TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Op grond van deze regeling kunnen subsidies worden verstrekt aan particulieren voor
de aanschaf of lease van een elektrische personenauto.
Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan de ambities uit het Regeerakkoord en
het Klimaatakkoord.1 In het Regeerakkoord is afgesproken dat uiterlijk in 2030 alle nieuwe personenauto’s
emissieloos zijn. In het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 is deze ambitie verder geconcretiseerd.
Het kabinet heeft met het Klimaatakkoord een centraal doel: het terugdringen van de
uitstoot van broeikasgassen met 49% in 2030 ten opzichte van 1990. Onderdeel daarvan
is ook een reductieopgave voor de mobiliteitssector. Om deze kabinetsambitie te realiseren
is de komende jaren financiële stimulering van elektrisch rijden noodzakelijk.
2. Hoofdlijnen van de regeling
Doel
De regeling betreft een subsidie voor particulieren voor de:
-
– aanschaf van nieuwe elektrische personenauto’s,
-
– private lease van nieuwe elektrische personenauto’s,
-
– aanschaf van gebruikte elektrische personenauto’s, of
-
– private lease van gebruikte elektrische personenauto’s.
De subsidie is beschikbaar voor elektrische personenauto’s. Daarmee worden personenauto’s
bedoeld die emissieloos zijn. Dit betekent dat de personenauto tijdens het rijden
geen stoffen uitstoot die schadelijk zijn voor het milieu. Dergelijke personenauto’s
worden batterij-elektrisch of elektrisch via zonne- of brandstofcellen (waterstof)
aangedreven. Cumulatief leidt de subsidieregeling tot een reductie tot 0,3 Mton CO2 tot en met 2030.
De prille markt van de elektrische personenauto’s is gebaat bij een tijdelijke stimulering.
Particulieren zijn nu soms nog aarzelend met betrekking tot de aankoop van elektrische
personenauto’s vanwege de hogere aanschafkosten ten opzichte van personenauto’s die
rijden op fossiele brandstoffen. Dit blijkt ook uit onderzoek van de ANWB, zoals verwoord
in de Elektrisch Rijden Monitor 2019.2 Het doel van de regeling is om de keuze voor een elektrische personenauto in de kleinere
en compacte middenklasse te stimuleren door het prijsverschil tussen een elektrische
personenauto en een personenauto op fossiele brandstof te verkleinen. De huidige fiscale
maatregelen bieden voordelen voor zowel particulieren en zakelijke rijders als ondernemers,
maar is vooral effectief voor zakelijke rijders en ondernemers vanwege het accent
op de bijtelling. Daarom is het nodig geacht een aanvullende maatregel te introduceren
voor particulieren voor de kleinere en compacte middenklasse personenauto’s. Het integreren
hiervan in de inkomstenbelasting zou de inkomstenbelasting aanzienlijk compliceren.
Mede daarom is gekozen voor een subsidieregeling.
Gelet op de snelle ontwikkelingen op het gebied van elektrisch personenvervoer is
het niet met 100% zekerheid te zeggen wat de precieze effecten van de regeling zullen
zijn. De inschatting is dat de subsidieregeling ertoe leidt dat er circa 2.300 extra
elektrische personenauto’s in 2020, tot circa 46.000 extra elektrische personenauto’s
in 2025 op de weg komen ten opzichte van de situatie waarin er geen subsidieregeling
zou zijn. Voor gebruikte elektrische personenauto’s is dit effect van dezelfde orde
van grootte. In 2019 bedroeg de totale vloot elektrische personenauto’s bijna 110.000.3 Het marktaandeel in de nieuwverkopen van 2019 was 13,7%.
Samenhang met andere maatregelen op het gebied van elektrisch vervoer
Deze regeling is gericht op het stimuleren van het gebruik van kleinere en compacte
middenklasse elektrische personenauto’s door particulieren. De regeling vormt een
onderdeel van een breed maatregelenpakket uit het Klimaatakkoord en het Regeerakkoord
om de doelstelling te behalen dat in 2030 alle nieuwe auto’s emissieloos zijn. Er
zijn andere subsidieregelingen in voorbereiding, gericht op het gebruik van elektrische
bedrijfsauto’s en vrachtauto’s door ondernemers. Naast deze subsidieregeling vindt
er fiscale stimulering van elektrisch rijden plaats, door de Staatssecretaris van
Financiën uitgewerkt in het Belastingplan 2020. Er zijn bijvoorbeeld voor elektrische
personenauto’s naast de subsidieregeling voor particulieren ook kortingen op de motorrijtuigenbelasting
en belasting van personenauto’s en motorfietsen (bpm).
De laadinfrastructuur is ook in ontwikkeling. De ontwikkeling van deze laadinfrastructuur
is afhankelijk van het aantal elektrische voertuigen op de weg. Parallel aan de introductie
van deze aanschafsubsidies wordt via de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL)
een impuls aan de laadinfrastructuur gegeven.4
In het Regeerakkoord is afgesproken dat gemeentes de bevoegdheid krijgen tot het hanteren
van lagere parkeertarieven voor emissieloze voertuigen. Voor zover bekend zijn er
geen subsidies voorzien vanuit decentrale overheden voor de aanschaf of lease van
elektrische personenauto’s door particulieren.
Minimale duur tenaamstelling
Enerzijds is het de wens om elektrische personenauto’s voor langere termijn in Nederland
te behouden om zo ook voor langere termijn milieuwinst in Nederland te realiseren.
Anderzijds is er voor de particulier een zekere flexibiliteit gewenst ten aanzien
van het bezit van de personenauto.
Daartussen is een balans gezocht. Voor de aanschaf van een elektrische personenauto
geldt daarom de voorwaarde dat deze drie jaar op naam van de subsidieontvanger moet
blijven staan. Dit sluit aan bij de gemiddelde bezitsduur van een nieuwe auto. Voor
de lease van een elektrische personenauto geldt een termijn van vier jaar, om aan
te sluiten bij de gemiddelde duur van een leasecontract.5
De tenaamstelling van de elektrische personenauto’s van aanvragers die subsidie hebben
ontvangen zal bij de aanvraag tot subsidievaststelling bij RDW gecontroleerd worden.
Na de tenaamstelling zal eveneens periodiek bij de RDW worden gecontroleerd om na
te gaan of aan deze eis wordt voldaan. Indien de particulier de gesubsidieerde personenauto
tussentijds bijvoorbeeld verkoopt, dient de subsidie naar rato te worden terug betaald
(bij aanschaf) of wordt de uitbetaling van maandelijkse termijnen stopgezet (bij lease).6 Dit geldt niet wanneer de personenauto tussentijds wordt verkocht en wordt vervangen
door een andere personenauto die op grond van deze regeling ook voor subsidie in aanmerking
zou zijn gekomen. In dat geval dient de particulier de wijziging te melden bij RVO
en dient deze andere personenauto de resterende duur van de tenaamstelling op naam
van de subsidieontvanger te blijven staan. Het subsidiebedrag blijft ongewijzigd.
Catalogusprijs
Deze subsidie geldt voor elektrische personenauto’s met een catalogusprijs van € 12.000
tot € 45.000. Buiten deze bandbreedte is geen subsidie beschikbaar. Het is de nadrukkelijke
wens om met deze regeling het middensegment te stimuleren voor particulieren. Om te
voorkomen dat de subsidie voor personenauto’s met een zeer lage aanschafprijs een
substantieel groot deel van de aanschafprijs gesubsidieerd krijgen is de ondergrens
van € 12.000 vastgesteld. De definitie van de catalogusprijs die in deze regeling
wordt gebruikt is hetzelfde als voor het vaststellen van de catalogusprijs voor fiscale
bijtelling van privé gereden auto’s van de zaak. Deze (fiscale) prijs is opgenomen
in de verkoopbrochure en later inzichtelijk en online opvraagbaar via de kentekencheck
bij de RDW (zie: www.rdw.nl)
Aanschaf gebruikte elektrische personenauto’s
Voor gebruikte personenauto’s geldt ook dat er alleen subsidie beschikbaar is voor
personenauto’s met een (oorspronkelijke) catalogusprijs van € 12.000 tot € 45.000.
Daarmee wordt aangesloten bij een objectief criterium om de prijs van een kleinere
of compacte middenklasse personenauto te bepalen. Vanuit de hogere risico’s op misbruik
en oneigenlijk gebruik worden er voor de subsidie voor gebruikte personenauto’s aanvullende
voorwaarden gesteld. Zo kan er slechts subsidie worden verstrekt voor de aanschaf
van een gebruikte personenauto die niet eerder op naam heeft gestaan van de aanvrager
of een persoon die hetzelfde woonadres heeft als de aanvrager. Het risico dat gebruik
gemaakt wordt van ‘katvangers’ blijft echter aanwezig.7 Hiermee krijgen deze katvangers potentieel subsidie, maar kan deze niet tot nauwelijks
teruggevorderd worden. Mede daarom dient de koop van de personenauto te gebeuren via
een autobedrijf met een RDW-erkenning bedrijfsvoorraad. Deze eis vormt daarmee een
extra drempel tegen mogelijk misbruik van de subsidie
Lease elektrische personenauto’s
Voor subsidie voor de lease van elektrische personenauto’s, zowel nieuw als gebruikt,
gelden grotendeels dezelfde voorwaarden als voor aanschaf van elektrische personenauto’s.
Voor lease geldt specifiek de voorwaarde dat het leasecontract is afgesloten met een
leasemaatschappij die is aangesloten bij het Keurmerk Private Lease en dat het keurmerk
ook op dat leasecontract van toepassing is.8 Dit keurmerk is bedoeld om de particulier te beschermen bij het afsluiten van leasecontracten.
Om te waarborgen dat er een leasecontract is afgesloten waarbij er vertrouwen is dat
iemand veilig en (financieel) verantwoord een auto leaset is deze voorwaarde gesteld.
De voorwaarden van dit keurmerk zijn in samenwerking met de Consumentenbond ontwikkeld.
Een hoog percentage van alle leasemaatschappijen, zowel grote als kleine, die actief
zijn op de Nederlandse markt zijn momenteel bij dit keurmerk aangesloten. Het keurmerk
staat in principe voor alle leasemaatschappijen open en nieuwe toetreding is op korte
termijn mogelijk. Net als voor aanschaf, geldt bij lease de voorwaarde dat de auto
op naam van de subsidieaanvrager in het kentekenregister dient te staan. Alle leasemaatschappijen
die zijn aangesloten bij het keurmerk zijn bereid aan deze registratie mee te werken
in geval van een subsidieaanvraag.
Subsidiebedrag
Voor 2020 en 2021 is voor een nieuwe elektrische personenauto een bedrag van € 4.000
beschikbaar. Voor nieuwe personenauto’s wordt dit bedrag per jaar afgebouwd naar een
bedrag van € 2.550 in 2025. De subsidie voor gebruikte auto’s is beschikbaar in de
periode 2020 tot en met 2024 en bedraagt € 2.000.9 Bij de bepaling van dit subsidiebedrag is gekeken naar het gemiddelde prijsverschil
tussen een elektrische personenauto en een personenauto die rijdt op fossiele brandstof.
Ook is gekeken naar subsidiebedragen in andere landen in Europa. De subsidiebedragen
voor nieuwe auto’s dalen daarom in de jaren na 2021 in verband met de te verwachten
verkleining van het prijsverschil tussen elektrische personenauto’s en personenauto’s
die op fossiele brandstof rijden. Voor gebruikte elektrische personenauto’s is dit
effect naar verwachting minder en daarom blijft dit bedrag in principe gelijk. Deze
overwegingen hebben geleid tot de genoemde subsidiebedragen. De subsidies zullen naar
verwachting doeltreffend zijn omdat de aanschaf en lease van een personenauto prijselastisch
is, zo blijkt uit een kennissynthese van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).10 Dit betekent dat de vraag naar elektrische personenauto’s gevoelig is voor prijsveranderingen.
Monitoring en evaluatie
De ontwikkelingen rondom elektrisch vervoer gaan snel, zowel op het gebied van technologie,
de beschikbaarheid van elektrische voertuigen als de prijsontwikkeling. De regeling
is gebudgetteerd in verband met onder andere de ‘hand aan de kraan’ afspraken uit
het Klimaatakkoord.11 In het Klimaatakkoord is afgesproken dat rond 2024 een integrale evaluatie wordt
uitgevoerd. Met behulp van de evaluatie kan aan de hand van de laatste ontwikkelingen
binnen de automarkt worden bepaald welk beleid en welke maatregelen na 2025 nodig
en wenselijk zijn om het streven van het kabinet naar 100% emissieloze personenauto’s
in de nieuwverkoop te realiseren.
Daarnaast zal de werking van de regeling ook tussentijds gemonitord worden, voor het
eerst na een jaar. Daarbij zal onder meer gekeken worden naar de minimale bezitsduur
(in het bijzonder voor lease) en tot hoeveel terugvorderingen dan wel stopzetten van
de subsidie dit leidt. Ook wordt dan bekeken of het noodzakelijk is uit het oogpunt
van voorkomen van fraude en oneigenlijk gebruik een extra voorwaarde op te nemen waarbij
niet alleen een persoon eenmaal voor subsidie in aanmerking komt, maar ook de auto.
Verder wordt ook de prijsontwikkeling van elektrische personenauto’s en de relatie
tot de prijzen voor personenauto’s op fossiel brandstoffen gemonitord. Mocht daar
aanleiding toe zijn dan kan de regeling tussentijds worden aangepast.
3. Subsidieplafond en subsidiabele kosten
Het subsidieplafond bedraagt voor 2020 € 10.000.000 voor nieuwe personenauto’s en
€ 7.200.000 voor gebruikte personenauto’s. Het subsidieplafond bedraagt voor 2021
€ 14.400.000 voor nieuwe personenauto’s en € 13.500.000 voor gebruikte personenauto’s.
De bedragen zijn daarmee op basis van de huidige prognoses voldoende om in de eerste
anderhalf jaar van de regeling de aanschaf of lease van circa 6.100 nieuwe personenauto’s
en 10.350 gebruikte personenauto’s te subsidiëren. De subsidieplafonds voor de jaren
na 2021 zullen in de Staatscourant bekendgemaakt worden.
4. Risicoanalyse en toepasselijk subsidiekader
De risico’s met betrekking tot misbruik of oneigenlijk gebruik van subsidies die worden
verstrekt op grond van deze regeling zijn in kaart gebracht.
De Aanwijzingen voor subsidieverstrekkingen bevatten de voorschriften voor het onder
ministeriële verantwoordelijkheid verstrekken van subsidies die in acht worden genomen
bij het opstellen van subsidieregelingen.12 Op grond van deze Aanwijzingen wordt een onderscheid gemaakt, afhankelijk van de
hoogte van het subsidiebedrag. Het uitgangspunt bij subsidies van minder dan € 25.000
is dat een vast bedrag wordt verstrekt, een 100% voorschot en dat de subsidieontvanger
achteraf in beginsel geen verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker.
De subsidiebedragen die worden verstrekt op grond van deze regeling zijn allen onder
de € 25.000. Hierop zouden dan ook de voornoemde uitgangspunten van toepassing zijn.
Uit de risicoanalyse is echter gebleken dat dit tot onwenselijke resultaten zou kunnen
leiden. Het is in het belang van de koper of lessee van een elektrische personenauto
om op het moment van het sluiten van de overeenkomst duidelijkheid te krijgen over
het al dan niet verkrijgen van subsidie. Op dit moment zijn de levertijden van populaire
elektrische personenauto’s in sommige gevallen zeer lang. Vanuit het oogpunt van het
voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik is het echter onwenselijk om de subsidie
al uit te keren op het moment dat de koopovereenkomst gesloten is, maar de personenauto
nog niet geleverd is. Het is echter ook onwenselijk om de subsidieaanvraag pas mogelijk
te maken op het moment dat de personenauto geleverd is. De subsidieaanvrager verkeert
dan lange tijd in onzekerheid of hij wel in aanmerking komt voor de subsidie en kan
op dat moment niet meer van de aankoop afzien.13 Dit zou een negatief effect kunnen hebben op de bereidheid tot aanschaf van een elektrische
personenauto waarvoor in beginsel subsidie kan worden verkregen. Hiermee zou afbreuk
gedaan kunnen worden aan de beoogde effectiviteit van de regeling.
Om deze redenen is er, met instemming van het ministerie van Financiën, voor gekozen
om af te wijken van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking en in het onderhavige
geval de voorschriften voor subsidieverstrekking van € 25.000 tot € 125.000 toe te
passen.14
Deze aanpassing leidt ertoe dat een aanvraag tot subsidieverlening ingediend kan worden
op het moment dat de koopovereenkomst of het leasecontract gesloten is. Daarbij is
het advies aan de particulier bij het sluiten van de koopovereenkomst af te spreken
in het contract een ontbindende voorwaarde op te nemen dat van de koop c.q. lease
afgezien kan worden als er geen subsidie wordt verkregen. Autodealers en leasemaatschappijen
staan positief tegenover een ontbindende voorwaarde mits de beslissing over de verlening
snel kan plaatsvinden. De aanvrager heeft na verlening duidelijkheid over de aanspraak
op de subsidie. De vaststelling van de subsidie en de uitbetaling vinden plaats op
het moment dat de personenauto geleverd en te naam gesteld is op de naam van de subsidie-aanvrager.
Op deze manier is een juiste balans gevonden tussen de wens om subsidieontvangers
in een vroeg stadium duidelijkheid te geven over de aanspraak op subsidie, maar tegelijkertijd
de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik zoveel mogelijk te verkleinen. Met
deze maatregelen wordt het restrisico op misbruik en oneigenlijk gebruik aanvaardbaar
geacht, op grond van de uitgevoerde risicoanalyse met betrekking tot deze subsidieregeling.
5. Wettelijk kader
Nationaal recht
De regeling is gebaseerd op de Kaderwet subsidies I en M. De Kaderwet subsidies I
en M (artikel 3, eerste lid, onder b en f) geeft de mogelijkheid om bij ministeriële
regeling subsidies te verstrekken voor activiteiten die passen in het beleid inzake
milieu en verkeer en vervoer. Deze wet vormt de wettelijke basis voor de onderhavige
regeling.
Het is gebruikelijk dat subsidieregelingen naast de Kaderwet ook gebaseerd zijn op
het Kaderbesluit subsidies I en M (hierna: het Kaderbesluit). Voor deze subsidieregeling
is dat echter niet het geval, vanwege de toepassing van de voorschriften voor subsidieverstrekking
van € 25.000 tot € 125.000, terwijl het te verstrekken subsidiebedrag lager is. In
artikel 23, zesde lid, van het Kaderbesluit is bepaald dat indien de subsidie lager
is dan € 25.000, bij de beschikking tot subsidieverstrekking 100% voorschot wordt
verleend. Zoals beschreven in de risicoanalyse is dit echter voor deze subsidieregeling
vanwege de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik ongewenst. Gelet op deze bijzondere
situatie is de subsidieregeling daarom alleen gebaseerd op de Kaderwet. De uitzondering
op de toepassing van de Aanwijzingen voor subsidieverstrekkingen heeft conform deze
Aanwijzingen instemming verkregen van de Minister van Financiën. Dit leidt ertoe dat
de relevante bepalingen uit het Kaderbesluit nu in deze ministeriële regeling zijn
opgenomen. Inhoudelijk is daarbij verder zoveel mogelijk bij de bepalingen van het
Kaderbesluit aangesloten.
Europeesrechtelijke aspecten
De subsidieregeling betreft subsidie die wordt verstrekt aan natuurlijke personen
voor personenauto’s. Dit is geen staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid,
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De subsidie heeft een
effect voor de autodealers, autofabrikanten en leasemaatschappijen omdat er meer elektrische
personenauto’s worden verkocht of geleased. Dit effect is echter niet selectief naar
bepaalde autodealers, autofabrikanten of leasemaatschappijen. Er is hier sprake van
een louter secundair economisch effect dat inherent is aan een dergelijke regeling.
Dit is niet te duiden als indirect voordeel, en dus niet als (indirecte) staatssteun.
Daarmee is geen sprake van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
6. Uitvoering & Privacy
Uitvoering
Deze regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna:
RVO), onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. RVO heeft aantoonbare
en jarenlange ervaring met de uitvoering van diverse subsidieregelingen voor bedrijven
en particulieren. Mandaat en machtiging voor de uitvoering van deze regeling is verleend
middels aanpassing van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging algemeen directeur
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op het terrein van het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat. RVO is betrokken geweest bij het opstellen van de regeling en heeft
een uitvoerbaarheidstoets uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de regeling uitvoerbaar is
tegen aanvaardbare uitvoeringslasten en administratieve lasten.
Privacy
Voor de goede uitvoering en controle van de regeling maakt RVO gebruik van de gegevens
van de Dienst wegverkeer (hierna: RDW). Gelet op de verwerking van persoonsgegevens
die daarmee gemoeid is, is een Privacy Impact Assessment (PIA) uitgevoerd. Voor een
deel betreft het hier de openbare gegevens die voor een ieder in het kentekenregister
beschikbaar zijn. Voor een ander deel vindt er een uitwisseling plaats tussen de gegevens
van de RDW en RVO. Zo zal RVO bij de vaststelling van de subsidie in alle gevallen
nagaan of de tenaamstelling van de subsidieontvanger overeenkomt met de tenaamstelling
in het kentekenregister. Daarna zal RVO periodiek de tenaamstelling controleren bij
de RDW om na te gaan of wordt voldaan aan de verplichting van de duur van de tenaamstelling.
Daarnaast dient de subsidieaanvrager het burgerservicenummer te vermelden bij de aanvraag.
Gebruik van dit nummer is noodzakelijk om de identiteit van de subsidieaanvrager eenduidig
vast te kunnen stellen en de juistheid van de persoonsgegevens te kunnen controleren.
Daarnaast is het gebruik van het burgerservicenummer noodzakelijk omdat dit gebruikt
wordt door de RDW en RVO bij de uitwisseling van de kentekengegevens om het kenteken
eenduidig aan de persoon te koppelen.
Parallel aan de internetconsultatie is de regeling en het PIA voorgelegd aan de Autoriteit
Persoonsgegevens (hierna: AP) voor advies. Op 21 april 2020 heeft de AP advies uitgebracht.
Eén van de verplichtingen in de regeling is dat de subsidieontvanger op verzoek alle
gevraagde medewerking verleent aan een evaluatieonderzoek over de toepassing en effecten
van de regeling. Volgens de toelichting dient de subsidieontvanger mee te werken aan
het openbaar maken van gegevens en het evalueren van de regeling. Volgens de AP is
onduidelijk of daarbij ook persoonsgegevens in de zin van de AVG openbaar worden gemaakt.
De AP adviseert om te verduidelijken welke gegevens openbaar zullen worden gemaakt.
Als dit persoonsgegevens zijn, dan adviseert de AP om de noodzaak en de grondslag
van deze gegevensbewerking te onderbouwen.
In reactie hierop wordt opgemerkt dat het niet de bedoeling is om bij de evaluatie
persoonsgegevens openbaar te maken. Om bij de evaluatie te kunnen bepalen of de regeling
doeltreffend was kunnen wel subsidieontvangers benaderd worden om hun ervaringen te
delen, maar voor de resultaten daarvan zullen geen persoonsgegevens openbaar worden
gemaakt. De toelichting is op dit punt verduidelijkt.
7. Regeldrukeffecten
De regeldruk voor de aanvragers van de subsidie bestaat allereerst uit het kennisnemen
van de regeling. In de praktijk zal het autobedrijf of de leasemaatschappij veelal
de particulier informeren over de mogelijkheden voor subsidie. Met behulp van die
informatie kan de particulier zich via de website van RVO verder verdiepen in de voorwaarden
voor het kunnen benutten van de subsidie. De particulier kan ook zelf actief op zoek
gaan naar informatie over subsidie. Na het tekenen van het contract voor koop of lease,
met ontbindende voorwaarde, doet de particulier een aanvraag voor subsidieverlening
via het digitale loket van RVO. Een particulier zal de aanvraag met DigiD kunnen doen.
De particulier ontvangt een verleningsbesluit van RVO. Als de personenauto geleverd
wordt en te naam is gesteld, volgt het verzoek tot vaststelling door de particulier.
Op de vaststelling volgt de uitbetaling van de subsidie. Een belangrijke voorwaarde
voor subsidie is de minimale bezitsduur van de personenauto. Als binnen deze periode
de tenaamstelling wijzigt, moet de particulier RVO hiervan op de hoogte stellen.
De verwachting is dat een particulier in totaal vier uur besteedt aan al deze stappen,
waarvan ongeveer één uur kennisnamekosten betreft. Voor het berekenen van de regeldruk
voor burgers wordt een standaardtarief van € 15,– gehanteerd. In totaal is de regeldruk
voor een individu daarmee € 60,–. Uitgaande van een subsidiebedrag van € 4.000 tot
€ 2.000 betekent dit een regeldruk van 1,5% tot 3%. Voor de duur van de gehele regeling
worden met de kennis van nu ongeveer 46.000 aanvragen voor subsidie voor nieuwe personenauto’s
verwacht. Daarmee is de macro regeldruk van deze regeling ongeveer € 2,76 miljoen
voor de hele duur van de regeling. Voor gebruikte personenauto’s worden met de kennis
van nu ongeveer 46.000 aanvragen verwacht. Dat betekent een macro regeldruk van € 2,76
miljoen voor de duur van de regeling.
De regeling is aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd ter toetsing.
Op 26 maart 2020 heeft ATR geadviseerd over de gevolgen van de regeling voor de regeldruk.
Het college heeft geen opmerkingen ten aanzien van nut en noodzaak van de regeling.
Het ATR heeft verder geadviseerd de onderbouwing van de regeling op een aantal punten
te verbeteren.
Het college adviseert om nader te onderbouwen waarom voor subsidies voor gebruikte
elektrische auto’s aanschaf via autobedrijven met RDW-erkenning moet plaatsvinden
en daarbij expliciet in te gaan op eventuele gevolgen van deze voorwaarde voor de
kosten en effectiviteit van de subsidieregeling. In reactie hierop wordt opgemerkt
dat deze eis noodzakelijk is geacht met het oog op het voorkomen van fraude. Dit is
nader toegelicht in paragraaf 2, onder de kop aanschaf gebruikte elektrische personenauto’s.
Omdat de kans op fraude met deze voorwaarde wordt beperkt, draagt deze voorwaarde
bij aan de effectiviteit (doeltreffendheid) van de regeling. Aanschaf via een RDW-erkend
autobedrijf heeft meerkosten en meerwaarde ten opzichte een transactie tussen particulieren.
Echter, gezien de concurrentie op de markt van autobedrijven is te verwachten dat
deze meerkosten beperkt zullen blijven.
Het college adviseert om in de regeling te vermelden op welke datum publicatie is
voorzien en daarbij de minimuminvoeringstermijn van twee maanden in acht te nemen.
In reactie hierop wordt opgemerkt dat ten tijde van de internetconsultatie nog niet
zeker was welke datum van publicatie haalbaar zou zijn. Er wordt in dit geval afgeweken
van de minimuminvoeringstermijn, dit is echter in dit geval gerechtvaardigd om ongewenste
private nadelen te voorkomen. Dit is nader toegelicht in de artikelsgewijze toelichting
bij artikel 3.2.
Het college adviseert om één subsidieplafond voor de periode 2020–2025 (zonder jaarlijkse
‘schotten’) te hanteren. In reactie hierop wordt opgemerkt dat er begrip heerst voor
deze breder gedragen wens. In het Klimaatakkoord is deze regeling echter expliciet
per jaartal gebudgetteerd in het kader van de budgettaire beheersbaarheid en de ‘Hand
aan de kraan’- afspraken, zoals deze in het Klimaatakkoord zijn vastgelegd. Deze afspraken
zijn passend binnen de begrotingsregels.
Het college adviseert om in de toelichting de kennisnamekosten voor (lease)bedrijven
c.q. particulieren in beeld te brengen conform Rijksbrede methodiek. In reactie hierop
wordt aangegeven dat de totale regeldruk voor een particulier – dus inclusief kennisnamekosten
– zeer beperkt is, namelijk in totaal vier uur. Omdat (lease)bedrijven zelf niet kwalificeren
voor de subsidie is de regeldruk voor deze groep nog geringer. De kennisnamekosten
betreffen hier de kosten voor de burger om zich op de hoogte te stellen van de verplichtingen
en de regeling. Bij geringe complexiteit wordt conform de Rijksbrede methodiek dit
getaxeerd op maximaal een uur per persoon.
8. Advies en consultatie
Bij het opstellen van de regeling is het Formule E-Team (FET) geconsulteerd. Het FET
is een door de Minister van Economische Zaken en Klimaat in december 2015 ingesteld
adviescollege. Het FET heeft tot taak de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
te adviseren over de uitvoering van het beleid inzake elektrisch vervoer en het bevorderen
van elektrisch vervoer (artikel 2 van het Instellingsbesluit Formule E-team). In het
FET werken het bedrijfsleven, kennisinstellingen en de overheid samen aan de stimulering
van elektrisch vervoer.15
De schriftelijke en mondelinge adviezen van leden van het FET zijn betrokken in het
ontwerp van de regeling. De partijen uit het FET hebben tevens geadviseerd over stimulering
van gebruikte personenauto’s. Dit heeft er onder meer toe geleid dat er ook subsidie
mogelijk is voor gebruikte personenauto’s, zowel koop als lease.
Deze regeling heeft van 4 maart tot en met 31 maart 2020 open gestaan voor openbare
internetconsultatie. In totaal zijn 380 unieke reacties ontvangen, waarvan 314 openbaar.
Hiervan betreft het in 54 gevallen een overheid, (branche)organisatie of bedrijf wat
heeft gereageerd. Gelet op het aantal ontvangen reacties is het niet mogelijk om in
deze toelichting inhoudelijk in te gaan op alle individuele inspraakreacties, maar
wordt in hoofdlijnen weergegeven wat de aard van de reacties was en in hoeverre deze
tot aanpassingen van de regeling hebben geleid. Een uitgebreider verslag is na te
lezen op www.internetconsultatie.nl/subsidieregeling_elektrisch_rijden.
In het algemeen heeft de consultatie niet geleid tot fundamentele inhoudelijke aanpassingen
van de regeling. Wel zijn enkele punten in de begrippen en toelichting verduidelijkt
en zijn enkele marginale omissies hersteld. Hieronder volgt een samenvatting van het
verslag van de binnengekomen reacties.
Bij de start van de internetconsultatie is de vraag voorgelegd wat indieners vinden
van de hoogte van het subsidiebedrag. Het merendeel van de indieners vindt de hoogte
van het bedrag toereikend. De internetconsultatie heeft op dit punt geen aanleiding
gegeven tot aanpassingen.
Bijna de helft (43%) van de reacties betrof een verzoek om de regeling met terugwerkende
kracht in werking te laten treden. Ook bleek dat een deel van de indieners het ingangsmoment
van de subsidieregeling niet duidelijk vond. Een subsidie is in de basis bedoeld om
een stimulerend effect te geven. Deze subsidie beoogt nieuwe particulieren over de
streep te trekken die juist nog niet gekozen hebben voor een elektrische personenauto
en wel in de markt komen om voor een nieuwe of gebruikte andere auto te gaan kiezen.
Vandaar dat ervoor gekozen is het moment van het ondertekenen van de koop- of leaseovereenkomst,
niet de datum waarop de auto daadwerkelijk wordt afgeleverd bepalend te maken voor
de vraag of een aanvrager in aanmerking komt voor subsidie.
Ongeveer 12% van de reacties betrof een inhoudelijke vraag over hoe de regeling precies
werkt in een bepaald geval (vaak de eigen situatie) en was daarmee geen specifieke
oproep tot het wijzigen van de regeling. Ongeveer 10% van de indieners zag verder
graag een uitbreiding van de regeling om naast de elektrische personenauto ook diverse
andere elektrische voertuigcategorieën en doelgroepen toe te voegen zoals motorfietsen,
overige lichte voertuigen, (Plug-in)hybride personenauto’s (P)HEV), Bi-fuel / CNG
auto’s, ombouw / retrofit voertuigen, deelauto's, bestel- en vrachtauto’s, ZZP-ers
en kleine zelfstandigen. Indieners geven aan dat ook die voertuigcategorieën en doelgroepen
bijdragen aan de reductie van CO2. Gezien de beperkte middelen heeft het kabinet keuzes moeten maken en is de scope
van deze subsidieregeling niet verder uitgebreid. Wel volgen op grond van afspraken
uit het Klimaatakkoord nog aparte regelingen voor bedrijfs- en vrachtauto’s.
Ten aanzien van de grenzen van de cataloguswaarde (nieuw en gebruikt) zijn ook diverse
reacties binnen gekomen. Sommige indieners hebben gepleit voor het compleet loslaten
van deze grenzen. Anderen hebben gevraagd om het verhogen van de bovengrens naar ca
€ 50.000,– tot € 60.000,– omdat de meest populaire (gebruikte) elektrische personenauto’s
oorspronkelijk een hogere cataloguswaarde van € 45.000,– hebben. Hierdoor zouden ten
onrechte enkele wenselijke (middenklasse) elektrische auto’s afvallen. In reactie
hierop wordt vermeld dat de regeling zich richt op de kleine en (compacte) middenklasse
auto’s. Iedere grens die wordt gesteld brengt nieuwe randgevallen met zich mee. Besloten
is de grens bij een cataloguswaarde van € 45.000,– te houden.
Verder hebben enkele indieners vraagtekens geplaatst bij de definitie van een ‘nieuwe
personenauto’. Import van nieuwe personenauto’s die niet via de reguliere Nederlandse
importkanalen loopt, is hiermee niet mogelijk volgens de indieners (zogenaamde ‘grijze’
import). Echter, zo lang er geen enkele vorm van (voor)registratie op een nieuw voertuig
heeft plaatsgevonden, waar ook ter wereld, dan kan een nieuw voertuig nog steeds voldoen
aan de gestelde definitie in deze regeling. Het nieuwe voertuig moet dan bij een keuringsstation
van de RDW worden aangeboden en daarmee kan de datum eerste toelating, datum eerste
registratie en datum eerste tenaamstelling alsnog gelijk zijn. Dit punt is verduidelijkt
in de artikelsgewijze toelichting bij het begrip ‘nieuwe personenauto’.
Het verplichten van een koop via een autobedrijf met RDW-erkende bedrijfsvoorraad
is op kritiek gestuit van een aantal partijen. Sommige indieners voorspellen dat daarmee
dat de subsidie door autohandelaren wordt ingebouwd in de vraagprijs omdat gebruikte
elektrische personenauto’s die particulieren onderling verhandelen niet in aanmerking
komen voor subsidie. Vanwege het belang van fraudebestrijding is deze eis echter gerechtvaardigd
geacht (zie nadere toelichting in paragraaf 2, aanschaf gebruikte elektrische personenauto’s).
Verder monitort gedurende de looptijd van de regeling RVO de verkoopprijzen van elektrische
auto’s in zowel binnen- als buitenland.
Meerdere indieners hebben vragen gesteld over de minimale actieradius van 120 km die
als eis in de conceptregeling is opgenomen. Een aantal indieners zet vraagtekens bij
het doel deze eis en roept op om deze eis volledig te laten vervallen of te verlagen.
Anderen vinden de gestelde actieradius van 120 km weinig ambitieus en verzoeken deze
waarde te verhogen. De minimale actieradius van 120 km is als eis behouden omdat het
doel hiervan is om alleen de aanschaf of lease van elektrische personenauto’s in aanmerking
te laten komen voor subsidie die een volwaardig alternatief vormen voor een volwaardige
compacte middenklasse personenauto met een verbrandingsmotor, inclusief stadsauto.
Met ‘volwaardig’ is bedoeld dat een auto een reële minimale afstand kan afleggen zodat
in de praktijk deze auto niet na iedere rit al opgeladen hoeft te worden. In overleg
met de sector (Formule E-Team) is eerder geconcludeerd dat een waarde van minimaal
120 km reëel is.
Een aantal indieners heeft verzocht om een verplichte (uniforme) batterijcheck en
een aanbod voor verlengde batterij garantie z.s.m. onderdeel te laten uitmaken van
deze subsidieregeling voor gebruikte elektrische personenauto’s. Naast de aanschafprijs
is volgens de indieners de onzekerheid over de levensduur van de batterij voor veel
mensen een drempel om een gebruikte elektrische personenauto te kopen. De consument
krijgt met een batterijcheck en -garantie zekerheid over de conditie en garantie van
de batterij van de auto. Net als deze sectorpartijen vindt het kabinet de afspraken
uit het Klimaatakkoord over een spoedige uniforme batterijcheck en -garantie heel
belangrijk. Een verplichte koppeling aan deze regeling zien wij nu niet als kansrijk.
De fabrieksgarantie op de accu bij veel aanbieders inmiddels 8 jaar. Voor gebruikte
auto’s valt de batterij onder de normale BOVAG-garantie, die kopers tegen meerprijs
eventueel ook elders kunnen verlengen. Met de BOVAG is afgesproken dat zij werken
aan een uniforme batterijcheck waarbij gestreefd wordt deze in 2020 nog in te voeren.
Dit zodat iedereen bij de aanschaf zekerheid heeft over de conditie van de batterij.
Daarnaast wordt dit vraagstuk ook in Europees verband aangekaart.
Een aantal indieners heeft zorgen geuit over het aantal laadpunten in Nederland en
de capaciteit van het elektriciteitsnetwerk, dit gelet op de sterke stimulering en
groei van elektrische voertuigen. Zij vragen zich verder af in hoeverre het netwerk
deze belasting wel aan kan, of er voldoende laadpunten zijn en of deze ook in de openbare
ruimte allemaal passen. Ook zetten zij hun vraagtekens bij de beschikbare hoeveelheid
(groene) elektriciteit die momenteel wordt geproduceerd. Een aantal brancheverenigingen
pleit ook dat de groei van elektrisch vervoer gelijk op moet blijven lopen met een
sterke toename van het aantal laadpunten. Dit zodat laadinfrastructuur geen drempel
vormt om emissieloos te gaan rijden. Zij hechten daarom groot belang aan een goede
uitvoering van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL). De noodzaak om voldoende
laadpunten de komende jaren te realiseren en te zorgen dat het elektriciteitsnetwerk
hierop voldoende voorbereid is wordt erkend. De afspraken van het Klimaatakkoord zorgen
voor grote veranderingen in ons energiesysteem. De uitrol van elektrisch vervoer is
slechts één van de oorzaken van de toename van het elektriciteitsverbruik. Accu’s
van elektrische auto’s bieden daarnaast nieuwe mogelijkheden om vraag en aanbod te
stabiliseren. In het kader van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) werken
netbeheerders samen met de regionale overheden om de toekomstige energiebehoefte voor
elektrisch rijden in kaart te brengen. Netbeheerders krijgen hierdoor zicht op de
impact en kunnen het elektriciteitsnet op tijd aanpassen.
De VNA heeft verzocht om de minimale bezitsduur voor geleaste elektrische personenauto’s,
waarop subsidie wordt aangevraagd, in te korten van 4 jaar naar 3 jaar. Zeker voor
gebruikte voertuigen is deze periode van 4 jaar volgens de VNA te lang. In reactie
hierop wordt vermeld dat een voldoende langdurige bezitsperiode een belangrijk uitgangspunt
geweest in het Klimaatakkoord. Deze sluit bovendien aan op de gemiddelde duur van
leasecontracten.16 Alles overwegende achten wij een bezitsperiode van 4 jaar voor private lease passend.
Dit punt zal wel worden meegenomen bij de tussentijdse monitoring van de regeling.
Tijdens de internetconsultatie hebben enkele indieners hun zorgen geuit over de milieubelasting
van het stimuleren van elektrische voertuigen. Zij uitten onder andere hun twijfels
bij de (arbeids)omstandigheden die spelen bij de inwinning van grondstoffen voor batterijen.
Ook plaatsen zij vraagtekens bij de duurzaamheid van (batterijen van) elektrische
auto’s in relatie tot auto’s met een verbrandingsmotor, mede in combinatie met de
opwekking van elektriciteit die nog niet 100% hernieuwbaar is en batterijen die nauwelijks
gerecycled worden.
De Nederlandse overheid onderkent de zorgen die er op dit gebied spelen en wil haar
ogen hiervoor ook niet sluiten. Integendeel, zij voert actief beleid op deze aandachtspunten.
Dit beleid is onder andere uitvoerig beschreven in de brief aan de Tweede Kamer over
de ‘Strategische aanpak batterijen’ van 28 januari 2020.17 In deze brief wordt samen met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Economische Zaken en Klimaat een
toelichting gegeven op de ontwikkelingen rond batterijen in de samenleving. Dat gaat
breder dan alleen de batterijen die benodigd zijn voor elektrische personenauto’s.
Op grond daarvan heeft de Nederlandse overheid ook een agenda en een nationale strategische
aanpak vormgegeven. Deze aanpak is erop gericht om de toename van het gebruik van
batterijen in de samenleving – in transport, energieopslag en consumentenproducten
– verantwoord te laten verlopen. Inzameling, duurzame en verantwoorde winning en hergebruik
van grondstoffen zijn hierbij ook expliciete thema’s.
De afspraken uit het Klimaatakkoord, waaronder deze subsidieregeling, en de afspraken
uit het Energieakkoord versterken elkaar. De Energietransitie is in volle gang, onder
andere sinds het energieakkoord uit 2013.18 Nederland werkt aan duurzame, betrouwbare en beschikbare energie die voor iedereen
betaalbaar is. Elektrische auto’s zullen door de energietransitie in toenemende mate
gebruik maken van duurzame energie.
9. Inwerkingtreding en horizonbepaling
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2020. Elektrische personenauto’s
die zijn gekocht of waarvoor een lease contract is afgesloten na publicatie van de
subsidieregeling in de Staatscourant komen in aanmerking voor subsidie omdat vanaf
dat moment de regeling definitief bekend is en particulieren daarmee rekening kunnen
houden met hun beslissing tot koop of lease.
De regeling geldt voor nieuwe EV’s gedurende een periode van vijf jaar en vervalt
op 1 juli 2025. De regeling geldt voor gebruikte EV’s gedurende een periode van vier
jaar en vervalt op 1 juli 2024. De regeling blijft wel van toepassing op de afwikkeling
van subsidies die voor deze datum zijn aangevraagd. Uiterlijk vijf jaar na inwerkingtreding
van de regeling wordt een (geanonimiseerd) verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid
en effecten van de subsidie in de praktijk (conform artikel 4:24 van de Algemene wet
bestuursrecht).
Artikelsgewijs
In Hoofdstuk 1 zijn de algemene bepalingen opgenomen. Deze bepalingen gelden voor
alle vier de vormen van subsidieverstrekking die in deze regeling zijn opgenomen.
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
Artikel 1.1 bevat de begripsbepalingen die van belang zijn voor deze regeling. Enkele
begripsbepalingen worden hieronder nader toegelicht.
De actieradius van de personenauto betreft de maximale afstand die met de personenauto
afgelegd kan worden op een volle accu of waterstoftank. Vanaf 1 september 2017 wordt
die voor alle nieuwe personenauto’s gemeten conform de WLTP (Worldwide Harmonized
Light Vehicle Test Procedure). WLTP is de opvolger van de NEDC-methode (New European
Driving Cycle). Voor de subsidieregeling wordt in principe aangesloten bij de actieradius
conform de WLTP. Bij gebruikte elektrische personenauto’s is de actieradius echter
vaak alleen via de (oude) NEDC-methode bepaald. Wanneer geen actieradius conform WLTP
beschikbaar is, kan deze waarde worden gebruikt. Voor nieuwe personenauto’s staat
de actieradius vermeld in de catalogus van de fabrikant. De actieradius wordt ook
vermeld in het kentekenregister en daarmee is deze informatie na tenaamstelling voor
iedereen openbaar te raadplegen. Daarmee wordt er voor de actieradius aangesloten
bij de oorspronkelijke actieradius van de personenauto en niet de actuele actieradius
(in het geval van gebruikte personenauto’s) omdat de oorspronkelijke actieradius beter
objectief bepaalbaar is.
De catalogusprijs van de personenauto is een belangrijk begrip voor deze subsidieregeling,
omdat deze prijs bepalend is voor de vraag of de aanschaf of lease van de personenauto
in aanmerking komt voor subsidie. Daarbij is aangesloten bij de fiscale wetgeving
(artikel 3.20, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en het
daarin genoemde artikel 9 van de Wet op de belasting van personenauto’s en mottorijwielen
1992). Het betreft de in Nederland door de fabrikant of importeur publiekelijk kenbaar
gemaakte prijs welke naar zijn inzicht bij verkoop aan de uiteindelijke afnemer valt
te berekenen, inclusief belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) en omzetbelasting
(btw). Deze catalogusprijs is voor nieuwe personenauto’s terug te vinden in de brochure
van de fabrikant. Nadien is deze ook altijd objectief vast te stellen op het moment
dat de auto is ingeschreven in het kentekenregister. Voor personenauto’s die reeds
te naam gesteld zijn of worden geïmporteerd uit het buitenland, is de catalogusprijs
altijd terug te vinden in het kentekenregister. In het koop- of leasecontract van
nieuwe personenauto’s wordt ook de catalogusprijs genoemd. Sommige fabrikanten bieden
elektrische auto’s aan waarbij de batterij wordt verhuurd. Dit heeft echter geen invloed
op de catalogusprijs. Bij elektrische personenauto’s waarbij sprake is van batterijhuur
geldt de catalogusprijs als ware dat deze auto gekocht zou zijn inclusief de batterij.
Dit sluit aan bij de wijze waarop de Belastingdienst de fiscale waarde van een voertuig
vaststelt om de bijtelling te kunnen berekenen.
Voor de definitie van een (elektrische) personenauto wordt aangesloten bij de definitie
van personenauto uit artikel 1.1 van de Regeling voertuigen. Deze definitie luidt
een ‘voertuig op vier of meer wielen, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid
of gehandicaptenvoertuig, ingericht voor het vervoer van personen, met niet meer dan
acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend; in ieder geval wordt als
personenauto aangemerkt een voertuig van de voertuigcategorie M met de voertuigclassificatie
M1 en een voertuig dat blijkens het kentekenregister een personenauto is’.19 Alleen personenauto’s die door een elektromotor worden aangedreven die volledig emissieloos
is, gelden als elektrische auto’s. Als brandstof voor deze motoren kan zowel elektriciteit
(ook opgewekt met zonne-energie) als waterstof worden gebruikt. Voor elke auto staat
in het kentekenregister de brandstofcode vermeld. Voor deze regeling komen alleen
personenauto’s in aanmerking die als brandstofcode uitsluitend Elektrisch (E) of waterstof
(W) hebben, of beiden. Het gaat hierbij bovendien om elektrische personenauto’s die
al elektrisch zijn sinds de datum van eerste toelating. Personenauto’s die nadien
zijn omgebouwd tot elektrische personenauto’s komen niet in aanmerking voor subsidie
aangezien op dit moment de ombouwkosten dermate hoog zijn dat hiermee niet de beoogde
doelgroep wordt bereikt: particulier die in de markt is voor een kleinere of compacte
middenklasse auto.
Het begrip lease is niet in wet- of regelgeving gedefinieerd. Voor de toepassing van
deze regeling is aangesloten bij het begrip dat wordt gebruikt door de Belastingdienst
in de beleidsregel Omzetbelasting, leasing (Stcrt. 2007, 24) voor de zogeheten ‘operational lease’. Dit is ook de leasevorm die doorgaans wordt
gebruikt bij private lease en die tevens wordt gehanteerd door het Keurmerk Private
Lease. Bij operational lease blijft de leasemaatschappij eigenaar van de auto en betaalt
de klant een vast bedrag per maand aan de leasemaatschappij voor het gebruik van de
auto. Het gaat daarmee in feite om een vorm van verhuur.
Om te kunnen bepalen of een personenauto nieuw of gebruikt is wordt gekeken naar de
tenaamstelling. Daartoe zijn begripsbepalingen opgenomen voor een nieuwe en een gebruikte
elektrische personenauto. Een nieuwe elektrische auto is een elektrische auto waarvan
blijkens de gegevens in het kentekenregister, de datum eerste toelating, datum eerste
afgifte Nederland en datum tenaamstelling gelijk zijn. De datum eerste toelating is
de datum die aangeeft wanneer het voertuig voor het eerst is geregistreerd (waar ook
ter wereld). De datum tenaamstelling is de datum waarop de (laatste) eigenaar of houder
van het voertuig in het kentekenregister is geregistreerd. De datum eerste afgifte
in Nederland is de datum die aangeeft wanneer het voertuig voor het eerst in Nederland
is geregistreerd. Deze gegevens zijn terug te vinden in het Kentekenregister. Bij
een nieuwe personenauto zijn al deze data gelijk. Dit betekent niet dat een nieuwe
auto per definitie in Nederland gekocht moet zijn. Wanneer er geen sprake is van enige
vorm van voorregistratie, dan kan een nieuwe auto ook bij een keuringsstation van
de RDW worden aangeboden waarna die drie data ook gelijk kunnen zijn. Vervolgens is
een gebruikte elektrische personenauto een elektrische personenauto die niet nieuw
is, dus een personenauto waarvan de genoemde data niet gelijk zijn.
Artikel 1.4 Hoogte subsidie
Dit artikel betreft de hoogte van de subsidiebedragen. Voor nieuwe personenauto’s
worden de bedragen jaarlijks afgebouwd in verband met het kleiner worden van het prijsverschil
tussen personenauto’s op fossiele brandstoffen en elektrische personenauto’s. Voor
de bepaling van de hoogte van de subsidie wordt aangesloten bij de datum van het sluiten
van de koopovereenkomst. Wanneer bijvoorbeeld op 30 december 2021 de koopovereenkomst
wordt gesloten geldt dus nog het bedrag van € 4.000, ook wanneer de subsidieaanvraag
bijvoorbeeld pas in januari van het daaropvolgende jaar wordt ingediend.
Artikel 1.6 Verdelingsregime
Er is gekozen voor verdeling van de middelen op basis van het moment van indienen
van de aanvraag (‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’). Dit artikel bevat daarnaast
aanvullende regels voor de verdeling van de subsidie. Zo geldt als datum van ontvangst
van een aanvraag, de datum waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften,
in die zin dat sprake is van een volledige aanvraag. De onderlinge rangschikking van
aanvragen die de Minister ontvangt op de dag waarop het subsidieplafond wordt bereikt,
wordt vastgesteld door middel van loting. Deze twee bepalingen zijn conform artikel
8, derde lid, onderdelen a en b, van het Kaderbesluit.
Artikel 1.7 Algemene voorwaarde
Op grond van deze regeling kan slechts eenmaal subsidie worden verstrekt per persoon
voor de aanschaf of lease van een nieuwe elektrische personenauto of aanschaf of lease
van een gebruikte elektrische personenauto. Het is dus bijvoorbeeld niet mogelijk
om eerst een subsidie aan te vragen voor de aanschaf van een nieuwe elektrische personenauto
en later voor de aanschaf van een gebruikte personenauto. De achterliggende gedachte
hiervan is dat wanneer een particulier eenmaal de overgang heeft gemaakt van een auto
op fossiele brandstof naar een elektrische auto, het niet noodzakelijk is een volgende
aanschaf nog te subsidiëren.
Artikel 1.8 Aanvraag algemeen
In dit artikel worden enkele zaken rondom de aanvraag geregeld. Het gaat hier onder
meer om wie de aanvraag kan indienen, wanneer en hoe. De regeling staat open voor
natuurlijke personen, niet handelend in de uitoefening van een bedrijf of beroep.
Dit volgt uit artikel 1.8, eerste lid, in samenhang met artikel 2.1.5, onderdeel e
lid, van de regeling. Ondernemers kunnen daarmee geen subsidie aanvragen op grond
van deze regeling, daarvoor zijn andere regelingen of fiscale maatregelen beschikbaar.
De benodigde formulieren voor de aanvraag zijn te vinden op www.rvo.nl/sepp. De aanvraag kan worden ingediend met behulp van Digid.
In het vierde lid is aangegeven dat voor een aanvraag die is ingediend nadat het subsidieplafond
is bereikt, 1 januari van het daarop volgende kalenderjaar als datum van indiening
wordt beschouwd. Daarmee wordt voorkomen dat particulieren de aanschaf of lease van
een elektrische personenauto uitstellen tot het volgende jaar om toch subsidie te
krijgen. Daarnaast wordt ook voorkomen dat aanvragen moeten worden afgewezen wegens
het bereiken van het subsidieplafond in het betreffende kalenderjaar, terwijl het
opnieuw indienen van een aanvraag in het daaropvolgende kalenderjaar niet meer mogelijk
is omdat de termijn waarbinnen de aanvraag moet worden ingediend, inmiddels is verstreken.
Dit geldt uiteraard wel alleen voor zover er nog voldoende budget beschikbaar is in
het volgende jaar. Ook kunnen aanvragen niet meer dan 1 kalenderjaar ‘doorgeschoven’
worden. De aanvragen die worden doorgeschoven naar 1 januari van het nieuwe kalenderjaar
worden in volgorde van het tijdstip van de feitelijke ontvangst afgehandeld.
Artikel 1.9 Aanvraag subsidieverlening
Dit artikel regelt enkele zaken rondom de aanvraag tot subsidieverlening voor zowel
aanschaf als lease. De aanvraag dient binnen 60 dagen na de datum van ondertekening
van de overeenkomst tot lease of de koopovereenkomst ingediend te worden. De regeling
treedt in werking op 1 juli 2020. Omdat op die datum aanvragen kunnen worden ingediend
voor aanschaf of lease die al eerder dan 1 juli, namelijk vanaf de datum van publicatie
van de regeling, hebben plaatsgevonden, geldt voor deze categorie een langere indieningstermijn.
Artikel 1.10 Aanvraag subsidievaststelling
Dit artikel regelt het aanvraagproces voor de subsidievaststelling. De aanvraag tot
subsidievaststelling voor nieuwe personenauto’s kan tot uiterlijk 18 maanden na de
datum van verlening van de subsidie plaatsvinden. Deze termijn houdt rekening met
de soms lange levertijden van elektrische personenauto’s. De aanvraag tot subsidievaststelling
kan immers pas gedaan worden op het moment dat de personenauto geleverd is en personenauto
te naam is gesteld. In de overgrote meerderheid van de gevallen zal de termijn van
18 maanden voldoende zijn. Indien er toch sprake is van een nog langere levertijd,
kan er uitstel worden gevraagd wanneer aangetoond kan worden dat de personenauto nog
niet geleverd is. Voor gebruikte personenauto’s geldt een termijn van 6 maanden.
Artikel 1.11 Beslistermijn
De beschikking tot subsidievaststelling en -verlening worden conform de Aanwijzingen
voor subsidieverstrekking gegeven binnen 13 weken na datum van ontvangst van de aanvraag.
RVO heeft het aanvraagproces zoveel mogelijk geautomatiseerd en streeft ernaar de
subsidieverlening en -vaststelling sneller dan binnen 13 weken af te ronden.
Artikel 1.12 Subsidieverlening
Bij de verlening van subsidie voor aanschaf of lease van een elektrische personenauto,
wordt geen voorschot verstrekt. De subsidie wordt uitbetaald na vaststelling van de
subsidie (in één keer bij aanschaf of in maandelijkse termijnen bij lease). Voor een
nadere toelichting op deze bepaling wordt verwezen naar paragraaf 4 van het Algemene
deel van deze toelichting.
Artikel 1.13 Algemene afwijzingsgrond
Op grond van dit artikel kan de Minister een aanvraag afwijzen als de aanvraag niet
voldoet aan het bepaalde in de regeling.
Artikel 1.14 Algemene verplichtingen
Dit artikel bevat de algemene verplichtingen voor de ontvangers van subsidie voor
zowel lease als aanschaf. Onderdeel van deze verplichtingen is onder meer het melden
van gewijzigde omstandigheden met betrekking tot de aanvrager. Het kan hierbij bijvoorbeeld
gaan om de wijziging van een adres of de verkoop van de met subsidie aangeschafte
of geleasede personenauto. Dergelijke wijzigingen van omstandigheden kunnen van belang
zijn voor een efficiënte uitvoering en juiste toepassing van de regeling (bijvoorbeeld
het kunnen beschikken over actuele NAW-gegevens door RVO) of het al dan niet aanspraak
kunnen maken op het volledige subsidiebedrag. Tevens is de verplichting opgenomen
om mededeling te doen van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van
de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling
aan hem of tot faillietverklaring. De subsidieontvanger dient tevens mee te werken
aan het evalueren van de subsidieregeling. Bij het openbaar maken van de evaluatie
van de subsidieregeling worden geen persoonsgegevens openbaar gemaakt. Verslaglegging
vindt volledig geanonimiseerd plaats..
Overige verplichtingen voor de lease en voor de aanschaf (nieuwe en gebruikte personenauto’s)
zijn in de hoofdstukken hierna vermeld.
Artikel 2.1.1 Voorwaarden
Om te kunnen vaststellen dat daadwerkelijk een nieuwe elektrische personenauto is
gekocht, dient de koop vastgelegd te zijn in een koopovereenkomst. In artikel 1 is
een koopovereenkomst gedefinieerd als een schriftelijke koopovereenkomst. In het geval
RVO hiernaar vraagt, moet de aanvrager de koopovereenkomst kunnen overleggen (zie
ook artikel 2.1.5, onderdeel d). Verder is het van belang dat de auto ook op naam
is gesteld van degene die de subsidie heeft aangevraagd.
De regeling is gericht op de aanschaf of lease van elektrische personenauto’s uit
het goedkopere tot en met het middensegment. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen
komen, mag een nieuwe elektrische personenauto niet minder dan € 12.000 en niet meer
dan € 45.000 kosten (zie ook het algemene deel van de toelichting, paragraaf 2). De
catalogusprijs is hierbij het uitgangspunt. De actieradius van de elektrische personenauto
dient minimaal 120 km te bedragen. Met deze eis wordt bewerkstelligd dat alleen de
aanschaf of lease van elektrische personenauto’s die een alternatief voor een personenauto
op fossiele brandstof vormen, in aanmerking kan komen voor subsidie. De meeste nieuwe
modellen zullen aan deze eisen kunnen voldoen.
Artikel 2.1.2 Aanvraag tot subsidieverlening
Dit artikel vermeldt welke gegevens bij de aanvraag in ieder geval moeten worden verstrekt.
Artikel 2.1.3 Aanvraag tot subsidievaststelling
De aanvraag tot subsidievaststelling kan geschieden zodra de personenauto op naam
is gesteld. Om de aanspraak op subsidie te kunnen controleren (tenaamstelling en voorwaarde
aan type auto), dient onder meer het kenteken van de personenauto bij de aanvraag
tot vaststelling overgelegd te worden.
Artikel 2.1.5 Verplichtingen
Naast de algemene verplichtingen die zijn genoemd in artikel 1.14, zijn in dit artikel
specifieke verplichtingen genoemd voor de ontvanger van subsidie voor de aanschaf
van een nieuwe elektrische personenauto.
Op verzoek van RVO zal de subsidieontvanger tot drie jaar na de datum van de beschikking
tot subsidievaststelling moeten kunnen bewijzen dat hij daadwerkelijk de personenauto
heeft gekocht en het kenteken op zijn naam is gesteld.
Daarnaast is een belangrijke verplichting dat de subsidieontvanger het kenteken van
de personenauto voor de aanschaf waarvan hij subsidie heeft ontvangen, gedurende drie
jaar op zijn naam heeft staan. Als uit de informatie uit het kentekenregister blijkt
dat de tenaamstelling van het kenteken binnen drie jaar is gewijzigd, moet de subsidie
naar rato worden terugbetaald. Zoals toegelicht in het algemeen deel van de toelichting,
geldt een uitzondering voor het geval de subsidieontvanger een andere personenauto
koopt of leaset die op grond van deze regeling ook voor subsidie in aanmerking zou
zijn gekomen. In dat geval dient deze andere personenauto echter wel de resterende
termijn op naam van de subsidieontvanger te blijven staan.
Het eerste lid, onderdeel e stelt de eis dat de subsidieontvanger de personenauto
onderbrengt in zijn privévermogen. Deze voorwaarde is opgenomen omdat de subsidie
uitsluitend bedoeld is voor natuurlijke personen, niet handelend vanuit beroep of
bedrijf.
Artikel 2.1.6 Gewijzigde vaststelling en terugvordering
Wanneer blijkt dat niet aan de subsidieverplichtingen wordt voldaan kan de subsidie
lager worden vastgesteld en teruggevorderd. Op grond van artikel 4:49 van de Algemene
wet bestuursrecht kan de Minister de subsidievaststelling intrekken of wijzigen ten
nadele van de ontvanger. Op grond van artikel 4:57, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht
kan de Minister onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen. Eén van de
belangrijkste verplichtingen van de subsidieregeling is dat het kenteken van de elektrische
personenauto drie jaar op naam van de subsidieontvanger blijft staan. In dit artikel
staat beschreven op welke wijze het onverschuldigd betaalde bedrag wordt vastgesteld
wanneer aan deze verplichting niet wordt voldaan.
Artikel 2.2.1. Voorwaarden
In dit artikel staan de voorwaarden vermeld om in aanmerking te komen voor een subsidie
voor de aanschaf van gebruikte elektrische personenauto’s (zie ook paragraaf 2 van
het algemene deel van de toelichting). Grotendeels komen deze voorwaarden overeen
met de voorwaarden die zijn gesteld voor de aanschaf van nieuwe elektrische personenauto’s.
Uit het oogpunt van misbruik en oneigenlijk gebruik is in dit artikel een aantal extra
voorwaarden opgenomen. Zo is bepaald dat de aanschaf van een gebruikte personenauto
plaats dient te vinden via een autobedrijf. Het begrip autobedrijf is gedefinieerd
in artikel 1 van de regeling. Daarnaast is in dit artikel de voorwaarde opgenomen
dat de betreffende personenauto niet eerder op naam van de aanvrager heeft gestaan.
Ten slotte is het niet mogelijk om de personenauto te kopen van een persoon die ten
tijde van de aanschaf van de gebruikte personenauto, hetzelfde woonadres heeft als
de aanvrager.
Om te bepalen of de aanschaf van een personenauto in aanmerking komt voor de subsidie
wordt gekeken naar de oorspronkelijke catalogusprijs van de personenauto. Daarmee
wordt hetzelfde type personenauto gesubsidieerd als bij de nieuwe elektrische personenauto’s.
De catalogusprijs is altijd te raadplegen via het Kentekenregister van het RDW. Voor
de actieradius wordt aangesloten bij de actieradius die deze personenauto had toen
deze nieuw was, niet de huidige actieradius. Deze actieradius is raadpleegbaar via
het openbare deel van het Kentekenregister.
Artikelen 2.2.2 en 2.2.3 Aanvraag subsidieverlening en aanvraag subsidievaststelling
In deze artikelen wordt beschreven welke gegevens dienen te worden verstrekt bij het
indienen van de aanvraag tot subsidieverlening en vaststelling. Bij gebruikte personenauto’s
is de levertijd doorgaans minder lang dan bij nieuwe elektrische personenauto’s. Deze
tijd varieert van gemiddeld twee weken tot een maand. Voor situaties waarbij subsidie
wordt aangevraagd op het moment dat de personenauto ook al op naam is gesteld, zal
RVO het in het aanvraagformulier mogelijk maken om de verlening en de vaststelling
van subsidie tegelijk aan te vragen.
Artikel 2.2.5 Subsidieverplichting
De verplichtingen die zijn verbonden aan de aanschaf van een gebruikte elektrische
auto zijn gelijk aan de aanschaf van een nieuwe elektrische personenauto (zie artikel
2.1.5).
Artikel 2.3.1 Voorwaarden
Om te kunnen vaststellen dat daadwerkelijk een elektrische personenauto is geleased,
dient dit vastgelegd te zijn in een leaseovereenkomst. De naam van de aanvrager dient
ook de naam te zijn die in de leaseovereenkomst is vermeld.
Dit artikel betreft de voorwaarden die worden gesteld aan de lease van een nieuwe
elektrische personenauto. De voorwaarde van het Keurmerk Private Lease is reeds toegelicht
in het algemeen deel van de toelichting (paragraaf 2). De overige voorwaarden zijn
gelijk aan die bij de aanschaf van een nieuwe elektrische personenauto.
Artikel 2.3.2 Aanvraag tot subsidievaststelling
De aanvraag tot subsidievaststelling kan geschieden zodra de personenauto op naam
is gesteld. Bij private lease kunnen personenauto’s door de leasemaatschappij op naam
van de lessee gezet worden. Om de aanspraak op subsidie te kunnen controleren (tenaamstelling
en voorwaarden aan type auto), dient onder meer het kenteken van de personenauto bij
de aanvraag tot vaststelling overgelegd te worden.
Artikel 2.3.4 Betaling
De lessee betaalt maandelijks voor de lease van de personenauto. Om die reden wordt
maandelijks een gedeelte van het subsidiebedrag aan de aanvrager betaald. Het subsidiebedrag
wordt uitsluitend overgemaakt naar een bankrekening die op naam staat van de aanvrager.
Gezien de verplichting om de personenauto vier jaar op naam te houden, wordt de subsidie
in 48 maandelijkse termijnen uitbetaald.
Artikel 2.3.5 Subsidieverplichtingen
Naast de algemene verplichtingen die zijn genoemd in artikel 1.14, zijn in dit artikel
specifieke verplichtingen genoemd voor de ontvanger van subsidie voor de lease van
een nieuwe elektrische personenauto. Deze verplichtingen zijn grotendeels gelijk aan
de verplichtingen bij de aanschaf van een nieuwe personenauto.
Op verzoek van RVO zal de subsidieontvanger tot vier jaar na de datum van de beschikking
tot subsidievaststelling moeten kunnen bewijzen dat hij daadwerkelijk de personenauto
heeft geleased en het kenteken op zijn naam is gesteld. Om de verplichtingen van de
subsidie te kunnen controleren, dient de lease personenauto op naam van de aanvrager
van de subsidie te staan. Ondanks het feit dat de eigendom van de personenauto bij
de leasemaatschappijen blijft, kunnen de leasemaatschappijen ervoor zorgen dat de
personenauto in het kentekenregister op naam van de lessee komt te staan.
Artikel 2.3.6 Lagere vaststelling en terugvordering
Deze bepaling luidt hetzelfde als artikel 2.1.6 met dien verstande dat het naar rato
terug te betalen bedrag wordt berekend over 1/48e van het verstrekte subsidiebedrag in plaats van 1/36e deel. Dit verschil volgt uit de andere duur gedurende welke de personenauto op naam
van de subsidieaanvrager dient te staan.
Artikel 2.4.1 Voorwaarden
Dit artikel betreft de voorwaarden voor de lease van een gebruikte elektrische personenauto.
Deze voorwaarden zijn grotendeels gelijk aan de voorwaarden voor de lease van een
nieuwe elektrische personenauto (zie artikel 2.3.1). Evenals bij de aanschaf van een
gebruikte personenauto geldt ook hier de voorwaarde dat de personenauto niet eerder
op naam van de aanvrager mag hebben gestaan of van een persoon die hetzelfde woonadres
heeft.
Artikel 2.4.2 Aanvraag tot subsidieverlening
De aanvraag tot subsidieverlening wordt gedaan met behulp van een formulier op de
website van RVO. Dit artikel vermeldt welke gegevens bij de aanvraag in ieder geval
moeten worden verstrekt.
Artikel 2.4.3 Aanvraag tot subsidievaststelling
De aanvraag tot subsidievaststelling kan geschieden zodra de personenauto op naam
is gesteld. Private Lease personenauto’s kunnen door de leasemaatschappij op naam
van de leaserijder gezet worden. Om de aanspraak op subsidie te kunnen controleren
(tenaamstelling en voorwaarden aan type auto), dient onder meer het kenteken van de
personenauto bij de aanvraag tot vaststelling overlegd te worden.
Artikel 2.4.4 Betaling
De lessee betaalt maandelijks voor de lease van de personenauto. Om die reden wordt
maandelijks een gedeelte van het subsidiebedrag aan de aanvrager betaald. Het subsidiebedrag
wordt uitsluitend overgemaakt naar een bankrekening die op naam staat van de aanvrager
die, blijkens de beschikking tot subsidievaststelling, voor subsidie in aanmerking
is gekomen. Gezien de verplichting om de personenauto vier jaar op naam te houden,
wordt de subsidie in 48 maandelijkse termijnen uitbetaald.
Artikel 2.4.5 Subsidieverplichtingen
Naast de algemene verplichtingen die zijn genoemd in artikel 1.14, zijn in dit artikel
specifieke verplichtingen genoemd voor de ontvanger van subsidie op de lease van een
gebruikte elektrische personenauto.
Op verzoek van RVO zal de subsidieontvanger tot vier jaar na de datum van de beschikking
tot subsidievaststelling moeten kunnen bewijzen dat hij daadwerkelijk de auto heeft
geleased en het kenteken op zijn naam is gesteld.
Daarnaast is een belangrijke verplichting dat de subsidieontvanger het kenteken van
de personenauto voor de lease waarvan hij subsidie heeft ontvangen, gedurende vier
jaar op zijn naam heeft staan. Als uit de informatie uit het Kentekenregister blijkt
dat de tenaamstelling van het kenteken binnen vier jaar is gewijzigd, wordt de maandelijkse
uitbetaling van de subsidie stopgezet.
Artikel 2.4.6 Lagere vaststelling en terugvordering
Deze bepaling luidt hetzelfde als artikel 2.1.6 met dien verstande dat het naar rato
terug te betalen bedrag wordt berekend over 1/48e van het verstrekte subsidiebedrag in plaats van 1/36e deel. Dit verschil volgt uit de andere duur gedurende welke de personenauto op naam
van de subsidieaanvrager dient te staan.
Hoofdstuk 3 Slotbepalingen
Artikel 3.1 Misbruik en oneigenlijk gebruik
Deze bepaling bevat de registratie die wordt bijgehouden ter voorkoming van misbruik
en oneigenlijk gebruik. Deze bepaling is overgenomen uit artikel 27 van het Kaderbesluit
subsidies I en M.
Artikel 3.2 Inwerkingtreding
De datum van inwerkingtreding van de regeling is 1 juli 2020. Vanaf die datum kunnen
aanvragen worden ingediend. Aanvragen kunnen worden ingediend ten aanzien van koop-
en leaseovereenkomsten die vanaf de datum van publicatie van de regeling in de Staatscourant
zijn gesloten. Vanaf die datum heeft elke burger kennis kunnen nemen van de precieze
inhoud van de subsidieregeling. Voor de inwerkingtreding wordt aangesloten bij de
vaste verandermomenten voor regelgeving. Wel wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn
van twee maanden. In dit geval is dit echter gerechtvaardigd om ongewenste private
nadelen te voorkomen. Sinds de start van de internetconsultatie is de consument bekend
met de subsidieregeling. Het is van belang om de periode tussen bekendmaking en openstelling
van de regeling zo kort mogelijk te maken, om verder uitstel van aankopen zo veel
mogelijk te voorkomen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer