Fiscale tegemoetkomingen naar aanleiding van de coronacrisis; (Besluit noodmaatregelen coronacrisis). Wijziging van het besluit van 16 juni 2020, nr. 2020-12560 (Stcrt. 2020, 33211) (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 juni 2020, nr. 2020-13425 (Stcrt. 2020, 35260)

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate dienst Vaktechniek

Besluit van 5 augustus 2020, nr. 2020-16809

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt het besluit van 16 juni 2020, nr. 2020-12560 (Stcrt. 2020, 33211) (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 juni 2020, nr. 2020-13425 (Stcrt. 2020, 35260). De wijziging betreft de toevoeging van twee goedkeuringen aan onderdeel 2 van het laatstgenoemde besluit.

ARTIKEL I

Het besluit van 16 juni 2020, nr. 2020-12560 (Stcrt. 2020, 33211) (laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 juni 2020, nr. 2020-13425 (Stcrt. 2020, 35260) wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de opsomming wordt ‘– Verschuldigdheid van en teruggaafverzoeken energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie’ vervangen door ‘– Verschuldigdheid van, oninbare vorderingen en teruggaafverzoeken energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie’.

2. Een nieuwe alinea wordt toegevoegd, luidende:

Dit besluit werd gewijzigd bij besluit van 5 augustus 2020, nr. 2020-16809. De wijziging betrof de toevoeging van twee goedkeuringen aan onderdeel 2 van onderhavig besluit.

B

Aan het eind van onderdeel 2 wordt een alinea toegevoegd, luidende:

De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om bij het toepassen van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 in het geval van zgn. oninbare vorderingen bij de aanvullende factuur (of facturen) geen rekening te hoeven houden met ontvangen bedragen voor voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen. Hiertoe zijn in onderdeel 2.6 twee goedkeuringen opgenomen.

C

Na onderdeel 2.5 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

2.6 Oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit

Bij levering van aardgas en elektriciteit zijn EB en ODE verschuldigd. De in een tijdvak verschuldigd geworden EB en ODE moet op aangifte worden voldaan en binnen 1 maand na het einde van dat tijdvak overeenkomstig de aangifte zijn betaald.

In onderdelen 2.1 en 2.2 van dit besluit keur ik voor bepaalde leveringen van aardgas en elektriciteit in de maanden april 2020 tot en met september 2020 goed dat de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, op een later tijdstip worden verschuldigd dan normaal.

Bij beide onderdelen is een van de voorwaarden voor de goedkeuring dat voor leveringen in die maanden de EB en de ODE, vermeerderd met de btw hierover, uiterlijk in december 2020 via een aanvullende factuur (of facturen) alsnog in rekening worden gebracht. Die belastingen worden verschuldigd op het tijdstip waarop de aanvullende factuur (of facturen) wordt uitgereikt. Dit levert een liquiditeitsvoordeel op voor de klanten van de energieleveranciers.

Als onderdeel 2.1 of 2.2 van dit besluit wordt toegepast, dan bestaat de kans dat de oorspronkelijke factuur wel nog (gedeeltelijk) kan worden betaald, maar de aanvullende factuur niet meer of slechts gedeeltelijk.

Op basis van de bestaande regelgeving kan de energieleverancier op zijn maandelijkse aangifte EB/ODE een vermindering toepassen op de verschuldigde EB en ODE, voor zover komt vast te staan dat een door de belastingplichtige ter zake te ontvangen bedrag niet is en niet zal worden ontvangen (zgn. oninbare vorderingen). Voor de btw geldt eenzelfde regeling. Voor zover de voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen en de aanvullende factuur (of facturen) voor de EB en ODE, en de btw hierover, oninbaar blijken, kunnen de bestaande regelingen van artikel 92 Wbm en artikel 29 Wet OB worden toegepast. De huidige bijzondere omstandigheden geven aanleiding om onderdeel 2 zodanig aan te vullen dat bij het toepassen van de goedkeuring in onderdeel 2.1 of 2.2 in het geval van oninbare vorderingen ontvangen bedragen volgtijdig mogen worden toegerekend aan voorschotten en (eind)facturen waarop geen bedrag voor de EB en de ODE, noch de btw hierover, is opgenomen en de aanvullende factuur (of facturen). Dit geldt ook voor de situaties waarbij een aanvullende factuur in 2021 wordt uitgereikt. Daarom keur ik het volgende goed.

Goedkeuring 1 (oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.1 van dit besluit)

Ik keur goed dat bij toepassing van onderdeel 2.1 van dit besluit, voor leveringen in kalendermaanden binnen de periode april 2020 t/m september 2020 ontvangen bedragen:

  • eerst volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.1, voorwaarde c, bedoelde voorschotten, en de in onderdeel 2.1, voorwaarde d, bedoelde eindfacturen, en

  • vervolgens volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.1, voorwaarde e, bedoelde aanvullende factuur (of facturen), dan wel aan de in 2021 alsnog uitgereikte aanvullende factuur (of facturen) indien sprake is van de situatie als bedoeld in onderdeel 2.1, voorwaarde f.

Goedkeuring 2 (oninbare vorderingen bij toepassing onderdeel 2.2 van dit besluit)

Ik keur goed dat bij toepassing van onderdeel 2.2 van dit besluit, voor leveringen in kalendermaanden binnen de periode april 2020 t/m september 2020 ontvangen bedragen:

  • eerst volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.2, voorwaarde b, bedoelde facturen, en

  • vervolgens volgtijdig worden toegerekend aan de in onderdeel 2.2, voorwaarde c, bedoelde aanvullende factuur (of facturen), dan wel aan de in 2021 alsnog uitgereikte aanvullende factuur (of facturen) indien sprake is van de situatie als bedoeld in onderdeel 2.2, voorwaarde d.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I terugwerkt tot 1 april 2020.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 augustus 2020

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, J. de Blieck hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken

Naar boven