TOELICHTING
DEEL I. ALGEMENE TOELICHTING
1. Inleiding
Op 22 april 2020 is de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (hierna:
Tozo) in werking getreden. In artikel 17 van de Tozo is voorzien in de mogelijkheid
om de kring van rechthebbenden bij ministeriële regeling uit te breiden. Deze regeling
voorziet in de uitbreiding van de kring van rechthebbenden met grensoverschrijdende
zelfstandigen (zie paragraaf 2.2) en met pensioengerechtigde zelfstandigen (zie paragraaf
2.3).
De Tozo betreft een tijdelijke voorziening voor drie maanden die met terugwerkende
kracht is ingegaan per 1 maart 2020. Een aanvraag om bijstand moet in alle gevallen
voor 1 juni 2020 zijn ingediend. Dit geldt ook voor bijstandsaanvragen die op grond
van onderhavige regeling mogelijk worden gemaakt.
2. Uitbreiding kring van rechthebbenden
2.1 Algemene uitgangspunten
De kring van rechthebbenden van de Tozo bestaat kort gezegd uit zelfstandigen die
op 17 maart 2020 als zodanig werkzaam waren en financieel zijn geraakt als gevolg
van de coronacrisis. Om te worden aangemerkt als zelfstandige moet aan de volgende
voorwaarden zijn voldaan:
-
• De zelfstandige is ten minste 18 jaar, maar niet ouder dan de pensioengerechtigde
leeftijd.
-
• De zelfstandige is voor de voorziening in het bestaan aangewezen op arbeid in het
eigen bedrijf of zelfstandig beroep.
-
• De zelfstandig is woonachtig in Nederland én voert het eigen bedrijf of zelfstandig
beroep uit in Nederland.
-
• Er moet zijn voldaan aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening van het bedrijf
of zelfstandig beroep.
-
• De zelfstandige dient te voldoen aan het urencriterium, hetgeen betekent dat de zelfstandige
ten minste 1.225 uur per jaar (ofwel gemiddeld 23,5 uur per week) ten behoeve van
het bedrijf of zelfstandig beroep werkzaam moet zijn geweest.
-
• De zelfstandige heeft de volledige zeggenschap over het bedrijf of zelfstandig beroep
en draagt de financiële risico’s daarvan.
In deze regeling wordt de kring van rechthebbenden van de Tozo uitgebreid waarbij
op bepaalde punten wordt afgeweken van de hiervoor genoemde voorwaarden. De afwijking
ziet telkens op een specifieke voorwaarde, waarbij de overige voorwaarden telkens
onverkort gelden. De afwijkingen in onderhavige regeling zien achtereenvolgens op
de volgende voorwaarden:
-
• de zelfstandige dient in Nederland woonachtig te zijn;
-
• het dient te gaan om een bedrijf of zelfstandig beroep in Nederland;
-
• de zelfstandige heeft de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt.
De uitbreiding van de kring van rechthebbenden betreft de volgende groepen:
-
• zelfstandigen die in Nederland woonachtig zijn, maar van wie het eigen bedrijf of
zelfstandig beroep gevestigd is in een ander land van de Europese Unie (EU)1 of Europese Economische Ruimte (EER)2 of in Zwitserland3;
-
• zelfstandigen die rechtmatig woonachtig zijn in een ander land van de EU of EER of
in Zwitserland, maar die hun eigen bedrijf of zelfstandig beroep in Nederland uitoefenen;
-
• zelfstandigen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt.
2.2 Grensoverschrijdende zelfstandigen
In de Tozo is het recht op bijstand, conform artikel 11 van de Participatiewet, beperkt
tot in Nederland woonachtige Nederlanders en daarmee gelijkgestelden. Op grond van
de definitie van ‘zelfstandige’ in de Tozo is het recht op bijstand bovendien beperkt
tot zelfstandigen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op arbeid
in eigen bedrijf of zelfstandig beroep in Nederland. Hierin is de systematiek van
het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 gevolgd. Dit betekent dat de kring
van rechthebbenden zo is vormgegeven dat een zelfstandige alleen in aanmerking kan
komen voor bijstand op grond van de Tozo, als hij in Nederland woonachtig is én zijn
bedrijf of zelfstandig beroep in Nederland gevestigd is.
Er doen zich echter grenssituaties voor waarbij een zelfstandige in Nederland woont,
maar zijn eigen bedrijf of zelfstandig beroep over de grens uitvoert of waarbij een
zelfstandige buiten Nederland woont, maar zijn eigen bedrijf of zelfstandig beroep
in Nederland uitoefent. Ook voor hen kan de coronacrisis niet als normaal ondernemersrisico
worden aangemerkt. Het kabinet acht het daarom gerechtvaardigd om ook grensoverschrijdende
zelfstandigen die als gevolg van de coronacrisis in financiële problemen zijn geraakt,
tijdelijk te ondersteunen. Het kabinet wil daarbij zoveel mogelijk voorkomen dat zelfstandigen
in grenssituaties tussen wal en schip raken. Ook grensoverschrijdende zelfstandigen
kunnen als zij als gevolg van de coronacrisis worden geconfronteerd met een financieel
probleem, met onderhavige regeling een beroep doen op financiële ondersteuning op
grond van de Tozo. Het kabinet acht dit van belang voor de betrokken grensoverschrijdende
zelfstandigen, maar de financiële ondersteuning van in Nederland gevestigde bedrijven
en zelfstandige beroepen heeft ook meerwaarde voor de Nederlandse economie. Er bestaat
in alle gevallen een territoriale of economische band met Nederland.
Het recht op bijstand voor levensonderhoud is beperkt tot in Nederland woonachtige
zelfstandigen die hier rechtmatig verblijven. Het beginsel dat bijstand voor levensonderhoud
beperkt is tot inwoners van een land, geldt ook in de andere lidstaten. In die zin
is er sprake van een sluitend systeem. Echter, in de verschillende landen gelden verschillende
voorwaarden om in aanmerking te komen voor bijstand voor levensonderhoud en worden
niet dezelfde voorzieningen getroffen. Dit geldt ook voor de noodmaatregelen die in
de verschillende landen in het leven zijn geroepen. Het kabinet kan daarmee niet uitsluiten
dat er ondanks de noodmaatregelen toch grensoverschrijdende zelfstandig ondernemers
buiten de boot vallen of in onvoldoende mate worden ondersteund.
Het recht op bijstand voor bedrijfskapitaal is beperkt tot zelfstandigen met een bedrijf
of zelfstandig beroep in Nederland. Niet alle landen kennen deze vorm van kredietverstrekking,
en dit geldt ook voor de noodmaatregelen die in de verschillende landen zijn getroffen.
Ook gelden in de verschillende landen verschillende voorwaarden om in aanmerking te
komen voor kredietverstrekking. Ook voor de kredietverstrekking geldt dat het kabinet
niet kan uitsluiten dat niet iedereen naar behoefte wordt bediend.
Grensoverschrijdende zelfstandigen bevinden zich in de praktijk vooral in de grensregio’s
met Duitsland en België. De uitbreidingen zijn echter niet beperkt tot deze grensregio’s.
Kernachtig samengevat ziet de onderhavige regeling ten aanzien van grensoverschrijdende
zelfstandigen op de volgende uitbreidingen:
-
1. de zelfstandige die rechtmatig woonachtig is in Nederland, en van wie het eigen bedrijf
of zelfstandig beroep rechtmatig is gevestigd in een van de andere landen van de EU
of EER of in Zwitserland, kan in aanmerking komen voor algemene bijstand (zie paragraaf
2.2.1);
-
2. de zelfstandige die rechtmatig woonachtig is in een van de andere landen van de EU
of EER of in Zwitserland, en van wie het eigen bedrijf of zelfstandig beroep rechtmatig
is gevestigd in Nederland, kan in aanmerking komen voor bijstand ter voorziening in
de behoefte aan bedrijfskapitaal (zie paragraaf 2.2.2).
2.2.1 Zelfstandigen die woonachtig zijn in Nederland met een bedrijf of zelfstandig
beroep buiten Nederland
De grensoverschrijdende zelfstandige die rechtmatig in Nederland woonachtig is, en
van wie het inkomen als gevolg van de coronacrisis is gedaald tot onder het sociaal
minimum, kan een beroep doen op bijstand voor levensonderhoud. Daarbij geldt als voorwaarde
dat het eigen bedrijf of zelfstandig beroep van de grensoverschrijdende zelfstandige
rechtmatig gevestigd dient te zijn in een van de andere landen van de EU of EER of
in Zwitserland.
Uiteraard dient de grensoverschrijdende zelfstandige, aan alle overige voorwaarden
van de Tozo te voldoen. In het bijzonder wordt gewezen op de volgende voorwaarden:
-
• de grensoverschrijdende zelfstandige dient – indien daartoe in het land waarin het
bedrijf of zelfstandig beroep is gevestigd een verplichting bestaat – op 17 maart
2020 ingeschreven te staan in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register,
of – indien in het land waarin het bedrijf of zelfstandig beroep is gevestigd geen
verplichting tot inschrijving bestaat – op andere wijze aan te tonen dat hij op 17 maart
2020 in eigen bedrijf of zelfstandig beroep werkzaam was;
-
• de grensoverschrijdende zelfstandige dient schriftelijk te verklaren dat diens bedrijf
of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de coronacrisis, en schriftelijk
te verklaren dat hij voor de kalendermaanden waarover algemene bijstand wordt aangevraagd,
verwacht inkomen te hebben dat lager is dan de bijstandsnorm;
-
• de grensoverschrijdende zelfstandige dient te voldoen aan de in het land van vestiging
van het bedrijf of zelfstandig beroep geldende wettelijke vereisten voor de uitoefening
van het bedrijf of zelfstandig beroep, bijvoorbeeld ingeschreven staan in specifieke
beroepsregisters en in het bezit zijn van de benodigde vergunningen;
-
• de grensoverschrijdende zelfstandige besteedt ten minste 1.225 uur per jaar (ofwel
gemiddeld 23,5 uur per week) aan werkzaamheden voor het bedrijf of zelfstandig beroep.
De duur van de bijstand voor levensonderhoud is in alle gevallen beperkt tot een periode
van ten hoogste drie aaneengesloten kalendermaanden, die zijn gelegen in het tijdvak
van de maanden maart tot en met augustus 2020. De bijstand voor levensonderhoud is
een inkomensaanvulling tot de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm. De hoogte
van de bijstand voor levensonderhoud aan de zelfstandige is gelijk aan de voor betrokkene
geldende bijstandsnorm, verminderd met het eventuele verwachte inkomen van de zelfstandige.
De hoogte van de voor de belanghebbende toepasselijke bijstandsnorm wordt bepaald
aan de hand van de artikelen 20, 21 en 24 van de Participatiewet.
De grensoverschrijdende zelfstandige die niet in Nederland woonachtig is, is voor
bijstand voor levensonderhoud aangewezen op het desbetreffende woonland, ook op grond
van de aldaar al dan niet getroffen noodmaatregelen.
2.2.2 Zelfstandigen die niet in Nederland woonachtig zijn met een bedrijf of zelfstandig
beroep in Nederland
De grensoverschrijdende zelfstandige met een eigen bedrijf of zelfstandig beroep in
Nederland, die als gevolg van de coronacrisis wordt geconfronteerd met een liquiditeitsprobleem4, kan een beroep doen op bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal.
Daarbij gelden als voorwaarden dat de grensoverschrijdende zelfstandige rechtmatig
woonachtig dient te zijn in een van de andere landen van de EU of EER of in Zwitserland
en dat de zelfstandige premieplichtig is voor de Nederlandse volksverzekeringen. Voor
een zelfstandige die in Nederland woonachtig is en in Nederland zijn bedrijf heeft
geldt dat hij voor zijn inkomen afhankelijk moet zijn van het inkomen uit zijn bedrijf.
Deze toets wordt door het college gedaan aan de hand van de inkomensgegevens van de
zelfstandige en zo nodig op grond van informatie van de belastingdienst. Hierbij kan
ook de premieplicht voor de volksverzekeringen van belang zijn. Ten aanzien van de
buitenlandse zelfstandige is het voor het college niet eenvoudig te bepalen of hij
afhankelijk is van zijn inkomen uit zijn bedrijf in Nederland. Het eventuele buitenlandse
inkomen van deze zelfstandige en de omvang hiervan kunnen immers hierbij ook van belang
zijn. Omwille van een eenvoudige uitvoerbaarheid wordt ten aanzien van de buitenlandse
zelfstandige aangesloten bij de premieplicht voor de volksverzekeringen. Als er sprake
is van een premieplicht, dan kan hieruit worden afgeleid dat het centrum van belangen
van zijn werkzaamheden zich in Nederland bevindt.
Uiteraard dient de grensoverschrijdende zelfstandige ook aan alle overige voorwaarden
van de Tozo te voldoen. In het bijzonder wordt gewezen op de volgende voorwaarden:
-
• de grensoverschrijdende zelfstandige dient op 17 maart 2020 ingeschreven te staan
in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;
-
• de grensoverschrijdende zelfstandige dient schriftelijk te verklaren dat diens bedrijf
of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de coronacrisis, en schriftelijk
te verklaren en aannemelijk te maken dat hij als gevolg van de coronacrisis over onvoldoende
direct beschikbare geldmiddelen beschikt om aan de financiële verplichtingen verbonden
aan diens bedrijf of zelfstandig beroep te kunnen voldoen.
-
• de grensoverschrijdende zelfstandige dient te voldoen aan de wettelijke vereisten
voor de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep, bijvoorbeeld ingeschreven
staan in het handelsregister of in verplichte, specifieke beroepsregisters en in het
bezit zijn van de benodigde vergunningen.
-
• de grensoverschrijdende zelfstandige besteedt ten minste 1.225 uur per jaar (ofwel
gemiddeld 23,5 uur per week) aan werkzaamheden voor het bedrijf of zelfstandig beroep.
Omdat de doelgroep van deze uitbreiding niet woonachtig is in Nederland, kan artikel
40, eerste lid, van de Participatiewet, op grond waarvan de bijstandsaanvrager zich
moet melden bij zijn Nederlandse woongemeente, niet van toepassing zijn. Er is afgezien
van de optie om de bijstandsaanvrager zich te laten melden bij de Nederlandse gemeente,
waar zijn bedrijf of zelfstandig beroep gevestigd is. Reden is dat de behandeling
van bijstandsaanvragen vanuit het buitenland specialistische kennis vereist, die nog
niet aanwezig is en waarvan ook niet verwacht kan worden dat die zich zal ontwikkelen
bij alle Nederlandse gemeenten. Om die reden is ervoor gekozen om één Nederlandse
gemeente aan te wijzen voor de behandeling van bijstandsvragen uit het buitenland.
Het college van de gemeente Maastricht is bereid deze taak op zich te nemen, en wordt
daartoe in deze regeling aangewezen.
2.4 Pensioengerechtigde zelfstandigen
De doelgroep van de Tozo beperkt zich, evenals de doelgroep van het Besluit bijstandverlening
zelfstandigen 2004, tot personen die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben
bereikt. Op grond van onderhavige regeling kunnen ook pensioengerechtigden die nog
actief zijn als zelfstandige, een beroep doen op bijstand ter voorziening in de behoefte
aan bedrijfskapitaal. Deze coronacrisis kan ook voor hen niet als normaal ondernemersrisico
worden aangemerkt. Het kabinet acht het daarom gerechtvaardigd om pensioengerechtigde
zelfstandigen die als gevolg van de coronacrisis in financiële problemen zijn geraakt,
tijdelijk te ondersteunen. Ook deze groep kan als gevolg van de coronacrisis worden
geconfronteerd met een liquiditeitsprobleem, daarom wordt de mogelijkheid van bijstandsverlening
in de vorm van verstrekking van bedrijfskapitaal ook voor deze groep beschikbaar.
Een aanvraag voor deze vorm van bijstandsverlening dient te worden gericht aan het
college van de woongemeente.
De pensioengerechtigde zelfstandige die als gevolg van de coronacrisis wordt geconfronteerd
met een liquiditeitsprobleem, kan een beroep doen op bijstand ter voorziening in de
behoefte aan bedrijfskapitaal. Uiteraard dient de pensioengerechtigde zelfstandige,
aan alle overige voorwaarden van de Tozo te voldoen. In het bijzonder wordt gewezen
op de volgende voorwaarden:
-
• de pensioengerechtigde zelfstandige dient op 17 maart 2020 ingeschreven te staan in
het handelsregister van de Kamer van Koophandel;
-
• de pensioengerechtigde zelfstandige dient schriftelijk te verklaren dat diens bedrijf
of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de coronacrisis, en schriftelijk
te verklaren en aannemelijk te maken dat hij als gevolg van de coronacrisis over onvoldoende
direct beschikbare geldmiddelen beschikt om aan de financiële verplichtingen verbonden
aan diens bedrijf of zelfstandig beroep te kunnen voldoen;
-
• de pensioengerechtigde zelfstandige besteedt ten minste 1.225 uur per jaar (ofwel
gemiddeld 23,5 uur per week) aan werkzaamheden voor het bedrijf of zelfstandig beroep.
Pensioengerechtigden die nog actief zijn als zelfstandige, kunnen als gevolg van de
coronacrisis worden geconfronteerd met een verlies van inkomsten uit hun onderneming.
Echter, zij zijn aangewezen op het pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet
en waar nodig op algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening
ouderen (AIO). Het reguliere vangnet van de AIO, dat in voorkomende gevallen een inkomensaanvulling
tot het sociaal minimum garandeert, is ook in deze tijd een adequaat vangnet. Daarmee
is ongewijzigd dat pensioengerechtigde zelfstandigen geen beroep kunnen doen op algemene
bijstand op grond van de Tozo. Gepensioneerden kunnen, indien zij aan de voorwaarden
voldoen, ongewijzigd een beroep doen op de AIO, die wordt uitgevoerd door de Sociale
verzekeringsbank.
3. Financiering en verantwoording van de uitvoering
Gemeenten worden op grond van hoofdstuk 5 van de Tozo volledig financieel gecompenseerd
voor het extra beroep op bijstand als gevolg van onderhavige regeling. Het Rijk verstrekt
vooraf aan gemeenten voorschotten voor de financiering van de uitkerings- en uitvoeringskosten.
De omvang ervan is afgestemd op de te verwachten kosten, inclusief de kosten als gevolg
van onderhavige regeling. Gemeenten ontvangen achteraf een definitieve vergoeding
voor de uitkerings- en uitvoeringskosten op basis van nacalculatie. Bijstand verleend
als gevolg van onderhavige regeling vergt geen aparte administratie of verantwoording
door gemeenten, met uitzondering van de bijstandsverlening aan zelfstandigen die niet
in Nederland woonachtig zijn door de gemeente Maastricht.
4. Financiële gevolgen
Als gevolg van de uitbreiding van de kring van rechthebbenden zal er een extra beroep
op bijstand op grond van de Tozo ontstaan. Voor de uitvoering van de Tozo is een totaalbedrag
van € 3,8 miljard gereserveerd. De uitgaven voor de extra rechthebbenden worden binnen
deze reservering opgevangen. Het betreft een open einde regeling: gemeenten worden
volledig financieel gecompenseerd voor het beroep op dit nieuwe besluit.
5. Misbruik en handhaving
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de extra risico’s die samenhangen met de uitbreidingen van de kring van rechthebbenden op
grond van onderhavige regeling. Vanwege het grote maatschappelijke belang om zelfstandig
ondernemers in hun bestaanszekerheid te voorzien worden de resterende misbruikrisico’s
en onvolkomenheden geaccepteerd.
Vanzelfsprekend is het uitgangspunt regelgeving tot stand te brengen die zo min mogelijk
gevoelig is voor misbruik en oneigenlijk gebruik. Het gebruik van deze regeling moet
beperkt zijn tot daadwerkelijk rechthebbenden. Echter, in het geval van grensoverschrijdende
zelfstandig ondernemers is het niet altijd mogelijk gebleken om de doelgroep helder
af te bakenen en voorwaarden voor het recht op bijstand eenduidig te formuleren. Zo
kan er bijvoorbeeld geen helder equivalent worden geformuleerd voor de verplichting
om ingeschreven te staan in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, eenvoudigweg
omdat niet in alle landen een dergelijke verplichting geldt. Ook zijn de mogelijkheden
beperkt om gegevens die afkomstig zijn van zelfstandigen die niet in Nederland wonen,
te verifiëren aan de hand van koppeling met andere bestanden. Dit geldt bijvoorbeeld
ook voor de mogelijkheden om de identiteit te verifiëren van aanvragers uit het buitenland.
Het is onmogelijk om vanuit Nederland alle relevante omstandigheden in het buitenland
te kunnen beoordelen.
Het feit dat de bijstandsverlening aan aanvragers die niet in Nederland woonachtig
zijn, is belegd bij één gemeente, draagt bij aan de reductie van het risico van onrechtmatige
uitkeringsverstrekking en het risico op misbruik van de regeling. De opsporing van
grensoverschrijdende fraude vergt kennis van juridische systemen in het buitenland
en medewerking van instanties in het buitenland. Ook is specialistische kennis noodzakelijk
over de terugvordering van geld in het buitenland.
Er bestaan geen extra risico’s ten aanzien van de bijstandsverlening aan pensioengerechtigde
zelfstandigen.
DEEL II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 2. Uitbreiding kring van rechthebbenden
Eerste lid
Op grond van het eerste lid kan algemene bijstand eveneens worden verleend aan de
persoon die rechtmatig in Nederland verblijft, maar die voor de voorziening in het
bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep in een andere
EU-lidstaat, in een ander EER-land of in Zwitserland.
Uit de voorwaarde dat aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening van het eigen
bedrijf of zelfstandig beroep dient te zijn voldaan (definitie van zelfstandige in
de zin van de Tozo: artikel 1, onderdeel a), volgt in ieder geval dat het eigen bedrijf
of zelfstandig beroep rechtmatig gevestigd dient te zijn in de andere EU-lidstaat, het andere EER-land of in Zwitserland,
volgens het toepasselijke recht in het desbetreffende land. Uit de genoemde voorwaarde
volgt ook dat het in ieder geval moet gaan om een legaal bedrijf of zelfstandig beroep,
volgens het toepasselijke recht in het desbetreffende land. Zo zijn bijvoorbeeld de
beroepen van bordeelhouder, prostituee en coffeeshophouder niet in ieder land legaal.
Daarnaast kunnen aan de feitelijke uitoefening van het specifieke bedrijf of zelfstandig
beroep in het desbetreffende land nog andere wettelijke vereisten verbonden zijn,
zoals ingeschreven staan in het handelsregister of specifieke beroepsregisters en
in het bezit zijn van de benodigde vergunningen. In een aantal sectoren zijn de vereisten
voor uitoefening van een bedrijf of zelfstandig beroep ingevolge Europese regelgeving
geharmoniseerd. Echter, vaker zijn de vereisten voor uitoefening van een specifiek
bedrijf of zelfstandig beroep verschillend of niet gereglementeerd.
Het is aan de aanvrager om aan te tonen dat aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening
van het eigen bedrijf of zelfstandig beroep in het desbetreffende land is voldaan,
inclusief een eventueel in het desbetreffende land verplichte inschrijving in het
handelsregister van dat land (zie hiervoor ook de artikelsgewijze toelichting bij
artikel 3).
Tweede lid, onderdeel a
Op grond van het tweede lid, onderdeel a, kan bijstand ter voorziening in de behoefte
aan bedrijfskapitaal eveneens worden verleend aan de zelfstandige die rechtmatig woonachtig
is in een andere EU-lidstaat, in een ander EER-land of in Zwitserland, maar in Nederland
ten aanzien van de inkomsten uit zijn bedrijf of zelfstandig beroep premieplichtig
is voor de volksverzekeringen.
De zelfstandige dient in ieder geval ingeschreven te staan in de bevolkingsadministratie
van het betreffende land. Het is aan de aanvrager om aan te tonen dat hij rechtmatig
woonachtig is in een EU-lidstaat, een ander EER-land of in Zwitserland. De aanvrager
kan dit aantonen door het overleggen van een uittreksel uit de (gemeentelijke) bevolkingsadministratie
ter plaatse. Daarnaast dient de aanvrager, voor zover dat niet blijkt uit het uittreksel
in combinatie met het verplicht te verstrekken identiteitsbewijs, ook aan te tonen
dat hij rechtmatig verblijft in het desbetreffende land.
Met de volksverzekeringen worden bedoeld de verplichte verzekeringen op grond van
de Algemene Ouderdomswet, de Algemene nabestaandenwet en de Wet langdurige zorg. Op
grond van artikel 6 van de Wet financiering sociale verzekeringen is premieplichtig
voor de volksverzekeringen de verzekerde in de zin van de volksverzekeringen. In de
desbetreffende wetten waarop de volksverzekeringen betrekking hebben is als verzekerde
tevens aangemerkt de persoon van wie de verzekering op grond van die wetten voortvloeit
uit de toepassing van bepalingen van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke
organisatie.
Uit artikel 13, tweede lid, onderdeel b, van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het
Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 met betrekking tot de coördinatie
van de socialezekerheidsstelsels (PbEU 2004, L166) (coördinatieverordening) volgt,
dat de wetgeving van toepassing is van de lidstaat waar zich het centrum van belangen
van zijn werkzaamheden bevindt, indien de belanghebbende niet woont in een van de
lidstaten waar hij een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht.
Het ligt op de weg van de zelfstandige om aan het college informatie te verstrekken
waaruit de premieplicht blijkt, bijvoorbeeld door overlegging van een recente aangifte
inkomstenbelasting. Verder kan de zelfstandige die niet in Nederland woont, door middel
van een zogenoemde A1-verklaring aantonen dat hij op grond van de coördinatieverordening
sociaal verzekerd is in Nederland. Verder kan het college op grond van artikel 64
van de Participatiewet bijvoorbeeld bij de Belastingdienst nagaan of ten aanzien van
betrokkene premies voor de volksverzekeringen zijn betaald of bij de Sociale verzekeringsbank
nagaan of betrokkene is verzekerd voor de volksverzekeringen.
Tweede lid, onderdeel b
Op grond van het tweede lid, onderdeel b, kan de zelfstandige die de pensioengerechtigde
leeftijd heeft bereikt eveneens in aanmerking komen voor bijstand ter voorziening
in de behoefte aan bedrijfskapitaal. Uiteraard dient de pensioengerechtigde zelfstandige,
aan alle overige voorwaarden van de Tozo te voldoen.
Artikel 3. Afwijkende regels in verband met de uitbreiding van de kring van rechthebbenden
Op grond van artikel 17, tweede zin, van de Tozo kunnen er afwijkende regels worden
gesteld als dat nodig is voor een goede uitvoering van de Tozo. Van deze mogelijkheid
wordt in artikel 3 gebruik gemaakt.
In artikel 2, eerste lid, van de Tozo is opgenomen dat de aanvrager op 17 maart 2020
moest zijn ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ondernemingen
die niet in Nederland zijn gevestigd, zijn niet opgenomen in dat Nederlandse handelsregister
(zie artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007), maar mogelijk wel in het handelsregister
of vergelijkbaar register van het betreffende land. Vrijwel alle landen hebben een
register voor ondernemingen, dat meestal ook online is in te zien. Echter, in lang
niet alle landen geldt zoals in Nederland een verplichting tot registratie voor alle
ondernemingen. In een aantal landen geldt er bijvoorbeeld geen inschrijvingsverplichting
voor eenmanszaken of personenvennootschappen. Dit maakt een afwijkende regel noodzakelijk.
Voor zover er in het land van vestiging van het eigen bedrijf of zelfstandig beroep
een verplichting voor de zelfstandige geldt tot registratie in het handelsregister
of daarmee vergelijkbaar register5, dient de aanvrager op 17 maart 2020 daarin te staan ingeschreven en dit aan te kunnen
tonen met een inschrijvingsbewijs. Hiermee is beoogd een gelijkwaardig criterium te
stellen. Indien er in het betreffende land geen verplichting voor de zelfstandige
geldt tot registratie in het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register, dient
de aanvrager op andere wijze zelf aan te tonen dat hij op 17 maart 2020 in het betreffende
land werkzaam was als zelfstandige. Dat kan bijvoorbeeld door het overleggen van een
niet-verplicht inschrijvingsbewijs bij een handelsregister of vergelijkbaar register
in het betreffende land. Indien enige inschrijving bij een handelsregister of vergelijkbaar
register in het betreffende land ontbreekt, dient de aanvrager op andere wijze zelf
aan te tonen of dat hij op 17 maart 2020 in het betreffende land werkzaam was als
zelfstandige.
Het college is op grond van artikel 53a van de Participatiewet bevoegd om te bepalen
welke aanvullende gegevens of bewijsstukken door de aanvrager dienen te worden overlegd.
Artikel 4. Aanvraag door niet in Nederland woonachtige zelfstandigen
Een zelfstandige die woonachtig is in een andere EU-lidstaat, in een ander EER-land
of in Zwitserland en aan de vereisten van artikel 2, derde lid, onderdeel a, van onderhavige
regeling voldoet, kan zich voor aanvraag voor bijstand ter voorziening in de behoefte
aan bedrijfskapitaal melden bij het college van de gemeente Maastricht.
Artikel 5. Inwerkingtreding
De uitbreiding voor de zelfstandige die in Nederland woont, maar zijn bedrijf of zelfstandig
beroep in een andere EU-lidstaat, een ander EER-land of Zwitserland heeft en voor
de pensioengerechtigde zelfstandige treedt in werking op 8 mei 2020. De uitbreiding
voor de zelfstandige die in een andere EU-lidstaat, een ander EER-land of Zwitserland
woont en in Nederland een bedrijf of zelfstandig beroep heeft treedt in werking op
18 mei 2020. Beide data van inwerkingtreding hangen samen met de uitvoerbaarheid van
de regeling. Gemeenten hebben tijd nodig om zich op deze uitbreiding voor te breiden.
De inwerkingtredingsdata hebben geen invloed op het aantal maanden dat recht bestaat
op algemene bijstand, aangezien het besluit terugwerkt tot en met 1 maart 2020. Deze
terugwerkende kracht is relevant voor het beroep op algemene bijstand voor levensonderhoud
omdat dit een periodieke uitkering betreft.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark