Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2007, 95 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2007, 95 | Verdrag |
Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen; (met Bijlagen)
Kiev, 21 mei 2003
De Engelse en de Franse tekst van het Protocol zijn geplaatst inTrb. 2003, 153.
Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen
De Partijen bij dit Protocol,
Herinnerend aan artikel 5, negende lid, en artikel 10, tweede lid, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van 1998 (het Verdrag van Aarhus),
Erkennend dat registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen een belangrijk mechanisme bieden voor vergroting van de verantwoordelijkheid van bedrijven, terugdringing van vervuiling en bevordering van duurzame ontwikkeling, zoals gesteld in de Verklaring van Lucca, die tijdens de eerste vergadering van de Partijen bij het Verdrag van Aarhus is aangenomen,
Gelet op beginsel 10 van de Verklaring van Rio inzake Milieu en Ontwikkeling van 1992,
Tevens gelet op de beginselen en verplichtingen overeengekomen tijdens de Conferentie van de Verenigde Naties over Milieu en Ontwikkeling van 1992, met name de bepalingen van hoofdstuk 19 van Agenda 21,
Gelet op het Programma inzake de verdere implementatie van Agenda 21, in 1997 aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties tijdens de negentiende speciale zitting, waarin zij opriep tot, onder andere, meer nationale capaciteit en mogelijkheden voor het verzamelen, verwerken en verspreiden van informatie, teneinde toegang van de burgers tot informatie over wereldwijde milieukwesties te vergemakkelijken met behulp van passende middelen,
Gelet op het implementatieplan van de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling van 2002, waarin de ontwikkeling wordt aangemoedigd van samenhangende, geïntegreerde informatie over chemische stoffen, bijvoorbeeld door middel van registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen,
Rekening houdend met het werk van het Intergouvernementeel Forum voor de veiligheid van chemische stoffen, met de name de Verklaring van Bahia inzake de veiligheid van chemische stoffen van 2000, de prioriteiten voor maatregelen na 2000 en het actieplan ten behoeve van registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen/emissie-inventarissen,
Tevens rekening houdend met de activiteiten ondernomen in het kader van het interorganisatieprogramma voor het verantwoord beheer van chemische stoffen,
Voorts rekening houdend met het werk van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, met name de Aanbeveling van de Raad betreffende de invoering van registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, waarin de Raad lidstaten oproept nationale registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen in te stellen en voor het publiek toegankelijk te maken,
Geleid door de wens te voorzien in een mechanisme dat ertoe bijdraagt dat iedere persoon, van de huidige en toekomstige generaties, in een milieu kan leven dat geschikt is voor zijn of haar gezondheid en welzijn, door de ontwikkeling te waarborgen van voor het publiek toegankelijke milieu-informatiesystemen,
Tevens geleid door de wens te waarborgen dat bij de ontwikkeling van dergelijke systemen rekening wordt gehouden met de beginselen die bijdragen aan duurzame ontwikkeling zoals de voorzorgsbenadering bedoeld in beginsel 15 van de Verklaring van Rio inzake Milieu en Ontwikkeling van 1992,
Erkennend de relatie tussen adequate milieu-informatiesystemen en de uitoefening van de rechten vervat in het Verdrag van Aarhus,
Gelet op de noodzaak met andere internationale initiatieven samen te werken met betrekking tot verontreinigende stoffen en afval, met inbegrip van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen van 2001 en het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan van 1989,
Erkennend dat de doelstellingen van een geïntegreerde aanpak teneinde de verontreiniging en de hoeveelheid afvalstoffen die resulteren uit het exploiteren van industriële installaties en andere bronnen tot een minimum terug te brengen, eruit bestaan een hoge mate van bescherming van het milieu als geheel tot stand te brengen, een duurzame en milieuverantwoorde ontwikkeling te bevorderen, en de gezondheid van de huidige en toekomstige generaties te beschermen,
Overtuigd van de waarde van registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen als een kosteneffectief middel om betere milieuprestaties te bevorderen, om het publiek toegang te geven tot informatie over verontreinigende stoffen die vrijkomen in en overgebracht worden naar en door gemeenschappen, en om door regeringen te worden gebruikt voor het identificeren van trends, het aantonen van vooruitgang bij het terugdringen van verontreiniging, het controleren van de naleving van bepaalde internationale verdragen, het stellen van prioriteiten en het evalueren van de vooruitgang die dankzij milieubeleid en –programma’s is geboekt,
Van mening dat registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen de industrie concrete voordelen zullen brengen door het verbeterde beheer van verontreinigende stoffen,
Gelet op de mogelijkheden de gegevens uit de registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, in combinatie met gezondheids-, milieu, demografische, economische en andere relevante informatie, te gebruiken om een beter begrip te verwerven van mogelijke problemen, ‘hot spots’ te identificeren, preventieve en mitigerende maatregelen te nemen, en prioriteiten te stellen op het gebied van milieubeheer,
Erkennend het belang van het beschermen van de privacy van geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen bij het verwerken van informatie die is doorgegeven aan registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen in overeenstemming met van toepassing zijnde internationale normen inzake de bescherming van persoonsgegevens,
Tevens erkennend het belang van het ontwikkelen van nationale registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen die op internationaal niveau compatibel zijn teneinde de vergelijkbaarheid van gegevens te vergroten,
Gelet op het feit dat veel lidstaten van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties, de Europese Gemeenschap en de Partijen bij de Noord-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst inspanningen verrichten om gegevens te verzamelen over uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen uit diverse bronnen, en het publiek toegang tot deze gegevens te geven, en met name erkennend de uitgebreide en waardevolle ervaring die bepaalde landen hebben op dit gebied,
Rekening houdend met de verschillende benaderingen die bij de bestaande emissieregisters worden gehanteerd en de noodzaak duplicatie te voorkomen, en derhalve erkennend dat een zekere mate van flexibiliteit geboden is,
Met klem verzoekend om de gestage ontwikkeling van nationale registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen,
Tevens met klem verzoekend om het aanbrengen van koppelingen tussen nationale registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en informatiesystemen inzake overige uitstoten van publiek belang,
Zijn het volgende overeengekomen:
De doelstelling van dit Protocol is de toegang van het publiek tot informatie te bevorderen door landelijk samenhangende, geïntegreerde registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (PRTRs) in te stellen in overeenstemming met de bepalingen van dit Protocol, die inspraak van het publiek bij de besluitvorming op milieugebied zouden kunnen vergemakkelijken en zouden kunnen bijdragen aan de voorkoming en terugdringing van de milieuverontreiniging.
Voor de toepassing van dit Protocol,
1. wordt onder „Partij’’ verstaan, tenzij uit de tekst anders blijkt, een Staat of een regionale organisatie voor economische integratie als bedoeld in artikel 24, die ermee heeft ingestemd door dit Protocol te worden gebonden en waarvoor het Protocol van kracht is;
2. wordt onder „Verdrag’’ verstaan, het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, gedaan te Aarhus, Denemarken, op 25 juni 1998;
3. wordt onder „het publiek’’ verstaan, een of meer natuurlijke of rechtspersonen, en in overeenstemming met de nationale wetgeving of praktijk, hun verenigingen, organisaties of groepen;
4. wordt onder „faciliteit’’ verstaan, een of meer installaties op dezelfde locatie, of op aangrenzende locaties, die in het bezit zijn van of geëxploiteerd worden door dezelfde natuurlijke of rechtspersoon;
5. wordt onder „bevoegde autoriteit’’ verstaan, de nationale autoriteit of autoriteiten, of enig ander bevoegd orgaan of bevoegde organen, die door een Partij is of zijn aangewezen om een nationaal register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen te beheren;
6. wordt onder „verontreinigende stof’’ verstaan, een stof of groep van stoffen die schadelijk kan respectievelijk kunnen zijn voor het milieu of voor de menselijke gezondheid vanwege zijn of hun eigenschappen en het feit dat de stof of stoffen in het milieu worden gebracht;
7. wordt onder „uitstoot’’ verstaan, het brengen van verontreinigende stoffen in het milieu als gevolg van enige menselijke activiteit, opzettelijk of onbedoeld, al dan niet met een regelmatig karakter, met inbegrip van morsen, uitstoten, lozen, injecteren, verwijderen of storten, of via een rioleringsysteem dat niet is aangesloten op een afvalwaterzuiveringsinstallatie;
8. wordt onder „overbrenging buiten de locatie’’ verstaan, het buiten de grenzen van de faciliteit brengen van hetzij verontreinigende stoffen, hetzij afvalstoffen bestemd voor verwijdering of nuttige toepassing en van verontreinigende stoffen in afvalwater bestemd voor afvalwaterzuivering;
9. wordt onder „diffuse bronnen’’ verstaan, de vele kleinere of verspreid liggende bronnen van waaruit verontreinigende stoffen kunnen vrijkomen in de bodem, de lucht of het water, waarvan de gecombineerde gevolgen voor die milieucompartimenten aanmerkelijk kunnen zijn, en ten aanzien waarvan het ondoenlijk is van elke afzonderlijke bron rapportages te verzamelen;
10. worden de begrippen „nationaal’’ en „landelijk’’ met betrekking tot de verplichtingen uit hoofde van het Protocol voor de Partijen die regionale organisaties voor economische integratie zijn, uitgelegd als betrekking hebbend op de regio in kwestie, tenzij anderszins is aangegeven;
11. wordt onder „afvalstoffen’’ verstaan, stoffen of voorwerpen die:
a. zijn verwijderd of nuttig zijn toegepast;
b. bestemd zijn voor verwijdering of nuttige toepassing; of
c. ingevolge de bepalingen van de nationale wetgeving moeten worden verwijderd of nuttig moeten worden toegepast;
12. wordt onder „gevaarlijke afvalstoffen’’ verstaan, afvalstoffen die in de bepalingen van de nationale wetgeving als gevaarlijk worden aangemerkt;
13. wordt onder „overige afvalstoffen’’ verstaan, afvalstoffen die geen gevaarlijke afvalstoffen zijn;
14. wordt onder „afvalwater’’ verstaan, gebruikt water dat stoffen of voorwerpen bevat waarop regelgeving uit hoofde van de nationale wetgeving van toepassing is.
1. Elke Partij neemt de noodzakelijke wet- en regelgevende en andere maatregelen, en passende handhavingsmaatregelen, om de bepalingen van dit Protocol uit te voeren.
2. De bepalingen van dit Protocol doen geen afbreuk aan het recht van een Partij een register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen te handhaven of in te stellen dat uitgebreider of toegankelijker voor het publiek is dan door dit Protocol vereist.
3. Elke Partij neemt de noodzakelijke maatregelen om verplicht te stellen dat werknemers van een faciliteit en leden van het publiek die bij overheidsinstanties aangifte doen van een schending door een faciliteit van de nationale wetten die dit Protocol uitvoeren, niet worden gestraft, vervolgd of op enige wijze worden gehinderd door die faciliteit of door overheidsinstanties wegens het feit dat zij aangifte hebben gedaan.
4. Bij de uitvoering van dit Protocol laat elke Partij zich leiden door de voorzorgsbenadering zoals vervat in beginsel 15 van de Verklaring van Rio inzake Milieu en Ontwikkeling van 1992.
5. Teneinde de levering van dubbele gegevens te verminderen mogen de registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen voorzover mogelijk worden geïntegreerd in bestaande informatiebronnen zoals meldingssystemen uit hoofde van exploitatie- of andere vergunningen.
6. Partijen streven naar convergentie tussen hun nationale registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen.
In overeenstemming met dit Protocol stelt elke Partij een voor het publiek toegankelijk register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen in:
a. dat gericht is op specifieke faciliteiten met betrekking tot rapportages over puntbronnen;
b. dat geschikt is voor rapportages over diffuse bronnen;
c. dat gericht is op specifieke verontreinigende stoffen of specifieke afvalstoffen, al naar gelang het geval;
d. waarin rekening wordt gehouden met de verschillende milieucompartimenten en onderscheid wordt aangebracht tussen lucht, bodem en water;
e. dat informatie over overbrengingen bevat;
f. dat gebaseerd is op verplichte rapportages op gezette tijden;
g. dat gestandaardiseerde en tijdige gegevens, een beperkt aantal gestandaardiseerde rapportagedrempels en, eventueel, beperkte bepalingen inzake vertrouwelijkheid bevat;
h. dat coherent is en zodanig is opgezet dat het gebruikersvriendelijk en voor het publiek toegankelijk is, met inbegrip van de elektronische weg;
i. dat inspraak van het publiek mogelijk maakt bij de ontwikkeling en aanpassing ervan; en
j. dat bestaat uit een gestructureerd, geautomatiseerd gegevensbestand, of verschillende aan elkaar gekoppelde gegevensbestanden, onderhouden door de bevoegde autoriteit en onderhoudt dit.
1. Elke Partij waarborgt dat de gegevens in het register zoals bedoeld in artikel 4 zowel in samengevoegde als niet-samengevoegde vorm worden aangeboden, zodat uitstoten en overbrengingen kunnen worden opgezocht en geïdentificeerd aan de hand van:
a. de faciliteit en haar geografische locatie;
b. de activiteit;
c. de eigenaar of exploitant, en, in voorkomende gevallen, de onderneming;
d. de verontreinigende stof of afvalstof, al naar gelang het geval;
e. elk van de milieucompartimenten waarin de verontreinigende stof vrijkomt; en
f. zoals in artikel 7, vijfde lid, wordt vermeld, de bestemming van de overbrenging en, waar van toepassing, de verwijdering of nuttige toepassing met betrekking tot afvalstoffen.
2. Elke Partij waarborgt tevens dat de gegevens kunnen worden opgezocht en geïdentificeerd aan de hand van de diffuse bronnen die in het register zijn opgenomen.
3. Elke Partij houdt bij het ontwerp van haar register rekening met de mogelijkheid van toekomstige uitbreiding ervan en waarborgt daarbij dat de gegevens van minimaal de tien voorgaande rapportagejaren voor het publiek toegankelijk zijn.
4. Het register wordt ontworpen met het oog op maximale toegankelijkheid voor het publiek via elektronische middelen, zoals internet. Het ontwerp is zodanig dat, onder normale omstandigheden, de informatie in het register voortdurend en onmiddellijk beschikbaar is via elektronische middelen.
5. Elke Partij moet in haar register koppelingen opnemen naar relevante, bestaande, openbare gegevensbestanden met betrekking tot onderwerpen die verband houden met milieubescherming.
6. Elke Partij neemt in haar register koppelingen op naar de registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen van andere Partijen bij het Protocol en, waar mogelijk, naar die van andere landen.
1. Elke Partij waarborgt dat haar register informatie bevat over:
a. uitstoten van verontreinigende stoffen die ingevolge artikel 7, tweede lid, moeten worden gerapporteerd;
b. overbrengingen buiten de locatie die ingevolge artikel 7, tweede lid, moeten worden gerapporteerd; en
c. uitstoten van verontreinigende stoffen uit diffuse bronnen die ingevolge artikel 7, vierde lid, moeten worden gerapporteerd.
2. Na de ervaringen te hebben beoordeeld die zijn opgedaan met de ontwikkeling van nationale registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en met de uitvoering van dit Protocol, en rekening houdend met relevante internationale processen, toetst de Vergadering van de Partijen de rapportagevereisten uit hoofde van dit Protocol en neemt de volgende zaken in overweging in het kader van de verdere ontwikkeling van het Protocol:
a. herziening van de in bijlage I vermelde activiteiten;
b. erziening van de in bijlage II vermelde verontreinigende stoffen;
c. herziening van de in bijlagen I en II vermelde drempels; en
d. opname van andere relevante aspecten zoals informatie over overbrengingen op de locatie, opslag, de specificatie van rapportagevereisten voor diffuse bronnen of de ontwikkeling van criteria voor opname van verontreinigende stoffen uit hoofde van dit Protocol.
1. Elke Partij:
a. verplicht de eigenaar of exploitant van elke afzonderlijke faciliteit binnen haar rechtsmacht waar een of meer van de in bijlage I vermelde activiteiten plaatsvinden die de van toepassing zijnde capaciteitsdrempel, zoals vermeld in bijlage I, kolom 1, overschrijden, en:
i. waar een in bijlage II vermelde verontreinigende stof vrijkomt in hoeveelheden die de van toepassing zijnde drempels, zoals vermeld in bijlage II, kolom 1, overschrijden;
ii. waar een in bijlage II vermelde verontreinigende stof buiten de locatie wordt overgebracht in hoeveelheden die de van toepassing zijnde drempels, zoals vermeld in bijlage II, kolom 2, overschrijden, wanneer de Partij gekozen heeft voor de rapportering van overbrengingen per verontreinigende stof, ingevolge het vijfde lid, onderdeel d;
iii. waar jaarlijks meer dan 2 ton gevaarlijke afvalstoffen, of meer dan 2.000 ton overige afvalstoffen buiten de locatie worden gebracht, wanneer de Partij heeft gekozen voor de rapportering per afvalstof, ingevolge het vijfde lid, onderdeel d; of
iv. waar een in bijlage II vermelde verontreinigende stof buiten de locatie wordt gebracht in afvalwater bestemd voor afvalwaterzuivering in hoeveelheden die de van toepassing zijnde drempel, zoals vermeld in bijlage II, kolom 1b, overschrijden;
zich te houden aan de verplichting die aan die eigenaar of exploitant is opgelegd uit hoofde van het tweede lid; ofwel
b. verplicht de eigenaar of exploitant van elke individuele faciliteit binnen haar rechtsmacht die een of meer van de in bijlage I vermelde activiteiten uitvoert met een aantal medewerkers dat op of boven het in bijlage II, kolom 2 vermelde niveau ligt, en een in bijlage II vermelde verontreinigende stof vervaardigt, verwerkt of gebruikt in hoeveelheden die de van toepassing zijnde drempel, zoals vermeld in bijlage II, kolom 3, overschrijden, zich te houden aan de verplichting die aan die eigenaar of exploitant is opgelegd uit hoofde van het tweede lid.
2. Elke Partij verplicht de eigenaar of exploitant van een in het eerste lid bedoelde faciliteit de informatie in te dienen zoals vermeld in het vijfde en zesde lid, en in overeenstemming met de daarin vervatte vereisten, met betrekking tot de verontreinigende stoffen en afvalstoffen waarvoor de drempels zijn overschreden.
3. Teneinde de doelstelling van dit Protocol te verwezenlijken, kan een Partij besluiten ten aanzien van een bepaalde verontreinigende stof hetzij een drempel voor uitstoten, hetzij een drempel voor fabricage, proces of gebruik te hanteren, mits dit resulteert in een toename van de beschikbare relevante informatie over uitstoten in haar register.
4. Elke Partij waarborgt dat haar bevoegde autoriteit de informatie over uitstoten van verontreinigende stoffen uit diffuse bronnen vermeld in het zevende en achtste lid, verzamelt ten behoeve van opname in haar register, of wijst een of meer overheidsinstanties of bevoegde instanties aan om deze informatie te verzamelen.
5. Elke Partij verplicht de eigenaren of exploitanten van de faciliteiten die ingevolge het tweede lid tot rapporteren verplicht zijn, haar bevoegde autoriteit te voorzien van de volgende informatie voor elke faciliteit:
a. naam, adres, geografische locatie en de activiteit of activiteiten van de rapporterende faciliteit, alsmede de naam van de eigenaar of exploitant, en, in voorkomende gevallen, de onderneming;
b. de naam en het identificatienummer van elke verontreinigende stof die ingevolge het tweede lid gerapporteerd moet worden;
c. de hoeveelheid van elke verontreinigende stof die ingevolge het tweede lid gerapporteerd moet worden, die in het rapportagejaar vanuit de faciliteit is vrijgekomen in het milieu, zowel de totale vrijgekomen hoeveelheid als de uitstoten in de lucht, het water of de bodem, met inbegrip van ondergrondse injectie;
d. ofwel:
i. de hoeveelheid van elke verontreinigende stof die ingevolge het tweede lid gerapporteerd moet worden, die in het rapportagejaar buiten de locatie is gebracht, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de hoeveelheid bestemd voor verwijdering en die voor nuttige toepassing, en de naam en het adres van de faciliteit die de overgebrachte verontreinigende stoffen ontvangt; of
ii. de hoeveelheid van de afvalstoffen die ingevolge het tweede lid gerapporteerd moeten worden, en die in het rapportagejaar buiten de locatie is gebracht, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de hoeveelheid gevaarlijke afvalstoffen en overige afvalstoffen, ten behoeve van nuttige toepassing of verwijdering, waarbij door middel van een „N’’ of „V’’ wordt aangegeven of de afvalstoffen bestemd zijn voor nuttige toepassing of verwijdering ingevolge bijlage III en, ingeval van grensoverschrijdende overbrengingen van gevaarlijke afvalstoffen, de naam en het adres van het bedrijf dat de afvalstoffen nuttig toepast of verwijdert en van de locatie die de afvalstoffen daadwerkelijk ontvangt ten behoeve van nuttige toepassing of verwijdering;
e. de hoeveelheid van elke verontreinigende stof in afvalwater die ingevolge het tweede lid gerapporteerd moet worden, die in het rapportagejaar buiten de locatie wordt gebracht; en
f. de methode die is gebruikt om de gegevens bedoeld in onderdelen c tot en met e te verkrijgen, in overeenstemming met artikel 9, tweede lid, daarbij aangevend of de informatie is gebaseerd op metingen, berekeningen of ramingen.
6. De informatie bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c tot en met e, omvat informatie over uitstoten en overbrengingen die het gevolg zijn van reguliere activiteiten en van buitengewone gebeurtenissen.
7. Elke Partij presenteert in haar register, met een adequate ruimtelijke uitsplitsing, de informatie over uitstoten van verontreinigende stoffen uit diffuse bronnen ten aanzien waarvan die Partij vaststelt dat gegevens door de desbetreffende autoriteiten worden verzameld en op praktische wijze kunnen worden opgenomen. Indien de Partij vaststelt dat dergelijke gegevens niet voorhanden zijn, neemt zij maatregelen om rapporteringen inzake uitstoten van desbetreffende verontreinigende stoffen uit een of meer diffuse bronnen te initiëren in overeenstemming met haar nationale prioriteiten.
8. De informatie bedoeld in het zevende lid omvat informatie omtrent de methode die is toegepast om de informatie te verkrijgen.
1. Elke Partij waarborgt dat de informatie die in haar register moet worden opgenomen, voor het publiek toegankelijk is, en per kalenderjaar in het register verzameld en vermeld wordt. Het rapportagejaar is het kalenderjaar waarop deze informatie betrekking heeft. Voor elke Partij is het eerste rapportagejaar het kalenderjaar dat volgt op de inwerkingtreding van het Protocol voor die Partij. De rapportage die ingevolge artikel 7 vereist is, dient jaarlijks te geschieden. Het tweede rapportagejaar kan echter het tweede kalenderjaar zijn dat volgt op het eerste rapportagejaar.
2. Elke Partij die geen regionale organisatie voor economische integratie is, waarborgt dat de informatie binnen vijftien maanden na afloop van elk rapportagejaar in haar register wordt opgenomen. De informatie betreffende het eerste rapportagejaar wordt echter binnen twee jaar na afloop van dat rapportagejaar in haar register opgenomen.
3. Elke Partij die een regionale organisatie voor economische integratie is, waarborgt dat de informatie betreffende een bepaald rapportagejaar in haar register wordt opgenomen binnen zes maanden nadat Partijen die geen regionale organisatie voor economische integratie zijn, verplicht zijn dit te doen.
1. Elke Partij verplicht de eigenaren of exploitanten van faciliteiten waarop de rapportagevereisten van artikel 7 van toepassing zijn, de gegevens te verzamelen die nodig zijn om, in overeenstemming met het onderstaande tweede lid en op gezette tijden, de uitstoten en overbrengingen naar buiten de locatie vast te stellen die ingevolge artikel 7 gerapporteerd moeten worden, en de dossiers met de gegevens waaruit de gerapporteerde informatie is verkregen gedurende een termijn van vijf jaar beschikbaar te houden voor de bevoegde autoriteiten, te rekenen vanaf het einde van het desbetreffende verslagjaar. In deze dossiers wordt tevens de methode beschreven die toegepast is om de gegevens te verzamelen.
2. Elke Partij verplicht de eigenaren of exploitanten van faciliteiten die ingevolge artikel 7 gegevens moeten rapporteren, de beste informatie te gebruiken die beschikbaar is, waaronder bijvoorbeeld monitoringgegevens, emissiefactoren, massabalans-vergelijkingen, indirecte monitoring of andere berekeningen, technische beoordelingen en andere methoden. Waar van toepassing dient dit te geschieden in overeenstemming met internationaal goedgekeurde methoden.
1. Elke Partij verplicht de eigenaren of exploitanten van de faciliteiten waarop de rapportagevereisten van artikel 7, eerste lid, van toepassing zijn, de kwaliteit te garanderen van de door hen gerapporteerde informatie.
2. Elke Partij waarborgt dat de gegevens in haar register onderworpen worden aan een kwaliteitscontrole door de bevoegde autoriteit, met name ten aanzien van hun volledigheid, consistentie en geloofwaardigheid, waarbij rekening wordt gehouden met richtsnoeren die door de Vergadering van de Partijen ontwikkeld kunnen worden.
1. Elke Partij waarborgt dat het publiek toegang krijgt tot de informatie vervat in haar register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, zonder dat een bepaald belang behoeft te worden gesteld, en in overeenstemming met de bepalingen van dit Protocol, voornamelijk door te waarborgen dat het register langs elektronische weg middels openbare telecommunicatienetwerken rechtstreeks toegankelijk is.
2. Wanneer het publiek de informatie vervat in haar register niet op eenvoudige wijze rechtstreeks kan inzien langs elektronische weg, waarborgt elke Partij dat haar bevoegde autoriteit deze informatie op verzoek langs een andere doelmatige weg beschikbaar stelt, zulks zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen een maand nadat het verzoek is ingediend.
3. Onverminderd het bepaalde in het vierde lid, waarborgt elke Partij dat toegang tot de informatie vervat in haar register kostenloos is.
4. Elke Partij kan haar bevoegde autoriteit toestaan kosten te heffen voor de reproductie en verzending van de in het tweede lid bedoelde specifieke informatie, maar deze vergoeding gaat een redelijk bedrag niet te boven.
5. Wanneer het publiek de informatie vervat in haar register niet op eenvoudige wijze rechtstreeks kan inzien langs elektronische weg, zorgt elke Partij ervoor dat haar register langs elektronische weg geraadpleegd kan worden in openbare gelegenheden, bijvoorbeeld openbare bibliotheken, kantoren van plaatselijke autoriteiten of andere daarvoor in aanmerking komende plaatsen.
1. Elke Partij kan de bevoegde autoriteit toestaan in het register opgeslagen informatie vertrouwelijk te houden indien de openbaarmaking van die informatie een negatieve invloed zou hebben op:
a. internationale betrekkingen, nationale defensie of openbare veiligheid;
b. de rechtspleging, de mogelijkheid van een persoon een eerlijk proces te krijgen of de bevoegdheid van een overheidsinstantie om een onderzoek te verrichten van strafrechtelijke of tuchtrechtelijke aard;
c. de vertrouwelijkheid van commerciële en industriële informatie, wanneer deze informatie bij wet beschermd wordt om een legitiem economisch belang te beschermen;
d. intellectuele eigendomsrechten; of
e. de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens en/of –dossiers met betrekking tot een natuurlijke persoon wanneer die persoon niet heeft ingestemd met de bekendmaking van de informatie aan het publiek, wanneer het nationaal recht voorziet in deze vertrouwelijkheid.
De bovengenoemde gronden voor vertrouwelijkheid worden restrictief uitgelegd, met inachtneming van het met bekendmaking gediende openbare belang en in aanmerking nemend of de informatie betrekking heeft op uitstoten in het milieu.
2. In het kader van het eerste lid, onderdeel c, kan alle informatie met betrekking tot uitstoten die van belang is voor de bescherming van het milieu in aanmerking komen voor bekendmaking in overeenstemming met het nationaal recht.
3. Wanneer informatie ingevolge het eerste lid vertrouwelijk blijft, wordt in het register aangegeven welke soort informatie niet bekend wordt gemaakt, indien mogelijk bijvoorbeeld door het verstrekken van generieke informatie over de chemische stoffen, en waarom de informatie niet bekend wordt gemaakt.
1. Elke Partij waarborgt dat er passende mogelijkheden zijn voor inspraak bij de ontwikkeling van haar nationale register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, binnen het kader van haar nationale wetgeving.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, stelt elke Partij het publiek in de gelegenheid kostenloos toegang te krijgen tot informatie over de voorgestelde maatregelen met betrekking tot de ontwikkeling van haar nationale register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, en commentaar, informatie, analyses of meningen in te dienen die van belang zijn voor het besluitvormingsproces, en de desbetreffende autoriteit houdt naar behoren rekening met deze bijdragen van het publiek.
3. Elke Partij waarborgt dat, wanneer een besluit tot het instellen of wezenlijk veranderen van haar register is genomen, het publiek tijdig zal worden geïnformeerd over de beslissing en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen.
1. Elke Partij waarborgt, binnen het kader van haar nationale wetgeving, dat eenieder die meent dat zijn of haar verzoek om informatie ingevolge artikel 11, tweede lid, veronachtzaamd, ten onrechte geheel of gedeeltelijk afgewezen, onvoldoende beantwoord of anderszins niet behandeld is in overeenstemming met de bepalingen van dat lid, toegang heeft tot een herzieningsprocedure voor een rechterlijke instantie of een ander bij wet ingesteld onafhankelijk en onpartijdig orgaan.
2. De vereisten van het eerste lid laten de respectieve rechten en verplichtingen van Partijen uit hoofde van bestaande van toepassing zijnde verdragen tussen hen die betrekking hebben op het onderwerp van dit artikel, onverlet.
1. Elke Partij bevordert de bewustwording van het publiek van haar register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en waarborgt dat steun en begeleiding worden gegeven bij het verkrijgen van toegang tot het register en het begrijpen en gebruiken van de daarin vervatte informatie.
2. Elke Partij moet voorzien in adequate capaciteitsopbouw bij en begeleiding van de verantwoordelijke autoriteiten en instanties teneinde hen te ondersteunen bij de uitvoering van hun taken uit hoofde van dit Protocol.
1. De Partijen werken, indien van toepassing, samen en verlenen elkaar assistentie:
a. bij internationale maatregelen ter ondersteuning van de doelstellingen van dit Protocol;
b. op basis van onderlinge overeenstemming van de betrokken Partijen, bij de invoering van nationale systemen uit hoofde van dit Protocol;
c. bij het delen van informatie uit hoofde van dit Protocol over uitstoten en overbrengingen in grensgebieden; en
d. bij het delen van informatie uit hoofde van dit Protocol met betrekking tot overbrengingen tussen Partijen.
2. De Partijen stimuleren samenwerking tussen elkaar en met andere relevante internationale organisaties, indien van toepassing, ter bevordering van:
a. bewustwording van het publiek op internationaal niveau;
b. de overdracht van technologie; en
c. het verlenen van technische hulp aan Partijen die ontwikkelingslanden zijn en Partijen met een overgangseconomie bij zaken die betrekking hebben op dit Protocol.
1. Hierbij wordt een Vergadering van de Partijen ingesteld. De eerste zitting wordt niet later bijeengeroepen dan twee jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol. Daarna worden gewone zittingen van de Vergadering van de Partijen gehouden volgend op of gelijktijdig met gewone vergaderingen van de Partijen bij het Verdrag, tenzij anders besloten door de Partijen bij dit Protocol. De Vergadering van de Partijen kan een bijzondere zitting houden indien zij daartoe tijdens een gewone zitting besluit of op schriftelijk verzoek van een Partij, mits binnen zes maanden na het mededelen van het verzoek aan alle Partijen door de Uitvoerend Secretaris van de Economische Commissie voor Europa, het genoemde verzoek gesteund wordt door ten minste eenderde van de Partijen.
2. De Vergadering van de Partijen toetst voortdurend de uitvoering en ontwikkeling van dit Protocol op basis van regelmatig door de Partijen uitgebrachte rapporten, en met dit doel voor ogen:
a. toetst zij de ontwikkeling van registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, en bevordert zij hun gestage versterking en convergentie;
b. stelt zij richtsnoeren op teneinde het voor de Partijen gemakkelijker te maken aan de Vergadering te rapporteren, daarbij rekening houdend met de noodzaak dubbel werk te voorkomen;
c. stelt zij een werkprogramma vast;
d. overweegt zij en, waar van toepassing, neemt zij maatregelen om de internationale samenwerking te versterken in overeenstemming met artikel 16;
e. stelt zij de subsidiaire organen in die zij noodzakelijk acht;
f. overweegt zij en neemt zij de voorstellen aan voor wijzigingen van dit Protocol en de bijlagen erbij die zij noodzakelijk acht voor de toepassing van dit Protocol, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 20;
g. overweegt zij en neemt zij tijdens haar eerste vergadering bij consensus een reglement van orde aan voor haar eerste vergaderingen en de vergaderingen van de subsidiaire organen, met inachtneming van elk reglement van orde dat door de Vergadering van de Partijen bij het Verdrag is aangenomen;
h. overweegt zij het bij consensus instellen van financiële regelingen en mechanismen voor technische hulp teneinde de uitvoering van dit Protocol te vergemakkelijken;
i. roept zij, waar van toepassing, de diensten in van andere relevante internationale organen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Protocol; en
j. overweegt zij en neemt zij elke aanvullende maatregel die nodig mocht zijn om de doelstellingen van dit Protocol te bevorderen, zoals de aanname van richtsnoeren en aanbevelingen die de uitvoering ervan bevorderen.
3. De Vergadering van de Partijen vergemakkelijkt de uitwisseling van informatie over de ervaring die is opgedaan met het rapporteren van overbrengingen middels op specifieke verontreinigende stoffen en specifieke afvalstoffen gerichte benaderingen, en toetst deze ervaring teneinde de mogelijkheid van convergentie tussen de twee benaderingen te onderzoeken, rekening houdend met het publieke belang van informatie in overeenstemming met artikel 1 en de algehele doelmatigheid van registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen.
4. De Verenigde Naties, de gespecialiseerde VN-agentschappen en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, alsmede elke Staat of regionale organisatie voor economische integratie die ingevolge artikel 24 het recht heeft dit Protocol te ondertekenen maar geen Partij bij dit Protocol is, en elke intergouvernementele organisatie die bevoegd is op de gebieden waarop dit Protocol betrekking heeft, hebben het recht als waarnemers deel te nemen aan de vergaderingen van de Partijen. De toelating en de deelneming van waarnemers worden geregeld in het door de Vergadering van de Partijen aangenomen reglement van orde.
5. Elke niet-gouvernementele organisatie die bevoegd is op de gebieden waarop dit Protocol betrekking heeft, die de Uitvoerend Secretaris van de Economische Commissie voor Europa op de hoogte heeft gesteld van haar wens vertegenwoordigd te zijn bij een vergadering van de Partijen heeft het recht deel te nemen als waarnemer tenzij ten minste eenderde van de ter vergadering aanwezige Partijen bezwaar maken. De toelating en de deelneming van waarnemers worden geregeld in het door de Vergadering van de Partijen aangenomen reglement van orde.
1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid, heeft elke Partij bij dit Protocol één stem.
2. Regionale organisaties voor economische integratie oefenen, ten aanzien van aangelegenheden die onder hun bevoegdheid vallen, hun stemrecht uit met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van hun lidstaten die Partij zijn. Deze organisaties oefenen hun stemrecht niet uit indien hun lidstaten hun stemrecht uitoefenen en vice versa.
Bijlagen bij dit Protocol maken daarvan een integrerend deel uit en, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, een verwijzing naar dit Protocol vormt tegelijkertijd een verwijzing naar de bijlagen daarbij.
1. Elke Partij kan wijzigingen van dit Protocol voorstellen.
2. Voorstellen tot wijziging van dit Protocol worden tijdens een zitting van de Vergadering van de Partijen in overweging genomen.
3. Een voorstel tot wijziging van dit Protocol wordt schriftelijk ingediend bij het secretariaat, dat het ten minste zes maanden voor de zitting tijdens welke het ter aanneming zal worden voorgelegd, doet toekomen aan alle Partijen, aan andere Staten en regionale organisaties voor economische integratie die ermee hebben ingestemd door het Protocol te worden gebonden en waarvoor het Protocol nog niet in werking is getreden en aan Ondertekenaars.
4. De Partijen stellen alles in het werk om consensus te bereiken over voorgestelde wijzigingen van dit Protocol. Indien alle pogingen om consensus te bereiken zijn uitgeput, en er geen overeenstemming is bereikt, wordt de wijziging in laatste instantie aangenomen met een meerderheid van drievierde van de stemmen van de op de zitting aanwezige Partijen die hun stem uitbrengen.
5. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „aanwezige Partijen die hun stem uitbrengen’’ verstaan, Partijen die aanwezig zijn en een stem vóór of tegen een voorstel uitbrengen.
6. Een wijziging van dit Protocol die is aangenomen in overeenstemming met het vierde lid, wordt door het secretariaat medegedeeld aan de Depositaris, die deze doet toekomen aan alle Partijen, aan andere Staten en regionale organisaties voor economische integratie die ermee hebben ingestemd door het Protocol te worden gebonden en waarvoor het Protocol nog niet in werking is getreden, en aan Ondertekenaars.
7. Een wijziging anders dan die van een bijlage wordt van kracht voor die Partijen die deze hebben bekrachtigd, goedgekeurd of aanvaard negentig dagen na de datum van ontvangst door de Depositaris van de akten van bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding van ten minste drievierde van de Partijen die Partij waren ten tijde van de aanneming ervan. Daarna wordt zij van kracht voor elke andere Partij negentig dagen nadat die Partij haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de wijziging nederlegt.
8. In geval van een wijziging van een bijlage, stelt een Partij die een dergelijke wijziging niet aanvaardt, de Depositaris hiervan schriftelijk in kennis binnen twaalf maanden na de datum van toezending van de wijziging door de Depositaris. De Depositaris stelt alle Partijen onverwijld in kennis van elke kennisgeving die hij ontvangt. Een Partij kan te allen tijde een kennisgeving van niet-aanvaarding herroepen, waarna de wijziging van een bijlage voor die Partij in werking treedt.
9. Na het verstrijken van twaalf maanden na de datum van haar toezending door de Depositaris als voorzien in het zesde lid, wordt een wijziging van een bijlage van kracht voor die Partijen die bij de Depositaris geen kennisgeving hebben ingediend in overeenstemming met de bepalingen van het achtste lid, mits op dat moment niet meer dan eenderde van de Partijen die Partij waren ten tijde van de aanneming van de wijziging een dergelijke kennisgeving hebben ingediend.
10. Indien een wijziging van een bijlage rechtstreeks verband houdt met een wijziging van dit Protocol, treedt zij pas in werking op het moment dat de wijziging van dit Protocol in werking treedt.
De Uitvoerend Secretaris van de Economische Commissie voor Europa verricht de volgende secretariaatstaken ten behoeve van dit Protocol:
a. het voorbereiden van de zittingen van de Vergadering van de Partijen en het faciliteren daarvan;
b. het toezenden aan de Partijen van verslagen en andere in overeenstemming met de bepalingen van dit Protocol ontvangen informatie;
c. het verslag uitbrengen aan de Vergadering van de Partijen over de activiteiten van het secretariaat; en
d. andere taken als door de Vergadering van de Partijen kan worden bepaald op grond van de beschikbare middelen.
Tijdens haar eerste zitting stelt de Vergadering van de Partijen op basis van consensus samenwerkingsprocedures en institutionele regelingen van niet-judiciële, niet-contradictoire, en raadplegende aard vast voor de toetsing en bevordering van de naleving van de bepalingen van dit Protocol en ter bestrijding van gevallen van niet-naleving. Bij de vaststelling van deze procedures en regelingen neemt de Vergadering van Partijen onder andere in overweging of het toegestaan is informatie te ontvangen van leden van het publiek over aangelegenheden met betrekking tot dit Protocol.
1. Indien tussen twee of meer Partijen een geschil ontstaat over de uitlegging of de toepassing van dit Protocol, trachten zij dit op te lossen door onderhandeling of volgens een andere voor de partijen bij het geschil aanvaardbare methode voor de regeling van geschillen.
2. Een Partij kan bij de ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring van of toetreding tot dit Protocol, of te allen tijde daarna, schriftelijk aan de Depositaris mededelen dat zij, in geval van een geschil dat niet wordt opgelost in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel, de toepassing van de volgende methoden voor het regelen van geschillen, dan wel één of beide, als verplicht aanvaardt ten aanzien van iedere Partij die dezelfde verplichting aanvaardt:
a. voorlegging van het geschil aan het Internationale Gerechtshof;
b. arbitrage in overeenstemming met de procedure omschreven in bijlage IV.
Een regionale organisatie voor economische integratie kan een verklaring van gelijke strekking afleggen met betrekking tot arbitrage overeenkomstig de in onderdeel b bedoelde procedures.
3. Indien de partijen bij het geschil beide in het voorgaande tweede lid genoemde methoden voor de regeling van geschillen hebben aanvaard, kan het geschil alleen aan het Internationaal Gerechtshof worden voorgelegd, tenzij de partijen bij het geschil anders overeenkomen.
Dit Protocol staat van 21 tot en met 23 mei 2003 te Kiev (Oekraïne), ter gelegenheid van de vijfde ministeriële conferentie „Milieu voor Europa’’, en daarna tot 31 december 2003 op de Zetel van de Verenigde Naties te New York open voor ondertekening door alle staten die lid zijn van de Verenigde Naties, en door regionale organisaties voor economische integratie opgericht door soevereine staten die lid zijn van de Economische Commissie voor Europa waaraan de lidstaten bevoegdheden hebben overgedragen ten aanzien van aangelegenheden die onder dit Protocol vallen, met inbegrip van de bevoegdheid ten aanzien van die aangelegenheden verdragen aan te gaan.
De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties treedt op als Depositaris van dit Protocol.
1. Dit Protocol dient te worden bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door de in artikel 24 bedoelde ondertekenende staten en regionale organisaties voor economische integratie.
2. Dit Protocol staat vanaf 1 januari 2004 open voor toetreding door de in artikel 24 bedoelde staten en regionale organisaties voor economische integratie.
3. Elke regionale organisatie voor economische integratie als bedoeld in artikel 24 die Partij wordt zonder dat één van haar lidstaten Partij is, is gebonden aan alle verplichtingen krachtens dit Protocol. Indien één of meer lidstaten van een dergelijke organisatie Partij zijn, beslissen de organisatie en haar lidstaten over hun onderscheiden verantwoordelijkheden ten aanzien van de nakoming van hun verplichtingen krachtens dit Protocol. In dergelijke gevallen zijn de organisatie en haar lidstaten niet gerechtigd de uit het Protocol voortvloeiende rechten gelijktijdig uit te oefenen.
4. In hun akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geven de in artikel 24 bedoelde regionale organisaties voor economische integratie de reikwijdte van hun bevoegdheid ter zake van de aangelegenheden die onder dit Protocol vallen aan. Deze organisaties doen de Depositaris tevens mededeling van iedere aanmerkelijke verandering in de reikwijdte van hun bevoegdheden.
1. Dit Protocol treedt in werking negentig dagen na de datum van nederlegging van de zestiende akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt een door een regionale organisatie voor economische integratie nedergelegde akte niet meegeteld naast de door de lidstaten van deze organisatie reeds nedergelegde akten.
3. Ten aanzien van elke staat of regionale organisatie voor economische integratie die dit Protocol bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt, danwel ertoe toetreedt na de nederlegging van de zestiende akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, treedt het Protocol in werking negentig dagen na de datum van nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding door die staat of regionale organisatie voor economische integratie.
Bij dit Protocol kan geen enkel voorbehoud worden gemaakt.
Elke Partij kan, te allen tijde na drie jaar vanaf de datum waarop dit Protocol ten aanzien van die Partij in werking is getreden, het Protocol opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Depositaris. De opzegging wordt van kracht negentig dagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Depositaris.
Het oorspronkelijke exemplaar van dit Protocol, waarvan de Engelse, de Franse en de Russische teksten gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN te Kiev, 21 mei 2003.
Activiteiten
Toelichting:
In kolom 1 staat de capaciteitsdrempel vermeld zoals genoemd in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.
Een asterisk (*) geeft aan dat er geen capaciteitsdrempel van toepassing is (alle faciliteiten dienen verantwoording af te leggen).
In kolom 2 staat de drempel op basis van het aantal medewerkers, zoals vermeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b.
Onder „10 werknemers’’ wordt het equivalent van 10 voltijds werknemers verstaan.
Verontreinigende stoffen
Toelichting:
Het CAS-nummer van de verontreinigende stof verwijst naar het identificatienummer in de Chemical Abstracts Service.
In kolom 1 staan de drempels vermeld zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, punt i en iv. Indien de drempel in een bepaalde subkolom (lucht, water of bodem) wordt overschreden, is het rapporteren van uitstoten of, in geval van verontreinigende stoffen bestemd voor afvalwaterzuivering, overbrengingen naar het in die kolom vermelde milieucompartiment, verplicht ten aanzien van de desbetreffende faciliteit, voor die Partijen die hebben gekozen voor een rapportagesysteem ingevolge artikel 7, eerste lid, onderdeel a.
In kolom 2 staan de drempels vermeld zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, punt ii. Indien de in deze kolom aangegeven drempel wordt overschreden voor een bepaalde verontreinigende stof, zijn de Partijen die hebben gekozen voor een rapportagesysteem ingevolge artikel 7, eerste lid, onderdeel a, punt ii, verplicht de overbrenging buiten de locatie van deze verontreinigende stof te rapporteren met betrekking tot de desbetreffende faciliteit.
In kolom 3 staan de drempels vermeld zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b. Indien de in deze kolom aangegeven drempel wordt overschreden voor een bepaalde verontreinigende stof, zijn de Partijen die hebben gekozen voor een rapportagesysteem ingevolge artikel 7, eerste lid, onderdeel b, verplicht de uitstoten en overbrengingen buiten de locatie van deze verontreinigende stof te rapporteren met betrekking tot de desbetreffende faciliteit.
Een liggend streepje (-) geeft aan dat aan de desbetreffende parameter geen rapportagevereiste verbonden is.
Een asterisk (*) geeft aan dat, met betrekking tot deze verontreinigende stof, toepassing van de drempel voor uitstoten in kolom 1a de voorkeur heeft boven toepassing van de drempel voor fabricage, proces of gebruik.
Een dubbele asterisk (**) geeft aan dat, met betrekking tot deze verontreinigende stof, toepassing van de drempel voor uitstoten in kolom 1b de voorkeur heeft boven toepassing van de drempel voor fabricage, proces of gebruik.
Voetnoten:
a/ Elke afzonderlijke verontreinigende stof dient te worden gerapporteerd indien de drempel voor BTEX (de som van de parameters benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen) wordt overschreden.
b/ Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAKs) worden gemeten als benzo(a)pyreen (50-32-8), benzo(b)fluorantheen (205-99-2), benzo(k)fluorantheen (207-08-9), indeno(1,2,3-cd)pyreen (193-39-5) (afkomstig uit het Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, inzake persistente organische stoffen).
c/ Als anorganische verbindingen.
Verwijderingsactiviteiten (‘V’)
– Op of in de bodem brengen (bijv. op een vuilstortplaats)
– Uitrijden (bijv. biodegradatie van vloeibare of slibachtige afvalstoffen in de bodem)
– Injectie in de diepe ondergrond (bijv. injectie van verpompbare afvalstoffen in putten, zoutkoepels of natuurlijk gevormde holten)
– Opslag in waterbekkens (bijv. het lozen van vloeibare of slibachtige afvalstoffen in putten, vijvers of lagunen)
– Verwijderen op speciaal ingerichte locaties (bijv. in afzonderlijk beklede, afgedekte cellen die onderling en van de omgeving afgeschermd zijn)
– Lozen in wateren, behalve zeeën en oceanen
– Lozen in zeeën en oceanen, inclusief inbrengen in de bodem
– Biologische behandeling op een niet elders in deze bijlage aangegeven wijze waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd volgens een van de in deze bijlage vermelde methoden
– Fysisch-chemische behandeling op een niet elders in deze bijlage aangegeven wijze waardoor verbindingen of mengsels ontstaan die worden verwijderd volgens een van de in deze bijlage vermelde methoden (bijv. verdampen, drogen, calcineren, neutraliseren, precipiteren)
– Verbranding op het land
– Verbranding op zee
– Permanente opslag (bijv. plaatsen van houders in mijnen)
– Vermengen voorafgaand aan een van de in dit deel vermelde behandelingen
– Herverpakken voorafgaand aan een van de in dit deel vermelde behandelingen
– Opslag in afwachting van een van de in dit deel vermelde behandelingen
Nuttige toepassing („N’’)
– Gebruik als brandstof (anders dan bij directe verbranding) of een andere wijze van energieopwekking
– Terugwinning of regeneratie van oplosmiddelen
– Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddel worden gebruikt
– Recycling/terugwinning van metalen en metaalverbindingen
– Recycling/terugwinning van andere anorganische materialen
– Regeneratie van zuren of basen
– Nuttige toepassing van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan
– Nuttige toepassing van bestanddelen uit katalysatoren
– Herraffinage van olie en ander hergebruik van olie
– Uitrijden ten behoeve van landbouwkundige of ecologische verbetering
– Gebruik van afvalstoffen die bij een van de bovenstaande behandelingen zijn verkregen
– Uitwisseling van afvalstoffen ten behoeve van een van de bovenstaande behandelingen
– Opslag van stoffen om een van de in dit deel vermelde behandelingen te kunnen toepassen
Arbitrage
1. Indien een geschil aan arbitrage wordt onderworpen ingevolge artikel 23, tweede lid, van dit Protocol stelt/stellen een of meer partijen de andere partij of partijen langs diplomatieke weg, alsmede het secretariaat, in kennis van het onderwerp van arbitrage, onder vermelding van de artikelen van dit Protocol over de uitlegging of toepassing waarvan een geschil is ontstaan. Het secretariaat zendt de ontvangen informatie toe aan alle Partijen bij dit Verdrag.
2. Het scheidsgerecht bestaat uit drie leden. De eisende partij(en) en de andere partij(en) bij het geschil benoemen elk een arbiter, en de twee aldus benoemde arbiters wijzen met gezamenlijke instemming de derde arbiter aan, die voorzitter van het scheidsgericht wordt. De derde arbiter mag geen onderdaan van een van de partijen bij het geschil zijn, noch mag hij of zij zijn of haar gewone verblijfplaats op het grondgebied van een van die partijen hebben, of in dienst zijn bij een van hen, of in een andere hoedanigheid reeds bij de aangelegenheid betrokken zijn geweest.
3. Indien de voorzitter van het scheidsgerecht niet is aangewezen binnen twee maanden na de benoeming van de tweede arbiter, wijst de Uitvoerend Secretaris van de Economische Commissie voor Europa, op verzoek van een van beide partijen bij het geschil, binnen een nieuwe termijn van twee maanden de voorzitter aan.
4. Indien een van de partijen bij het geschil niet binnen een maand nadat zij het verzoek daartoe heeft ontvangen, een arbiter heeft benoemd, kan de andere partij dit mededelen aan de Uitvoerend Secretaris van de Economische Commissie voor Europa, die binnen een nieuwe termijn van twee maanden de voorzitter van het scheidsgerecht aanwijst. Vervolgens verzoekt de voorzitter van het scheidsgerecht de partij die nog geen arbiter heeft benoemd, dit binnen twee maanden te doen. Indien zij dit binnen dat tijdvak niet doet, deelt de voorzitter dit mede aan de Uitvoerend Secretaris van de Economische Commissie voor Europa, die vervolgens binnen een volgend tijdvak van twee maanden de benoeming verricht.
5. Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing in overeenstemming met het internationale recht en met de bepalingen van dit Protocol.
6. Ieder krachtens de bepalingen van deze Bijlage ingesteld scheidsgerecht stelt zijn eigen procedureregels vast.
7. De beslissingen van het scheidsgerecht betreffende zowel procedures als aan hem voorgelegde aangelegenheden worden genomen met een meerderheid van stemmen van zijn leden.
8. Het scheidsgerecht kan alle passende maatregelen nemen ter vaststelling van de feiten.
9. De partijen bij het geschil doen alles wat in hun vermogen ligt om het werk van het scheidsgerecht te vergemakkelijken, met name door:
a. het scheidsgerecht alle relevante documenten, voorzieningen en informatie te verstrekken;
b. het scheidsgerecht indien nodig in staat te stellen getuigen of deskundigen op te roepen en te horen.
10. De partijen en de arbiters beschermen de vertrouwelijkheid van de informatie die zij gedurende de procedure bij het scheidsgerecht in vertrouwen krijgen.
11. Het scheidsgerecht kan, op verzoek van een van de partijen, tussentijdse beschermingsmaatregelen aanbevelen.
12. Indien een van de partijen bij het geschil niet voor het scheidsgerecht verschijnt of haar zaak niet verdedigt, kan de andere partij het scheidsgerecht verzoeken de procedure voort te zetten en zijn uiteindelijke beslissing te nemen. Het feit dat een partij niet voor het scheidsgerecht verschijnt of haar zaak niet verdedigt, vormt geen belemmering voor de voortzetting van de procedure. Alvorens zijn uiteindelijke beslissing te nemen, dient het scheidsgerecht zich ervan te vergewissen dat de eis feitelijk en rechtens gegrond is.
13. Het scheidsgerecht kan tegeneisen die rechtstreeks voortkomen uit de aangelegenheid die het onderwerp van het geschil is, horen en erover beslissen.
14. Tenzij het scheidsgerecht anders bepaalt vanwege de bijzondere omstandigheden van de zaak, worden de kosten van het scheidsgerecht, met inbegrip van de honorering van zijn leden, in gelijke delen gedragen door de partijen bij het geschil. Het scheidsgericht houdt een overzicht van al zijn kosten bij, en verstrekt de partijen daarvan een eindopgave.
15. Iedere Partij bij dit Protocol die een belang van juridische aard heeft bij de aangelegenheid die het onderwerp van geschil is, en waarvoor de beslissing van het scheidsgerecht gevolgen kan hebben, kan zich met de instemming van het scheidsgerecht voegen in de procedure.
16. Het scheidsgerecht doet zijn uitspraak binnen vijf maanden na de datum waarop het werd ingesteld, tenzij het het noodzakelijk acht deze termijn te verlengen met een termijn van ten hoogste vijf maanden.
17. De uitspraak van het scheidsgerecht dient vergezeld te gaan van een uiteenzetting van de gronden. De uitspraak is onherroepelijk en bindend voor alle partijen bij het geschil. De uitspraak wordt door het scheidsgerecht toegezonden aan de partijen bij het geschil en aan het secretariaat. Het secretariaat zendt de ontvangen informatie toe aan alle Partijen bij dit Protocol.
18. Ieder geschil dat tussen partijen ontstaat betreffende de uitlegging of tenuitvoerlegging van de uitspraak kan door elk van de partijen worden voorgelegd aan het scheidsgerecht dat de uitspraak heeft gedaan of, indien het daaraan niet kan worden voorgelegd, aan een ander scheidsgerecht dat hiertoe wordt ingesteld op dezelfde wijze als het eerstbedoelde scheidsgerecht.
Zie Trb. 2003, 153.
Bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring zijn voorzien in artikel 26, eerste lid en toetreding in artikel 26, tweede lid.
Partij | Onder-tekening | Ratificatie | Type1) | Inwerking | Opzegging | Buitenwerking |
---|---|---|---|---|---|---|
Armenië | 21-05-03 | |||||
België | 21-05-03 | |||||
Bosnië-Herzegovina | 21-05-03 | |||||
Bulgarije | 21-05-03 | |||||
Cyprus | 21-05-03 | |||||
Denemarken | 21-05-03 | |||||
Duitsland | 21-05-03 | |||||
EG (Europese Gemeenschap) | 21-05-03 | 21-02-06 | R | |||
Estland | 21-05-03 | |||||
Finland | 21-05-03 | |||||
Frankrijk | 21-05-03 | |||||
Georgië | 21-05-03 | |||||
Griekenland | 21-05-03 | |||||
Hongarije | 21-05-03 | |||||
Ierland | 21-05-03 | |||||
Italië | 21-05-03 | |||||
Kroatië | 23-05-03 | |||||
Letland | 21-05-03 | |||||
Litouwen | 21-05-03 | |||||
Luxemburg | 21-05-03 | 07-02-06 | R | |||
Macedonië, Voormalige Joegoslavische Republiek | 21-05-03 | |||||
Moldavië | 21-05-03 | |||||
Montenegro | 21-05-032) | |||||
Nederlanden, het Koninkrijk der | 21-05-03 | |||||
Noorwegen | 21-05-03 | |||||
Oekraïne | 21-05-03 | |||||
Oostenrijk | 21-05-03 | |||||
Polen | 21-05-03 | |||||
Portugal | 21-05-03 | |||||
Roemenië | 21-05-03 | |||||
Servië | 21-05-03 | |||||
Slovenië | 22-05-03 | |||||
Spanje | 21-05-03 | |||||
Tadzjikistan | 21-05-03 | |||||
Tsjechië | 21-05-03 | |||||
Verenigd Koninkrijk, het | 21-05-03 | |||||
Zweden | 21-05-03 | |||||
Zwitserland | 21-05-03 | 27-04-07 | R |
1) O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R= Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend
2) Montenegro heeft op 23 oktober 2006 meegedeeld zich gebonden te achten aan de ondertekening op 21 mei 2003 door Servië en Montenegro.
Verklaringen, voorbehouden en bezwaren
België, 21 mei 2003
This signature engages also the Waloon region, the Flemish region, and the Brussels-Capital region.
Denemarken, 21 mei 2003
Both the Faroe Islands and Greenland are self-governing under Home Rule Acts, which implies inter alia that environmental affairs in general and the areas covered by the Protocol are governed by the right of self-determination.
Signing by Denmark of the Protocol, therefore, does not necessarily mean that Danish ratification will in due course include the Faroe Islands and Greenland.
EG (Europese Gemeenschap), 21 februari 2006
Declaration by the European Community in accordance with article 26(4):
The European Community declares that, in accordance with the Treaty establishing the European Community, and in particular article 175 (1) thereof, it is competent for entering into international agreements, and for implementing the obligations resulting therefrom, which contribute to the pursuit of the following objectives:
– preserving, protecting and improving the quality of the environment,
– protecting human health,
– prudent and rational utilization of natural resources,
– promoting measures at international level to deal with regional or worldwide environmental problems.
Pollutant release and transfer registers are appropriate tools for encouraging improvements in environmental performance, for providing public access to information on pollutants released, and for use by competent authorities in tracking trends, demonstrating progress, thereby contributing to the achievement of the abovementioned objectives.
Moreover, the European Community declares that it has already adopted legislation, binding on its Member States, covering matters governed by this Protocol and will submit and update, as appropriate, a list of that legislation in accordance with article 26 (4) of the Protocol.
The European Community is responsible for the performance of those obligations resulting from the Protocol which are covered by Community law in force.
The exercise of Community competence is, by its nature, subject to continuous development.
Zie Trb. 2003, 153.
Zie Trb. 2003, 153.
Titel | : | Handvest van de Verenigde Naties; San Francisco, 26 juni 1945 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2007, 50 |
Titel | : | Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; Rome, 25 maart 1957 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2004, 120 |
Titel | : | Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan; Bazel, 22 maart 1989 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2006, 12 |
Titel | : | Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden; Aarhus, 25 juni 1998 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2005, 22 |
Titel | : | Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen; Stockholm, 22 mei 2001 |
Laatste Trb. | : | Trb. 2004, 169 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2007-95.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.