Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, van 10 maart 2022, nr. IENW/BSK-2022/35671, tot wijziging van de Regeling specifieke uitkering Schone Lucht Akkoord

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, de artikelen 4, eerste en tweede lid, juncto 3, eerste lid, aanhef en onder b, en 5, aanhef en onderdelen a tot en met f en h, van de Kaderwet subsidies I en M;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling specifieke uitkering Schone Lucht Akkoord wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsbepaling ‘overig project’ komt onderdeel b te luiden:

  • b. kennisontwikkeling, advies en training; of.

2. In de alfabetische volgorde wordt ingevoegd:

sociale maatregel:

projectmatige activiteit gericht op een blijvende gedragsverandering waar tenminste onderzoek, monitoring en evaluatie van de effecten deel van uitmaken;.

3. De begripsbepaling voor ‘kennis- of adviesproducten’ vervalt.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Een aanvraag voor een specifieke uitkering kan worden ingediend:

    • a. voor het kalenderjaar 2021, tussen 1 april 2021, 09:00 uur, en 1 november 2021, 17.00 uur; en

    • b. voor het kalenderjaar 2022, tussen 1 april 2022, 9:00 uur, en 1 oktober 2022, 17:00 uur.

2. In het zesde lid wordt na ‘die recht geeft’ ingevoegd ‘op’.

C

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel c, wordt ‘kosten voor kennis- of adviesproducten’ vervangen door ‘kosten voor kennisontwikkeling, advies en training’.

b. Onder vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel e door een puntkomma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • g. juridische kosten;

  • h. kosten ten behoeve van gedragsbeïnvloeding; en

  • i. onderzoeks- en ontwikkelingskosten.

2. In het tweede lid wordt na ‘kosten als bedoeld in het eerste lid’ ingevoegd

‘die betrekking hebben op een aanvraag in de periode, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel a, en’.

3. Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Kosten als bedoeld in het eerste lid die betrekking hebben op een aanvraag in de periode, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel b, en die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2022 komen voor vergoeding in aanmerking.

4. In het vierde lid vervalt ‘en omzetbelasting over kosten als bedoeld in het eerste lid, die op de voet van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 in aftrek kan worden gebracht en geen recht geeft op een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds.’.

5. Na het vierde lid (nieuw) wordt een nieuw lid toegevoegd luidende:

  • 5. Omzetbelasting over kosten als bedoeld in het eerste lid, voor zover deze belasting in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wet op het BTW-Compensatiefonds of verrekend kan worden, komt niet voor vergoeding in aanmerking.

D

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het plafond voor het jaar 2021 bedraagt inclusief omzetbelasting € 12.699.000.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het plafond voor het jaar 2022 bedraagt inclusief omzetbelasting € 10.000.000.

3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 3. Als het uitkeringsplafond niet wordt bereikt voor het beëindigen van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel b, kan de minister de aanvraagperiode verlengen tot en met 1 november 2023. De minister doet uiterlijk 1 oktober 2022 mededeling van een verlenging van de aanvraagperiode in de Staatscourant.

E

Artikel 9, onderdeel e, komt te luiden:

de ontvanger in 2021 reeds vijf keer of in 2022 reeds € 1.500.000 aan uitkeringen op grond van deze regeling heeft ontvangen;

F

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘drie jaar’ vervangen door ‘drie kalenderjaren’ en na de tweede ‘na’ wordt ingevoegd ‘het jaar van’.

2. In het tweede lid wordt ‘kennis- of adviesproducten’ vervangen door ‘ontwikkelde kennis, advies en training’.

G

In artikel 14, tweede lid, wordt ‘2023’ vervangen door ‘2024’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Op 1 april 2021 is de Regeling specifieke uitkering Schone Lucht Akkoord1 (Spuk SLA) in werking getreden. De Spuk SLA is een invulling van de afspraak uit het Regeerakkoord van het kabinet Rutte III om te komen tot een nationaal actieplan luchtkwaliteit dat zich richt op een permanente verbetering van de luchtkwaliteit.

2. De noodzaak tot wijziging van de Spuk SLA

Deze wijzigingsregeling strekt ertoe een tweede aanvraagtranche met financieel plafond in het leven te roepen. Daarnaast wordt de termijn waarbinnen een project moet zijn afgerond, verlengd van drie jaar na het jaar van verlenen van de uitkering naar drie kalenderjaren na het jaar van verlenen van de uitkering. In plaats van een maximum van vijf aanvragen per aanvrager komt er een maximum verlening van € 1.500.000,– per aanvrager.

3. Inhoud wijzigingen

Deze wijzigingsregeling strekt ertoe de Spuk SLA op de hierna te noemen onderdelen te wijzigen.

Nieuwe tranche en nieuw plafond

In de brief aan de Tweede Kamer van 13 januari 20202 kondigde de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat aan voor de periode 2020–2023 € 50 miljoen te hebben gereserveerd voor het Schone Lucht Akkoord op de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Met deze wijzigingsregeling is voor het jaar 2022 hieraan invulling gegeven.

Vervangen ‘kennis- of adviesproducten’ door kennisontwikkeling, advies en training

Onder de categorie ‘overig project’ komen naast innovatieve maatregelen, communicatie- of participatieactiviteiten, ook kennisontwikkeling, advies en training in aanmerking voor een uitkering. Dit kan gaan om technische, bedrijfseconomische, juridische of beleidsmatige kennis. Een voorbeeld is het trainen van bevoegd gezag of omgevingsdiensten om uitvoering te geven aan het scherper vergunnen. De woorden kennisontwikkeling, advies en training zijn termen die in het normaal spraakgebruik worden gebruikt en voldoende duidelijk zijn. Daarom is er voor gekozen geen definiëring in de regeling op te nemen.

Toevoegen kosten

In de afgelopen periode is duidelijk geworden dat er behoefte bestond aan uitbreiding van het aantal kostensoorten. Hierbij gaat het om:

  • Juridische kosten, dit zijn kosten voor onderzoek en aanpassing van beleid, wet- en regelgeving of juridische ondersteuning;

  • Kosten ten behoeve van gedragsbeïnvloeding. Hierbij wordt gedacht aan kosten voor onderzoek, uitvoering, monitoring en evaluatie van activiteiten gericht op een gedragsverandering bij burgers die de luchtkwaliteit ten goede komt. Hierbij valt te denken aan voorlichting over particuliere houtstook;

  • Onderzoeks- en ontwikkelingskosten.

Wijziging maximum aantal aanvragen per aanvrager

Het maximum van vijf aanvragen per aanvrager in het kalenderjaar 2021 wijzigt in een maximum verlening van € 1.500.000,– per aanvrager in het kalenderjaar 2022. Deze wijziging heeft alleen betrekking op de aanvraagperiode in 2022. De wijziging is bedoeld om kleinere partijen in het Schone Lucht Akkoord, die vanwege de cofinancieringseis doorgaans uitkeringen met een kleinere omvang aanvragen en in de eerste tranche na vijf keer gelimiteerd werden, relatief te bevoordelen ten koste van grote partijen. Grote partijen met relatief veel cofinancieringsbudget hebben in de eerste tranche theoretisch maximaal € 2.500.000,– kunnen ontvangen. De wijziging beoogt daarmee een eerlijkere verdeling van het beschikbare budget over zo veel mogelijk partijen in het Schone Lucht Akkoord.

Omzetbelasting

Bij de uitvoering bleek er onduidelijkheid te zijn over de berekening van de verplichte afdracht aan het BTW-compensatiefonds. Daarom is bepaald dat het subsidieplafond het bedrag is inclusief omzetbelasting. De bepaling dat compensabele omzetbelasting niet voor een uitkering in aanmerking komt is herschreven. De uitvoering van de regeling wijzigt niet door deze wijzigingen.

Berekening afdracht BTW-compensatiefonds

De aanvrager overlegt bij de aanvraag een begroting waarin de kosten van het project worden gespecificeerd en waarin de omzetbelasting die kan worden gecompenseerd via het BTW-compensatiefonds wordt vermeld. De begroting geeft ook inzicht in de dekking van de kosten van het project die niet door middel van de specifieke uitkering worden vergoed. Aan de hand van deze begroting worden de opgegeven kosten beoordeeld of ze voor uitkering in aanmerking komen. Van deze kosten wordt 50% tot het maximum bedrag genoemd in artikel 5, uitgekeerd en gaat er daarboven een afdracht van de compensabele BTW naar het BTW-compensatiefonds.

Ter verduidelijking volgen hierna twee voorbeelden:

Voorbeeld 1 BTW-compensatiefonds:

Aanvrager geeft € 800.000 op aan subsidiabele kosten in de aanvraag voor een emissieverlagend project of pilot project, geeft aan dat sprake is van 21% BTW en dat dit in zijn geheel compensabele BTW is, dus € 168.000,–. De uitkering bedraagt maximaal 50% van de voor een specifieke uitkering in aanmerking komende kosten tot een maximum van € 500.000,–.

De toe te kennen uitkering bedraagt € 400.000,– en daarnaast wordt er nog een bedrag van € 84.000 afgedragen aan het BTW-compensatiefonds.

Voorbeeld 2 BTW-compensatiefonds:

Aanvrager geeft € 300.000,– op aan subsidiabele kosten in de aanvraag voor een overig project en geeft aan dat sprake is van 21% BTW en dat dit in zijn geheel compensabele BTW is, dus € 63.000,–. De uitkering bedraagt maximaal 50% van de voor een specifieke uitkering in aanmerking komende kosten tot een maximum van € 100.000,–.

De toe te kennen uitkering bedraagt € 100.000,– en daarnaast wordt er nog een bedrag van € 21.000,– afgedragen aan het BTW-compensatiefonds.

4. Gevolgen

Deze wijzigingsregeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten voor bedrijven en burgers en brengt ook geen hogere nalevingskosten met zich mee. Daarnaast heeft de wijzigingsregeling ook geen onvoorziene bestuurlijke lasten tot gevolg. RVO is nauw betrokken geweest bij het opstellen van de wijzigingen. De wijzigingen zijn goed uitvoerbaar tegen aanvaardbare uitvoeringskosten en administratieve lasten. Tevens brengt de wijzigingsregeling geen verandering in het toezicht op en/of de naleving van de regeling.

Vanwege het ontbreken van deze gevolgen is de ontwerpregeling niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk.

De in het Schone Lucht Akkoord deelnemende gemeenten en provincies kunnen met de specifieke uitkering projecten starten gericht op permanente verlaging van emissies en gezondheidswinst op de meest gevoelige locaties, en meer burgers gaan betrekken bij de doelen van het SLA. Projecten kunnen bijvoorbeeld voorzien in de instelling van milieuzones, de aanleg van walstroomvoorzieningen, en het bijspijkeren van agrariërs over technologie om stalemissies te voorkomen. Er is regelmatig contact met de deelnemers van het Schone Lucht Akkoord over de inhoud van deze regeling. Indirect brengt deze wijzigingsregeling een verandering teweeg in de rechten en plichten van burgers en bedrijven. De partijen in het Schone Lucht Akkoord hebben een eigen verantwoordelijkheid op het gebied van participatie en bij het voorkomen van onevenredige regeldruk. De wijziging heeft geen ingrijpende gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk en heeft indirect invloed op burgers en bedrijven. Daarom is afgezien van internetconsultatie.

5. Verhouding tot bestaande regelgeving

Het nationaal bestuursrechtelijke kader voor deze wijzigingsregeling wordt gevormd door de Kaderwet subsidies I en M, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), de Financiële-verhoudingswet en het Besluit financiële verhouding 2001.

De bijdragen die krachtens deze regeling kunnen worden verstrekt aan een provincie of gemeente zijn specifieke uitkeringen in de zin van artikel 15a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet. In het besluit van 29 oktober 2021 tot wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 in verband met het tijdelijk verlagen van het grensbedrag voor de verzameluitkering (Stb 541), is het grensbedrag voor de verzameluitkering, vastgesteld op € 1 miljoen inclusief BTW voor de totale omvang van de beschikbare bijdrage. Dit besluit trad op 11 november 2021 in werking. Voor de Spuk SLA is in 2022 € 10 miljoen beschikbaar. Door de verlaging van het grensbedrag is het mogelijk om specifieke uitkeringen voor een bedrag lager dan 10 miljoen euro rechtmatig als zelfstandige specifieke uitkering te verstrekken.

6. De inwerkingtreding van de wijziging

De wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022. De regeling Spuk SLA vervalt met ingang van 1 januari 2024 met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op een uitkering die voor die datum op grond van deze regeling is verstrekt.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

IENW/BSK-2021/42262.

X Noot
2

Kamerstukken II, vergaderjaar 2019–2020, 30 175, nr. 343, blz. 1 en 2.

Naar boven