Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 25 juni 2021, kenmerk 2380725-1011279-J, houdende regels met betrekking tot het verstrekken van een specifieke uitkering voor het tijdelijk vergroten van beschikbaarheid van acute jeugd-ggz capaciteit

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

acute jeugd-ggz:

de zorg voor jeugdigen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet met psychische problematiek of een vermoeden hiervan en bij wie acuut ingrijpen noodzakelijk is omdat zij een gevaar voor zichzelf of anderen vormen;

acute jeugd-ggz zorgaanbieder:

zorgaanbieder die acute jeugd-ggz verleent aan jongeren, waaronder verplichte zorg als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder t, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg;

coördinerende gemeente:

de gemeente, genoemd in bijlage 1, die verantwoordelijk is voor het vergroten van beschikbaarheid van acute jeugd-ggz capaciteit, ook ten behoeve van andere gemeenten;

minister:

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

SiSa:

Single information, Single audit, eenmalige informatieverstrekking, eenmalige accountantscontrole. SiSa is de manier waarop provincies, gemeenten, gemeenschappelijke regelingen (hierna: medeoverheden) zich per jaar verantwoorden over de besteding van specifieke uitkeringen en/of provinciale middelen.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

  • 1. Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.

  • 2. Op deze regeling zijn de artikelen 4:35, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3. Activiteiten waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt

  • 1. De minister kan op aanvraag een specifieke uitkering aan een coördinerende gemeente verstrekken voor activiteiten die nodig zijn om de beschikbaarheid van acute jeugd-ggz tijdelijk te vergroten.

  • 2. De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, omvatten of zijn ondersteunend aan:

    • een tijdelijke uitbreiding van ambulante of klinische crisiscapaciteit in de acute jeugd-ggz;

    • het verlichten van de druk op de acute jeugd-ggz.

Artikel 4. Hoogte van de specifieke uitkering en uitkeringsplafond

  • 1. Het uitkeringsplafond bedraagt € 50.000.000.

  • 2. Het uit hoofde van het plafond beschikbare bedrag wordt naar rato verdeeld indien het totaal aangevraagde bedrag het plafond overschrijdt.

Artikel 5. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een specifieke uitkering kan door de coördinerende gemeente worden ingediend van 1 juli 2021 tot en met 20 juli 2021.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend bij het Ministerie van VWS door middel van een aanvraagformulier dat wordt verstrekt aan de coördinerende gemeente.

  • 3. Een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering gaat vergezeld van één of meerdere plannen van aanpak, waarin het volgende wordt opgenomen:

    • a. een beschrijving van de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, waarvoor een specifieke uitkering wordt aangevraagd;

    • b. een beschrijving van de wijze waarop de beoogde activiteiten bijdragen aan de in artikel 3, tweede lid, beschreven doelen van deze regeling;

    • c. een begroting van het plan van aanpak;

    • d. per plan van aanpak een verklaring van een gemachtigde van een acute jeugd-ggz zorgaanbieder waarin aangegeven wordt dat de zorgaanbieder zich committeert aan het plan van aanpak.

  • 4. De minister kan vrijstelling verlenen van de termijn, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6. Verlening

  • 1. De minister besluit binnen 13 weken na 20 juli op de aanvraag tot verlening van de specifieke uitkering.

  • 2. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend, het bedrag van de specifieke uitkering, de periode waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt.

  • 3. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 7. Verplichtingen

  • 1. De activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt, dienen tussen 1 juli 2021 en 31 december 2022 worden uitgevoerd.

  • 2. De inzet van middelen door de coördinerende gemeente komt ten goede aan een bredere groep jeugdigen dan uitsluitend aan diegenen woonachtig in de betreffende coördinerende gemeente.

  • 3. De coördinerende gemeente informeert de minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt en over de besteding van de middelen uit de specifieke uitkering.

Artikel 8. Verantwoording

  • 1. De ontvanger van een specifieke uitkering legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Daar waar sprake is van overdracht van middelen naar een medeoverheid is SiSa tussen medeoverheden van toepassing conform artikel 17a, tweede lid van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 9. Vaststelling

  • 1. De minister besluit uiterlijk 38 weken na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 8, over de vaststelling van de specifieke uitkering.

  • 2. Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend, zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die verbonden zijn aan de specifieke uitkering, wordt de specifieke uitkering vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de gerealiseerde kosten, tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

Artikel 10. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2021 en vervalt met ingang van 1 juli 2025.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering vergroten van beschikbaarheid van acute jeugd-ggz capaciteit.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

BIJLAGE 1. COÖRDINERENDE GEMEENTEN

Groningen

Enschede

Nijmegen

Utrecht

Amsterdam

Rotterdam

Eindhoven

Roermond

TOELICHTING

Aanleiding

De noodzakelijke maatregelen om het coronavirus terug te dringen hebben als keerzijde dat de mentale gezondheid onder druk komt te staan. Dat geldt zeker voor jongeren. Het wegvallen van dagelijkse structuren, verminderde sociale contacten met leeftijdsgenoten en onzekerheid over de toekomst kan leiden tot de ontwikkeling of verergering van psychische klachten. In de afgelopen maanden zijn er daardoor meerdere signalen (via oa media, koepelorganisaties) gekomen over een toename in het aantal crisismeldingen voor jeugd. Het gaat hierbij om ernstige problematiek zoals suïcidaliteit of zware ondervoeding als gevolg van een eetstoornis. Ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd concludeerde op basis van bevindingen in zes regio’s dat de zorgvraag van jeugdigen met psychische problemen in omvang en ernst is gestegen.1 Tot slot is er een motie ingediend door Kamerlid Klaver voor het opschalen van crisisplekken in de (jeugd-)ggz.2

Op 22 april 2021 heeft het kabinet besloten om voor 2021 € 613 miljoen extra beschikbaar te stellen voor gemeenten voor het oplossen van acute problematiek in de jeugdzorg. Hiervan is € 50 miljoen specifiek bestemd voor de tijdelijke uitbreiding (ambulante en klinische) crisiscapaciteit jeugd-ggz (hierna: acute jeugd-ggz), zodat aan de grotere zorgvraag mede als gevolg van corona tegemoet gekomen kan worden. Daarnaast is er € 255 miljoen voor de aanpak van wachtlijsten in de specialistische jeugdhulp. In deze regeling wordt uitgewerkt hoe de € 50 miljoen voor acute jeugd-ggz beschikbaar gesteld wordt.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan.

  • De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht.

  • De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd.

  • De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen.

  • De maatregel is selectief.

  • De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

In dit geval wordt het eerste criterium niet vervuld. Gemeenten kunnen voor de uitvoering van bepaalde aan hen opgedragen publieke taken een specifieke uitkering krijgen. Zij zijn in zo’n geval niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Indien gemeenten de middelen inzetten om de activiteiten te realiseren zijn zij, indien de middelen ten goede komen aan ondernemingen, gehouden de staatssteunregels na te leven.

Administratieve lasten

Getracht is de administratieve lasten vorm te geven passend bij de omvang en het beoogde doel van de uitkering. De specifieke uitkering is vormgegeven in de voor gemeenten bekende methodiek van de SiSa-verantwoording.

Voor deze SiSa-verantwoording dienen de gemeenten op basis van de afrekening de genomen stappen en de werkelijke kosten in kaart te brengen. De verwachting is dat zij hier 80 uur voor nodig hebben. Dit brengt de bestuurlijke lasten op 80 uur (á € 60 per uur), dus € 4.800,– per aanvraag wat resulteert in een geschat bedrag van in totaal € 38.400,– (uitgaande van acht coördinerende gemeenten).

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

In artikel 1 worden verschillende definities gegeven van de begrippen die worden gebruikt in de onderhavige regeling.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

In artikel 2 wordt de toepasselijkheid van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS en de Algemene wet bestuursrecht beschreven. Hieronder vallen bepalingen over wijziging en terugvordering. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is niet van toepassing op deze regeling.

Artikel 3. Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt

In artikel 3 wordt omschreven dat de coördinerende gemeenten genoemd in bijlage 1 een specifieke uitkering kunnen aanvragen voor activiteiten om de beschikbaarheid van acute jeugd-ggz tijdelijk te vergroten. Om de beschikbaarheid te vergroten zijn activiteiten ondersteunend aan het tijdelijk uitbreiden van ambulante of klinische crisiscapaciteit in de acute jeugd-ggz of het verlichten van de druk op de acute jeugd-ggz.

Hierbij kan gedacht worden aan activiteiten rondom:

  • het tijdelijk uitbreiden van behandelcapaciteit waarmee crisis voorkomen kan worden.

  • het tijdelijk opschalen van crisiscapaciteit (klinisch, ambulant).

  • het tijdelijk opschalen respijtmogelijkheden voor crisisgevoelige kinderen/jongeren.

  • het intensiveren van ambulante crisishulp om crisisopname te voorkomen

  • de inzet respijtmogelijkheden voor crisisgevoelige kinderen/jongeren.

  • het bieden van overbruggingszorg aan jongeren op de wachtlijst.

  • het vervangen van uitgevallen zorgpersoneel als direct of indirect gevolg van corona.

Voor alle hierboven beschreven voorbeelden geldt dat het géén uitputtende lijst is. Er zijn meer concrete activiteiten denkbaar die bijdragen aan de doelstellingen, genoemd in artikel 3, tweede lid.

Gemeenten en zorgaanbieders mogen kosten die zij maken als gevolg van deze specifieke uitkering opvoeren als uitgaven in het kader van deze specifieke uitkering. Denk hierbij aan personele kosten die gemaakt worden voor uitvoering en verantwoording van deze regeling. Deze kosten moeten herleidbaar en verantwoordbaar zijn.

Artikel 5. Aanvraag

De specifieke uitkering wordt aangevraagd door de coördinerende gemeente. Deze gemeente dient hiervoor een aanvraag in bij het Ministerie van VWS. Coördinerende gemeenten ontvangen hiervoor een aanvraagformulier. Onderdeel van deze aanvraag is één of meerdere plannen van aanpak vanuit aanbieders die acute jeugd-ggz verzorgen. Aanbieders nemen richting coördinerende gemeenten initiatief tot een voorstel en stemmen hierover af met ketenpartijen. Waar nodig informeren aanbieders ook andere gemeenten over het betreffende voorstel. De coördinerende gemeenten en de aanbieder komen tot een gedragen voorstel om problematiek binnen de acute jeugd-ggz, mede als gevolg van corona, op te vangen. Aanbieders en gemeenten maken onderling afspraken over de verantwoording.

In deze plannen wordt het volgende gespecificeerd:

  • een omschrijving van de voorgenomen activiteiten;

  • een beschrijving hoe de voorgenomen activiteiten zich verhouden tot de doelstellingen van de specifieke uitkering;

  • een begroting van het plan en

  • een verklaring van een bestuurder van de betreffende zorgaanbieder waarin zij aangeven zich te committeren aan het plan.

Aanvragen kunnen ingeleverd worden van 1 juli tot en met 20 juli. De aanvragen van gemeenten worden getoetst aan de hand van bovenstaande punten.

Artikel 7. Verplichtingen

De coördinerende gemeente informeert de minister op verzoek over de stand van zaken rond de inzet van middelen voor het tijdelijk vergroten van de beschikbaarheid van acute jeugd-ggz.

De activiteiten mogen ingezet worden vanaf 1 juli 2021 en zijn uiterlijk 31 december 2022 afgerond. Wanneer de activiteiten niet voor die datum zijn afgerond, is het mogelijk dat het toegekende bedrag verlaagd wordt.

De inzet van middelen door de coördinerende gemeente komen ten goede aan een bredere groep jeugdigen dan woonachtig in de betreffende coördinerende gemeente. Er wordt daarbij aangesloten op het werkgebied van de betreffende aanbieder.

Artikel 8. Verantwoording

De ontvanger van een specifieke uitkering legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Daar waar sprake is van overdracht van middelen naar een medeoverheid is SiSa tussen medeoverheden van toepassing conform artikel 17a, tweede lid van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 10. Hardheidsclausule

Deze bepaling bevat een hardheidsclausule. Toepassing van de hardheidsclausule is aan strenge eisen gebonden en er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling. Het dient dan te gaan om onbillijkheden van overwegende aard.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Naar boven