Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2020, 7857 | Circulaires |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2020, 7857 | Circulaires |
Geacht college, geacht bestuur,
Met deze circulaire informeer ik u over het geactualiseerde normenkader inzake informatiebeveiliging; de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). De nieuwe versie is als bijlage opgenomen bij deze circulaire.
Iedere overheidslaag heeft in een eerder stadium besloten de BIO toe te passen. Dit is bevestigd in de Ministerraad van 14 december 2018. Dat is met u gedeeld middels de circulaire 2019-0000184156 van 16 april jl.
De BIO heeft een eerste onderhoudsslag ondergaan. Het onderhoud heeft zich beperkt tot correctie van feitelijke onjuistheden; de beveiligingsniveaus van de BIO zijn niet veranderd. Deze wijzigingen zijn verwerkt in bijgesloten versie BIO1.04. Het Overheidsbreed Beleidsoverleg Digitale Overheid (OBDO) heeft op 28 november 2019 de versie 1.04 van de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) vastgesteld. Deze versie vervangt per 1 januari 2020 de versie 1.03. Daarmee komt ook de circulaire 2019-0000184156 te vervallen.
De BIO is:
• een gemeenschappelijk normenkader, gebaseerd op de internationale normen ISO 27001 en 27002 voor de beveiliging van de informatie(systemen) van de overheid;
• een concretisering van een aantal normen naar concrete maatregelen die verplicht door alle bestuurslagen moeten worden nageleefd.
In het digitale verkeer met het Rijk wordt de BIO versie 1.04 gehanteerd.
De BIO is het gezamenlijke product van en is afgestemd met Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. De interbestuurlijke werkgroep BIO, waarin alle bestuurslagen vertegenwoordigd zijn, heeft afgelopen jaar gewerkt aan de doorontwikkeling van de BIO na consultatie bij professionele gemeenschappen in de verschillende overheidslagen.
Implementatie van de BIO is en blijft de eigen verantwoordelijkheid van overheidsorganisaties zelf. Om hen daarbij te ondersteunen heeft het Ministerie van BZK een ondersteuningsprogramma ingericht bij het Centrum voor Informatiebeveiliging en Privacybescherming (CIP). Dit programma is afgestemd met alle bestuurslagen en is aanvullend op wat bestuurslagen zelf al ondernemen om de implementatie vorm te geven.
Het ondersteuningsprogramma geeft een impuls aan implementatie van de BIO. Het is gericht op een nadere verankering van de BIO (en daarmee informatieveiligheid) door ondersteunen van beheer en onderhoud, inhoudelijke verdieping op informatieveiligheid, ontwikkeling van hulpinstrumenten, het vergroten van bewustzijn (gerichtheid op veiligheid door toepassen van de baseline) en het bevorderen van kennis en kunde onder de betrokkenen. Het ondersteuningsprogramma is gestart in 2019 en loopt door tot einde 2020.
Overheidsorganisaties die gebruik willen maken van het ondersteuningsprogramma kunnen terecht op https://www.bio-overheid.nl. Ik moedig u aan om van de diensten van het ondersteuningsprogramma gebruik te maken.
De Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) is geheel gestructureerd volgens NEN-ISO/IEC 27001:2017, bijlage A en NEN-ISO/IEC 27002:2017. Het Forum Standaardisatie heeft deze normen opgenomen in de ‘pas toe-of-leg uit’- lijst met verplichte standaarden voor de publieke sector, volgens het comply or explain principe. Dit betekent dat de overheid deze normen toepast tenzij er expliciet geformuleerde redenen zijn om dat niet te doen. De BIO beschrijft de invulling van de NEN-ISO/IEC 27001:2017 en de NEN-ISO/IEC 27002:2017 voor de overheid. Met klem vermeldt zij dat de BIO deze normen niet vervangt. In de BIO hebben specifieke overheidsmaatregelen de tekstkleur groen. NEN-ISO/IEC 27001:2017 en de NEN-ISO/IEC 27002:2017 beschrijven details voor implementatie (implementatierichtlijnen) en eisen voor de procesinrichting (o.a. het ISMS uit NEN-ISO/IEC 27001:2017). Die documenten geven dus de details voor de toepassing, die niet in de BIO zijn beschreven en die nodig blijven voor een goede implementatie van de BIO. Het gebruik van de NEN-ISO/IEC normen 27001 en 27002 in de BIO is auteursrechtelijk beschermd. Het gebruik van teksten uit deze normen in de BIO geschiedt met toestemming van het Nederlands Normalisatie Instituut. Voor meer informatie over de NEN en het gebruik van hun producten zie: www.nen.nl |
Wijzigingshistorie:
Versie |
Datum |
Opmerkingen |
---|---|---|
0.1 |
11-6-2017 |
Aanpassingen van BIR 2017 versie 0.6 |
0.2 |
11-7-2017 |
Omschrijven naar ISO 27001 aanpak (hoofdstuk 4), samenvoegen hoofdstuk 3 en 4, ISO 27001 aanpak in hoofdstuk 4, tekstuele aanpassing controls (must/should) |
0.3 |
Verschillende opmerkingen verwerkt |
|
0.4 |
10-10-2017 |
Diverse opmerkingen verwerkt van leden, splitsen baseline in 2 delen, analoog aan de BIR2017 |
0.5 |
20-10-2017 |
Hoofdstuk 4 toegevoegd in deel 2 om ISMS te borgen als control / maatregel |
0.6 |
20-02-2018 |
Verder aanscherping als gevolg van review commentaar, maken apart addendum voor specifieke Rijks zaken |
0.7 |
02-05-2018 |
Aanpassing als gevolg van commentaar BZK, 3 delen samengevoegd, alignment met de BIR2017 bewerkstelligd, totale herziening BIO, ISMS-deel als gevolg van commentaar laten vervallen |
0.8 |
21-05-2018 |
Verdere aanpassingen als gevolg van commentaar en opmerkingen door gemeenten, waterschappen en provincies |
0.9 |
25-05-2018 |
Verdere aanpassingen als gevolg van commentaar en verspreiding concept onder leden werkgroep Normatiek |
1.0 |
01-06-2018 |
Laatste wijzigingen en commentaar NCSC en BZK verwerkt |
1.01 |
11-10-2018 |
Wijzigingen uit de community, opmerkingen Forum Standaardisatie en kleine typo’s aangepast, copyright NEN toegevoegd |
1.02 |
01-11-2018 |
Aanwijzing NEN, jaartal ISO veranderd van 2013 naar 2017, inhoudelijk geen wijzigingen, de 2017 versie is ontstaan als gevolg van een Europees besluit. |
1.03 |
13-03-2019 |
Aangepaste passage over gebruik van de NEN-ISO/IEC 27001:2017 en NEN-ISO/IEC 27002:2017. Deze passage en de wijzigingshistorie verplaatst van pagina 4 naar pagina 2. |
1.04 |
04-11-2019 |
Aanpassingen van BIO 1.03 naar 1.04 als gevolg van onderhoudsronde BIO 2019. Betreft correctie van feitelijke onjuistheden en splitsing / aanpassing / verplaatsing van bepaalde maatregelen. |
Informatiebeveiliging vormt een belangrijk kwaliteitsaspect van de informatievoorziening van de overheid. Het beveiligen van informatie is echter geen eenmalige zaak, maar een proces waarbij steeds de Plan-Do-Check-Act cyclus wordt doorlopen. Het doorlopen van dit proces is een verantwoordelijkheid van het lijnmanagement. Om te voorkomen dat informatie en informatiesystemen te licht of te zwaar worden beveiligd, vormt risicomanagement een belangrijk onderdeel in dit proces.
De eerste stap in het beveiligingsproces is het maken van een risicoafweging. Daarbij wordt een inschatting gemaakt van mogelijke schade als informatiesystemen (tijdelijk) niet beschikbaar zijn, de informatie niet integer is en/of deze informatie in verkeerde handen valt. Ook wordt een inschatting gemaakt van de dreigingen waartegen de overheid beschermd moet worden. De inschatting van mogelijke schade en dreigingen leidt tot beveiligingseisen om het risico te beperken. Om deze eisen af te dekken worden passende maatregelen getroffen of wordt het (rest)risico geaccepteerd.
De Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) helpt het lijnmanagement bij het nemen van zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van informatiebeveiliging. Het ingewikkelde proces van risicomanagement wordt met de BIO vereenvoudigd. In de BIO zijn namelijk op basis van de generieke schades en dreigingen voor de overheid standaard basisbeveiligingsniveaus (BBN’s) gedefinieerd met bijbehorende beveiligingseisen die moeten worden ingevuld. Per bedrijfsproces bepaalt het lijnmanagement het BBN; de BIO biedt daarvoor een zogenaamde BBN-toets.
In de BIO staat per BBN beschreven aan welke controls uit de ISO 27002 (Code voor Informatiebeveiliging) moet worden voldaan. Bij alle controls dient, op basis van een individuele risicoafweging, bepaald te worden hoe aan de beveiligingsdoelstelling van de control voldaan kan worden. Daarbij zijn de controls, waar van toepassing, gedeeltelijk uitgewerkt in verplichte, concrete overheidsmaatregelen. De controls zijn toebedeeld aan rollen, waarmee de verdeling over verantwoordelijken makkelijker is. Zo kan ook de dienstenleverancier die de expertise heeft, bepalen met welke concrete maatregelen hij de control invult.
Ten slotte moet verantwoording worden afgelegd over de risicoafweging en over de effectieve invulling van de controls. Deze verantwoording is onderdeel van de bestuurlijke verantwoording over de beveiliging van informatiesystemen. De wijze en mate van detail van de verantwoording hangt af van het BBN. Des te hoger het BBN, des te meer detail nodig is in verband met de hogere potentiële impact. Dienstenleveranciers leggen verantwoording af aan hun (gedeelde) opdrachtgever en er wordt verantwoording afgelegd aan de ketenpartners met wie afspraken over de beveiliging van informatie zijn gemaakt. De opdrachtgever ziet erop toe dat de afgenomen diensten in overeenstemming met de gestelde eisen beveiligd zijn; de afnemers van de diensten mogen hierop vertrouwen en worden door de opdrachtgever geïnformeerd over uitzonderingssituaties.
De BIO biedt hiermee de basis om te zorgen dat de beveiliging van informatie(systemen) bij alle bedrijfsonderdelen van de overheid bevorderd wordt. Deze bedrijfsonderdelen kunnen erop vertrouwen dat gegevens die worden verstuurd naar of worden ontvangen van andere onderdelen van de overheid, in lijn met wet- en regelgeving, passend beveiligd zijn. Waar naleving (nog) niet volledig mogelijk is, dienen de bedrijfsonderdelen via een ‘explain’ de eventuele risico’s inzichtelijk te maken aan hun ketenpartners.
De BIO is opgedeeld in twee delen waarbij het eerste deel de achtergrond weergeeft en het tweede deel het daadwerkelijk uit te voeren kader omvat.
Voorwoord |
2 |
||
Deel 1 |
4 |
||
1. |
Informatiebeveiliging bij de overheid |
4 |
|
1.1. |
Inleiding |
4 |
|
1.2. |
Informatiebeveiligingskaders en uitgangspunten overheid |
5 |
|
1.3. |
ISO 27002 |
6 |
|
1.4. |
Evaluatie en bijstelling |
6 |
|
1.5. |
Forum Standaardisatie |
6 |
|
2. |
Opzet van de BIO |
7 |
|
2.1. |
Opzet BBN’s |
7 |
|
2.2. |
Controls |
7 |
|
2.3. |
Implementatierichtlijnen |
7 |
|
2.4. |
Overheidsmaatregelen |
7 |
|
2.5. |
Addendum |
8 |
|
2.6. |
Operationalisering in handreikingen |
8 |
|
2.7. |
Rollen |
8 |
|
3. |
Basisbeveiligingsniveaus |
9 |
|
3.1. |
BBN1 |
9 |
|
3.2. |
BBN2 |
9 |
|
3.3. |
BBN3 |
9 |
|
4. |
Verantwoording over de BIO |
10 |
|
4.1. |
Verantwoordelijkheid afhankelijk van basisbeveiligingsniveau |
10 |
|
4.2. |
Explains op overheidsmaatregelen |
10 |
|
4.3. |
Ketensamenwerking |
11 |
|
4.4. |
Dienstenleveranciers |
11 |
|
Deel 2 |
12 |
||
Inleiding |
12 |
||
BBN-toets |
12 |
||
Controls en overheidsmaatregelen |
13 |
||
5. |
Informatiebeveiligingsbeleid |
13 |
|
5.1. |
Aansturing door de directie van de informatiebeveiliging |
13 |
|
6. |
Organiseren van informatiebeveiliging |
14 |
|
6.1. |
Interne organisatie |
14 |
|
6.2. |
Mobiele apparatuur en telewerken |
24 |
|
7. |
Veilig personeel |
15 |
|
7.1. |
Voorafgaand aan het dienstverband |
15 |
|
7.2. |
Tijdens het dienstverband |
15 |
|
7.3. |
Beëindiging en wijziging van dienstverband |
15 |
|
8. |
Beheer van bedrijfsmiddelen |
16 |
|
8.1. |
Verantwoordelijkheid voor bedrijfsmiddelen |
16 |
|
8.2. |
Informatieclassificatie |
16 |
|
8.3. |
Behandelen van media |
17 |
|
9. |
Toegangsbeveiliging |
17 |
|
9.1. |
Bedrijfseisen voor toegangsbeveiliging |
17 |
|
9.2. |
Beheer van toegangsrechten van gebruikers |
18 |
|
9.3. |
Verantwoordelijkheden van gebruikers |
18 |
|
9.4. |
Toegangsbeveiliging van systeem en toepassing |
19 |
|
10. |
Cryptografie |
19 |
|
10.1. |
Cryptografische beheersmaatregelen |
20 |
|
11. |
Fysieke beveiliging en beveiliging van de omgeving |
20 |
|
11.1. |
Beveiligde gebieden |
20 |
|
11.2. |
Apparatuur |
21 |
|
12. |
Beveiliging bedrijfsvoering |
22 |
|
12.1. |
Bedieningsprocedures en verantwoordelijkheden |
22 |
|
12.2. |
Bescherming tegen malware |
22 |
|
12.3. |
Back-up |
23 |
|
12.4. |
Verslaglegging en monitoren |
23 |
|
12.5. |
Beheersing van operationele software |
24 |
|
12.6. |
Beheer van technische kwetsbaarheden |
24 |
|
12.7. |
Overwegingen betreffende audits van informatiesystemen |
24 |
|
13. |
Communicatiebeveiliging |
25 |
|
13.1. |
Beheer van netwerkbeveiliging |
25 |
|
13.2. |
Informatietransport |
25 |
|
14. |
Acquisitie, ontwikkeling en onderhoud van informatiesystemen |
26 |
|
14.1. |
Beveiligingseisen voor informatiesystemen |
26 |
|
14.2. |
Beveiliging in ontwikkelings- en ondersteunende processen |
27 |
|
14.3. |
Testgegevens |
27 |
|
15. |
Leveranciersrelaties |
28 |
|
15.1. |
Informatiebeveiliging in leveranciersrelaties |
28 |
|
15.2. |
Beheer van dienstverlening van leveranciers |
28 |
|
16. |
Beheer van informatiebeveiligingsincidenten |
29 |
|
16.1. |
Beheer van informatiebeveiligingsincidenten en -verbeteringen |
29 |
|
17. |
Informatiebeveiligingsaspecten van bedrijfscontinuïteitsbeheer |
30 |
|
17.1. |
Informatiebeveiligingscontinuïteit |
30 |
|
17.2. |
Redundante componenten |
30 |
|
18. |
Naleving |
31 |
|
18.1. |
Naleving van wettelijke en contractuele eisen |
31 |
|
18.2. |
Informatiebeveiligingsbeoordelingen |
31 |
|
Bijlage 1: Wet- en regelgeving |
32 |
||
Bijlage 2: Basisbeveiligingsniveaus |
32 |
||
Deel 3 |
34 |
||
Inleiding Addendum |
34 |
||
5. |
Informatiebeveiligingsbeleid |
34 |
|
5.1. |
Aansturing door de directie van de informatiebeveiliging |
34 |
|
6. |
Organiseren van informatiebeveiliging |
35 |
|
6.1. |
Interne organisatie |
35 |
|
7. |
Veilig personeel |
35 |
|
7.1. |
Voorafgaand aan het dienstverband |
35 |
|
7.2. |
Tijdens het dienstverband |
35 |
|
8. |
Beheer van bedrijfsmiddelen |
35 |
|
8.1. |
Verantwoordelijkheid voor bedrijfsmiddelen |
35 |
|
8.3. |
Behandelen van media |
35 |
|
11. |
Fysieke beveiliging en beveiliging van de omgeving |
35 |
|
11.1. |
Beveiligde gebieden |
35 |
|
14. |
Acquisitie, ontwikkeling en onderhoud van informatiesystemen |
35 |
|
14.1. |
Beveiligingseisen voor informatiesystemen 54 |
35 |
|
15. |
Leveranciersrelaties |
36 |
|
15.1. |
Informatiebeveiliging in leveranciersrelaties |
36 |
|
16. |
Beheer van informatiebeveiligingsincidenten |
36 |
|
16.1. |
Beheer van informatiebeveiligingsincidenten en -verbeteringen |
36 |
Informatiebeveiliging is het proces van vaststellen van de vereiste beveiliging van informatiesystemen in termen van vertrouwelijkheid, beschikbaarheid en integriteit alsmede het treffen, onderhouden en controleren van een samenhangend pakket van bijbehorende maatregelen1.
De BIO beoogt zo de beveiliging van informatie(systemen) bij alle bestuurslagen en bestuursorganen van de overheid te bevorderen, zodat alle onderdelen erop kunnen vertrouwen dat onderling uitgewisselde gegevens, in lijn met wet- en regelgeving, passend beveiligd zijn. Het doel is continuïteit in de bedrijfsprocessen door waarborgen van juiste en tijdige informatie. Daarmee is de BIO ook van toepassing op besturings- en meetprocessen voor zover deze binnen een bestuursorgaan gebruikt worden.
De BIO is van toepassing op de overheid. In verband hiermee is de BIO van toepassing op de volgende bestuursorganen:
− Rijksdienst
− Provincies
− Waterschappen
− Gemeentes
Daarnaast wordt aanbevolen de BIO te verankeren in de taakomschrijving van de overige overheidsorganisaties en organisaties waarmee de overheid publiek-privaat samenwerkt en private samenwerkingen waarbij de overheid de enige aandeelhouder is.
De overheid past risicomanagement toe om tot de juiste beveiliging van informatie en informatiesystemen te komen binnen de context van de bedrijfsdoelstellingen. Risicomanagement is het inzichtelijk en systematisch inventariseren, beoordelen en – door het treffen van maatregelen – beheersbaar maken van risico’s en kansen, die het bereiken van de doelstellingen van de organisatie bedreigen dan wel bevorderen, op een zodanige wijze dat verantwoording kan worden afgelegd over de gemaakte keuzes2.
De insteek van risicomanagement in het kader van de BIO is dat er cyclisch en methodisch vanuit een PDCA-cyclus wordt omgegaan met informatiebeveiliging. De overheidslagen kiezen als basis voor deze procesmatige inrichting van risicomanagement en het inrichten van de PDCA-cyclus voor de NEN/ISO 27001:20173. Voor de rijksoverheid vindt nadere specificatie plaats in de algemene voorschriften voor de beveiliging van informatiesystemen: het Beveiligingsvoorschrift Rijksdienst4 (BVR), het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst5 (VIR) en het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst – Bijzondere Informatie6 (VIR-BI)
Voor de BIO geldt (op basis van deze documenten van NEN/ISO 27001 en BVR, VIR en VIR-BI) kort samengevat het volgende:
• Een ruime definitie voor een informatiesysteem, namelijk “een samenhangend geheel van gegevensverzamelingen, en de daarbij behorende personen, procedures, processen en programmatuur alsmede de voor het informatiesysteem getroffen voorzieningen voor opslag, verwerking en communicatie”7.
• Het lijnmanagement is verantwoordelijk voor de beveiliging van informatie(systemen).
• Informatiebeveiliging is een cyclisch proces, volgens de Plan-Do-Check-Act cyclus8.
• Deze Plan-Do-Check-Act cyclus maakt het lijnmanagement verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen op basis van risicomanagement.
• De secretaris/algemeen directeur van een organisatie is eindverantwoordelijk9 voor deze beveiliging en voor de inrichting en werking van de beveiligingsorganisatie10.
• Het lijnmanagement stelt op basis van een expliciete risicoafweging de betrouwbaarheidseisen voor zijn informatiesystemen vast11.
• Op basis van de betrouwbaarheidseisen kiest, implementeert en draagt het lijnmanagement de maatregelen uit12.
De BIO is allereerst een gemeenschappelijk normenkader voor de beveiliging van de informatie(systemen) van de overheid. Daarnaast concretiseert de BIO een aantal normen tot verplichte overheidsmaatregelen:
• op grond van wet- en regelgeving13;
• vanwege de gemeenschappelijke veiligheid van informatieketens;
• omdat deze fundamenteel zijn voor een betrouwbare c.q. professionele informatievoorziening.
De Baseline Informatiebeveiliging Overheid BIO is gebaseerd op de ISO 27002- standaard14.
De ISO 27002 'Code voor Informatiebeveiliging' geeft richtlijnen en principes voor het initiëren, het implementeren, het onderhouden en het verbeteren van informatiebeveiliging binnen een organisatie. Deze standaard is een best practice om informatiebeveiligingsrisico’s aan te pakken met betrekking tot vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van de informatievoorziening. De standaard kan gezien worden als een nadere specificatie van de ISO 27001-standaard15. De ISO 27002 kan dienen als een praktische richtlijn voor het ontwerpen van veiligheidsstandaarden binnen een organisatie en als effectieve methode voor het bereiken van deze veiligheid.
De ISO bestaat uit 114 controls; de term ‘control’ wordt in de ISO vertaald als een beheersmaatregel16. De BIO volgt de opbouw van de ISO 27002 en zijn controls. De controls zijn in de BIO letterlijk17 overgenomen. Dit vergemakkelijkt afstemming met externe partners of leveranciers. Daarnaast vult de BIO enkele bepalingen uit het VIR inzake PDCA-cyclus en verantwoordelijkheden op een generieke wijze in18.
Door de snelle ontwikkelingen van de techniek verouderen maatregelensets voor informatiebeveiliging snel. De BIO is daarom zo veel mogelijk op een abstractieniveau geschreven waarbij dergelijke wijzigingen en ontwikkelingen een zo klein mogelijke impact hebben op de maatregelen.19 De BIO beschrijft het wat en niet het hoe. Desondanks kunnen wijzigingen noodzakelijk zijn bij bijvoorbeeld aanpassingen van onderliggende wet- en regelgeving, nieuwe of juist verouderde handreikingen of nieuwe dreigingen en kwetsbaarheden.
Dit document wordt daarom regelmatig in zijn geheel geëvalueerd en indien nodig bijgesteld. Daarnaast wordt specifiek bezien of er wijzigingen en aanvullingen in de maatregelen en de (operationele) handreikingen nodig of gewenst zijn om hiermee de praktische toepasbaarheid te vergroten. Besluiten hierover worden via de bestaande informatiebeveiligingsgremia genomen en door de beheerder van de BIO verwerkt20.
De overheid volgt de standaarden die op de ‘pas toe of leg uit’-lijst van het Forum Standaardisatie21 (hierna het Forum) staan. De BIO is gebaseerd op de NEN-ISO/IEC 27002:2017 en vanuit de BIO wordt verwezen naar de NEN-ISO/IEC 27001:2017, beide standaarden staan op de ‘pas toe of leg uit’-lijst22 van het Forum. Ook een aantal technische maatregelen uit de BIO staan op de ‘pas toe of leg uit’-lijst of op de ‘open standaarden’-lijst23 van het Forum. Deze technische invullingen zijn niet allemaal uitgewerkt in deze BIO. Er is voor gekozen alleen aan te geven of de maatregel ingevuld wordt door een verplichte of open standaard van het Forum. Hierdoor wordt de BIO minder onderhoudsgevoelig.
Om risicomanagement hanteerbaar en efficiënt te houden, kiest de BIO voor een diepgang van de uitwerking van het risicomanagement die proportioneel is aan de te beschermen belangen in combinatie met relevante dreigingen. Daarom onderscheidt de BIO drie basisbeveiligingsniveaus (BBN’s). Voor BBN1 ligt de nadruk op ‘wat mag minimaal verwacht worden?’. Voor BBN2 ligt de nadruk op de bescherming van de meest voorkomende categorieën informatie volgens het principe ‘valt de maatregel onder goed huisvaderschap; toont deze beveiliging de betrouwbare overheid?’. BBN324 is van toepassing op gerubriceerde informatie Departementaal Vertrouwelijk dan wel vergelijkbaar vertrouwelijk bij andere overheidslagen, waarbij weerstand tegen statelijke actoren of vergelijkbare dreigers nodig is.
De keuze voor een BBN wordt gemaakt door de proceseigenaar en is gebaseerd op risicomanagement. De BIO gaat vergezeld van een methode van risicoafweging, de BBN-toets25. In Deel 2 wordt deze methode verder toegelicht26.
Na de BBN-toets doorloopt het lijnmanagement alle toepasselijke controls27 uit de BIO28. Op basis van een risicoafweging wordt bepaald hoe moet worden voldaan aan de gestelde beveiligingsdoelstellingen van de controls. Voor het voldoen aan deze doelstellingen kunnen implementatierichtlijnen uit de ISO 27002, overheidsmaatregelen en/of operationaliseringen in handreikingen worden gebruikt.
Er geldt een hardheidsbepaling: in het geval een control voor een specifiek geval niet van toepassing kan zijn, is de control niet van toepassing. Dit geldt bijvoorbeeld voor een control die betrekking heeft op een externe koppeling, terwijl het betreffende informatiesysteem geen externe koppeling heeft. De organisatie hoeft zich daar niet over te verantwoorden.
Iedere control is in de ISO 27002 uitgewerkt in implementatierichtlijnen. Bij het uitvoeren van risicoafwegingen zijn de implementatierichtlijnen zeer nuttig. Ze helpen bij het kiezen van de benodigde beveiligingsmaatregelen. Deze richtlijnen moeten dus worden gezien als voorbeelden hoe de controls uitgewerkt kunnen worden in maatregelen; het volgen van deze richtlijnen is niet verplicht.
Deze implementatierichtlijnen zijn niet in de BIO opgenomen, hiervoor wordt verwezen naar de ISO 2700.
Een deel van de controls is uitgewerkt in verplichte maatregelen, omdat zij:
– voortvloeien uit wet- en regelgeving Het gaat dan enkel om de beveiligingseisen die voortvloeien uit wet- en regelgeving. Andere vereisten vallen buiten de scope van de BIO.. Het niet treffen van een dergelijke maatregel is dan in strijd met deze externe wet- en regelgeving;
– zo basaal zijn dat zij het fundament vormen van een betrouwbare c.q. professionele informatievoorziening;
– dienstbaar zijn aan de beveiliging in een procesketen of ‑netwerk; niet-naleving door een enkele organisatie is per saldo ineffectief voor de gehele keten. Het vormt een risico voor alle andere partijen in de keten en leidt bij hen tot extra maatregelen en kosten. Voor de keten als geheel is dit inefficiënt. Voor een generieke dienst geldt een afweging die analoog is aan het ketenvraagstuk.
De BIO noemt deze verplichte maatregelen ‘overheidsmaatregelen’. De overheidsmaatregelen dekken niet de gehele beveiligingsdoelstellingen van de control af. Net als bij de controls geldt hier een hardheidsbepaling: in het geval een maatregel voor een specifiek geval niet van toepassing kan zijn, vervalt de verplichting. Dit geldt bijvoorbeeld voor een overheidsmaatregel die betrekking heeft op een externe koppeling, terwijl het betreffende informatiesysteem geen externe koppeling heeft.
Bij een aantal overheidsmaatregelen zijn verwijzingen toegevoegd naar relevante wet- en regelgeving. Deze verwijzingen zijn of overheidsbreed geldend of specifiek toegesneden op een aandachtsgebied (bijvoorbeeld de ‘Gedragsregeling voor de digitale werkomgeving’) en hebben een verplichtend karakter.
De BIO is generiek geschreven en geldig voor alle doelgroepen. Sommige overheidslagen hebben specifieke wet- en regelgeving die alleen gelden binnen die overheidslaag.
Om tegemoet te komen aan de behoefte van deze overheidslagen en deze specifieke wet- en regelgeving niet verloren te laten gaan, is er aan de BIO een addendum toegevoegd. In dit addendum is deze wet- en regelgeving gekoppeld aan de control of maatregel waartoe zij behoren. Het addendum is toegevoegd aan de BIO in deel 3.
Om de praktische toepasbaarheid van de BIO te verhogen, wordt de BIO aangevuld met
handreikingen. Dit zijn aanbevelingen in het kader van de bedrijfsvoering die geen verplichtend karakter hebben en niet essentieel zijn voor de werking van een stelsel. Een handreiking geeft dus advies hoe bepaalde normen, standaarden, technieken of maatregelen te implementeren of te hanteren zijn. Een handreiking kan meer specifiek zijn toegesneden op een overheidslaag (interdepartementaal, gemeentebreed, etc.) of op een bepaald aandachtsgebied.
In deze BIO zijn verwijzingen opgenomen naar goede handreikingen die nu reeds beschikbaar zijn; in de loop van de tijd kunnen hier handreikingen aan worden toegevoegd.
In het algemeen geldt dat onderdelen van de BIO op verschillende plaatsen in de organisatie worden toegepast op grond van verschillende verantwoordelijkheden en gezagsverhoudingen. De BIO onderscheidt drie (hoofd)rollen: de secretaris/algemeen directeur, de proceseigenaar en de dienstenleverancier. Deze rollen zijn hieronder beschreven vanuit het perspectief van informatiebeveiliging. Er zijn uiteraard meer rollen betrokken bij informatiebeveiliging, zoals toezichthouder en medewerker, maar het gaat hier om de verantwoordelijke voor de uitvoering van de control.
Secretaris/algemeen directeur |
Als eindverantwoordelijke voor het beveiligingsbeleid in de organisatie is de secretaris/algemeen directeur verantwoordelijk voor de uitvoering van organisatiebrede vraagstukken ten aanzien van informatiebeveiliging1. In de praktijk kan deze rol worden uitgevoerd door bijvoorbeeld de CIO of een directeur Inkoop2. |
Proceseigenaar |
Onder de proceseigenaar wordt de lijnmanager verstaan die verantwoordelijk is voor de beveiliging van het betreffende proces / informatiesysteem. |
Dienstenleverancier |
Bedoeld wordt de dienstenleverancier (bijvoorbeeld SSO) binnen de overheid of organisaties in de markt waaraan de secretaris/algemeen directeur of proceseigenaar (een deel van) de beveiligingstaak inbesteedt respectievelijk uitbesteedt. |
In sommige organisaties heet de eindverantwoordelijke “secretaris-generaal”, “directeur” of “bestuursvoorzitter” en moet de term “secretaris/algemeen directeur” als “secretaris-generaal”, “directeur” of “bestuursvoorzitter” worden gelezen.
In de BIO staat aangegeven welke controls voor welke rol toepasselijk zijn. Omdat de overheid pluriform is georganiseerd, is deze toedeling indicatief. De BIO verplicht wel om de controls en overheidsmaatregelen die bij de rollen staan intern toe te delen en hierbij rekening te houden met voldoende functiescheiding. In het algemeen is de organisatie van de informatiebeveiligingsfunctie, waaronder verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden, terug te vinden in het informatiebeveiligingsbeleid van de organisatie.29
Zoals in paragraaf 2.1 beschreven, onderscheidt de BIO drie basisbeveiligingsniveaus (BBN’s). Ieder BBN bestaat uit een aantal controls, een aantal verplichte overheidsmaatregelen en een verantwoordings- en toezichtregime. Elk niveau bouwt voort op het vorige niveau. Daarbij vult BBN2 de controls van BBN1 aan. BBN2 vult ook de overheidsmaatregelen van BBN1 aan of vervangt deze door maatregelen met meer gewicht. Hetzelfde geldt voor BBN3 in relatie tot BBN1 en BBN2.
Als informatie wordt ontvangen van derden wordt deze ontvangen informatie behandeld conform de aanwijzingen van de afzender. Als de afzender geen markering of rubricering meegeeft wordt de ontvangen informatie behandeld conform de classificatie-eisen van het ontvangende proces.
Informatiesystemen op BBN1 zijn systemen waarvoor BBN2 als te zwaar wordt gezien. Het kan voorkomen dat er nog wel hogere beschikbaarheids- en integriteitseisen nodig zijn. BBN1 is waar alle overheidssystemen als minimum aan moeten voldoen.
Controls en overheidsmaatregelen komen voort uit:
– wet- en regelgeving;
– algemeen geldende beveiligingsprincipes (fundamentele controls en maatregelen).
Voor informatiesystemen binnen de overheid vormt BBN2 het uitgangspunt. BBN2 is van toepassing indien30:
– er vertrouwelijke informatie wordt verwerkt;
– mogelijke incidenten leiden tot bestuurlijke commotie;
– de veiligheid van andere systemen afhankelijk is van de veiligheid van het eigen systeem.
Het te beschermen belang van BBN2 is maximaal Departementaal Vertrouwelijk (DepV), (zoals gedefinieerd in het VIR-BI)/vergelijkbaar vertrouwelijk bij andere overheidslagen en privacygevoelige informatie met een verhoogd vertrouwelijkheidsniveau. Dergelijke informatie komt veelvuldig voor bij de overheid. Het gaat verder om commercieel vertrouwelijke informatie of informatie in het kader van beleidsvorming; het is dus niet beperkt tot als DepV/vergelijkbaar vertrouwelijk bij andere overheidslagen gerubriceerde informatie.
BBN2-informatie wordt preventief beschermd tegen alle dreigingen met uitzondering van geavanceerde dreigingen, zoals Advanced Persistent Threats (APT’s), afkomstig van statelijke actoren of beroepscriminelen. Daarvoor geldt een bescherming achteraf: zij dienen te kunnen worden gedetecteerd, waarop vervolgens passend gereageerd moet worden. Voor informatiesystemen waar Departementaal Vertrouwelijke informatie en vergelijkbaar vertrouwelijk bij andere overheidslagen wordt verwerkt en waar weerstand tegen de geavanceerde dreiging van statelijke actoren of gelijkwaardige beroepscriminelen is vereist, is het BBN2 dus niet voldoende.
De controls van het BBN2 omvatten de controls van BBN1. Dit geldt ook voor de maatregelen waarbij enkele maatregelen van BBN1 in de BBN2-variant verzwaard zijn. De keuze hiervoor komt voort uit:
– wet- en regelgeving, in het bijzonder beveiligingseisen als gevolg van WBP/AVG;
– aansluitvoorwaarden van generieke/gemeenschappelijke diensten;
– afhankelijkheden in ketens en netwerken;
– minimale eisen ten behoeve van een efficiënte beveiliging van BBN3.
BBN3 richt zich op de bescherming van als Departementaal Vertrouwelijk en vergelijkbaar vertrouwelijk bij andere overheidslagen gerubriceerde informatie, waarbij weerstand geboden moet worden tegen de dreiging, zoals Advanced Persistant Threats (APT’s), die uitgaat van statelijke actoren en beroepscriminelen. BBN3 is van toepassing indien:
– verlies van informatie een grote impact heeft, waarvan niet uit te leggen is als deze niet gerubriceerd is en beschermd wordt op BBN3;
– informatie met een rubricering (niet zijnde BBN2) wordt geleverd door derden;
– aansluiting op een infrastructuur BBN3 is vereist om informatie te kunnen verwerken op deze infrastructuur (bijvoorbeeld om al op de infrastructuur aanwezige gerubriceerde informatie niet in gevaar te brengen).
Om redenen van efficiency sluit BBN3 aan op relevante NAVO-regelgeving waarin ook al rekening wordt gehouden met het bieden van weerstand tegen statelijke actoren29. Dit betekent dat BBN3 bestaat uit de controls en overheidsmaatregelen uit BBN2, aangevuld met relevante eisen uit het VIR-BI, relevante bepalingen uit regelingen andere overheidslagen en uit het NAVO-verdrag voor de beveiliging van informatie30. Niet alle delen/maatregelen zijn van toepassing voor de nationale context en voor NATO Restricted31. In de uitwerking van BBN3 zal daarom specifiek aangegeven worden welke delen/maatregelen van het NAVO-verdrag specifiek van toepassing zijn.
De secretaris/algemeen directeur van een organisatie is eindverantwoordelijk voor de integrale beveiliging en de inrichting en werking van de beveiligingsorganisatie32.
In die hoedanigheid is hij eindverantwoordelijk voor de implementatie van alle beveiligingskaders in zijn organisatie, dus ook voor een juiste toepassing van de BIO.
De bestuurlijke verantwoording over de toepassing van de BIO is onderdeel van de verantwoording over de beveiliging van informatie(systemen). Hier wordt ook verantwoording afgelegd aan de ketenpartners met wie afspraken over de beveiliging van informatie zijn gemaakt.
De ISO 27001 en het VIR bepalen dat het lijnmanagement vaststelt dat de getroffen maatregelen aantoonbaar overeenstemmen met de betrouwbaarheidseisen en dat deze maatregelen worden nageleefd33. De proportionaliteit die eerder beschreven is, is ook van toepassing bij het toekennen van het niveau waar de verantwoordelijkheid voor risicomanagement wordt belegd:
– Voor BBN1 is de proceseigenaar volledig verantwoordelijk voor het nemen van (verstandige) beslissingen. Slechts incidenteel en op verzoek informeert deze de CISO over de stand van zaken met betrekking tot zijn BBN1-informatiesystemen.
– Voor BBN2 geldt dat de proceseigenaar het informatiesysteem voor ingebruikname (bij voorkeur in ontwerp-/ontwikkelfase) ter consultatie voorlegt aan de CISO34.
– Voor BBN3 geldt dat vooraf toestemming verleend moet worden door de secretaris/algemeen directeur voor het verwerken van bijzondere informatie (conform het VIR-BI)35. Voor het verlenen van toestemming is mandatering mogelijk naar bijvoorbeeld de CIO of CISO en bij het Rijk naar de BVA.
Organisaties kunnen voor BBN1 en BBN2 hiervan afwijken in het informatiebeveiligingsbeleid36.
Overheidsmaatregelen die niet van toepassing zijn, hoeven niet als ‘explain’ te worden benoemd.
De organisatie dient te beschikken over een registratie van overheidsmaatregelen waaraan niet of nog niet geheel kan worden voldaan. Dit zijn explains volgens het ‘comply or explain’ principe. Daarbij worden tevens de daaruit voortvloeiende risico’s aangegeven.
Explains ten aanzien van overheidsmaatregelen kunnen bij het samenwerken in ketens zorgen voor een verschil in bescherming tussen partijen waardoor een risico ontstaat voor de verwerkte (en gedeelde) informatie. Partijen met explains moeten dit afstemmen met hun (samenwerk- of keten)partners, zodat ze samen passende maatregelen of tijdelijke maatregelen treffen die het risico mitigeren of verkleinen zolang de explains niet conform de BIO geïmplementeerd zijn.
Voor rijksonderdelen geldt: explains die de veiligheid van andere delen van de rijksdienstonderdelen raken, worden voorzien van een advies van de Security Accreditation Authority (SAA, ingevuld door de Subcommissie Informatiebeveiliging) en door het ministerie voorgelegd aan het CIO-Beraad.
Binnen de overheid en met andere externe partijen wordt veel in ketens samengewerkt en daarom vormt, zoals in paragraaf 1.1 aangegeven, de gemeenschappelijke veiligheid van informatieketens ook een basis voor de concretisering van de overheidsmaatregelen.
Een keten is een samenwerkingsverband tussen organisaties die naast hun eigen doelstellingen, één of meer gemeenschappelijk gekozen (of door de politiek opgelegde) doelstellingen nastreven. Deze ketenpartners zijn zelfstandig, maar zijn ook afhankelijk van elkaar waar het gaat om het bereiken van de gezamenlijke (keten)doelstellingen37. Een informatieketen betreft de uitwisseling van informatie binnen zo’n samenwerkingsverband.
Ook in het kader van ketensamenwerking kan de verantwoordelijkheid voor informatiebeveiliging niet worden gedelegeerd.
In het geval dat een organisatie informatie aan ketenpartners toevertrouwt, blijft deze organisatie er verantwoordelijk voor dat ketenpartners de toevertrouwde informatie zorgvuldig beschermen. De organisatie moet daarom aansluitvoorwaarden eisen of stellen aan de leverende of afnemende partij. Tevens moet de organisatie leveringsgaranties bieden aan de afnemende partij. De organisatie moet hiervoor inzichtelijk hebben van welke informatiesystemen en infrastructuren zij afhankelijk is, welke afhankelijk zijn van haar en hoe de governance van beide hierop is ingericht.
In de BIO wordt bij het van toepassing verklaren van controls en overheidsmaatregelen geen onderscheid gemaakt in interne of externe dienstenleveranciers. Ook bij de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd over hun diensten worden interne en externe dienstenleveranciers gelijk behandeld. Dit betekent voor alle dienstenleveranciers het volgende.
– Periodiek leggen alle dienstenleveranciers verantwoording af via een Statement of Compliance (of deel-ICV; met toepasselijke reikwijdte) aan de opdrachtgever bij de overheid.
– De dienstenleveranciers volgen de beveiligingseisen die de overheidsorganisaties of ketenpartners stellen aan de diensten van de dienstenleverancier. Uit efficiencyoverwegingen kan een dienstenleverancier een standaard beveiligingsniveau aanbieden, maar dit doet geen afbreuk aan de genoemde verantwoordelijkheid van de overheidsorganisaties.
– Voor diensten die aan één organisatie worden aangeboden, legt de dienstenleverancier verantwoording af aan de opdrachtgevende organisatie. De opdrachtgevende organisatie neemt de verantwoording op in haar ICV. De opdrachtgevende organisatie houdt ook toezicht op specifieke dienstverlening.
– Voor diensten die aan meerdere overheden of overheidsonderdelen worden aangeboden, stelt de dienstenleverancier één verantwoording op ten behoeve van alle afnemers. Voor het Rijk wordt in het CIO-Beraad jaarlijks vastgesteld wie toezicht houdt op de beveiliging van deze diensten.
Naast de verantwoording over hun diensten zijn de dienstenleveranciers ook zelf als organisatie gebonden aan informatiebeveiligingsregels. Hierbij is wel een onderscheid aanwezig tussen interne en externe dienstenleveranciers:
– Interne dienstenleveranciers zijn, als onderdeel van de overheid, zelf ook rechtstreeks gebonden aan de BIO. Ze zijn daarmee gehouden aan de reguliere verantwoordings- en toezichtprocedures van de betreffende overheidslagen. Bij het Rijk geldt onder meer het toezicht vanuit de ADR, ARK en de BVA. De interne dienstenleverancier is ook gebonden aan het jaarlijks opleveren van een In Control Verklaring (ICV). Hierin verklaart de dienstenleverancier dat hij voor zijn eigen bedrijfsvoering aan de BIO voldoet (inclusief de overheidsmaatregelen).
– Externe dienstenleveranciers zijn geen onderdeel van de overheid en zijn daarmee zelf niet rechtstreeks gebonden aan de BIO of het opleveren van een ICV. Ze moeten wel voldoen aan de eisen van de opdrachtgever. Voorwaarden ten behoeve van informatiebeveiliging moeten daarom in het contract zijn vastgelegd. In de BIO zijn in hoofdstuk 15 over leveranciersrelaties controls en overheidsmaatregelen opgenomen die moeten zorgen voor een goede borging van informatiebeveiliging in contracten.
Het is mogelijk dat een (externe) dienstenleverancier beschikt over een kwaliteitskeurmerk zoals een ISO 27001-certificaat of bijvoorbeeld een ISAE 3402-verklaring. De waarde van zo’n keurmerk of verklaring is afhankelijk van de reikwijdte en diepgang. Het zegt meestal iets over het proces dat bij de dienstenleverancier is ingericht. Hoewel dit dus wel meerwaarde heeft, overlap kent met de BIO-controls en gebruikt kan worden als onderdeel van het Statement of Compliance, omvat en vervangt het niet volledig de verantwoording over de overheidsmaatregelen uit de BIO. Er zullen altijd aanvullende afspraken gemaakt moeten worden over de ‘gap’ tussen keurmerk of verklaring en de BIO-controls. Hierover moet aanvullend worden verantwoord.
Het Kader BIO bestaat uit een BBN-toets om het juiste basisbeveiligingsniveau (BBN) te bepalen en de tabellen met de controls en maatregelen. De BBN-toets wordt voor ieder bedrijfsproces uitgevoerd. Het BBN bepaalt welke controls vervolgens moeten worden doorlopen. Per control moet worden bepaald welke maatregelen in aanvulling op de verplichte overheidsmaatregelen nodig zijn. Voor meer toelichting op de opzet van de BIO en de BBN’s wordt verwezen naar Deel 1 van deze BIO.
In het document zijn de controls dan als volgt opgebouwd:
Om het verschil tussen de ISO 27002 controls en de overheidsmaatregelen te duiden, zijn ook verschillende kleurmarkeringen gebruikt:
Waar passend wordt verwezen naar handreikingen om invulling te geven aan de maatregelen. Deze handreikingen zijn niet verplicht, hebben geen nummer en zijn als een link weergegeven.
In de kolom ‘Verantwoordelijke(n)’ staat aangegeven wie voor de uitvoering van de control verantwoordelijk is: secretaris/algemeen directeur (eindverantwoordelijke voor de bedrijfsvoering van een organisatie), proceseigenaar en/of dienstenleverancier.
Bij het doorlopen van deze toets is BBN2 het uitgangspunt voor alle informatiesystemen.
Stap 1: Is BBN2 voldoende?
Meestal is BBN2 van toepassing op een specifiek informatiesysteem. Het kan echter zijn dat BBN2 niet voldoende is. BBN2 is onvoldoende indien:
– de informatie beschermd dient te worden tegen statelijke actoren of vergelijkbare dreigers;
– informatie wordt geleverd door derden en deze voor de beveiliging van betreffende informatie BBN3 eisen;
– aansluiting op een infrastructuur het BBN3 vereist om informatie te kunnen verwerken op deze infrastructuur (bijvoorbeeld om al op de infrastructuur aanwezige gerubriceerde informatie niet in gevaar te brengen).
In elk van deze gevallen is BBN3 of hoger (zie VIR-BI in geval van het Rijk) van toepassing.
Stap 2: Is BBN2 te zwaar?
Bij BBN2-informatiesystemen kan het ongewenst of onbedoeld openbaren van informatie leiden tot BBN2-schade:
– Politieke schade aan een bestuurder: bestuurder moet verantwoording afleggen aan de (gekozen) controlerende organen, bijvoorbeeld naar aanleiding van verantwoordingsvragen.
– diplomatieke schade te herstellen door ambtelijke opschaling.
– Financiële gevolgen: niet meer op te vangen binnen de begroting van de (uitvoerings)organisatie; geen accountantsverklaring afgegeven.
– Verlies van publiek respect; klachten van burgers of significant verlies van motivatie van medewerkers.
– Bindende aanwijzing van de Autoriteit Persoonsgegevens in verband met schending van de privacy
– Directe imagoschade, bijvoorbeeld door negatieve publiciteit.
Zijn dergelijke schades niet aan de orde, dan is BBN1 van toepassing.
Stap 3: Bepaal extra vereisten voor beschikbaarheid en/of integriteit
In het geval van BBN1: leidt uitval van systemen en/of het verminkt raken van informatie tot schade vergelijkbaar met BBN2-schade38? In dat geval kan worden overwogen (een deel) van de BIO-controls en -maatregelen, die toezien op beschikbaarheid dan wel integriteit op het niveau van BBN2 te nemen. De verantwoording en het toezicht vinden plaats volgens BBN2.
In het geval van BBN2 of BBN3: leidt uitval van systemen en/of het verminkt raken van informatie tot grotere schade dan de BBN2-schade39? In dat geval wordt op basis van expliciete risicoafweging bepaald voor welke controls welke aanvullende en/of zwaardere maatregelen nodig zijn. De verantwoording en het toezicht vinden plaats volgens BBN3.
Voor de herkenbaarheid is gekozen om de nummering van de hoofdstukken en de controls in lijn te houden met de nummering uit de ISO 27002.
Doelstelling: Het verschaffen van directieaansturing van en -steun voor informatiebeveiliging in overeenstemming met bedrijfseisen en relevante wet- en regelgeving.
Doelstelling: Een beheerkader vaststellen om de implementatie en uitvoering van de informatiebeveiliging binnen de organisatie te initiëren en te beheersen.
Doelstelling: Het waarborgen van de veiligheid van telewerken en het gebruik van mobiele apparatuur.
Doelstelling: Waarborgen dat medewerkers en contractanten hun verantwoordelijkheden begrijpen en geschikt zijn voor de rollen waarvoor zij in aanmerking komen.
Doelstelling: Ervoor zorgen dat medewerkers en contractanten zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheden op het gebied van informatiebeveiliging en deze nakomen.
Doelstelling: Het beschermen van de belangen van de organisatie als onderdeel van de wijzigings- of beëindigingsprocedure van het dienstverband.
Doelstelling: Bedrijfsmiddelen van de organisatie identificeren en passende verantwoordelijkheden ter bescherming definiëren.
Doelstelling: Bewerkstelligen dat informatie een passend beschermingsniveau krijgt dat in overeenstemming is met het belang ervan voor de organisatie.
Doelstelling: Onbevoegde openbaarmaking, wijziging, verwijdering of vernietiging van informatie die op media is opgeslagen voorkomen.
Doelstelling: Toegang tot informatie en informatie verwerkende faciliteiten beperken.
Doelstelling: Toegang voor bevoegde gebruikers bewerkstelligen en onbevoegde toegang tot systemen en diensten voorkomen.
Doelstelling: Gebruikers verantwoordelijk maken voor het beschermen van hun authenticatie-informatie.
Doelstelling: Onbevoegde toegang tot systemen en toepassingen voorkomen.
Doelstelling: Zorgen voor correct en doeltreffend gebruik van cryptografie om de vertrouwelijkheid, authenticiteit en/of integriteit van informatie te beschermen.
Doelstelling: Onbevoegde fysieke toegang tot, schade aan en interferentie met informatie en informatie verwerkende faciliteiten van de organisatie voorkomen.
Doelstelling: Verlies, schade, diefstal of compromittering van bedrijfsmiddelen en onderbreking van de bedrijfsvoering van de organisatie voorkomen.
Doelstelling: Correcte en veilige bediening van informatie verwerkende faciliteiten waarborgen.
Doelstelling: Waarborgen dat informatie en informatie verwerkende faciliteiten beschermd zijn tegen malware.
Doelstelling: Beschermen tegen het verlies van gegevens.
Doelstelling: Gebeurtenissen vastleggen en bewijs verzamelen.
Doelstelling: De integriteit van operationele systemen waarborgen.
Doelstelling: Benutting van technische kwetsbaarheden voorkomen.
Doelstelling: De impact van auditactiviteiten op uitvoeringssystemen zo gering mogelijk maken.
Doelstelling: De bescherming van informatie in netwerken en de ondersteunende informatie verwerkende faciliteiten waarborgen.
Doelstelling: Handhaven van de beveiliging van informatie die wordt uitgewisseld binnen een organisatie en met een externe entiteit.
Doelstelling: Waarborgen dat informatiebeveiliging integraal deel uitmaakt van informatiesystemen in de gehele levenscyclus. Hiertoe behoren ook de eisen voor informatiesystemen die diensten verlenen via openbare netwerken.
Doelstelling: Bewerkstelligen dat informatiebeveiliging wordt ontworpen en geïmplementeerd binnen de ontwikkelingslevenscyclus van informatiesystemen.
Doelstelling: Bescherming waarborgen van gegevens die voor het testen zijn gebruikt.
Doelstelling: De bescherming waarborgen van bedrijfsmiddelen van de organisatie die toegankelijk zijn voor leveranciers.
Doelstelling: Een overeengekomen niveau van informatiebeveiliging en dienstverlening in overeenstemming met de leveranciersovereenkomsten handhaven.
Doelstelling: Een consistente en doeltreffende aanpak bewerkstelligen van het beheer van informatiebeveiligingsincidenten, met inbegrip van communicatie over beveiligingsgebeurtenissen en zwakke plekken in de beveiliging.
Doelstelling: Informatiebeveiligingscontinuïteit behoort te worden ingebed in de systemen van het bedrijfscontinuïteitsbeheer van de organisatie.
Doelstelling: Beschikbaarheid van informatie verwerkende faciliteiten bewerkstelligen.
Doelstelling: Voorkomen van schendingen van wettelijke, statutaire, regelgevende of contractuele verplichtingen betreffende informatiebeveiliging en beveiligingseisen.
Doelstelling: Verzekeren dat informatiebeveiliging wordt geïmplementeerd en uitgevoerd in overeenstemming met de beleidsregels en procedures van de organisatie.
Om de BIO praktisch uitvoerbaar te maken, zijn in veel overheidsmaatregelen verwijzingen opgenomen naar bestaande wet- en regelgeving. Deze verwijzingen hebben als voordeel dat degene die met de BIO aan de slag gaat er concreet op gewezen wordt dat er reeds bestaande wet- en regelgeving is waarin (beveiligings)eisen zijn vastgelegd. Bovendien zijn deze verwijzingen zo ook in het stramien van de ISO 27002-indeling gepositioneerd. Er is bewust gekozen voor het maken van verwijzingen en niet voor het herformuleren om misinterpretatie te voorkomen. Voor de genoemde wet- en regelgeving geldt dat de BIO alleen bepaalde beveiligingsaspecten heeft meegenomen. Het is niet de intentie dat de BIO de genoemde wet- en regelgeving volledig afdekt.
In de overheidsmaatregelen zijn verwijzingen opgenomen naar de volgende wet- en regelgeving:
– Ades baseline profile standard
– Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR)
– Algemene Rijksvoorwaarden bij IT-overeenkomsten (ARBIT 2016)
– AVG (deze vervangt de WBP en is 25 mei 2018 van kracht geworden);
– Beveiligingsvoorschrift 2013 (BVR 2013), Staatscourant. 2013, 15496
– CM(2002)49
– Gedragsregeling voor de digitale werkomgeving (1 juli 2016; SGO-besluit)
– Het NkBR (Normenkader Beveiliging Rijkskantoren) 2015
– Interne klokkenluidersregeling
– ITIL, ASL of BiSL framework
– Kader Rijkstoegangsbeleid
– NCSC0classificatie
– ‘Pas toe of leg uit’-lijst van het Forum Standaardisatie.
– Programma van Eisen PKI Overheid
– Responsible disclosure procedure
– Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR2007), Staatscourant. 2007, 122/11
– Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst – Bijzondere Informatie (VIR-BI 2013)
– Wet veiligheidsonderzoeken (WVO)
– Archiefwet
– Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI)
– Wet basisregistratie personen (Wet BRP)
– Telecommunication Infrastructure Standard for Data Centers (TIA-942)
De BIO richt zich alleen op het aspect informatiebeveiliging. Mogelijk hebben de hierboven genoemde wetten en voorschriften een bredere werking dan alleen informatiebeveiliging. Invoering van de BIO dekt niet altijd deze wetten en voorschriften volledig af.
De basisbeveiligingsniveaus zijn uitgewerkt langs de lijnen beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid. De BBN-toets helpt bij het kiezen van het best passende niveau. De beschikbaarheidsniveaus zijn gebaseerd op de geldende beschikbaarheidsniveaus die door de grote interne dienstenleveranciers worden gehanteerd. De vertrouwelijkheidsniveaus zijn in lijn gebracht met de schadescenario’s die gelden voor de Te Beschermen Belangen. De onderverdeling is als volgt:
BBN1: beschikbaarheid = Laag integriteit = Laag vertrouwelijkheid = Laag
BBN2: beschikbaarheid = Midden integriteit = Midden vertrouwelijkheid = Midden
BBN1 |
|
---|---|
Beschikbaarheid = Laag |
Het informatiesysteem mag incidenteel uitvallen voor maximaal twee weken (ook in piekperiodes) en dit heeft nauwelijks of geen gevolgen voor burgers/gebruikers. Uitval kan leiden tot beperkte schade, bijvoorbeeld: – financiële gevolgen; op te vangen binnen de vastgestelde ruimte binnen de begroting van de organisatie of uitvoeringsorganisatie; leidt nog niet tot het niet krijgen van een accountantsverklaring; – beperkt verlies van management control; – irritatie en ongemak bij burgers geventileerd in de media; – interne negatieve publiciteit (imagoschade). Deze gevolgen worden als volgt gekwantificeerd: – Kantoorautomatisering en organisatiespecifieke systemen hebben tijdens openingstijden een beschikbaarheid van minimaal 98% op maandbasis ook in piekperiodes. – Maximaal dataverlies 28 uur. – Maximale hersteltijd in geval van incidenten is binnen 40 werkuren (vijf werkdagen van 8 uur) in 85% van de gevallen. |
Integriteit = Laag |
Er zijn geen bijzondere maatregelen noodzakelijk om de juistheid, tijdigheid en volledigheid van informatie te waarborgen1. Het verlies van integriteit kan leiden tot beperkte schade, bijvoorbeeld: – financiële gevolgen; op te vangen binnen de vastgestelde ruimte binnen de begroting van de organisatie of uitvoeringsorganisatie; leidt nog niet tot het niet krijgen van een accountantsverklaring; – beperkt verlies van management control; – irritatie en ongemak bij burgers geventileerd in de media; – interne negatieve publiciteit (imagoschade). |
Vertrouwelijkheid = Laag |
Kennisname van informatie door ongeautoriseerden (buitenstaanders) is niet gewenst, maar leidt niet tot schade van enige omvang. Het gaat hier om ongerubriceerde informatie. Het openbaar worden van deze informatie kan leiden tot: – financiële gevolgen: op te vangen binnen de begroting van de organisatie of uitvoeringsorganisatie; – irritatie en ongemak bij burgers geventileerd in de media; – interne negatieve publiciteit (imagoschade). |
BBN3: beschikbaarheid = Midden integriteit = Midden vertrouwelijkheid = Hoog
BBN2 |
|
---|---|
Beschikbaarheid = Midden |
Het informatiesysteem mag beperkt korte tijd uitvallen voor maximaal één week (ook in piekperiodes) en dit heeft voelbare gevolgen voor burgers/gebruikers. Uitval kan leiden tot beperkte schade, bijvoorbeeld: – politieke schade aan een bestuurder: bestuurder moet zich verantwoorden naar aanleiding van verantwoordingsvragen; – diplomatieke schade te herstellen door ambtelijke opschaling; – financiële gevolgen: niet meer op te vangen binnen de vastgestelde ruimte binnen de begroting van de (uitvoerings)organisatie; geen accountantsverklaring afgegeven; – belangrijk verlies van management control; – verlies van publiek respect; klachten van burgers; – organisatiebrede negatieve publiciteit (imagoschade) of significant verlies van motivatie van medewerkers. De beschikbaarheid wordt als volgt gekwantificeerd: – Kantoorautomatisering en organisatiespecifieke systemen hebben tijdens openingstijden een beschikbaarheid van minimaal 98% op maandbasis ook in piekperiodes. – Maximaal dataverlies 24 uur. – Maximale hersteltijd in geval van incidenten is binnen 16 werkuren (twee dagen van 8 uur). |
Integriteit = Midden |
Er zijn passende maatregelen noodzakelijk om de juistheid, tijdigheid en volledigheid (VIR-definitie) te waarborgen. Het verlies van integriteit kan leiden tot forse schade, bijvoorbeeld: – politieke schade aan een bestuurder: bestuurder moet zich verantwoorden naar aanleiding van verantwoordingsvragen; – diplomatieke schade te herstellen door ambtelijke opschaling; – financiële gevolgen: niet meer op te vangen binnen de vastgestelde ruimte binnen de begroting van de (uitvoerings)organisatie; geen accountantsverklaring afgegeven; – belangrijk verlies van management control; – verlies van publiek respect; klachten van burgers; – organisatiebrede negatieve publiciteit (imagoschade) of significant verlies van motivatie van medewerkers. |
Vertrouwelijkheid = Midden |
Bescherming van gegevens en andere te beschermen belangen in de processen van de overheid, waar onder andere vertrouwelijkheid aan de orde is, omdat het om gevoelige informatie gaat. Het openbaar worden van de gegevens kan leiden tot: – politieke schade aan een bestuurder: bestuurder moet zich verantwoorden naar aanleiding van verantwoordingsvragen; – diplomatieke schade te herstellen door ambtelijke opschaling; – financiële gevolgen: niet meer op te vangen binnen de begroting van de (uitvoerings)organisatie; geen accountantsverklaring afgegeven; – verlies van publiek respect; klachten van burgers of significant verlies van motivatie van medewerkers; – bindende aanwijzing van de AP in verband met schending van de privacy; – directe imagoschade, bijvoorbeeld door negatieve publiciteit. |
BBN3 |
|
---|---|
Beschikbaarheid = Midden |
Het informatiesysteem mag beperkt korte tijd uitvallen voor maximaal één week (ook in piekperiodes) en dit heeft voelbare gevolgen voor burgers/gebruikers. Uitval kan leiden tot beperkte schade, bijvoorbeeld: – politieke schade aan een bestuurder: bestuurder moet zich verantwoorden naar aanleiding van verantwoordingsvragen; – diplomatieke schade te herstellen door ambtelijke opschaling; – financiële gevolgen: niet meer op te vangen binnen de vastgestelde ruimte binnen de begroting van de (uitvoerings)organisatie; geen accountantsverklaring afgegeven; – belangrijk verlies van management control; – verlies van publiek respect; klachten van burgers; – organisatiebrede negatieve publiciteit (imagoschade) of significant verlies van motivatie van medewerkers. De beschikbaarheid wordt als volgt gekwantificeerd: – Kantoorautomatisering en organisatiespecifieke systemen hebben tijdens openingstijden een beschikbaarheid van minimaal 98% op maandbasis ook in piekperiodes. – Maximaal dataverlies 24 uur. – Maximale hersteltijd in geval van incidenten is binnen 16 werkuren (twee dagen van 8 uur). |
Integriteit = Midden |
Er zijn passende maatregelen noodzakelijk om de juistheid, tijdigheid en volledigheid (VIR-definitie) te waarborgen. Het verlies van integriteit kan leiden tot forse schade, bijvoorbeeld: – politieke schade aan een bestuurder: bestuurder moet zich verantwoorden naar aanleiding van verantwoordingsvragen; – diplomatieke schade te herstellen door ambtelijke opschaling; – financiële gevolgen: niet meer op te vangen binnen de vastgestelde ruimte binnen de begroting van de (uitvoerings)organisatie; geen accountantsverklaring afgegeven; – belangrijk verlies van management control; – verlies van publiek respect; klachten van burgers; – organisatiebrede negatieve publiciteit (imagoschade) of significant verlies van motivatie van medewerkers. |
Vertrouwelijkheid = Hoog |
Verlies van informatie heeft een grote impact, waarvan niet uit te leggen is als deze niet gerubriceerd is en beschermd wordt op het niveau van BBN3: – informatie wordt door derden geleverd met een rubricering (niet zijnde BBN2); – aansluiting op een infrastructuur vereist BBN3 (bijvoorbeeld om al op de infrastructuur aanwezige gerubriceerde informatie niet in gevaar te brengen) om informatie te kunnen verwerken op deze infrastructuur; – weerstand tegen statelijke actoren is noodzakelijk. |
In dit addendum worden alle eisen genoemd die specifiek en verplichtend zijn voor een bepaalde overheidslaag. Omdat de rijksoverheid een aantal specifieke documenten heeft zoals het VIR, VIR-BI, die niet gelden voor andere overheidslagen, zijn deze nadrukkelijk opgenomen in dit addendum. Voorts zijn teksten opgenomen die niet goed te verwerken waren in de eerste twee delen en dit komt dan voornamelijk door de rol van het NCSC voor de rijksoverheid en de aanwezigheid van een aantal sectorale CERT’s bij de andere overheidslagen.
Het addendum is aanvullend op de teksten en normen uit deel 1 en 2.
Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst – Bijzondere Informatie 2013, Stcrt. 2013, 15497.
In sommige organisaties heet de eindverantwoordelijke “bestuursvoorzitter” of “directeur” en moet de term “secretaris/algemeen directeur” als “bestuursvoorzitter” of “directeur” worden gelezen.
NEN-ISO/IEC 27002:2017, (dit is de 27002:2013 met geconsolideerde correctiebladen C1 en C2).
De NEN-ISO/IEC 27001-standaard bevat eisen waar het managementsysteem voor informatiebeveiliging aan dient te voldoen. Het is deze norm waartegen wordt geaudit bij certificering. Deze standaard specificeert eisen voor het vaststellen, implementeren, uitvoeren, controleren, beoordelen, bijhouden en verbeteren van een gedocumenteerd Information Security Management System (ISMS) in het kader van de algemene bedrijfsrisico’s van een organisatie.
De Nederlandse versie van ISO 27002 spreekt van beheersmaatregelen. Er zijn echter ook implementatiemaatregelen. Om het onderscheid daartussen makkelijker te maken, hanteert de BIO de Engelse term, namelijk ‘controls’. Het gebruik van deze term sluit aan bij de informatiebeveiligingspraktijk.
In tegenstelling tot de verschillende oude baselines, zijn de controls dus niet tekstueel aangepast.
De aanvullende eisen die gelden vanaf BBN3 zijn in deze huidige versie van de BIO nog niet nader uitgewerkt.
De BBN-toets is geen volwaardige vervanger van de Quickcan BIO of van een andere uitgebreide risicoanalysemethodiek. De BBN-toets zorgt er alleen voor dat eenvoudig het juiste BBN geselecteerd kan worden en dat bepaald kan worden in hoeverre extra eisen noodzakelijk zijn.
Gewerkt gaat worden aan een handreiking waarin ten opzichte van de drie BBN-niveaus wisselingen in niveaus voor de aspecten beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid worden aangegeven. Wellicht gaan de controls en maatregelen nog nader gespecificeerd worden naar de drie verschillende aspecten.
De Nederlandse versie van ISO 27002 spreekt van beheersmaatregelen. Er zijn echter ook implementatiemaatregelen. Om het onderscheid daartussen makkelijker te maken, hanteert de BIO de Engelse term, namelijk ‘controls’. Het gebruik van deze term sluit aan bij de informatiebeveiligingspraktijk.
Met uitzondering van twee controls (6.1.4 en 14.2.4) bevat de BIO alle controls uit de ISO 27002.
Zowel voor EU als voor NAVO gerubriceerde informatie geldt dat de beveiligingsvoorschriften standaard rekening houden met het bieden van weerstand tegen statelijke actoren. Voor de BIO is uiteindelijk gekozen om aan te sluiten bij de NAVO-regelgeving omdat de NAVO-eisen gedetailleerder zijn dan die van de EU en daarmee meer zekerheid bieden dat ook daadwerkelijk weerstand tegen statelijke actoren kan worden geboden. Voor de goede orde: alleen op NATO gerubriceerde informatie heeft het NAVO-verdrag rechtstreekse werking, BBN3 is Nederlandse informatie waarop het NAVO-verdrag niet rechtstreeks werkt; de toepasselijkheid van het NAVO-verdrag voor BBN3 is een keuze die de overheid zelf via deze BIO maakt.
Er zijn passages die enkel op de bescherming van informatie met een rubricering van NATO Confidential en hoger betrekking hebben.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-7857.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.