TOELICHTING
Aanleiding
De noodzakelijke maatregelen om het coronavirus terug te dringen hebben als keerzijde
dat de mentale gezondheid onder druk komt te staan. Dat geldt zeker voor jongeren.
Het wegvallen van dagelijkse structuren, verminderde sociale contacten met leeftijdsgenoten
en onzekerheid over de toekomst kan leiden tot de ontwikkeling of verergering van
psychische klachten. In de afgelopen maanden zijn er daardoor meerdere signalen (via
oa media, koepelorganisaties) gekomen over een toename in het aantal crisismeldingen
voor jeugd. Het gaat hierbij om ernstige problematiek zoals suïcidaliteit of zware
ondervoeding als gevolg van een eetstoornis. Ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
concludeerde op basis van bevindingen in zes regio’s dat de zorgvraag van jeugdigen
met psychische problemen in omvang en ernst is gestegen.1 Tot slot is er een motie ingediend door Kamerlid Klaver voor het opschalen van crisisplekken
in de (jeugd-)ggz.2
Op 22 april 2021 heeft het kabinet besloten om voor 2021 € 613 miljoen extra beschikbaar
te stellen voor gemeenten voor het oplossen van acute problematiek in de jeugdzorg.
Hiervan is € 50 miljoen specifiek bestemd voor de tijdelijke uitbreiding (ambulante
en klinische) crisiscapaciteit jeugd-ggz (hierna: acute jeugd-ggz), zodat aan de grotere
zorgvraag mede als gevolg van corona tegemoet gekomen kan worden. Daarnaast is er
€ 255 miljoen voor de aanpak van wachtlijsten in de specialistische jeugdhulp. In
deze regeling wordt uitgewerkt hoe de € 50 miljoen voor acute jeugd-ggz beschikbaar
gesteld wordt.
Staatssteun
Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan.
-
− De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht.
-
− De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd.
-
− De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële
weg zou zijn verkregen.
-
− De maatregel is selectief.
-
− De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige
beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.
In dit geval wordt het eerste criterium niet vervuld. Gemeenten kunnen voor de uitvoering
van bepaalde aan hen opgedragen publieke taken een specifieke uitkering krijgen. Zij
zijn in zo’n geval niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels.
Indien gemeenten de middelen inzetten om de activiteiten te realiseren zijn zij, indien
de middelen ten goede komen aan ondernemingen, gehouden de staatssteunregels na te
leven.
Administratieve lasten
Getracht is de administratieve lasten vorm te geven passend bij de omvang en het beoogde
doel van de uitkering. De specifieke uitkering is vormgegeven in de voor gemeenten
bekende methodiek van de SiSa-verantwoording.
Voor deze SiSa-verantwoording dienen de gemeenten op basis van de afrekening de genomen
stappen en de werkelijke kosten in kaart te brengen. De verwachting is dat zij hier
80 uur voor nodig hebben. Dit brengt de bestuurlijke lasten op 80 uur (á € 60 per
uur), dus € 4.800,– per aanvraag wat resulteert in een geschat bedrag van in totaal
€ 38.400,– (uitgaande van acht coördinerende gemeenten).
Artikelsgewijs
Artikel 1. Definities
In artikel 1 worden verschillende definities gegeven van de begrippen die worden gebruikt
in de onderhavige regeling.
Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb
In artikel 2 wordt de toepasselijkheid van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en
VWS en de Algemene wet bestuursrecht beschreven. Hieronder vallen bepalingen over
wijziging en terugvordering. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is niet van
toepassing op deze regeling.
Artikel 3. Activiteiten waarvoor een uitkering kan worden verstrekt
In artikel 3 wordt omschreven dat de coördinerende gemeenten genoemd in bijlage 1
een specifieke uitkering kunnen aanvragen voor activiteiten om de beschikbaarheid
van acute jeugd-ggz tijdelijk te vergroten. Om de beschikbaarheid te vergroten zijn
activiteiten ondersteunend aan het tijdelijk uitbreiden van ambulante of klinische
crisiscapaciteit in de acute jeugd-ggz of het verlichten van de druk op de acute jeugd-ggz.
Hierbij kan gedacht worden aan activiteiten rondom:
-
• het tijdelijk uitbreiden van behandelcapaciteit waarmee crisis voorkomen kan worden.
-
• het tijdelijk opschalen van crisiscapaciteit (klinisch, ambulant).
-
• het tijdelijk opschalen respijtmogelijkheden voor crisisgevoelige kinderen/jongeren.
-
• het intensiveren van ambulante crisishulp om crisisopname te voorkomen
-
• de inzet respijtmogelijkheden voor crisisgevoelige kinderen/jongeren.
-
• het bieden van overbruggingszorg aan jongeren op de wachtlijst.
-
• het vervangen van uitgevallen zorgpersoneel als direct of indirect gevolg van corona.
Voor alle hierboven beschreven voorbeelden geldt dat het géén uitputtende lijst is.
Er zijn meer concrete activiteiten denkbaar die bijdragen aan de doelstellingen, genoemd
in artikel 3, tweede lid.
Gemeenten en zorgaanbieders mogen kosten die zij maken als gevolg van deze specifieke
uitkering opvoeren als uitgaven in het kader van deze specifieke uitkering. Denk hierbij
aan personele kosten die gemaakt worden voor uitvoering en verantwoording van deze
regeling. Deze kosten moeten herleidbaar en verantwoordbaar zijn.
Artikel 5. Aanvraag
De specifieke uitkering wordt aangevraagd door de coördinerende gemeente. Deze gemeente
dient hiervoor een aanvraag in bij het Ministerie van VWS. Coördinerende gemeenten
ontvangen hiervoor een aanvraagformulier. Onderdeel van deze aanvraag is één of meerdere
plannen van aanpak vanuit aanbieders die acute jeugd-ggz verzorgen. Aanbieders nemen
richting coördinerende gemeenten initiatief tot een voorstel en stemmen hierover af
met ketenpartijen. Waar nodig informeren aanbieders ook andere gemeenten over het
betreffende voorstel. De coördinerende gemeenten en de aanbieder komen tot een gedragen
voorstel om problematiek binnen de acute jeugd-ggz, mede als gevolg van corona, op
te vangen. Aanbieders en gemeenten maken onderling afspraken over de verantwoording.
In deze plannen wordt het volgende gespecificeerd:
-
○ een omschrijving van de voorgenomen activiteiten;
-
○ een beschrijving hoe de voorgenomen activiteiten zich verhouden tot de doelstellingen
van de specifieke uitkering;
-
○ een begroting van het plan en
-
○ een verklaring van een bestuurder van de betreffende zorgaanbieder waarin zij aangeven
zich te committeren aan het plan.
Aanvragen kunnen ingeleverd worden van 1 juli tot en met 20 juli. De aanvragen van
gemeenten worden getoetst aan de hand van bovenstaande punten.
Artikel 7. Verplichtingen
De coördinerende gemeente informeert de minister op verzoek over de stand van zaken
rond de inzet van middelen voor het tijdelijk vergroten van de beschikbaarheid van
acute jeugd-ggz.
De activiteiten mogen ingezet worden vanaf 1 juli 2021 en zijn uiterlijk 31 december
2022 afgerond. Wanneer de activiteiten niet voor die datum zijn afgerond, is het mogelijk
dat het toegekende bedrag verlaagd wordt.
De inzet van middelen door de coördinerende gemeente komen ten goede aan een bredere
groep jeugdigen dan woonachtig in de betreffende coördinerende gemeente. Er wordt
daarbij aangesloten op het werkgebied van de betreffende aanbieder.
Artikel 8. Verantwoording
De ontvanger van een specifieke uitkering legt verantwoording af over de besteding
van de specifieke uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
Daar waar sprake is van overdracht van middelen naar een medeoverheid is SiSa tussen
medeoverheden van toepassing conform artikel 17a, tweede lid van de Financiële-verhoudingswet.
Artikel 10. Hardheidsclausule
Deze bepaling bevat een hardheidsclausule. Toepassing van de hardheidsclausule is
aan strenge eisen gebonden en er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden
gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen
voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling. Het dient dan te gaan om onbillijkheden
van overwegende aard.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis