Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 oktober 2020, nr. 2020-0000133577, tot aanpassing wettelijk minimumloon per 1 januari 2021

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 14, eerste en tiende lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;

Besluit:

Artikel 1

De bedragen, genoemd in artikel 8, eerste lid, onder a, b en c, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag worden met ingang van 1 januari 2021 onderscheidenlijk als volgt vastgesteld:

  • a. € 1.684,80;

  • b. € 388,80;

  • c. € 77,76.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 oktober 2020

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

Uitgangspunt van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) is dat de algemene welvaartsontwikkeling zo mogelijk ook tot uitdrukking moet komen in de inkomens van werknemers met een minimumloon en uitkeringsgerechtigden. Dit uitgangspunt is vervat in de hoofdregel van artikel 14 van de WML, dat uitgaat van een koppeling van het minimumloon en de sociale uitkeringen aan de gemiddelde contractloonontwikkeling.

Afwijking van de hoofdregel is mogelijk indien sprake is van een bovenmatige loonontwikkeling, dan wel volumeontwikkeling in de sociale zekerheidsregelingen (artikel 14, vijfde lid, WML). De toelichting bij dit artikellid geeft aan dat de afwijkingsgronden actueel zijn indien de verhouding tussen inactieven en actieven, de zogenaamde i/a-ratio, de daarvoor geldende norm overschrijdt. Op grond van de Macro Economische Verkenning (MEV) 2021 van het Centraal Planbureau (CPB) lijkt dit voor 2021 niet het geval.

In artikel 14, eerste tot en met derde lid, van de WML, wordt de aanpassing van het minimumloon geregeld. Hierbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, de gepremieerde en gesubsidieerde sector en bij de overheid, zoals dat door het CPB wordt berekend.

Het aanpassingspercentage is, conform hetgeen wettelijk is geregeld, als volgt vastgesteld. Uitgangspunt is de helft van de CPB-raming voor de contractloonstijging in 2021 zoals deze is gepubliceerd in de MEV 2021. Dit is 0,5 x 1,288 = 0,644. Dit bedrag wordt aangepast aan het zogenaamde na-ijleffect uit het voorafgaande jaar (artikel 14, eerste lid, onder b). Dat is het verschil tussen de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor 2020, blijkens bekendmaking in het Centraal Economisch Plan uit april 2020, was geraamd en de ontwikkeling van de contractlonen zoals deze voor 2020 blijkens bekendmaking in de Macro Economische Verkenning uit september 2020, nader is geraamd. Dit verschil bedraagt -0,376. Het onafgeronde aanpassingspercentage komt daarmee op 0,268. Het (onafgeronde) wettelijk minimumloon, zoals berekend voor de aanpassing per 1 juli 2020, wordt verhoogd met dit percentage.

Na de (wettelijke) afronding bedraagt het bruto wettelijk minimumloon per 1 januari 2021 € 1.684,80 per maand, € 388,80 per week en € 77,76 per dag. Het aanpassingspercentage na afronding is 0,29. De hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen zijn geregeld in het Besluit minimumjeugdloon. Het wettelijk minimumloon voor volwassenen en de wettelijk minimumjeugdlonen bedragen daarmee:

Leeftijd

Staffeling

Per maand

Per week

Per dag

21 jaar en ouder

100%

1.684,80

388,80

77,76

20 jaar

80%

1.347,85

311,05

62,21

19 jaar

60%

1.010,90

233,30

46,66

18 jaar

50%

842,40

194,40

38,88

17 jaar

39,5%

665,50

153,60

30,72

16 jaar

34,5%

581,25

134,15

26,83

15 jaar

30%

505,45

116,65

23,33

Voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan in verband met een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) gelden alternatieve staffels, die zijn vastgesteld in het Besluit minimumjeugdloon. Voor leerlingen in de bbl in de leeftijd van 15 tot en met 17 jaar en 20 jaar gelden bovenstaande bedragen. In afwijking van bovenstaande gelden voor leerlingen in de bbl in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar de hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen:

Leeftijd

Staffeling BBL

Per maand

Per week

Per dag

20 jaar

61,50%

1.036,15

239,10

47,82

19 jaar

52,50%

884,50

204,10

40,82

18 jaar

45,50%

766,60

176,90

35,38

Volgens artikel 12 van de WML is het minimum(jeugd)loon naar evenredigheid lager indien de werknemer een kortere arbeidstijd is overeengekomen dan de normale arbeidsduur. Dit is bijvoorbeeld het geval bij deeltijdarbeid.

De minimumloonbedragen worden uitgedrukt in bedragen per maand, per week en per (werk)dag. Een uniform wettelijk minimumuurloon kent de wet niet. Het uurloon kan per sector verschillen, afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt. Onder normale arbeidsduur wordt verstaan de arbeidsduur die in de desbetreffende sector gebruikelijk is voor een volledige dienstbetrekking. In de meeste cao’s is deze arbeidsduur voor een fulltime dienstverband gesteld op 36, 38 dan wel 40 uur per week.

Naar aanleiding van een toezegging aan de Tweede Kamer worden de afgeleide minimumuurlonen bij deze normale arbeidsduren in de toelichting gepubliceerd.1 Onderstaand schema geeft de afgeronde brutobedragen per uur aan, berekend op basis van het wettelijk minimumweekloon bij een arbeidsduur van respectievelijk 36, 38 en 40 uur per week.

Afgeleid bruto minimumloon per uur na afronding (naar boven) per 1 januari 2021 bij een gebruikelijke arbeidsduur van 36, 38 en 40 uur is gepubliceerd in de volgende tabel. Hierbij wordt bij de afronding gebruik gemaakt van een afronding naar boven, om te voorkomen dat er onbedoeld een betaling ontstaat die lager is dan het wettelijk minimumloon zoals vastgesteld in artikel 1 van deze regeling. Hierbij dient te worden vermeld dat alleen de vastgestelde bedragen in artikel 1 van deze regeling het wettelijk minimumloon betreffen en rechtens geldig zijn.

Bruto minimumloon per uur per 1 januari 2021 bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband van:

Leeftijd

36 uur per week

38 uur per week

40 uur per week

21 jaar en ouder

10,80

10,24

9,72

20 jaar

8,65

8,19

7,78

19 jaar

6,49

6,14

5,84

18 jaar

5,40

5,12

4,86

17 jaar

4,27

4,05

3,84

16 jaar

3,73

3,54

3,36

15 jaar

3,25

3,07

2,92

Bruto minimumloon per uur voor werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan in verband met een bbl per 1 januari 2021 bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband van:

Leeftijd

36 uur per week

38 uur per week

40 uur per week

20 jaar

6,65

6,30

5,98

19 jaar

5,67

5,38

5,11

18 jaar

4,92

4,66

4,43

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 – XV, nr. 84, p. 2.

Naar boven