het in artikel 7, derde lid, bedoelde mechanisme toepast. Een Partij die een dergelijk bedrag ontvangt, stelt alles in het werk teneinde een bijdrage te leveren aan het in artikel 12 bedoelde fonds die ten minste even hoog is als het van de exploitant ontvangen bedrag.
3. Er geldt een risico-aansprakelijkheid.
4. Wanneer een milieubedreigende noodsituatie het gevolg is van de activiteiten van twee of meer exploitanten, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk; wanneer een exploitant evenwel aantoont dat slechts een gedeelte van de milieubedreigende noodsituatie het gevolg is van zijn activiteiten is hij slechts voor dat gedeelte aansprakelijk.
5. Niettegenstaande het feit dat een Partij uit hoofde van dit artikel aansprakelijk is voor haar verzuim snel doeltreffende bestrijdingsacties te ondernemen bij milieubedreigende noodsituaties veroorzaakt door haar oorlogsschepen, marine-hulpschepen of andere schepen of luchtvaartuigen in eigendom van of in beheer bij deze Partij en, tijdelijk, uitsluitend ingezet voor niet-commerciële overheidsdienst, is geen enkele bepaling in deze Bijlage bedoeld om inbreuk te maken op de soevereine immuniteit ingevolge het internationale recht van deze oorlogsschepen, marine-hulpschepen of andere schepen of luchtvaartuigen.
1. Uitsluitend Partijen die ingevolge artikel 5, tweede lid, bestrijdingsacties hebben ondernomen, mogen een vordering instellen tegen een niet-staatsexploitant wegens aansprakelijkheid ingevolge artikel 6, eerste lid, en een dergelijke vordering mag slechts worden ingesteld bij een rechter van ten hoogste een Partij waar de exploitant is gevestigd of zijn voornaamste plaats van bedrijfsuitoefening of zijn gewone verblijfplaats heeft. Indien de exploitant echter niet gevestigd is in een Partij of er zijn voornaamste plaats van bedrijfsuitoefening of zijn gewone verblijfplaats heeft, kan de vordering worden ingesteld bij een rechter van de Partij van de exploitant in de zin van artikel 2, onderdeel d. Dergelijke vorderingen tot schadevergoeding dienen te worden ingesteld binnen drie jaar na aanvang van de bestrijdingsacties of binnen drie jaar na de datum waarop de Partij die de vordering instelt op de hoogte was of redelijkerwijze geacht kon worden op de hoogte te zijn van de identiteit van de exploitant, naar gelang welke datum later valt. In geen geval wordt een vordering tegen een niet-staatsexploitant later ingesteld dan 15 jaar na aanvang van de bestrijdingsacties.
2. Elke Partij waarborgt dat haar rechters over de benodigde bevoegdheden beschikken om kennis te nemen van vorderingen krachtens het bovenstaande eerste lid.
3. Elke Partij waarborgt dat er krachtens haar nationale wetgeving een mechanisme is ingesteld voor de tenuitvoerlegging van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, met betrekking tot alle niet-staatsexploitanten van deze Partij in de zin van artikel 2, onderdeel d, alsmede, waar mogelijk, met betrekking tot elke niet-staatsexploitant die in deze Partij gevestigd is of er of zijn voornaamste plaats van bedrijfsuitoefening of zijn gewone verblijfplaats heeft. Elke Partij stelt alle andere Partijen van dit mechanisme in kennis in overeenstemming met artikel 13, derde lid, van het Protocol. Wanneer meerdere Partijen overeenkomstig dit lid artikel 6, tweede lid, onderdeel b, ten uitvoer kunnen leggen jegens een willekeurige niet-staatsexploitant, dienen deze Partijen in onderling overleg te bepalen welke Partij handhavend dient op te treden. Het in dit lid bedoelde mechanisme dient niet later te worden ingeroepen dan 15 jaar na de datum waarop de milieubedreigende noodsituatie ter kennis kwam van de Partij die het mechanisme wenst in te roepen.
4. De aansprakelijkheid van een Partij als staatsexploitant uit hoofde van artikel 6, eerste lid, wordt uitsluitend vastgesteld overeenkomstig een onderzoeksprocedure die door de Partijen kan worden ingesteld, de bepalingen van de artikelen 18, 19 en 20 van het Protocol en, indien van toepassing, het Aanhangsel bij het Protocol inzake arbitrage.
5.
a. De aansprakelijkheid van een Partij als staatsexploitant uit hoofde van artikel 6, tweede lid, onderdeel a, wordt uitsluitend vastgesteld door de Consultatieve Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica en, indien er over deze kwestie geen uitspraak wordt gedaan, uitsluitend overeenkomstig een onderzoeksprocedure die door de Partijen kan worden ingesteld, de bepalingen van de artikelen 18, 19 en 20 van het Protocol en, indien van toepassing, het Aanhangsel bij het Protocol inzake arbitrage.
b. De kosten van de bestrijdingsacties die ondernomen hadden moeten worden maar achterwege zijn gebleven en die door een staatsexploitant betaald dienen te worden aan het in artikel 12 bedoelde fonds, dienen door middel van een Besluit te worden goedgekeurd. De Consultatieve Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica dient, al naar gelang het geval, het advies in te winnen van de Commissie voor Milieubescherming.
6. De bepalingen van artikel 19, vierde en vijfde lid, en artikel 20, eerste lid, van het Protocol en, indien van toepassing, het Aanhangsel bij het Protocol inzake arbitrage zijn overeenkomstig deze Bijlage uitsluitend van toepassing op de aansprakelijkheid van een Partij als staatsexploitant voor schadevergoeding voor bestrijdingsacties die zijn ondernomen bij een milieubedreigende noodsituatie of voor betaling aan het fonds.
1. Een exploitant is niet aansprakelijk ingevolge artikel 6 indien hij aantoont dat de milieubedreigende noodsituatie veroorzaakt werd door:
a. een handelen of nalaten teneinde het leven of de veiligheid van de mens te beschermen;
b. een voorval dat gezien de omstandigheden op Antarctica een natuurramp van uitzonderlijke aard vormt, dat niet redelijkerwijs had kunnen worden voorzien, hetzij in het algemeen, hetzij in het specifieke geval, mits alle redelijke preventieve maatregelen zijn genomen die bedoeld zijn om het risico van milieubedreigende noodsituaties en hun mogelijke nadelige gevolgen te beperken;
c. een daad van terrorisme; of
d. een oorlogshandeling gericht tegen de activiteiten van de exploitant.
2. Een Partij, of haar vertegenwoordigers of exploitanten die zij specifiek heeft gemachtigd om een dergelijke actie namens haar te ondernemen, is niet aansprakelijk voor een milieubedreigende noodsituatie die het gevolg is van de door haar ingevolge artikel 5, tweede lid, ondernomen bestrijdingsacties voor zover een dergelijke bestrijdingsactie onder alle omstandigheden redelijk was.
1. Het maximumbedrag waarvoor elke exploitant aansprakelijk kan zijn uit hoofde van artikel 6, eerste of tweede lid, met betrekking tot elke milieubedreigende noodsituatie, is als volgt:
a. voor een milieubedreigende noodsituatie als gevolg van een voorval waarbij een schip betrokken is:
i. een miljoen BTR voor een schip met een tonnage van ten hoogste 2000 ton;
ii. voor een schip met een tonnage boven 2000 ton, het onderstaande bedrag in aanvulling op het in onderdeel i bedoelde bedrag;
– voor elke ton van 2001 tot en met 30.000 ton, 400 BTR;
– voor elke ton van 30.001 tot en met 70.000 ton, 300 BTR; en
– voor elke ton boven 70.000 ton, 200 BTR;
b. voor een milieubedreigende noodsituatie als gevolg van een voorval waarbij geen schip betrokken is, drie miljoen BTR.
2.
a. Niettegenstaande het bovenstaande eerste lid, onderdeel a, doet deze Bijlage geen afbreuk aan:
i. de aansprakelijkheid of het recht tot beperking van de aansprakelijkheid ingevolge elk toepasselijk internationaal verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid; of
ii. de toepassing van een voorbehoud gemaakt ingevolge een dergelijk verdrag tot uitsluiting van de toepassing van de beperkingen daarin ten aanzien van bepaalde vorderingen;
mits de van toepassing zijnde beperkingen ten minste even hoog zijn als het hierna gestelde: voor een schip met een tonnage van ten hoogste 2000 ton, een miljoen BTR; en voor een schip met een tonnage hoger dan 2000 ton, in aanvulling daarop, voor een schip met een tonnage van 2001 tot en met 30.000 ton, 400 BTR per ton; voor een schip met een tonnage van 30.001 tot en met 70.000 ton, 300 BTR per ton; en voor elke ton boven 70.000 ton, 2000 BTR per ton.
b. Niets in het bovenstaande onderdeel a doet afbreuk aan de beperking van de aansprakelijkheid vervat in het bovenstaande eerste lid, onderdeel a, die van toepassing is op een Partij als staatsexploitant, of aan de rechten en verplichtingen van Partijen die geen partij zijn bij een dergelijk verdrag als bovengenoemd, of aan de toepassing van artikel 7, eerste en tweede lid.
3. De aansprakelijkheid wordt niet beperkt indien bewezen wordt dat de milieubedreigende noodsituatie het gevolg is van het opzettelijk handelen of nalaten van de exploitant met de opzet een dergelijke noodsituatie te veroorzaken, of van roekeloosheid en in de wetenschap dat een dergelijke noodsituatie het vermoedelijke resultaat zou zijn.
4. De Consultatieve Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica toetst elke drie jaar de in het eerste lid, onderdelen a en b, genoemde beperkingen, of eerder op verzoek van een Partij. Wijzigingen van deze beperkingen, die worden vastgesteld na overleg tussen de Partijen en op grond van adviezen, met inbegrip van wetenschappelijke en technische adviezen, vinden plaats overeenkomstig de in artikel 13, tweede lid, vervatte procedure.
5. Voor de toepassing van dit artikel:
a. wordt verstaan onder „schip” een vaartuig, ongeacht het type, dat in het mariene milieu wordt ingezet, met inbegrip van draagvleugelboten, luchtkussenvaartuigen, afzinkbare vaartuigen, drijvend materieel en vaste of drijvende platforms;
b. wordt verstaan onder „BTR“ de bijzondere trekkingsrechten zoals omschreven door het Internationaal Monetair Fonds;
c. behelst de tonnage van een schip de brutotonnage berekend overeenkomstig de voorschriften voor de berekening van de tonnage vervat in Bijlage I van het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969.
Een Partij is niet aansprakelijk voor het verzuim van exploitanten, niet zijnde haar staatsexploitanten, bestrijdingsacties te ondernemen voorzover deze Partij binnen haar bevoegdheid toepasselijke maatregelen heeft genomen, met inbegrip van het aannemen van wetten en regelingen, bestuursrechtelijke maatregelen en handhavingsmaatregelen, teneinde de naleving van deze Bijlage te waarborgen.
1. Elke Partij verplicht haar exploitanten een adequate verzekering of een andere financiële zekerheid aan te houden, zoals een bankgarantie of een door een soortgelijke financiële instantie afgegeven garantie, ter dekking van haar aansprakelijkheid ingevolge artikel 6, eerste lid, tot een bedrag gelijk aan de toepasselijke beperkingen vervat in artikel 9, eerste en tweede lid.
2. Elke Partij kan haar exploitanten verplichten een adequate verzekering of een andere financiële zekerheid aan te houden, zoals een bankgarantie of een door een soortgelijke financiële instantie afgegeven garantie, ter dekking van haar aansprakelijkheid ingevolge artikel 6, tweede lid, tot een bedrag gelijk aan de toepasselijke beperkingen vervat in artikel 9, eerste en tweede lid.
3. Niettegenstaande het bovenstaande eerste en tweede lid, kan een Partij assurantie eigen risico aanhouden met betrekking tot haar staatsexploitanten, met inbegrip van degenen die activiteiten uitvoeren ter bevordering van wetenschappelijk onderzoek.
1. Het Secretariaat van het Verdrag inzake Antarctica zorgt voor de instelling en het beheer van een fonds, overeenkomstig de Besluiten met inbegrip van het mandaat dat door de Partijen dient te worden aangenomen, voor, onder andere, de vergoeding van de redelijke en gerechtvaardigde kosten die een Partij heeft of die Partijen hebben gemaakt bij het ondernemen van bestrijdingsacties ingevolge artikel 5, tweede lid.
2. Alle Partijen kunnen de Consultatieve Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica een voorstel doen voor een uit het fonds te betalen vergoeding. Een dergelijk voorstel kan worden goedgekeurd door de Consultatieve Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica, in welk geval het zal worden goedgekeurd door middel van een Besluit. De Consultatieve Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica kan, al naar gelang het geval, het advies inwinnen van de Commissie voor Milieubescherming.
3. Overeenkomstig het bovenstaande tweede lid, houdt de Consultatieve Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica terdege rekening met bijzondere omstandigheden en criteria zoals het feit dat de verantwoordelijke exploitant een exploitant was van de Partij die vergoeding wenst; dat de identiteit van de verantwoordelijke exploitant onbekend blijft of dat de bepalingen van deze Bijlage niet op hem van toepassing waren; dat de desbetreffende verzekeringsmaatschappij of financiële instelling niet tot betaling overgaat en dit niet voorzien werd; of dat er een vrijwaring krachtens artikel 8 van toepassing is.
4. Elke Staat of persoon kan vrijwillige bijdragen aan het fonds doen.
1. Deze Bijlage kan worden veranderd of gewijzigd bij een maatregel aangenomen in overeenstemming met artikel IX, eerste lid, van het Verdrag inzake Antarctica.
2. In het geval van een maatregel ingevolge artikel 9, vierde lid, en tenzij in de desbetreffende maatregel anders wordt aangegeven, wordt de verandering of wijziging geacht te zijn aanvaard en treedt zij in werking één jaar na de sluiting van de Consultatieve Vergadering van het Verdrag inzake Antarctica tijdens welke zij werd aangenomen, tenzij een of meer van de Consultatieve Partijen bij het Verdrag inzake Antarctica de Depositaris binnen die termijn ervan in kennis stellen dat zij een verlenging van die termijn wensen of dat zij de maatregel niet kunnen goedkeuren.
3. Veranderingen of wijzigingen van deze Bijlage die in werking treden overeenkomstig het eerste of tweede lid van dit artikel treden daarna in werking ten aanzien van iedere andere Partij zodra kennisgeving van haar goedkeuring door de Depositaris is ontvangen.
Zie Trb. 1994, 222 en Trb. 2005, 333.
Zie rubriek E van Trb. 1994, 222 en rubriek F van Trb. 1998, 176.
Partij |
Ondertekening |
Ratificatie |
Type* |
In werking |
Opzegging |
Buiten werking |
---|---|---|---|---|---|---|
Argentinië |
04-10-91 |
28-10-93 |
R |
14-01-98 |
||
Australië |
04-10-91 |
06-04-94 |
R |
14-01-98 |
||
Belarus |
16-07-08 |
T |
15-08-08 |
|||
België |
04-10-91 |
26-04-96 |
R |
14-01-98 |
||
Brazilië |
04-10-91 |
15-08-95 |
R |
14-01-98 |
||
Bulgarije |
21-04-98 |
T |
21-05-98 |
|||
Canada |
04-10-91 |
13-11-03 |
R |
13-12-03 |
||
Chili |
04-10-91 |
11-01-95 |
R |
14-01-98 |
||
China |
04-10-91 |
02-08-94 |
R |
14-01-98 |
||
Colombia |
04-10-91 |
|||||
Denemarken |
02-07-92 |
|||||
Duitsland |
04-10-91 |
25-11-94 |
R |
14-01-98 |
||
Ecuador |
04-10-91 |
04-01-93 |
R |
14-01-98 |
||
Finland |
04-10-91 |
01-11-96 |
R |
14-01-98 |
||
Frankrijk |
04-10-91 |
05-02-93 |
R |
14-01-98 |
||
Griekenland |
04-10-91 |
23-05-95 |
R |
14-01-98 |
||
Hongarije |
04-10-91 |
|||||
India |
02-07-92 |
26-04-96 |
R |
14-01-98 |
||
Italië |
04-10-91 |
31-03-95 |
R |
14-01-98 |
||
Japan |
29-09-92 |
15-12-97 |
R |
14-01-98 |
||
Nederlanden, het Koninkrijk der |
04-10-91 |
|||||
– Nederland |
14-04-94 |
R |
14-01-98 |
|||
– Ned. Antillen |
27-10-04 |
R |
26-11-04 |
|||
– Aruba |
– |
– |
||||
Nieuw-Zeeland |
04-10-91 |
22-12-94 |
R |
14-01-98 |
||
Noord-Korea |
04-10-91 |
|||||
Noorwegen |
04-10-91 |
16-06-93 |
R |
14-01-98 |
||
Oekraïne |
25-05-01 |
T |
24-06-01 |
|||
Oostenrijk |
04-10-91 |
|||||
Peru |
04-10-91 |
08-03-93 |
R |
14-01-98 |
||
Polen |
04-10-91 |
01-11-95 |
R |
14-01-98 |
||
Roemenië |
04-10-91 |
03-02-03 |
R |
05-03-03 |
||
Russische Federatie |
04-10-91 |
06-08-97 |
R |
14-01-98 |
||
Slowakije |
01-01-93 |
|||||
Spanje |
04-10-91 |
01-07-92 |
R |
14-01-98 |
||
Tsjechië |
01-01-93 |
25-08-04 |
R |
24-09-04 |
||
Tsjechoslowakije (<01-01-1993) |
02-10-92 |
|||||
Uruguay |
04-10-91 |
11-01-95 |
R |
14-01-98 |
||
Verenigd Koninkrijk, het |
04-10-91 |
25-04-95 |
R |
14-01-98 |
||
Verenigde Staten van Amerika, de |
04-10-91 |
17-04-97 |
R |
14-01-98 |
||
Zuid-Afrika |
04-10-91 |
03-08-95 |
R |
14-01-98 |
||
Zuid-Korea |
02-07-92 |
02-01-96 |
R |
14-01-98 |
||
Zweden |
04-10-91 |
30-03-94 |
R |
14-01-98 |
||
Zwitserland |
04-10-91 |
|||||
* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R= Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend |
Uitgebreid tot |
In werking |
Buiten werking |
---|---|---|
Anguilla |
14-01-1998 |
|
Bermuda |
14-01-1998 |
|
Brits Antarctisch Territorium |
14-01-1998 |
|
Britse Maagden-eilanden |
14-01-1998 |
|
Cayman-eilanden |
14-01-1998 |
|
Falkland-eilanden |
14-01-1998 |
|
Guernsey |
14-01-1998 |
|
Jersey |
14-01-1998 |
|
Man |
14-01-1998 |
|
Montserrat |
14-01-1998 |
|
Sint Helena |
14-01-1998 |
|
Turks- en Caicos-eilanden |
14-01-1998 |
|
Zuid-Georgië & Zuid-Sandwicheilanden |
14-01-1998 |
Argentinië, 28 oktober 1993
The Argentine Republic declares that in as much as the Protocol to the Antarctic Treaty on the Protection of the Environment is a Complementary Agreement of the Antarctic Treaty and that its Article 4 fully respects what has been stated in Article IV, Subsection 1, Paragraph A) of said Treaty, none of its stipulations should be interpreted or be applied as affecting its rights, based on legal titles, acts of possession, contiguity and geological continuity in the region South of parallel 60, in which it has proclaimed and maintained its sovereignty.
Nederlanden, het Koninkrijk der, 14 april 1994
The Kingdom of the Netherlands chooses both means for the settlement of disputes mentioned in Article 19, paragraph 1, of the Protocol, i.e. the International Court of Justice and the Arbitral Tribunal.
Tsjechië, 25 augustus 2004
The Czech Republic accepts the jurisdiction of the International Court of Justice and of the Arbitral Tribunal under Article 19, paragraph 1, of the Protocol om Environmental Protection to the Antarctic Treaty, done at Madrid on October 4, 1991.
Zie Trb. 2005, 333.
Partij |
Ondertekening |
Ratificatie |
Type* |
In werking |
Opzegging |
Buiten werking |
---|---|---|---|---|---|---|
Argentinië |
04-08-95 |
R |
24-05-02 |
|||
Australië |
07-06-95 |
R |
24-05-02 |
|||
België |
23-10-00 |
R |
24-05-02 |
|||
Brazilië |
20-05-98 |
R |
24-05-02 |
|||
Bulgarije |
05-05-99 |
R |
24-05-02 |
|||
Chili |
25-03-98 |
R |
24-05-02 |
|||
China |
26-01-95 |
R |
24-05-02 |
|||
Duitsland |
01-09-98 |
R |
24-05-02 |
|||
Ecuador |
15-11-01 |
R |
24-05-02 |
|||
Finland |
02-04-97 |
R |
24-05-02 |
|||
Frankrijk |
26-04-95 |
R |
24-05-02 |
|||
India |
24-05-02 |
R |
24-05-02 |
|||
Italië |
11-02-98 |
R |
24-05-02 |
|||
Japan |
15-12-97 |
R |
24-05-02 |
|||
Nederlanden, het Koninkrijk der |
||||||
– Nederland |
18-03-98 |
R |
24-05-02 |
|||
– Ned. Antillen |
– |
– |
||||
– Aruba |
– |
– |
||||
Nieuw-Zeeland |
21-10-92 |
R |
24-05-02 |
|||
Noorwegen |
13-10-93 |
R |
24-05-02 |
|||
Oekraïne |
25-05-01 |
R |
24-05-02 |
|||
Peru |
17-03-99 |
R |
24-05-02 |
|||
Polen |
20-09-95 |
R |
24-05-02 |
|||
Roemenië |
03-02-03 |
R |
05-03-03 |
|||
Russische Federatie |
19-06-01 |
R |
24-05-02 |
|||
Spanje |
18-02-00 |
R |
24-05-02 |
|||
Uruguay |
15-05-95 |
R |
24-05-02 |
|||
Verenigd Koninkrijk, het |
21-05-96 |
R |
24-05-02 |
|||
Verenigde Staten van Amerika, de |
06-05-98 |
R |
24-05-02 |
|||
Zuid-Afrika |
14-06-95 |
R |
24-05-02 |
|||
Zuid-Korea |
05-06-96 |
R |
24-05-02 |
|||
Zweden |
07-04-94 |
R |
24-05-02 |
|||
* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R= Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend |
Zie Trb. 2005, 333.
Partij |
Ondertekening |
Ratificatie |
Type* |
In werking |
Opzegging |
Buiten werking |
---|---|---|---|---|---|---|
Peru |
10-07-07 |
R |
||||
Zweden |
08-06-06 |
R |
||||
* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R= Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend |
Zie Trb. 1998, 176 en Trb. 2005, 333.
Zie voor verwijzingen en andere verdragsgegevens Trb. 1992, 110, Trb. 1994, 222, Trb. 1998, 176 en Trb. 2005, 333.
Titel |
: |
Verdrag inzake Antarctica; Washington, 1 december 1959 |
Laatste Trb. |
: |
Titel |
: |
Handvest van de Verenigde Naties; San Francisco, 26 juni 1945 |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978; Londen, 2 november 1973 |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag nopens de Internationale Maritieme Organisatie; Genève, 6 maart 1948 |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag tot regeling van de walvisvangst; Washington, 2 december 1946 |
Laatste Trb. |
: |
Uitgegeven de negentiende september 2008.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. VERHAGEN
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2008-187.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.