TOELICHTING
Paragraaf 1. Inleiding
Deze regeling strekt tot uitwerking van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen
(hierna: de wet) en het Besluit experiment gesloten coffeeshopketen (hierna: het besluit).
De wet maakt het mogelijk dat geëxperimenteerd wordt met de productie van hennep of
hasjiesj door aangewezen telers, de levering daarvan aan coffeeshops die in deelnemende
gemeenten zijn toegestaan en de verkoop van die hennep of hasjiesj door die coffeeshops.
Binnen het experiment verrichten die telers en coffeeshops (en hun personeel) geen
strafbare handelingen indien zij zich aan de bij of krachtens de wet gestelde regels
houden. Buiten het experiment blijven deze handelingen strafbaar op grond van de Opiumwet.
De wet regelt de hoofdlijnen van het experiment, te weten het doel, het bereik en
de geldingsduur van de experimenteerregeling. Ook biedt de wet een grondslag om bij
of krachtens algemene maatregel van bestuur (het besluit) regels te stellen waaraan
de deelnemers aan het experiment moeten voldoen. Een aantal onderdelen van die wet
of regels wordt nader uitgewerkt in de onderhavige ministeriële regeling. De wet,
het besluit en deze ministeriële regeling vormen tezamen het juridisch kader voor
het experiment.
Paragraaf 2. Hoofdlijnen
In deze regeling worden nadere regels gesteld over de hierna genoemde onderwerpen.
2.1 Selectie van telers – loting en selectie na loting
Voor de selectie van telers kan ingevolge het besluit een loting worden toegepast.
Dit kan nodig zijn als na beoordeling van alle aanvragen aan de formele en materiële
eisen, meer aanvragen in aanmerking komen voor verdere selectie dan het maximaal aantal
(tien) te vergeven aanwijzingen. Met een loting maken alle aanvragers die door de
voorafgaande selectie zijn gekomen, evenveel kans op de mogelijkheid om te worden
aangewezen. Indien er minder dan tien aanvragen worden ingediend of minder dan tien
aanvragen door de voorafgaande selectiefase zijn gekomen, is loting niet nodig. Om
die reden is het houden van een loting een mogelijkheid en geen verplichting. In het
besluit is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere procedurele of uitvoeringstechnische
regels worden gesteld over de loting en de daarmee samenhangende verdere selectie.
In verband hiermee regelt het besluit tevens dat dat bij ministeriële regeling kan
worden bepaald dat de wettelijke beslistermijn gedurende een bepaalde periode kan
worden opgeschort. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn indien een wachtrij-constructie
wordt toegepast en waarbij een aanvrager die is uitgeloot gedurende een bepaalde periode
op de wachtlijst wordt geplaatst. Regels hierover zijn opgenomen in de artikelen 2
tot en met 6 van de onderhavige regeling.
2.2 Verpakking
In de regeling worden nadere eisen gesteld aan de verpakking van de hennep of hasjiesj.
Het doel van deze eisen is te voorkomen dat de verpakking aantrekkelijk wordt gemaakt.
Voorkomen moet worden dat de verpakking een aanzuigende werking heeft op mensen die
niet van plan waren om hennep of hasjiesj te gaan gebruiken. Daarnaast worden regels
gesteld over de op de verpakking aan te brengen informatie. Het doel hiervan is de
consument te informeren over het eindproduct en te waarschuwen voor de risico’s bij
gebruik van het eindproduct.
Om bovenstaande doelen te verwezenlijken worden regels gesteld om de verpakking te
standaardiseren. Enige differentiatie blijft mogelijk zodat het voor de aangewezen
telers mogelijk blijft om zich te onderscheiden van de concurrent. Aangewezen telers
hebben de keuze om hun eindproduct in een transparante verpakking te verpakken, welke
kleurloos transparant kan zijn of transparant in een bepaalde kleur, of om de verpakking
in één dekkende kleur te maken. In dat laatste geval is het in de verpakking opgenomen
eindproduct derhalve niet zichtbaar. Met het toestaan van een transparante verpakking
wordt aangesloten bij de bestaande situatie en kan de consument het product zien voordat
hij deze aanschaft. De verpakking moet verder vrij zijn van bewerkingen of beeldmerken
die de verpakking extra aantrekkelijk kunnen maken. Het is de verantwoordelijkheid
van de aangewezen teler om ervoor te zorgen dat de verpakking aan de gestelde eisen
voldoet.
Op de verpakking dient de aangewezen teler een etiket aan te brengen waarop onder
andere contactinformatie is opgenomen, in de vorm van een telefoonnummer en e-mailadres
waarop de onderneming bereikbaar is voor de consument. Hiermee wordt het voor de consument
mogelijk om indien hij dat wenst vragen te stellen over het door hem gekochte product.
De tekst op het etiket moet in het lettertype Helvetica worden aangebracht. De kleur
van de tekst moet in het zwart zijn en het etiket is wit. Het etiket dient minimaal
30% van de oppervlakte van de buitenzijde van de verpakking te bestrijken. De grootte
van het etiket is dus afhankelijk van de grootte van de verpakking en is daarmee in
verhouding. De tekst op het etiket moet zo groot mogelijk worden weergegeven.
Op het etiket dient het eindproduct vermeld te worden. De consument dient te worden
voorgelicht over de samenstelling van het eindproduct. Het gaat hierbij alleen om
de samenstelling, dus om welke variëteiten hennep in het product verwerkt zijn en
welke ingrediënten van andere oorsprong er daarnaast in zijn verwerkt. De teler dient
op het etiket te vermelden hoeveel gram THC en CBD aanwezig is in de in het eindproduct
aanwezige hennep of hasjiesj, zonder de daarin verwerkte ingrediënten van andere oorsprong,
en wat het percentage THC en CBD in die hennep of hasjiesj is. Ook moet het totaal
gewicht van het in de verpakkingseenheid opgenomen eindproduct of van de in de verpakkingseenheid
opgenomen eindproducten gezamenlijk, op het etiket worden vermeld.
Bovenstaande regels moeten ertoe leiden dat de verpakking van hennep of hasjiesj in
grote mate uniform is en niet aantrekkelijk. Op die manier moet worden voorkomen dat
de verpakking een aanzuigende werking heeft. Om die reden mag er op het etiket ook
niet worden vermeld wat de gewenste effecten van het gebruik van het middel zijn.
De aangewezen teler mag via een QR-code overige informatie over het eindproduct elektronisch
beschikbaar stellen, mits die informatie blijkt uit een testrapport van een laboratorium
als bedoeld in artikel 28 van het besluit. De regels over monsterneming zoals opgenomen
in artikel 11 moeten in dat geval eveneens in acht worden genomen. De teler mag de
informatie die verplicht is opgenomen op het etiket van de betreffende verpakkingseenheid,
daarnaast via de QR-code beschikbaar stellen. Deze via de QR-code beschikbaar gestelde
informatie dient dus niet ter vervanging van de verplichte tekst op het etiket.
Bij de formulering van de regels is gekeken naar de regels die gelden en de ervaringen
die zijn opgedaan ten aanzien van de verpakking van andere risicovolle producten als
tabak en alcohol, de regels zoals die voor de verkoop van hennep of hasjiesj in Canada
zijn opgesteld en de al bestaande situatie in Nederland.
Zoals hiervoor is opgemerkt dient de consument actief te worden gewezen op de risico’s
van het product. Dit wordt tweeledig gedaan. Als eerste dient er op het etiket een
THC symbool te worden opgenomen en dienen er waarschuwingssymbolen op te staan die
erop wijzen dat het product niet gebruikt mag worden als een consument onder de 18
jaar is, zwanger is of van plan is om deel te nemen aan het verkeer. Deze symbolen
zijn opgenomen in bijlage I bij de regeling. Ten tweede wordt iedere verpakking voorzien
van een informatiefolder waarin gezondheidswaarschuwingen, preventieboodschappen en
gebruiksadviezen zijn opgenomen (bijlage II). In deze informatiefolder wordt de consument
met name gewezen op de mogelijke optredende ongewenste gezondheidseffecten, maar ook
over de wijze waarop het product bewaard kan worden. Indien er onduidelijkheid is
bij de consument over de risico’s of indien er vragen zijn, kan er contact worden
opgenomen met de aangewezen teler met behulp van de contactinformatie op het etiket.
De informatiefolder wordt in de verpakking gevoegd of aan de verpakking bevestigd.
In dat laatste geval moet het etiket zichtbaar blijven. De aangewezen teler kan er
voor kiezen om aanvullend een QR-code op het etiket te plaatsen en de informatiefolder
tevens via die code elektronisch beschikbaar te stellen. Ook met gebruik van een QR-code
blijft het dus verplicht om de informatiefolder in of aan de verpakking te bevestigen.
2.3 Kwaliteit
Vanuit het oogpunt van volksgezondheid wordt van telers geëist dat de hennep geen
stoffen bevat die als zodanig schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid. Daarom is
in het besluit voorgeschreven dat de geproduceerde en uiteindelijk aan coffeeshophouders
te leveren hennep of hasjiesj in een bepaalde mate vrij is van bepaalde zware metalen,
micro-organismen en aflatoxines (artikel 12 en nader uitgewerkt in bijlage III bij
deze regeling). Telers zullen daarom onder gecontroleerde omstandigheden moeten produceren.
Na het oogsten, knippen en drogen van hennepplanten van dezelfde variëteit die gelijktijdig
zijn geoogst, neemt de teler hiervan drie monsters elk, ten behoeve van het testen
door laboratoria die over een ontheffing op grond van de Opiumwet beschikken. De monsters
dienen van gelijke omvang te zijn en van zodanig gewicht dat het volume voldoende
is om de benodigde testen te kunnen uitvoeren. Telers moeten er ook voor zorgen dat
de monsters homogeen zijn en een goede afspiegeling vormen van de groep hennepplanten
van dezelfde variëteit die gelijktijdig geoogst zijn. Indien de hennep wordt gemengd,
vindt de monsterneming plaats na het mengen. De aangewezen telers houden de monsters
beschikbaar gedurende de periode dat de daarmee geproduceerde producten nog bij teler
of coffeeshops voorhanden zijn. Eerst nadat de aangewezen teler monsters van geteelde
producten op de aanwezigheid van zware metalen, micro-organismen en aflatoxines heeft
laten controleren door een door hem ingeschakeld laboratorium dat in het bezit is
van een ontheffing op grond van de Opiumwet en door dat laboratorium tevens het THC-
en het CBD-gehalte heeft laten vaststellen, kan hij, overeenkomstig de testresultaten
de hennep of hasjiesj al dan niet leveren aan coffeeshophouders in de deelnemende
gemeenten.
Bij het telen van gewassen kunnen ondanks de te controleren omstandigheden plagen,
zoals insecten en mijten, en ziekten, zoals schimmels, bacteriën en virussen, optreden.
Door het in acht nemen van hygiënemaatregelen, door tijdig monitoren en door mechanische
gewasbescherming kunnen ziekten en plagen voor een belangrijk deel worden voorkomen
of kan de eventuele schade bij tijdige ontdekking worden beperkt.
Een volgende stap in het onder controle brengen van een plaag is bestrijding met natuurlijke
vijanden (in de Regeling Natuurbescherming aangeduid als “biologische bestrijders”).
Meestal worden natuurlijke vijanden al bij het uitzetten van de planten preventief
ingezet. Uit een in opdracht van de Minister voor Medische Zorg door het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) uitgevoerd deelonderzoek blijkt dat de ervaring
leert dat door het gebruik van enkele natuurlijke vijanden de meest voorkomende ziekten
en plagen die bij de teelt van hennep te vrezen zijn goed onder controle te houden
zijn.
Aanvullend op de inzet van natuurlijke vijanden bij de bestrijding van plagen zouden,
voor zover dat wettelijk is toegestaan, gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden ingezet.
Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is een van de belangrijkste methoden om
planten en plantaardige producten tegen schadelijke organismen, met inbegrip van ziekten
en plagen, te beschermen. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kan risico’s en
gevaren voor mens, dier en milieu met zich meebrengen, vooral wanneer zij zonder officieel
te zijn getest en zonder officiële toelating op de markt worden gebracht of verkeerd
worden gebruikt. De regelgeving inzake gewasbescherming is onverkort van toepassing
op de hennep die binnen het experiment wordt geteeld. Dit betekent dat het gebruik
van dergelijke middelen alleen kan worden toegestaan indien daarvoor een toegelaten
middel beschikbaar is. Voor de teelt van hennepsoorten die producten met een psycho-actieve
werking, zoals Nederwiet en Nederhasj, opleveren zijn momenteel geen gewasbeschermingsmiddelen
toegelaten. Een gewasbeschermingsmiddel kan bij de teelt van hennep in het kader van
het experiment niet eerder worden toegepast dan wanneer het een toelating heeft gekregen
of wanneer voor het betreffende middel een proefontheffing is verleend door het College
voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (Ctgb). De Minister voor Medische
Zorg is gelet daarop voornemens om voor bepaalde gewasbeschermingsmiddelen passend
in de biologische teelt, een proefontheffing aan te vragen bij het Ctgb, op basis
waarvan de in die ontheffing aangegeven gewasbeschermingsmiddelen onder de in die
ontheffing genoemde voorwaarden in het kader van het experiment gebruikt kunnen worden.
De aangewezen telers dienen bij de toepassing hiervan uiteraard te voldoen aan de
in de betreffende regelgeving gestelde eisen, onder andere ten aanzien van de toepassing
en het gebruik van een middel. Deze zijn neergelegd in de Wet gewasbeschermingsmiddelen
en biociden en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving. Dit betekent dat voor
het gebruik onder andere zal moeten worden voldaan aan de eisen inzake vakbekwaamheid.
2.4 Unieke identificatiemarkering
2.4.1 Algemeen
Van de aangewezen telers wordt verlangd dat zij de hennep op bij ministeriële regeling
nader te bepalen momenten in het productieproces alsmede de verpakking voorzien van
de unieke identificatiemarkering zodat producten in de gehele coffeeshopketen kunnen
worden gevolgd en geïdentificeerd.
Met het oog op de geslotenheid van de coffeeshopketen en de volksgezondheid wordt
vereist dat aangewezen telers en coffeeshophouders als onderdeel van hun administratie
een unieke identificatiemarkering voeren. Hiermee wordt mogelijk gemaakt dat de toezichthouder
de geproduceerde hennep of hasjiesj op eenvoudige wijze langs elektronische weg in
het gehele proces in de coffeeshopketen kan traceren, dat wil zeggen van plant tot
en met de verkoop van eindproducten aan de klant in de coffeeshop. Daarnaast kunnen
producten die niet voldoen aan de kwaliteitseisen en ondanks het in dat geval geldende
leveringsverbod (artikel 28 van het besluit), toch aan coffeeshophouders worden geleverd,
teruggehaald worden uit de keten.
De verantwoordelijkheid voor een sluitende administratie, waarvan de ketenregistratie
onderdeel is, ligt bij de aangewezen telers en de coffeeshophouders. In de onderhavige
regeling wordt bepaald op welke wijze de telers en coffeeshophouders de unieke identificatiemarkering
voeren, welke gegevens daarbij dienen te worden geregistreerd en op welke wijze dit
dient te gebeuren. De regeling schrijft voorts voor welke gegevens en bescheiden naast
de ketenregistratie in ieder geval in de (fysieke of elektronische) bedrijfsadministratie
bewaard moeten blijven ten behoeve van het toezicht en de handhaving. Deze in de regeling
genoemde gegevens en bescheiden zijn beperkt tot de gegevens die van belang zijn voor
de uitoefening van het toezicht op de geslotenheid van de coffeeshopketen en de kwaliteit
van het product. Daarnaast is ook bepaald dat in de administratie van coffeeshophouders
een (kopie van het) certificaat bewaard moet worden als bewijs van het gevolgd hebben
van de in het kader van de preventie voorgeschreven training. Dit neemt niet weg dat
de aangewezen telers en coffeeshophouders moeten voldoen aan de in het besluit (artikelen
11 en 32) opgenomen verplichting om een sluitende administratie te voeren, hetgeen
betekent dat er meer documentatie met betrekking tot de bedrijfsvoering (fysiek of
elektronisch) in de administratie beschikbaar zal zijn. De gegevens in het ketenregistratiesysteem
zullen onder andere worden geverifieerd door middel van fysiek toezicht.
2.4.2 Het voeren van de unieke identificatiemarkering in de keten
De wijze waarop de unieke identificatiemarkering door de aangewezen telers en coffeeshophouders
wordt gevoerd is vormgegeven aan de hand van de verschillende fasen in de keten (bijvoorbeeld:
plant, batch, product, bestelling en verzending). In die verschillende fasen dienen
de aangewezen telers en coffeeshophouders de handelingen die met de hennep of hasjiesj
worden uitgevoerd te registreren. Voorbeelden hiervan zijn het stekken, oogsten, verwerken
en verkopen. Hierbij is gekeken naar andere logistieke processen en de wijze waarop
dit in de Verenigde Staten is geregeld bij gereguleerde wietteelt voor recreatief
gebruik.
De informatiebehoefte van de betrokken toezichthouders is leidend voor welke gegevens
door de aangewezen telers en coffeeshophouders dienen te worden geregistreerd. Deze
gegevens hebben hoofdzakelijk betrekking op de geslotenheid van de coffeeshopketen
en de kwaliteit van de hennep. De gegevens dienen door bij het uitvoeren van de handeling
direct te worden geregistreerd in het ketenregistratiesysteem.
2.4.2.1 Het voeren van de unieke identificatiemarkering door de teler
Unieke identificatie op plantniveau
Zodra een hennepplant een hoogte van twintig centimeter bereikt, dient de aangewezen
teler een unieke identificatiemarkering te voeren op plantniveau: het Plantnummer.
Dit sluit registratie van niet ontkiemd zaadmateriaal en onbruikbaar stekmateriaal
uit. Hierbij wordt ook aangesloten bij de ervaring die is opgedaan met het gebruik
van unieke identificatiemarkering voor gegevensverzameling bij gereguleerde wietteelt
voor recreatief gebruik in de Verenigde Staten.
Om ervoor te zorgen dat iedere plant op de productielocatie binnen redelijke tijd
voor de toezichthouder te traceren is, dient de unieke identificatiemarkering fysiek
bevestigd te worden op de pot of aan de plant.
Unieke identificatie op batchniveau
De wijze waarop de unieke identificatiemarkering wordt gevoerd wijzigt wanneer de
teler de planten gaat oogsten. Planten van dezelfde variëteit die gelijktijdig worden
geoogst vormen een batch. De batch dient door de teler in het ketenregistratiesysteem
en fysiek met een unieke identificatiemarkering te worden aangemerkt: het Batchnummer.
Voor het bundelen van planten in batches is gekozen uit het oogpunt van efficiëntie.
In plaats van alle opvolgende handelingen per individuele plant af te moeten doen,
kan een teler grote hoeveelheden planten gelijktijdig wegen, drogen, verwerken, opslaan
en laten testen op kwaliteit.
Om een batch binnen redelijke tijd in het kader van de uitoefening van het toezicht
te kunnen traceren, dient de teler al het plantmateriaal gekoppeld aan een batch in
gezamenlijkheid op te slaan en met het Batchnummer zichtbaar op de batch.
Op het moment dat een aangewezen teler (een deel van) een batch gaat gebruiken voor
nadere verwerking tot een hennepproduct, registreert hij de hoeveelheden die hij van
de batch afneemt. Doordat op productniveau wordt geregistreerd welke batch(es) zijn
gebruikt voor een product, is door middel van een automatische koppeling ook te herleiden
welke producten uit een batch zijn voortgekomen. In geval een batch niet blijkt te
voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen, kunnen de eindproducten waarin de betreffende
hennep is verwerkt, worden getraceerd.
Unieke identificatie op productniveau
Vanaf het moment dat de hennep is verwerkt en verpakt tot een eindproduct, dient een
unieke identificatiemarkering op productniveau te worden gevoerd: het Productnummer.
Het Productnummer dient door de teler ook fysiek te worden aangebracht op de verpakking
conform de aan de verpakking gestelde eisen.
Unieke identificatie op bestelniveau
De teler dient een bestelling van een coffeeshophouder te registreren in het ketenregistratiesysteem.
Hierbij voert de teler de unieke identificatiemarkering op bestelniveau: het Bestelnummer.
De teler koppelt hieraan de Productnummers van de producten die deel uit maken van
de bestelling en de coffeeshophouder waarvoor deze bestemd zijn.
Unieke identificatie op verzendingsniveau
Op het moment dat een teler overgaat tot het verzenden van producten uit een bestelling
aan een coffeeshophouder voert hij de unieke identificatiemarkering op verzendniveau:
het Verzendnummer. De reden voor het onderscheid tussen bestelling en verzending is
dat een coffeeshophouder (op afroep) een voorraad mag aanhouden bij de teler. Dit
onderscheid maakt mogelijk dat niet alle producten gekoppeld aan een Bestelnummer
gelijktijdig moeten worden verzonden een coffeeshophouder.
De teler dient het Verzendnummer fysiek op het pakket te bevestigen en de locatie
van het pakket aan te geven bij het Verzendnummer in het ketenregistratiesysteem.
De teler is verantwoordelijk voor het vervoer naar de coffeeshops of naar een eventueel
andere productielocatie indien hij over meerdere productielocaties beschikt. Op het
moment dat het pakket wordt overhandigd aan de vervoerder dient de vervoerder dit
te registreren bij het relevante Verzendnummer in het ketenregistratiesysteem.
2.4.2.2 Het voeren van de unieke identificatiemarkering door de coffeeshophouder
Unieke identificatie op verzendingsniveau
Op het moment dat de coffeeshophouder een door de teler verzonden pakket in ontvangst
neemt van de vervoerder dient de coffeeshophouder dit te registreren in het ketenregistratiesysteem.
In geval na openen van het pakket blijkt dat producten uit een verzending ontbreken,
of indien er producten zijn ontvangen met afwijkende Productnummers, dient de coffeeshophouder
dit te registreren in het ketenregistratiesysteem.
Unieke identificatie op productniveau
Na het openen en uitpakken van een pakket voert de coffeeshophouder de unieke identificatiemarkering
op productniveau: het eerdergenoemde Productnummer. Ten behoeve van de geslotenheid
van keten dient een coffeeshophouder alle ontvangen producten te registeren als voorraad
in het ketenregistratiesysteem. Dit kan enerzijds door aan ieder individueel Productnummer
zijn NAW-gegevens te koppelen of anderzijds door dit gelijktijdig voor alle Productnummers
gekoppeld aan een Verzendnummer te doen. Het is van belang dat de coffeeshophouder
zich ervan verzekert dat de Productnummers op fysieke producten overeenkomen met de
Productnummers in het ketenregistratiesysteem. Eventuele afwijkingen dienen te worden
geregistreerd.
De gesloten coffeeshopketen eindigt na de verkooptransactie, waarbij een product door
de coffeeshophouder wordt verkocht en overhandigd aan een eindgebruiker. Bij een verkooptransactie
registreert de coffeeshophouder bij het relevante Productnummer de verkoopdatum en
de verkooptijd. Daarna maakt het product geen deel meer uit van de voorraad van de
coffeeshophouder en verlaat het product de keten.
2.4.3 De geslotenheid van de afvalketen
De geslotenheid van de keten is niet beperkt tot het kunnen traceren van de hennep
bestemd voor de verkoop aan eindgebruikers. Ook zal in iedere fase van het proces
derving dienen te worden geregistreerd. Derving betreft iedere vorm van de hennep
en heeft zowel betrekking op hennep of resten daarvan die niet meer gebruikt wordt
of worden voor totstandbrenging van het eindproduct of die anderszins onbruikbaar
zijn of die onvindbaar zijn, bijvoorbeeld door diefstal of vermissing.
Om het weglekken tegen te gaan van onbruikbaar plantmateriaal of van batches en producten
die niet aan de kwaliteitseisen voldoen, dienen ook de afvalstromen bij de bijbehorende
unieke identificatiemarkering te worden geregistreerd. Bij vrijwel iedere fase van
identificatiemarkering is de mogelijkheid om derving te registreren opgenomen. Het
kan immers zijn dat in verschillende fasen in de keten zich derving voordoet. Zo kunnen
planten last hebben van schimmels, kunnen oogsten mislukken, kan hennep mogelijk niet
voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen, kunnen verpakkingen bij een coffeeshop aangetast
raken door lekkage of brand en kan de houdbaarheid van edibles verstrijken.
Om te waarborgen dat hierbij geen sprake is van het ongeoorloofd weglekken van hennep
naar het criminele circuit, moeten de ketenpartners in dergelijke gevallen niet alleen
registreren waarom, maar ook hoe de producten zijn gederfd. Bij een bezoek van een
toezichthouder moet dit kunnen worden aangetoond.
2.4.4 Toegang toezichthouders tot gegevens in het ketenregistratiesysteem – Bescherming
van persoonsgegevens
Bij toegang van toezichthouders tot gegevens in het ketenregistratiesysteem worden
gegevens van aangewezen telers en coffeeshophouders ingezien. Het kan daarbij gaan
om persoonsgegevens, zoals de naam van een natuurlijke persoon. Deze gegevens zijn
nodig zijn om op een goede wijze toezicht te kunnen uitoefenen. De grondslag voor
deze verwerking ligt in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Algemene verordening
gegevensbescherming zijn, dat wil zeggen dat de verwerkingen plaatsvinden bij wijze
van uitvoering van de publieke taak en/of het uitoefenen van openbaar gezag. In artikel
33, derde lid, van het besluit is bepaald dat in de regeling wordt bepaald voor welke
toezichthouder welke gegevens in het systeem toegankelijk zijn. Ter uitwerking hiervan
is dit gespecificeerd in bijlage V bij deze regeling. Dit wordt hieronder nader toegelicht.
De toegang tot gegevens in het ketenregistratiesysteem is vormgegeven aan de hand
van de verschillende bevoegdheden van de toezichthouders. Om die reden zal de Inspectie
Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) via het ketenregistratiesysteem direct toegang
hebben tot gegevens die betrekking hebben op de geslotenheid van de keten. Aangezien
een essentieel doel van het ketenregistratiesysteem is om de geslotenheid te waarborgen,
heeft de Inspectie JenV in beginsel toegang tot vrijwel alle gegevens in het ketenregistratiesysteem
met uitzondering van de gegevens die betrekking hebben op de kwaliteit. De Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) als toezichthouder op de kwaliteit van het product
en op de verpakking, zal toegang krijgen tot gegevens in het ketenregistratiesysteem
die samenhangen met de kwaliteit van het product. Gemeentelijk toezichthouders zullen
toegang hebben tot gegevens die samenhangen met hun toezichthoudende taak op de coffeeshops
in hun eigen gemeente.
3. Regeldrukeffecten
Regeldrukeffecten zijn de investeringen en inspanningen die bedrijven, burgers of
professionals moeten verrichten om zich aan wet- en regelgeving te houden. Regeldrukeffecten
vallen uiteen in regeldrukkosten en ervaren regeldruk. Regeldrukkosten zijn kosten
die bedrijven, burgers of professionals (eenmalig of structureel) moeten maken om
te voldoen aan verplichtingen als gevolg van nieuwe of gewijzigde regelgeving. Het
kan daarbij gaan om kosten die moeten worden gemaakt als gevolg van het verschaffen
van informatie (informatieverplichtingen) en daarnaast om kosten die moeten worden
gemaakt om te voldoen aan verplichtingen tot het doen of nalaten van handelingen of
gedragingen (inhoudelijke verplichtingen). De regeldrukkosten zijn in de toelichting
bij het besluit grotendeels in kaart gebracht.1 In deze paragraaf wordt ingegaan op de regeldrukkosten die voortvloeien uit de onderhavige
regeling.
In de regeldrukparagraaf bij het besluit is voor wat betreft de verpakking aangegeven
dat voor het verpakkingsproces wellicht (gedeeltelijk) een automatiseringsslag gemaakt
moet worden door telers, en dat hiervoor ontwikkelings- en aanschafkosten noodzakelijk
zijn. De totale kosten daarvoor zijn bepaald op circa € 51.000. Voor zover hetgeen
vermeld in artikel 9 van deze regeling kosten met zich meebrengt, worden die gedekt
door het in het besluit vermelde bedrag.
De kosten voor de monstername en het verzenden van de monsters (hetgeen vermeld in
artikel 11 van deze regeling) ten behoeve van het testen van cannabis, wordt gedekt
door de kosten van € 1.000 per monster voor laboratoriumonderzoek, die worden vermeld
in de regeldrukparagraaf van het besluit. Met de laboratoria kunnen afspraken worden
gemaakt ten aanzien van de invulling van de test. De verwachting is dat dit bij iedere
batch dezelfde parameters zijn. De resultaten van de test worden digitaal verstuurd
naar de teler en opgenomen in het administratieve systeem. De resultaten moeten door
de teler worden bekeken en daarop moet eventueel gereageerd worden. De verwachting
is dat een medewerker (uurtarief maximaal € 54) hier ten hoogste 15 minuten per test
mee bezig is.
Het bijhouden van een sluitende administratie door zowel telers (artikel 13) als coffeeshophouders
(artikel 14) vormt onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering. Hiervoor gelden geen
extra nalevingskosten, met uitzondering van de incidentele kosten voor de opleiding
van coffeeshoppersoneel (artikel 14, onderdeel d). Deze kosten worden vermeld in paragraaf
5.1 van de Nota van toelichting bij het besluit.
Het ketenregistratiesysteem (artikelen 15 en 16) wordt door het Rijk ontwikkeld. De
incidentele en structurele kosten die dit met zich meebrengt, zijn nog onzeker. Wel
kan een inschatting gemaakt worden van de nalevingskosten voor wat betreft het aanbrengen
van identificatiemarkeringen op de geproduceerde hennep. Gelet op de benodigde tijd
bedragen de nalevingskosten ca. € 7 per 100 planten (loonkosten op basis van het Handboek
Meting Regeldrukkosten).
Een concept van het onderhavige voorstel is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing
regeldruk. Het adviescollege heeft aangegeven zich te kunnen verenigen met de analyse
en conclusie ten aanzien van de gevolgen voor de regeldruk.
Paragraaf 3. Consultatie en adviezen
De openbare internetconsultatie heeft 35 reacties opgeleverd. Daarnaast is een aantal
partijen om advies gevraagd. Het College van procureurs-generaal, de Raad voor de
Rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, de politie, de Autoriteit
persoonsgegevens, de Inspectie JenV en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
(NVWA) hebben advies uitgebracht. In deze paragraaf wordt per onderwerp op hoofdlijnen
toegelicht hoe met deze reacties en adviezen is omgegaan. Daarbij wordt de volgorde
gehanteerd van de paragrafen van de ministeriële regeling; de artikelnummers zijn
voor de duidelijkheid telkens vermeld. Aan het eind van deze paragraaf wordt ingegaan
op de reacties en adviezen die niet direct betrekking hebben op een in deze regeling
opgenomen bepaling.
Algemene bepalingen (paragraaf 1)
De begripsbepalingen zijn verduidelijkt en waar nodig zijn een aantal nieuwe begrippen
toegevoegd. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar de toelichting bij artikel
1.
Nadere regels over de loting en verdere selectie van de telers (paragraaf 2)
In artikel 4 was bepaald dat aanvragers wiens aanvraag aan de loting heeft deelgenomen
na de loting worden geïnformeerd over de uitkomst van de loting. In het artikel is
verduidelijkt dat zij worden geïnformeerd over de vraag of op hun aanvraag een winnend
lot is gevallen. Toegevoegd is dat de aanvragers die in de wachtrij worden geplaatst
tevens worden geïnformeerd over hun plaats in de wachtrij. Deze verduidelijking werd
gevraagd door enkele respondenten.
Verpakking van de hennep of hasjiesj (paragraaf 3)
Een aantal respondenten gaat in op de eisen gesteld aan de vormgeving en het uiterlijk
van de verpakking zoals beschreven in artikel 7. Er worden diverse suggesties gedaan
ten aanzien van het uiterlijk van de verpakking. De politie adviseert om vanuit het
perspectief van controle en handhaving een kleurloos transparante verpakking voor
te schrijven om op die manier een extra controlemogelijkheid te creëren. Er zijn echter
ook partijen die adviseren om, naast de transparante verpakking of verpakking in één
dekkende kleur, het mogelijk te maken om de genoemde acties te combineren. In de regeling
wordt het gebruik van kleur beperkt tot één dekkende kleur bij een niet transparante
verpakking. Een verpakkingseenheid mag niet van verschillende kleuren zijn voorzien.
We komen aan de respondenten tegemoet door toe te staan dat een transparante verpakking
kleurloos transparant mag zijn, maar ook gekleurd transparant. Daarvoor geldt ook
dat het één kleur dient te zijn. De eis dat de keuze van de kleur voor dezelfde eindproducten
van gedurende het gehele experiment hetzelfde moet zijn, is vervallen. Een aantal
respondenten stelt vragen over de eis dat de verpakking een gladde textuur heeft zonder
reliëf, decoratieve richels, uitstulpingen of andere onregelmatigheden en vraagt of
functionele onregelmatigheden wel zijn toegestaan. Decoratieve richels of onregelmatigheden
zijn niet toegestaan, echter een functionele richel of functionele onregelmatigheid
is wel toegestaan. Daarbij kan gedacht worden aan een sluitstrip op een zakje of de
sluiting tussen een dop en het flesje. Een verpakking mag geen venster hebben. Zoals
in de toelichting is vermeld, wordt met de regels zoveel mogelijk aangesloten bij
de geldende regels en ervaringen die zijn opgedaan rondom de verpakking van andere
risicovolle producten, zoals tabak, en bij de regels geldend in Canada. De balans
die hierin is gezocht wordt vastgehouden, aangezien het kabinet van mening is dat
een verpakking niet aantrekkelijk mag worden gemaakt en een gestandaardiseerde verpakking
daaraan bijdraagt. De transparante verpakking wordt toegestaan omdat deze nu ook al
veel wordt gebruikt. Enkele respondenten vragen of er rekening gehouden wordt met
duurzame verpakkingen. Aan het materiaal waarvan de verpakking wordt vervaardigd worden
geen eisen gesteld. Daar kan dus gekozen worden voor duurzame verpakkingen die het
milieu niet of minder belasten.
In artikel 8 zijn de eisen aan het etiket geformuleerd. De politie adviseert om in
plaats van de gegevens van de teler gegevens van het Trimbos Instituut of verslavingszorg
te plaatsen. Het plaatsen van de gegevens van de teler heeft niet primair als doel
om voorlichting te geven in de zin van preventie, maar om zo nodig nadere uitleg te
krijgen over het product en daar vragen over te stellen. Consumenten hebben mogelijk
aanvullende vragen die zodoende beantwoord kunnen worden. Op basis van het besluit
zijn coffeeshophouders verantwoordelijk voor heldere voorlichting aan de klanten over
de producten en over preventie van (problematisch) gebruik. Contact met verslavingszorg
kan plaatsvinden via de coffeeshophouder of door de contactgegevens in de informatiefolder
te benutten. Respondenten vragen om meer informatie over het product toe te staan
dan de verplichte vermelding van het THC- en CBD-gehalte. Het gaat daarbij onder meer
om andere cannabinoïden dan THC en CBD en terpenen. Hieraan wordt tegemoetgekomen
door dit toe te staan via de hierna genoemde QR-code. De teler mag overige productinformatie
(zoals over de terpenen) via de QR-code beschikbaar stellen. De bedoelde overige productinformatie
mag echter enkel worden vermeld voor zover de informatie blijkt uit een door een laboratorium,
als bedoeld in artikel 28 van het besluit uitgevoerde controle en indien de betreffend
testuitslag eveneens via de QR-code toegankelijk is. Deze extra productinformatie
zal niet worden toegestaan op het etiket, om een duidelijk onderscheid te kunnen maken
tussen verplichte en niet verplichte informatie. Aanvullend mag hij de informatie
die hij conform de regeling verplicht op het etiket heeft opgenomen, eveneens toegankelijk
maken via de QR-code. De informatievoorziening van de QR-code is dus geen vervanging
van het etiket. De teler is ingevolge het besluit verplicht de THC en CBD-waarden
te testen en de hennep te controleren op zware metalen, aflatoxines en micro-organismen.
Deze testen moeten door de NVWA gecontroleerd en herhaald kunnen worden. Het informeren
van de consument over overige (niet verplichte) productinformatie is een vrijwillige
keuze van de teler, die hiertoe over kan gaan in overleg met een coffeeshophouder.
Wij vinden het wel van belang dat de juistheid hiervan controleerbaar is, om die reden
stellen wij de aanwezigheid van een testuitslag waaruit die productinformatie blijkt,
als voorwaarde. Met het testen van stoffen in een product door een laboratorium zijn
kosten gemoeid. Om die reden is het voeren van overige, niet-verplichte, productinformatie
een vrije keuze. Er wordt door meerdere respondenten gevraagd of een QR-code op het
etiket kan worden toegevoegd met als doel meer informatie te geven en om de informatiefolder
uit artikel 9 online beschikbaar te stellen. In de toelichting bij het besluit is
aangegeven dat het voornemen is in de regeling een QR-code mogelijk te maken. De consultatieversie
van de regeling voorzag hier echter niet in. Mede naar aanleiding van de consultatie
is de regeling hierop aangepast. Het staat de teler vrij om op het etiket een QR-code
op te nemen. Deze QR-code geeft elektronische toegang tot een omgeving waar de teler
eventueel de op het etiket getoonde informatie mag worden weergegeven. Tevens kan
daar overige informatie over het eindproduct worden opgenomen voor zover die informatie
blijkt uit de testuitslag, zoals bedoeld in artikel 28 van het besluit, en deze testuitslag
tevens beschikbaar is via de QR-code. In artikel 8 is hiertoe een nieuw lid toegevoegd.
De informatiefolder mag ook beschikbaar worden gesteld via de QR-code, maar niet in
plaats van een fysieke folder. Een fysieke folder moet in de verpakking worden gevoegd
of daaraan worden bevestigd. Er is dus niet besloten om tegemoet te komen aan de bezwaren
omtrent milieuvervuiling en het bij herhaaldelijk aanschaffen van producten niet meer
lezen van de informatiefolder. Het optimaal stimuleren dat de informatiefolder wordt
gelezen, is van groter belang geacht. De onderzoekers is gevraagd om het gebruik van
de informatiefolder mee te nemen in de monitoring van het experiment. Respondenten
hebben aandacht gevraagd voor het betrekken van stakeholders bij het opstellen van
de informatiefolder. Het Trimbos Instituut heeft de informatiefolder ontwikkeld en
daarbij coffeeshophouders en cannabisconsumenten betrokken. Aan deze wens uit de internetconsultatie
is daarmee voldaan. De informatiebrochure bestaat uit 1 A4. Het verzoek van diverse
respondenten om de informatiefolder compact te houden is, in onze ogen, daarmee ingewilligd.
In de consultatie is erop gewezen dat er met voorliggende eisen geen braille was toegestaan
op de verpakking. Dit is niet in lijn met de toegankelijkheid van producten die wordt
nagestreefd vanuit de overheid. In het nieuwe artikel 10 is daarom de optie mogelijk
gemaakt om op de verpakking tevens in braille de informatie te plaatsen die ook op
het verplichte etiket is opgenomen. De tekst in braille mag niet op het etiket worden
aangebracht maar dient op een ander deel van de verpakking te worden aangebracht.
Door de toevoeging van een extra artikel zal na dit artikel de nummering niet gelijk
opgaan met de in consultatie gebrachte regeling. In deze consultatieparagraaf zal
verder worden genummerd conform de voorliggende regeling.
Kwaliteit van de hennep of hasjiesj (paragraaf 4)
In artikel 12 wordt bepaald op welke in bijlage III opgenomen aflatoxines, zware metalen
en micro-organismen gecontroleerd moet worden. Een aantal respondenten wijzen erop
dat de aangegeven grenswaarden alleen behaald kunnen worden door het toepassen van
gammastraling.
De grenswaarden zijn daarom aangepast.
Administratie en Unieke identificatiemarkering (paragraaf 5)
Een enkele respondent heeft vraagtekens geplaatst bij de eis in artikel 13, tweede
lid, en artikel 14, tweede lid, waarin wordt gesteld dat bescheiden die op basis van
het eerste lid van beide artikelen in de bedrijfsadministratie beschikbaar moeten
zijn, in ieder geval in originele vorm moeten zijn opgenomen. Deze eis is opgenomen
om toezicht en handhaving van de daartoe aangewezen instanties mogelijk te maken.
Het is derhalve toegestaan dat ingescande stukken in een elektronische administratie
worden bijgehouden, echter toezichthouders moeten ook kunnen beschikken over een origineel.
De politie geeft aan dat van afvalstromen geen bewijzen in de bedrijfsadministratie
aanwezig moeten zijn, maar dit graag wel zou zien. De informatie over afvalstromen
zal moeten worden geregistreerd in het ketenregistratiesysteem en is daarmee voorhanden
voor toezicht en handhavingsdoeleinden. Tevens zal in de administratie bewijs voorhanden
moeten zijn van de wijze waarop afval van de hennep of hasjiesj is afgevoerd.
Een aantal respondenten die voornemens zijn zich als teler aan te melden heeft opmerkingen
geplaatst bij het detailniveau van registreren gedurende het teeltproces. Vooral waarom
er eerst op plantniveau moet worden geregistreerd en dit later op batchniveau is.
In de ogen van de respondent is het registreren op plantniveau dan ook overbodig.
Om de geslotenheid van de keten te borgen en daar toezicht op te houden is het van
belang in elk stadium inzicht te hebben in het productieproces. We hebben er daarbij
gekozen om dit te doen vanaf planten van 20 cm om het relatief grotere verlies van
zaad tot stek te vrijwaren van deze registratie.
Respondenten hebben aangegeven te vrezen voor het niet tijdig gereed zijn van het
ketenregistratiesysteem. In de voorbereidingsfase zal een werkend systeem beschikbaar
komen dat in gebruik kan worden genomen en getest. De aangewezen telers en de coffeeshophouders
zullen wij in de voorbereidingsfase op de hoogte houden en waar nodig nader betrekken.
De politie merkt daarnaast terecht op dat zij geen toegang heeft tot het ketenregistratiesysteem
in het kader van de opsporing van strafbare feiten. Dit is correct. Het ketenregistratiesysteem
heeft als doel om het toezicht door op de Inspectie JenV en de NVWA te ondersteunen.
De politie heeft derhalve geen directe toegang tot dit systeem. In het op te stellen
handhavingsarrangement kunnen de toezichthoudende instanties, OM en politie afspraken
maken op welk moment welke informatie gedeeld moet worden met als doel strafrechtelijk
onderzoek.
Naar aanleiding van het advies van de Inspectie JenV is toegevoegd dat de VOG en loonlijsten
van werknemers, alsmede bewijzen van derving van hennep of hasjiesj en bewijzen van
verwerking, afvoer of derving van afval van het plantmateriaal, eveneens in de administratie
beschikbaar moeten zijn. De eis dat de administratie binnen redelijke termijn raadpleegbaar
moet zijn is vervallen omdat de bevoegdheden van toezichthouders zoals neergelegd
in de Algemene wet bestuursrecht (in het bijzonder artikel 5:20) de toezichthouders
reeds voorziet van het benodigde toezichtinstrumentarium. In de regel zal het zo zijn
dat de administratie getoond moet kunnen worden indien de toezichthouder daarom vraagt,
bijvoorbeeld bij een inspectie ter plaatse.
Naar aanleiding van het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens is aangepast dat
de grondslag voor de verwerking van gegevens van aangewezen telers en coffeeshophouders
door de toezichthouders gelegen is in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Algemene
verordening gegevensbescherming. Dat wil zeggen dat de verwerkingen plaatsvinden bij
wijze van uitvoering van de publieke taak en/of het uitoefenen van openbaar gezag.
Overige opmerkingen
Veel respondenten gaan in hun reactie op de internetconsultatie in op aspecten die
in het besluit zijn vastgelegd en in de daarbij behorende nota van toelichting zijn
toegelicht. Hiervoor verwijzen wij naar de toelichting bij het besluit.
Enkele respondenten vragen naar de effecten van de uitspraak van de Hoge Raad over
het sluiten van rookruimtes in horeca. De Hoge Raad heeft op 27 september jl. uitspraak
gedaan in de zaak Clean Air Nederland/Staat. Het toestaan van rookruimtes in de horeca
is in strijd met artikel 8, tweede lid, van het WHO Kaderverdrag. Dit artikel verplicht
volgens de Hoge Raad tot een effectieve bescherming tegen blootstelling aan tabaksrook
op de in de bepaling genoemde plaatsen, waaronder openbare gebouwen, en deze bescherming
geldt voor een ieder die deze ruimtes betreedt. Door het toestaan van rookruimtes
in horeca-instellingen wordt deze bescherming niet geboden. De uitzondering voor rookruimtes
is daarom onverbindend en onrechtmatig. Als gevolg hiervan zijn deze rookruimtes per
direct verboden. Het arrest betreft alle inrichtingen die voldoen aan de definitie
van horeca-inrichting zoals deze in de Tabaks- en rookwarenwet is vastgelegd en betreft
dus ook coffeeshops. Voor coffeeshops betekent de uitspraak dat zij hun rookruimtes
mogen blijven gebruiken, maar dat in die ruimtes het rookverbod geldt. Dit komt er
op neer dat er geen tabak mag worden gerookt. Kruidenrookproducten (waaronder hennep
of hasjiesj waarin geen tabak is verwerkt) vallen niet onder het rookverbod. De uitspraak
van de Hoge Raad biedt geen ruimte voor een interpretatie waarbij de coffeeshops worden
uitgezonderd. Wel is er voor gekozen om horeca-inrichtingen tot 1 april 2020 de tijd
te geven om maatregelen te nemen om bijvoorbeeld overlast (zoveel mogelijk) te voorkomen.
De Inspectie JenV stelt de handhaafbaarheid van open normen ten aanzien van het omgaan
met afval aan de orde. Het omgaan met afval is één van de onderwerpen waarbij ervoor
gekozen is om maatwerk mogelijk te maken, omdat dit mede afhankelijk is van de productielocatie.
In artikel 16 van het besluit is de eis opgenomen dat telers bij de aanvraag voor
een vergunning in het bedrijfsplan beschrijven op welke wijze de verwerking, opslag
en de afvoer van het afval van plantmateriaal zal plaatsvinden. Vervolgens biedt artikel
21 van het besluit de mogelijkheid om in de voorschriften bij de aanwijzing concrete
eisen op te nemen ter zake van de wijze waarop wordt omgaan met dit afval.
Paragraaf 4. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
In dit artikel wordt een aantal begrippen omschreven die in deze regeling worden gehanteerd,
naast de begrippen zoals opgenomen in artikel 1 van zowel de wet als het besluit.
Daarnaast zijn begrippen gedefinieerd in bijlage IV bij artikel 15; dit betreft begrippen
die uitsluitend gehanteerd worden in die bijlage.
Wat betreft het begrip eindproducten wordt opgemerkt dat dit ook joints of edibles
kunnen zijn. In coffeeshops wordt momenteel hennep en hasjiesj in verschillende vormen
aangeboden, waaronder in de vorm van een joint of edible. Dit is ook binnen het experiment
toegestaan, mits geen eindproducten worden gemaakt met stoffen die op lijst I van
de Opiumwet zijn opgenomen. Deze begripsbepaling is opgenomen omdat de hennep of hasjiesj
in het gehele productieproces dient te kunnen worden getraceerd. Naar aanleiding van
de consultatie is voorts het begrip verpakkingseenheid toegevoegd. Er mogen meerdere
eindproducten in een verpakkingseenheid worden opgenomen, mits het aandeel hennep
of hasjiesj zonder toevoegingen (van ingrediënten van andere oorsprong) maximaal 5
gram is. Hiervoor wordt ook verwezen naar de toelichting bij artikel 29 van het besluit.
Artikel 2
In dit artikel wordt bepaald welke aanvragen tot een loting kunnen worden toegelaten,
indien een loting wordt toegepast. Aanvragen die voldoen aan de formele en aan de
materiële eisen zullen, indien een loting niet nodig is, worden onderworpen aan een
toets op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar
bestuur (hierna: Bibob-toets). Indien het in dit stadium echter om meer dan tien aanvragen
gaat, zal eerst een loting plaatsvinden. In dit artikel is derhalve bepaald dat tot
de loting uitsluitend worden toegelaten aanvragen die niet reeds buiten behandeling
zijn gesteld op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht en niet reeds zijn afgewezen
op de afwijzingsgronden bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdelen a tot en met
j, of tweede lid, van het besluit. Gelet op de tijd en kosten die gemoeid zijn met
het door het Bureau Bibob uit te voeren onderzoek, ligt het in de rede om deze integriteitstoets
uitsluitend te verrichten ten aanzien van aanvragers die een genoegzame kans maken
om te worden aangewezen. Hiervoor is tevens gekozen om de verwerking van persoonsgegevens
tot een minimum te beperken.
Artikel 3
Om de betrouwbaarheid van de loting te borgen wordt voorgeschreven dat deze wordt
uitgevoerd door een notaris, aan te wijzen door de Minister voor Medische Zorg (eerste
lid). De aanvragen worden vertrouwelijk behandeld. Gelet hierop wordt bepaald dat
de loting, behoudens de mogelijkheid van aanwezigheid van een ambtenaar van het Ministerie
van VWS en Justitie en Veiligheid, niet openbaar is. De betreffende ambtenaren zijn
in dat geval als toehoorder aanwezig en hebben derhalve geen enkele inhoudelijke bemoeienis
met de loting (derde en vierde lid). Aan de aanvragen worden door de Minister voor
Medische Zorg unieke nummers toegekend. Voor het beoogde doel (uitvoeren van de loting)
is het niet noodzakelijk dat de notaris over persoonsgegevens van aanvragers beschikt.
Om de verwerking van persoonsgegevens in verband met een loting beperkt te houden
is bepaald dat aan de notaris alleen die unieke nummers worden verstrekt (tweede lid).
De notaris dient middels een proces-verbaal, schriftelijk verslag te leggen van de
loting en de uitkomsten daarvan (vijfde lid). Binnen de door de Minister voor Medische
Zorg aangegeven termijn dient dat proces-verbaal aan hem te worden overgelegd. In
het zesde lid worden enkele eisen gesteld aan het proces-verbaal. In het zevende lid
is bepaald dat de notaris de uitslag van de loting als volgt in het proces-verbaal
vastlegt: ten eerste dienen de aanvragen waarop een winnend lot is gevallen in het
proces-verbaal te worden vermeld. Dit betreffen de aanvragen die in een van de eerste
tien rondes zijn getrokken. Ten tweede is bepaald dat de aanvragen die daarna worden
getrokken, eveneens worden gerangschikt op volgorde van trekking. Die aanvragen worden
derhalve genummerd ’11 en volgende’. Dit betreft dan de aanvragen waarop niet een
winnend lot is gevallen maar die in beginsel in aanmerking komen voor plaatsing in
de wachtrij (zie artikel 5).
Artikel 4
Na ontvangst van het proces-verbaal van de loting worden de betrokken aanvragers door
de Minister voor Medische Zorg geïnformeerd over de uitkomsten daarvan voor hun aanvraag
(eerste lid). In het tweede lid wordt bepaald dat aan de aanvragen die deelnemen aan
de loting unieke nummers worden toegekend. Deze unieke nummers worden aan de notaris,
die de loting uitvoert, verstrekt. Aanvragen waarop niet een winnend lot is gevallen,
worden in de wachtrij geplaatst (zie artikel 5). Indien een aanvrager te kennen geeft
niet of niet langer in de wachtrij te willen (tweede lid), zal de aanvraag op grond
van artikel 19, eerste lid, onderdeel l, van het besluit worden afgewezen.
Artikel 5
Dit artikel regelt de wachtrij waarop aanvragen worden geplaatst waarop bij de loting
geen winnend lot is gevallen (eerste lid). De volgorde van de wachtrij komt overeen
met de rangorde van de uitslag van de loting (derde lid). Met het instellen van een
wachtrij wordt ten eerste mogelijk gemaakt dat aanvragen die daarop staan verder in
behandeling kunnen worden genomen indien naar het oordeel van de ministers, zonder
gebruikmaking van die wachtrij onvoldoende telers kunnen worden aangewezen. Dit kan
het geval zijn in de volgende situatie: er zijn meer dan tien aanvragen ingediend,
er heeft een loting plaatsgevonden en ten aanzien van de tien winnaars is vervolgens
een Bibob-toets uitgevoerd, waarvan de uitkomst ertoe leidt dat een of meerdere van
die tien winnaars worden afgewezen. In dat geval kunnen de ministers een aanvraag
uit de wachtrij voor verdere selectie in behandeling nemen. Met de wachtrij wordt
voorts mogelijk gemaakt dat het aantal aangewezen telers op peil kan blijven indien
in de voorbereidingsfase een of meerdere aangewezen telers uitvallen. Dit betreft
derhalve de volgende situatie: er zijn meer dan tien aanvragen ingediend, er heeft
een loting plaatsgevonden en er zijn tien telers aangewezen. Vervolgens gaan de tien
telers aan de slag om zich voor te bereiden op de uitvoering van het experiment maar
op enig moment blijkt dat zich een situatie voordoet op grond waarvan de aanwijzing
wordt ingetrokken. In dat geval kunnen de ministers ervoor kiezen om de wachtrij te
benutten om het aantal telers aan te vullen. Het feit dat een aanvraag in een wachtrij
is opgenomen betekent echter niet dat de aanvrager kan afdwingen dat diens aanvraag
in genoemde omstandigheden voor verdere selectie in behandeling wordt genomen. Het
vierde lid bepaalt expliciet dat de ministers aanvragen uit de wachtrij in behandeling
kunnen nemen, een verplichting bestaat er derhalve niet. Het is aan de ministers zelf
om te beoordelen of aanleiding bestaat om gebruik te maken van deze bevoegdheid. Als
een aangewezen teler gedurende de voorbereidingsfase uitvalt kan het immers ook opportuun
zijn om door te gaan met de resterende telers, bijvoorbeeld als blijkt dat deze tezamen
meer dan genoeg hennep of hasjiesj kunnen produceren. Vanzelfsprekend kunnen er in
totaal niet meer dan tien telers worden aangewezen (artikel 13 van het besluit).
Het vijfde lid bepaalt dat de aanvragen in de wachtrij qua rangorde opschuiven indien
een aanvraag uit de wachtrij voor verdere selectie in behandeling is genomen. Hetzelfde
geldt als een aanvraag uit de wachtrij wordt gehaald omdat de aanvrager niet of niet
langer hiervan gebruik wil maken (zesde lid). De wachtrij wordt uitsluitend aangehouden
gedurende de periode van de voorbereidingsfase (tweede lid).
Artikel 6
Het plaatsen van een aanvraag in de wachtrij betekent dat de wettelijke beslistermijn
waarbinnen op de aanvraag moet worden beslist wordt opgeschort. Aangezien in deze
regeling regels worden gesteld over de loting en de wachtrij is in het besluit bepaald
dat in de regeling eveneens de opschortingstermijn wordt bepaald die samenhangt met
de loting. Dit artikel regelt dat voor aanvragen die deelnemen aan de loting de wettelijke
beslistermijn wordt opgeschort met ingang van de datum van loting. De einddatum van
de opschorting is afhankelijk van de vraag of het een winnend lot betreft of niet.
Gaat het om een winnend lot dan eindigt de opschorting met de dag waarop het proces-verbaal
van de loting door de Minister voor Medische Zorg is ontvangen (eerste lid). Gaat
het om een aanvraag waarop niet een winnend lot is gevallen, dan eindigt de opschorting
uiterlijk met de dag waarop de uitvoering van het experiment aanvangt (tweede lid).
In dit geval gaat het om een uiterste termijn. Dit betekent dat bij aanvang van de
uitvoering van het experiment, de wachtrij wordt beëindigd en de daarop vermelde aanvragen
worden afgewezen op grond van artikel 19, eerste lid, onderdeel l, van het besluit.
Wordt een aanvraag waarop niet een winnend lot is gevallen eerder uit de wachtrij
gehaald voor bijvoorbeeld verdere selectie of bijvoorbeeld indien de aanvrager niet
meer in de wachtrij wil staan, dan eindigt de opschorting uiteraard met de dag waarop
de verdere selectie aanvangt (tweede lid, onderdeel a) of met de dag waarop de aanvrager
te kennen heeft gegeven niet (langer) gebruik te willen maken van de wachtrij (tweede
lid, onderdeel b).
Artikelen 7 tot en met 10
Op de verpakking is uitgebreid ingegaan in paragraaf 2.3 van het algemeen deel, waarnaar
kortheidshalve wordt verwezen.
Artikel 11
Om vast te kunnen stellen of de hennep of hasjiesj voldoet aan de eisen ter zake van
de afwezigheid in een bepaalde mate van zware metalen, micro-organismen of aflatoxines
en ter bepaling van het gehalte THC en CBD moet de teler monsters nemen en laten testen.
De teler neemt van elke gelijktijdig geoogste groep hennepplanten van dezelfde variëteit
een drietal monsters. Indien de geoogste hennepplanten na het wassen, knippen en drogen
daarvan, worden verwerkt voor de productie van hasjiesj, neemt de teler na het productieproces
waarbij de hasjiesj tot stand is gebracht drie monsters. Vervolgens laat de teler
één van die monsters testen op de in bijlage III vermelde zware metalen, micro-organismen
en aflatoxines en het gehalte THC en CBD van het monster vaststellen. In het besluit
is bepaald dat de aangewezen teler hiervoor een laboratorium dient in te schakelen
dat beschikt over een ontheffing in het kader van de Opiumwet. In het besluit is voorts
bepaald dat hennep of hasjiesj die niet voldoet aan de gestelde eisen inzake metalen,
aflatoxines of micro-organismen niet geleverd mag worden aan coffeeshophouders (artikel
28 van het besluit).
De monsters dienen van gelijke omvang te zijn en van zodanig gewicht dat het volume
voldoende is om de benodigde testen te kunnen uitvoeren. Telers moeten er verder voor
zorgen dat de monsters homogeen zijn en een goede afspiegeling vormen van de groep
hennepplanten van dezelfde variëteit die gelijktijdig geoogst zijn. De aangewezen
telers houden de monsters beschikbaar gedurende de periode dat de daarmee geproduceerde
producten nog bij teler of coffeeshops voorhanden zijn.
Aangewezen telers kunnen delen van de hennep niet alleen verwerken tot hasjiesj maar
ook tot andere hennepproducten zoals joints of edibles. Als het gaat om die andere
hennepproducten dan wordt volstaan met controle op basis van de hiervoor beschreven
monsterneming van de geoogste hennepplanten. Derhalve worden monsters genomen van
de gelijktijdig geoogste groep hennepplanten van dezelfde variëteit, dus voordat de
geoogste hennep wordt gemengd met ingrediënten van andere oorsprong of voordat van
die planten hasjiesj wordt geproduceerd. Er worden dus geen monsters genomen van de
edible of joint.
Het is aangewezen telers overigens niet toegestaan eindproducten te maken met stoffen
die op lijst I van de Opiumwet zijn opgenomen. Concentraten, extracten en destillaten
zijn bijvoorbeeld niet toegestaan. Indien hennep wordt gemengd vindt monsterneming
plaats na het mengen.
Artikel 12
Zware metalen, micro-organismen en aflatoxines kunnen schadelijke effecten hebben
op de gezondheid en mogen daarom niet of in zeer beperkte mate voorkomen op de hennep
of hasjiesj. De grenswaarden zijn aangegeven in bijlage III. In die bijlage is gespecificeerd
welke aflatoxines, zware metalen en micro-organismen het betreft.
Artikel 13
In dit artikel wordt bepaald welke gegevens en bescheiden naast de ketenregistratie
(artikel 15) in ieder geval beschikbaar moeten blijven in de administratie van aangewezen
telers, aangezien deze benodigd kunnen zijn voor het toezicht en de handhaving. Het
betreft ten eerste een aantal gegevens en bescheiden die nodig zijn ten behoeve van
toezicht op de geslotenheid van de keten en/of ter verificatie van door de aangewezen
telers in het ketenregistratiesysteem opgenomen informatie. Het gaat ierbij om de
bewijzen van bestelling waaruit blijkt hoeveel verpakkingseenheden op welke datum
door welke coffeeshophouder zijn besteld. Voorts gaat het om de bewijzen van verzending
waaruit blijkt hoeveel verpakkingseenheden uit welke bestelling op welke datum zijn
verzonden aan welke coffeeshophouder en van opdrachtverstrekking waaruit per vervoersbeweging
blijkt dat deze is uitgevoerd door een vervoerder welke voldoet aan de eisen, bedoeld
in artikel 24, derde lid, van het besluit. Ten behoeve van het toezicht op de kwaliteit
is bepaald dat de aangewezen telers de bewijzen van uitslagen van de verplichte controles
op zware metalen, aflatoxines en micro-organismen, alsmede van de bepaling van het
THC- en CBD-gehalte dienen te bewaren. Indien overige productinformatie via een QR-code
beschikbaar wordt gesteld dient ook deze testuitslag beschikbaar te zijn in de administratie.
Naar aanleiding van de consultatie is voorts toegevoegd dat de VOG en loonlijsten
van werknemers, alsmede bewijzen van derving van hennep of hasjiesj en bewijzen van
verwerking, afvoer of derving van afval van het plantmateriaal eveneens in de administratie
beschikbaar moeten zijn.
De genoemde gegevens en bescheiden worden in ieder geval in originele vorm waarin
ze zijn ontvangen bewaard. Dat kan derhalve ofwel een schriftelijk ofwel een elektronisch
bestand zijn. De gegevens en bescheiden blijven bewaard tot het tijdstip waarop de
wet vervalt. De noodzaak voor het bewaren van de administratie gedurende deze termijn
is gelegen in het mogelijk maken van het toezicht op de naleving en de handhaving
van deze wet. Indien de wet vervalt is de noodzaak voor het inzien van deze gegevens
en bescheiden niet meer nodig, aangezien er geen sprake meer is van toezicht en handhaving
op het bij of krachtens de wet bepaalde.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de aangewezen telers en de coffeeshophouders
ingevolge het besluit, ten behoeve van controle op de geslotenheid van de keten, een
sluitende en transparante administratie bijhouden en beschikbaar houden waaruit blijkt
dat aan het bij of krachtens de wet bepaalde wordt voldaan. In dit artikel (en voor
wat betreft coffeeshophouders in het hierna volgende artikel) wordt uitsluitend bepaald
welke gegevens (in welke vorm) in ieder geval beschikbaar moeten zijn voor de toezichthouder. Dit neemt niet weg dat de teler en
coffeeshophouders tevens andere bescheiden in hun administratie beschikbaar dienen
te hebben om te kunnen voldoen aan de in het besluit opgenomen eis inzake een sluitende
administratie.
Artikel 14
In aansluiting op artikel 13 wordt in dit artikel bepaald welke gegevens en bescheiden
naast de ketenregistratie (artikel 15) in ieder geval beschikbaar moeten blijven in
de administratie van coffeeshophouders, voor het toezicht en de handhaving. Het betreft:
-
− de door de aangewezen telers te verstrekken bewijzen van bestelling waaruit blijkt
hoeveel verpakkingseenheden op welke datum bij welke teler door de coffeeshophouder
zijn besteld;
-
− de bewijzen van ontvangst waaruit blijkt hoeveel verpakkingseenheden uit welke bestelling
door welke aangewezen teler op welke datum zijn afgeleverd bij coffeeshophouder;
-
− de bewijzen van verkooptransacties waaruit per transactie blijkt hoeveel verpakkingseenheden
op welke datum door de coffeeshophouder zijn verkocht aan de consument.
De bovenstaande gegevens en bescheiden zijn ten behoeve van het toezicht en de handhaving
op de geslotenheid van de keten en om de kwaliteit te borgen. Voor wat betreft de
verkooptransacties wordt opgemerkt dat geen klantregistratie wordt voorgeschreven.
Het gaat uitsluitend om de registratie van de hoeveelheid per transactie, waarvoor
niet van belang is aan welke consument een product is verkocht.
Tot slot is voorgeschreven dat een kopie of scan van de originele certificaten van
de door het personeel gevolgde cursussen als bedoeld in artikel 6 van het besluit,
als onderdeel van het personeelsdossier binnen de personeelsadministratie wordt bewaard.
De eis om die cursus te volgen is onderdeel van het preventiebeleid. Behoudens deze
kopie of scan worden genoemde gegevens en bescheiden in ieder geval in originele vorm
waarin ze zijn ontvangen bewaard. De gegevens en bescheiden blijvende gedurende het
gehele experiment in de bedrijfsadministratie beschikbaar ten behoeve van het toezicht
en de handhaving.
Artikelen 15 en 16
Deze artikelen en de daarbij behorende bijlagen geven nadere uitwerking aan artikel
33 van het besluit, waarin is bepaald dat een uniek identificatienummer wordt gebruikt
en een door de ministers beschikbaar gesteld systeem (ketenregistratiesysteem). Op
dit onderdeel is in paragraaf 4 van de algemene toelichting reeds ingegaan, waarnaar
kortheidshalve wordt verwezen.
Artikelen 17 en 18
Deze artikelen regelen de inwerkingtreding en de citeertitel van de onderhavige regeling.
De Minister voor Medische Zorg,
M.J. van Rijn
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus