Voorpublicatie tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (kustfundament, grote rivieren, radarstations en hoogspanningsverbindingen)

De wijziging betreft:

  • 1. nieuwe regels in verband met de uitvoering van het tussen belanghebbende partijen gesloten Kustpact;

  • 2. vertaling van de reeds in werking getreden Beleidsregels Grote Rivieren (voorzien van de meest actuele kaarten);

  • 3. de mogelijkheid tot opname van civiele radars in het Nederlandse radarsysteem;

  • 4. de verwerking van onherroepelijke inpassingsplannen voor twee hoogspanningsverbindingen (aansluiting van de windparken op zee Borssele en Hollandse Kust Zuid).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties maakt bekend dat een ieder van zaterdag 30 maart tot maandag 29 april 2019 zijn zienswijze over deze ontwerp-wijziging naar voren kan brengen.

De minister ontvangt uw zienswijze bij voorkeur digitaal.

U kunt uw zienswijze indienen op de website: www.internetconsultatie.nl/barro

U kunt uw zienswijze ook schriftelijk per post indienen.

In dat geval kunt u uw zienswijze sturen naar:

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Directie Ruimtelijke Ontwikkeling

Postbus 20011

2500 EA

Den Haag

CONCEPT

Besluit houdende wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (kustfundament, grote rivieren, radarstations en hoogspanningsverbindingen)

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van pm, nr. pm;

Gelet op de artikelen 4.1, vierde lid, en 4.3, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en de artikelen 2.24, eerste lid, 2.28, aanhef en onder e, en 16.15, eerste lid, van de Omgevingswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van pm, nr. pm);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van pm, nr. pm;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.3.1 wordt in de alfabetische volgorde het volgende onderdeel ingevoegd:

recreatieve bebouwing:

gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor recreatief nachtverblijf of gebouwen ten behoeve van recreatief dagverblijf waar dranken worden geschonken, eten en drinkwaren voor consumptie worden bereid of verstrekt, of waar recreatieve activiteiten plaatsvinden;.

B

Artikel 2.3.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door ‘;’, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. recreatieve bebouwing.

2. Na het derde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij provinciale verordening worden in het belang van de bescherming en instandhouding van de kernkwaliteiten en collectieve waarden van het kustfundament regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen in afwijking van een bestemmingsplan voor zover het gaat om recreatieve bebouwing.

  • 5. Tot de kernkwaliteiten en collectieve waarden van het kustfundament behoren:

    • a. vrij zicht en grootschaligheid;

    • b. de natuurlijke dynamiek van het kustsysteem;

    • c. robuuste waterstaat;

    • d. het contrast tussen compacte bebouwingskernen en uitgestrekte onbebouwde gebieden;

    • e. het contrast tussen kustfundament en achterland;

    • f. kusterfgoed in duingebied en achterland;

    • g. specifieke kenmerken kustplaats in relatie tot achterland, en

    • h. specifieke gebruikskwaliteiten.

C

In artikel 2.3.6 wordt na ‘in onderdeel 2.3.5’ ingevoegd ‘, eerste lid’.

D

Artikel 2.4.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e wordt na ‘scheepswerven voor beroeps- of pleziervaartuigen’ toegevoegd ‘en specifiek daaraan verbonden bedrijfsactiviteiten’.

2. In onderdeel f wordt ‘en het beheer’ vervangen door ‘, verbetering of het beheer’.

3. In onderdeel h wordt na waterrecreatie ingevoegd ‘of extensieve uiterwaardrecreatie’.

4. Onderdeel m vervalt.

5. Onderdeel n wordt verletterd tot m.

6. Na onderdeel m worden, onder vervanging van de punt aan het slot van dat onderdeel door ‘;’ vijf onderdelen toegevoegd, luidende:

  • n. de verbetering van de waterkwaliteit;

  • o. de verwezenlijking van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het agrarisch, landschappelijk of daarmee vergelijkbaar beheer van het rivierbed;

  • p. het behoud of herstel van cultuurhistorische landschapselementen;

  • q. de verduurzaming van de energievoorziening van bestaande voorzieningen in het rivierbed;

  • r. de opwekking van zonne- of windenergie en die activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd.’.

E

In artikel 2.4.5 wordt ‘artikel 2.4.4, onder j tot en met m’ vervangen door ‘artikel 2.4.4’.

F

Bijlage 3 wordt vervangen door de bij dit besluit behorende bijlage 1.

G

In artikel 2.6.2, achtste en negende lid, wordt ‘Onze Minister van Defensie’ vervangen door ‘Onze Ministers van Defensie en van Infrastructuur en Waterstaat’.

H

Artikel 2.6.9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift en het eerste lid vervalt ‘militaire’.

2. In het tweede lid vervalt ‘door hun hoogte’

3. In het derde en vijfde lid wordt ‘Onze Minister van Defensie’ vervangen door ‘Onze Ministers van Defensie en van Infrastructuur en Waterstaat’.

4. In het zesde lid wordt na ‘Onze Minister van Defensie’ ingevoegd ‘, waar nodig in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat’.

I

In artikel 2.8.6, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel y door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • z. Platformen Borssele Alpha en Beta – Borssele;

  • aa. Platformen Hollandse Kust (zuid) Alpha en Beta – Maasvlakte.

J

Bijlage 5 wordt vervangen door de bij dit besluit behorende bijlage 2.

ARTIKEL II

Het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.40 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel c, onder 3°, wordt ‘; en’ vervangen door ‘;’.

2. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door ‘;’, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. recreatieve bebouwing.

3. Onder vernummering van het derde lid tot vijfde lid worden na het tweede lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 3. Bij omgevingsverordening worden in het belang van de bescherming en instandhouding van de kernkwaliteiten en collectieve waarden van het kustfundament regels gesteld over de inhoud van omgevingsplannen en omgevingsvergunningen in afwijking van een omgevingsplan voor zover het gaat om recreatieve bebouwing.

  • 4. Tot de kernkwaliteiten en collectieve waarden van het kustfundament behoren:

    • a. vrij zicht en grootschaligheid;

    • b. de natuurlijke dynamiek van het kustsysteem;

    • c. robuuste waterstaat;

    • d. het contrast tussen compacte bebouwingskernen en uitgestrekte onbebouwde gebieden;

    • e. het contrast tussen kustfundament en achterland;

    • f. kusterfgoed in duingebied en achterland;

    • g. specifieke kenmerken kustplaats in relatie tot achterland; en

    • h. specifieke gebruikskwaliteiten.

B

Artikel 5.46 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel e wordt na ‘scheepswerven voor beroeps- of pleziervaartuigen’ ingevoegd ‘en specifiek daaraan verbonden bedrijfsactiviteiten’;.

b. In onderdeel f wordt na ‘het beheer’ ingevoegd ‘of de verbetering’.

c. Onder verlettering van de onderdelen g tot en met n tot h tot en met o wordt na onderdeel f een onderdeel ingevoegd, luidende: g. de verbetering van de waterkwaliteit;’.

d. In onderdeel i (nieuw) wordt na ‘waterrecreatie’ ingevoegd ‘of extensieve uiterwaardrecreatie’.

e. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o (nieuw) door ‘;’ worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:

  • ‘p. de aanleg van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het agrarisch, landschappelijk of daarmee vergelijkbaar beheer van het rivierbed;

  • q. het behoud of herstel van cultuurhistorische landschapselementen;

  • r. verduurzaming van de energievoorziening van bestaande voorzieningen in het rivierbed;

  • s. opwekking van zonne- of windenergie en die activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd.’

2. In het tweede lid wordt ‘onderdeel n’ vervangen door ‘onderdeel o’.

C

Artikel 5.155 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Artikel 155 (voorkomen belemmeringen voor militair en civiel radarbeeld)

2. In het derde lid wordt ‘afwijkactiviteit’ vervangen door ‘omgevingsplanactiviteit’.

D

In bijlage I wordt in de alfabetische volgorde het volgende onderdeel ingevoegd:

recreatieve bebouwing:

gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor recreatief nachtverblijf of gebouwen ten behoeve van recreatief dagverblijf waar dranken worden geschonken, eten en drinkwaren voor consumptie worden bereid of verstrekt, of waar recreatieve activiteiten plaatsvinden;.

E

In bijlage XIV, onder E, wordt na ‘AOCS Nieuw Milligen’ en daarbij vermelde maximale hoogtes van bouwwerken de volgende rij ingevoegd: ‘Luchthaven Schiphol (TAR West)’ met in de tweede en vierde kolom de waarden ‘37’ en ‘102’.

F

In bijlage XV, onder C, worden in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

Platformen Borssele Alpha en Beta – Borssele;

Platformen Hollandse Kust (zuid) Alpha en Beta – Maasvlakte;’.

ARTIKEL III

Artikel 4.30 van het Omgevingsbesluit wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is ook adviseur voor:

    • a. een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op een of meer activiteiten als bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, maar hij op grond van artikel 4.15, vierde lid, niet bevoegd is op die aanvraag te beslissen; of

    • b. een aanvraag als bedoeld in artikel 5.155, derde lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving als er sprake kan zijn van gevolgen voor een civiel radarbeeld.

2. In het derde lid wordt ‘bedoeld in het eerste of tweede lid,’ vervangen door ‘bedoeld in het eerste lid of het tweede lid, onder a,’.

ARTIKEL IV

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de dagtekening van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. De artikelen II en III treden in werking op het tijdstip waarop artikel 1.1 van de Omgevingswet in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

BIJLAGE 1 BIJ BESLUIT HOUDENDE WIJZIGING VAN HET BESLUIT ALGEMENE REGELS RUIMTELIJKE ORDENING (KUSTFUNDAMENT, GROTE RIVIEREN, RADARSTATIONS EN HOOGSPANNINGSVERBINDINGEN)

BIJLAGE 3. BIJ BESLUIT ALGEMENE REGELS RUIMTELIJKE ORDENING

Kaart grote rivieren

Detailkaart grote rivieren noord

Detailkaart grote rivieren zuid

Detailkaart grote rivieren west

BIJLAGE 2 BIJ BESLUIT HOUDENDE WIJZIGING VAN HET BESLUIT ALGEMENE REGELS RUIMTELIJKE ORDENING (KUSTFUNDAMENT, GROTE RIVIEREN, RADARSTATIONS EN HOOGSPANNINGSVERBINDINGEN)

BIJLAGE 5. BIJ BESLUIT ALGEMENE REGELS RUIMTELIJKE ORDENING

TOELICHTING

Algemene toelichting

1.1 Algemeen

Deze wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) maakt het mogelijk om onder voorwaarden recreatieve bebouwing te realiseren in het kustfundament (paragrafen 2 en 3). Eerder waren hiertoe op nationaal niveau al afspraken gemaakt in het zogenaamde kustpact. Het uitgangspunt dat de waterveiligheid voor de kust gegarandeerd blijft hierbij onverkort gelden.

Andere onderwerpen in deze wijziging van het Barro zijn de doorwerking van de Beleidsregels grote rivieren (paragraaf 4), de inpassing van civiele radarstations conform systematiek militaire radarstations (paragraaf 5) en de aanwijzing van enkele hoogspanningsverbindingen (paragraaf 6).

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet, voorzien per 1 januari 2021, vervalt het Barro. De regels van het Barro worden dan vervangen door het Besluit kwaliteit leefomgeving. Artikel II van dit wijzigingsbesluit voorziet erin dat de nieuwe regels met de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden gecontinueerd in het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit. Om een goede overgang van de huidige wetgeving naar de uitvoeringswetgeving van de Omgevingswet te borgen worden de nieuwe bepalingen van de uitvoeringswetgeving van de Omgevingswet nog nader bezien.

2. Kustfundament

Het Barro borgt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen die deel uitmaken van het geldende nationale ruimtelijke beleid, zoals beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR). Het onderhavige besluit brengt enkele wijzigingen aan in het Barro. De wijzigingen hebben in het bijzonder als doel de regels in het Barro voor het bouwen in het kustfundament (titel 2.3) te actualiseren naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen in beleid en gewijzigde omstandigheden in de praktijk.

Op 21 februari 2017 hebben de toenmalige Minister van Infrastructuur en Milieu met de partijen die bij de bescherming en ontwikkeling van de Nederlandse kust zijn betrokken het kustpact ondertekend (Stcrt. 2017, nr. 11009). Deze brede coalitie bestond uit provincies, gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat, natuur- en milieuorganisaties, drinkwaterbedrijven, StrandNederland, NBTC Holland Marketing, RECRON, Koninklijke Horeca Nederland, HISWA en Staatsbosbeheer.

Het resultaat van het kustpact is dat de partijen gezamenlijk aan de hand van gezamenlijke kernkwaliteiten en collectieve waarden voor de kust van Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Holland een zonering hebben opgesteld waarin is uitgewerkt waar geen nieuwe recreatieve bebouwing is toegestaan, waar wel en onder welke voorwaarden. De provincie Fryslân zet het bestaande terughoudende beleid voort ten aanzien van nieuwe recreatieve bebouwing in de kustzone van de Waddeneilanden en werkt bij het actualiseren van de provinciale omgevingsvisie een zonering uit.

De provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland hebben de zonering vertaald in een geactualiseerd beleid met een kaartbeeld voor de kustzone en in regels in de provinciale verordeningen. Het College voor Rijksadviseurs heeft het landelijk resultaat van de zonering beoordeeld en in het advies ‘kwaliteit van de kust’ toekomstgerichte handvatten voor het realiseren van ruimtelijke kwaliteit in het kustgebied gegeven.

Zoals afgesproken in het kustpact wordt op rijksniveau het nationale beleid en de regelgeving voor de kust aangepast en gestroomlijnd aan de hand van de door de kustpactpartners opgestelde zonering voor de kust. Het nationale belang van de waterveiligheid voor de kust blijft hierbij wel gegarandeerd.

In dit kader bleek dat vooral artikel 2.3.5 Barro (bouwen in het kustfundament buiten stedelijk gebied) een belemmering kan vormen voor ruimtelijke recreatieve ontwikkelingen die de nieuwe provinciale zonering in Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland mogelijk heeft gemaakt. Artikel 2.3.5 Barro gaf immers -behoudens uitzonderingen- een absoluut verbod om in een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden buiten het stedelijk gebied ten opzichte van het daaraan voorafgaande geldende bestemmingsplan nieuwe bebouwing mogelijk te maken.

Door in het Barro recreatieve bebouwing toe te voegen aan de reeds bestaande uitzonderingen op het verbod in artikel 2.3.5 vervalt het eerdere verschil in de normering die het Barro stelt voor het mogelijk maken van bebouwing in het kustfundament en de geactualiseerde provinciale zonering voor recreatieve bebouwing voor de kustzone zoals die is vastgelegd in regels in de provinciale verordeningen van Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Holland.

Dit betekent in de praktijk dat de bouw of uitbreiding van jaarrond strandpaviljoens, hotels en dergelijke die past in het geactualiseerde provinciale beleid en verordeningen in bestemmingsplannen of via de verlening omgevingsvergunningen mogelijk wordt. Voor de goede orde: naast een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een bouwwerk zal voor activiteiten in veel gevallen ook een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk zijn.

Daarnaast worden de afspraken van het kustpact bestendigd door het Barro aan te vullen met een instructieregel aan provincies om in provinciale verordeningen in het belang van de bescherming en instandhouding van de kernkwaliteiten en collectieve waarden in het kustfundament regels te stellen voor recreatieve bebouwing. Dit zijn kernkwaliteiten en collectieve waarden die de basis vormen voor de vastgestelde zonering in het kader van het kustpact en die zich lenen voor een instructieregel. De provinciale regels verwijzen naar een kaartbeeld waarmee de zonering is weergegeven.

3. Kernkwaliteiten en collectieve waarden

Het gaat dan om de volgende kernkwaliteiten en collectieve waarden: vrij zicht en grootschaligheid, natuurlijke dynamiek van het kustsysteem, robuuste waterstaat, contrast tussen compacte bebouwingskernen en uitgestrekte onbebouwde gebieden, contrast tussen kustfundament en achterland, kusterfgoed in duingebied en achterland, specifieke kernmerken kustplaats in relatie tot achterland, en specifieke gebruikskwaliteiten. In het kustpact is hieraan al aandacht besteed in artikel 3 en de bij het kustpact behorende bijlage.

3.1 vrij zicht en grootschaligheid

Langs de gehele Noordzeekustlijn is het mogelijk om vrijwel onbelemmerd de horizon te zien. Op zee en langs de kust is het landschap grootschalig en weids. Zowel naar zee als langs strand en kustlijn zijn vergezichten mogelijk. De aaneengesloten duingebieden vormen samen een grootschalig reliëfrijk landschap, waar weidsheid en beslotenheid elkaar afwisselen. Het vrije zicht wordt plaatselijk inmiddels wel beïnvloed door bijvoorbeeld windmolenparken in zee, booreilanden, de Maasvlakte en ankerplaatsen van grote schepen. Ook staat op veel plaatsen langs en op het strand tijdelijke en permanente strandbebouwing, en de druk om meer te bouwen neemt toe. In een verder verstedelijkend land is een zo min mogelijk belemmerd zicht vanaf de kustlijn een landschappelijke kwaliteit die steeds zeldzamer wordt. Het vrije zicht zet zich ook voort aan de landzijde van het strand. Op hoge punten is vaak tot aan de horizon een landschap van duinen (of dammen) te zien.

Belangrijk onderdeel van de weidsheid en leegte is ook de beleefbaarheid van de duisternis aan de kust.

Eenheid in grootschaligheid

Dankzij het onbelemmerde zicht langs de kustlijn zijn de grote geologische structuren en processen herkenbaar die aan de basis staan van de vorming van West- en Noord-Nederland. Op het strand is het mogelijk deze structuren over afstanden van vele tientallen kilometers te overzien. Dat geldt zowel voor de afwisseling van eilanden en (afgedamde) zeegaten in Zuidwest Nederland, voor de Waddeneilanden met hun tussenliggende gaten en diepen, als voor de concave vorm van de Hollandse Noordzeekust.

Beleefbaar over hele lengte

Het gehele strand is vrij toegankelijk, zonder privéstranden, hekken of verboden zones. De toegankelijkheid zoneert het strand en de kust op een ‘natuurlijke’ manier. Dankzij een beperkt aantal voor auto’s toegankelijke strandopgangen zijn er altijd, zelfs in de zomer, stille stranden te vinden. De duingebieden zijn ook toegankelijk, maar er zijn diverse delen zoals sommige natuurgebieden en waterwinlocaties die restrictief toegankelijk zijn.

Grote eenheden natuur

De Nederlandse kust kan worden beleefd als een groot natuurgebied. Op regelmatige afstanden liggen kustplaatsen, die, doordat ze beperkt in omvang zijn gebleven, slechts incidenten zijn binnen de langgerekte duinzone. Den Haag is de enige grote stad aan de kust. Vlissingen aan de Westerschelde heeft ook een lange stedelijk kustlijn: een bebouwde boulevard van circa 2,3 km en in het verlengde hiervan de ‘groene boulevard’.

3.2 de natuurlijke dynamiek van het kustsysteem

De kust is bij uitstek het gebied waar natuurlijke dynamiek zich openbaart. Mensen komen naar het strand om water, zon, wind en storm te voelen. Op het strand is de werking van natuurlijke processen direct te ervaren. In het tijdsverloop van een dag verandert de grootte en de vorm van het strand door zeestromingen en eb en vloed. Binnen het tijdsverloop van een seizoen treden op veel stranden zichtbare veranderingen op door vorming van zandbanken, door duinafslag en soms ook door beginnende duinvorming. Het ecosysteem van de Waddenzee en waddenkust heeft een grote natuurwaarde in de wisselwerking van eb en vloed.

Directe relatie tussen landschap en natuurlijke processen

In het kustgebied is zichtbaar hoe het landschap zich door natuurlijke processen, vaak in samenspraak met menselijk ingrijpen, vormt of heeft gevormd. Van de duinen is afleesbaar hoe ze zijn opgestoven door wind. Slufters en kreken bestaan bij de gratie van het getij en zandbanken en zeegaten hangen samen met zeestromingen.

Herkenbare gradiënt van windsterkte en zout

Meer landinwaarts in de duinen beslaat de dynamiek een grotere tijdspanne, maar is nog altijd duidelijk dat het landschap het resultaat is van het natuurlijke proces van duinvorming. In het duinlandschap is bovendien een voor iedereen leesbare gradiënt zichtbaar, die wordt bepaald door de zoute wind. Aan de zeekant groeit alleen korte vegetatie met helmgras. Meer landinwaarts verschijnt struweel, dat weer wordt opgevolgd door lage, vaak van de wind af groeiende bomen. In de duinpannen staan lage bossen met eik, berk en meidoorn. Hier en daar zijn de duinen bedekt met aangeplante naaldbossen. In de beschutting direct achter de duinen, vaak in landgoederen, komen hoger opgaande loofbossen voor. De natuurlijkheid van de duinen wordt nog versterkt doordat de duinen onbewoond zijn, ondanks vele vroegere pogingen tot ontginning. Juist de elementen, wind, zout en arme zandgrond, maakten bewoning en agrarisch gebruik bijzonder moeilijk.

Seizoensgebondenheid

Het strand is in hoofdzaak en zeker buiten de grote badplaatsen vrij gebleven van permanente bouw. Bebouwing, in de vorm van strandpaviljoens en strandhuisjes, staat er in veel gevallen alleen in het zomerseizoen. Zo verandert het beeld van het strand met de seizoenen. Door hun tijdelijke karakter bieden de paviljoens (wat betreft bereikbaarheid en type gebouw) een heel ander beeld dan de bebouwing op de boulevard. Steeds vaker krijgen strandpaviljoens overigens een permanent karakter.

3.3 robuuste waterstaat

De artificiële kustverdedigingswerken langs de Noordzeekust, gemaakt van basalt, beton en asfalt, vormen een enorm contrast met de zandige, natuurlijke ogende, zeewering van duinen en zeereep.

Ze liggen op plekken waar de zee ooit toegang had tot het achterland en een bedreiging vormde voor de bevolking en vertellen daarmee het verhaal van de strijd tegen de zee. Het belang van de veiligheid is vooral te ervaren in de enorme schaal van de kustverdedigingswerken en de ongenaakbaarheid waarmee ze de branding en stormen kunnen weerstaan. Daarmee drukken ze als geen ander de noodzaak uit die de waterstaatswerken voor Nederland hebben. Voorbeelden zijn de Hondsbossche Zeewering, de dammen van de Deltawerken, maar ook diverse stuifdijken, strekdammen als de Delflandse hoofden of de palenrijen op Zeeuwse stranden.

3.4 het contrast tussen compacte bebouwingskernen en uitgestrekte onbebouwde gebieden

De eerste bebouwing langs de kust waren kleine vissersdorpen, als kleine compacte clusters van bebouwing in een verder ongerept duinlandschap: een groot contrast. De compacte dorpen zijn in de loop van de jaren uitgegroeid tot grotere badplaatsen, waarvan sommige met een stenige en bebouwde boulevard aan het strand.

Parallel aan de kust ligt een netwerk van wegen met af en toe een zijweg tot op het strand. Aan de strandzijde van de boulevards en bij sommige strandopgangen is in de afgelopen decennia zowel tijdelijke als permanente bebouwing verschenen, zoals strandtenten, clubhuizen, vakantiehuisjes en kleedhokjes. Soms strekt deze bebouwing zich als een sliert uit langs het strand, soms is er maar een enkele strandtent en soms is er bij een strandopgang helemaal geen bebouwing.

Voor de beleving van natuur, vrijheid en ongereptheid is dit contrast tussen relatief kleine en compacte bebouwingskernen en uitgestrekte duingebieden en het strand daartussen van grote waarde. Hier kunnen mensen zich ver van de bewoonde wereld wanen in een landschap dat nog elke dag verandert door de inwerking van natuurkrachten, en waar de hand van de mens afwezig lijkt te zijn.

3.5 het contrast tussen kustfundament en achterland

De leegte, rust en natuurlijkheid van het Nederlandse kustgebied staan in scherp contrast met de drukte en het menselijke gebruik van het achterland. Dat geldt vooral voor het deel van de kust dat tegen de Randstad aan ligt. Op de grens tussen duinen en achterland (de binnenduinrand) is dat contrast het scherpst te ervaren.

Leeg en natuurlijk kustgebied – drukke bebouwde Randstad

Het landschap van het kustgebied onderscheidt zich sterk van het omliggende landschap. Dat ligt in de eerste plaats aan de geomorfologie en natuurlijkheid van de duinen, die een enorm contrast vormen met het volledig door mensen vormgegeven en – vooral in de Randstad – dichtbevolkte achterland. Dit maakt het kustgebied een aantrekkelijke bestemming voor recreanten.

Contrast tussen binnenduinrand (en dijken) en achterland

Aan de binnenduinrand bestaat bij uitstek de mogelijkheid om het artificiële karakter van het Nederlandse cultuurlandschap te ervaren in contrast met de natuurlijke duinen. In zekere zin is dit een van de sterkste landschapscontrasten van Nederland.

Grote variatie aan landschappen haaks op de kustlijn

In de richting loodrecht op de kustlijn wordt de kust gekenmerkt door een grote variatie aan landschappen, op korte afstand van elkaar, ieder met hun eigen landschappelijke karakter en fysieke en natuurlijke gesteldheid en met voor Nederlandse begrippen relatief grote hoogteverschillen. De overgangen tussen de verschillende landschappen, met hun verschillende leefmilieus, zijn vanuit ecologisch oogpunt, maar ook vanuit beleefbaarheid, bijzonder waardevol.

Globaal gaat het om zee – strand – zeereep – jongen duinen – duinvalleien – binnenduinrand – polder.

3.6 kusterfgoed in duingebied en achterland

Hoewel strand, zeereep en duinen een natuurlijke uitstraling hebben, zijn ze mede gevormd door menselijk ingrijpen. De zeereep (de eerste duinenrij) en de hoge duinwal langs de binnenduinrand (zand vastgelopen in begroeiing) zijn de resultaten van menselijk ingrijpen. De duinen zelf herbergen de sporen van (vroeger) menselijk gebruik. Langzamerhand verdwijnen deze weer onder het stuivende zand. Dat representeert de barheid van het duingebied om in te wonen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om archeologische sporen, landbouwontginningen, bossen, verdedigingslinies en forten, drinkwaterwinning, recreatieterreinen, maar ook om oude wegen, gedenktekens, grenspalen, vakantiekolonies en sanatoria.

3.7 specifieke kenmerken kustplaats in relatie tot achterland

Ook kustplaatsen en het achterland hebben specifieke kustkenmerken. Vaak zijn ze nauwelijks (meer) zichtbaar of beleefbaar, maar ze hebben de potentie om het ‘kustgevoel’ landinwaarts te brengen, en daarmee de ruimtelijke kwaliteit of de waardering van het achterland te verhogen. In de meeste kustplaatsen is in het reliëf en de stedelijke opbouw de (historische) vormende invloed van de kust met kennis van zaken nog te herkennen. Het reliëf – zoals de hoogteverschillen tussen straten – geeft kustplaatsen plaatselijk een bijzondere sfeer. Het is de resultante van vroegere duinen, met ontzandingen en met de afwisseling van strandwallen en strandvlakten. De geologische opbouw van het kustgebied is vaak terug te lezen in de bebouwing en het stratenpatroon, vooral in Den Haag/Scheveningen. In Noord-Holland zijn de ‘dubbeldorpen‘ interessant: Bergen – Bergen aan Zee, Egmond – Egmond aan zee.

3.8 specifieke gebruikskwaliteiten

Gebruikskwaliteiten van het kustgebied spelen een belangrijke rol in de waardering ervan, bijvoorbeeld in de vorm van recreatieve voorzieningen, recreatief gebruik, havens en infrastructuur. Het strand is de grootste openbare ruimte (op het land) van Nederland, voor iedereen vrij toegankelijk.

Kustplaatsen bieden een brede keuze aan sferen voor verblijf. In Den Haag en Scheveningen kan in een grootstedelijke sfeer winkelen of uitgaan worden gecombineerd met een bezoek aan het strand. Daarnaast zijn er kleinere kustplaatsen, zoals Katwijk, die meer het karakter hebben van een familiebadplaats. Zandvoort heeft een tussenpositie. Kenmerkend voor veel badplaatsen is de boulevard, die het mogelijk maakt om de smalle strook langs het water zo goed mogelijk te benutten. Op de Waddeneilanden en langs de kust van Zuidwest Nederland ontbreken boulevards (met uitzondering van Vlissingen).

Naast kustplaatsen direct aan zee ligt er een reeks van kustplaatsen achter de duinen. In en tussen deze plaatsen is het recreatielint ontstaan dat wel wordt aangeduid als de ‘Langste Stad’. Campings, huisjesterreinen, kamerverhuur, en huisjes in de tuin zorgen voor een enorm potentieel aan overnachtingsmogelijkheden achter de duinen.

In de duinen zijn relatief weinig hotels en campings. De recreatieve voorzieningen bestaan vooral uit fiets- en wandelpaden en strandopgangen. Bij de meeste strandopgangen liggen enkele strandpaviljoens. Bij grote badplaatsen als Zandvoort/Bloemendaal en Scheveningen ligt een uitgestrekt lint van paviljoens. Veel paviljoens staan er alleen in het zomerseizoen. De boulevards zelf zijn wel vastbebouwde plekken langs de kust.

4. Doorwerking Beleidsregels grote rivieren

In 2016 heeft een evaluatie van de Beleidslijn grote rivieren plaatsgevonden. De Beleidslijn grote rivieren bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid van activiteiten of wijziging daarvan in het rivierbed van de grote rivieren. Daarbij is ook gekeken naar de Beleidsregels grote rivieren (Bgr), die het kader geven voor het verlenen van watervergunningen in het rivierengebied door RWS. De Bgr richten zich op handhaving van de veiligheid van het achterland tegen overstromingen vanuit de grote rivieren. Hierdoor gelden randvoorwaarden voor activiteiten in het rivierbed. De eerste randvoorwaarde is het behouden van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed onder normale en maatgevende hoogwaterstanden. De tweede randvoorwaarde is het tegengaan van ontwikkelingen die de mogelijkheid tot rivierverruimingen door verbreding en verlaging van het rivierbed onmogelijk maken. De conclusie van de evaluatie was dat op punten meer ruimte geboden kan worden voor ontwikkelingen, zonder dat dit ten koste gaat van het waterbelang.

De waterveiligheidsdoelen zijn goed geborgd. Echter, de mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen, dan wel de mogelijkheden om een integrale afweging te maken tussen de waterveiligheidsdoelen en ruimtelijke ontwikkelingen, werden als beperkt ervaren. Binnen het doel en de randvoorwaarden van de Bgr zouden meer initiatieven mogelijk gemaakt kunnen worden dan waarvoor de Bgr tot de inwerkingtreding van het onderhavige besluit ruimte boden. Door de Bgr aan te passen, krijgen initiatiefnemers bewegingsvrijheid om ruimtelijke ontwikkelingen te ontplooien. Zo kunnen in uiterwaarden activiteiten voor extensieve uiterwaardrecreatie worden ontplooid, zoals het aanleggen van fiets- en wandelpaden, wordt het mogelijk om beheeractiviteiten in uiterwaarden uit te voeren en kan verduurzaming van de energievoorziening plaatsvinden door bijvoorbeeld windmolens en zonnepanelen in het rivierbed toe te staan. Dit komt ten goede aan de vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van het rivierbed. Door meer ruimte te bieden in het rivierbed voor duurzame energievoorzieningen wordt uitvoering gegeven aan het regeerakkoord op het punt van duurzame energie.Stcrt. 2018, 36070

Dit traject is afgerond. De wijziging van de Bgr is 1 juli 2018 in werking getreden (Stcrt. 2018, 36070). Het Barro is hierop nog niet één-op-één aangepast. Het is wel nodig dat het Barro op het gebied van de verruiming van het regime identieke regels bevat als de Bgr. Anders zou blijvend sprake zijn van tegenstrijdige regelgeving. Die aanpassing krijgt vorm in het onderhavige besluit.

De meest actuele kaarten voor de grote rivieren (Bijlage 3 bij het Barro, Grote Rivieren) zijn naar de stand op 1 januari 2020 ingevoegd, juist om de nieuwe regels vanaf die datum van inwerkingtreden goed te kunnen toepassen.

5. Inpassing civiele radarstations conform systematiek militaire radarstations

Doelstelling van deze wijziging van het Barro is het voorzien in de mogelijkheid dat de civiele radarstations in beheer bij de LVNL eenzelfde planologische bescherming krijgen als de militaire radarstations zonder dat deze stations een militaire bestemming krijgen. Dit zal gebeuren via opname in de ter uitvoering van het Barro vast te stellen ministeriële Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Rarro).

De Nederlandse civiele en militaire luchtverkeersleidingsdiensten werken intensief samen om een veilige verkeersafwikkeling te garanderen. Goede radarbeelden zijn onontbeerlijk voor een goed zicht op het luchtverkeer en daarnaast om de nationale veiligheid in het algemeen te ondersteunen. Om dit te bereiken gebruiken de diensten elkaars radardata. De verkeersleidingsradars vormen daarmee in feite één samenhangend systeem (multi-radar).

Radarsystemen zijn gevoelig voor verstoring door (met name maar niet alleen) hoge bouwwerken en bewegende objecten. Hierdoor kan het zicht op het luchtverkeer worden beperkt. De toename van windparken zorgt ervoor dat radarsystemen ook op grotere afstand kunnen worden beïnvloed. De radarbeelden worden daardoor zonder maatregelen in toenemende mate verstoord.

Om de verstoringen tot een acceptabel niveau te beperken is in 2012 een toetsingssysteem geïntroduceerd voor de effecten van windparken (en hoge bouwwerken) op de militaire radarstations. Dit systeem is neergelegd in de Rarro en is gebaseerd op de onderlinge samenhang van de militaire radarsystemen. De voortgaande groei van het aantal windparken in Nederland heeft ertoe geleid dat ook de civiele radarsystemen in toenemende mate participeren in de samenwerkende radarsystemen. Dit multi-radargebruik maakt het mogelijk om een eventueel dekkingsverlies van een radar als gevolg van bouwplannen van derden, op te vangen met dekking van een andere radar. Hierdoor wordt de radarverstoring voor de luchtverkeersleidingsradars aanzienlijk gereduceerd. De mogelijkheden voor het realiseren van windparken en andere bouwplannen nemen daardoor toe.

Om de planologische bescherming van de militaire en civiele radarsystemen ook beter op elkaar af te stemmen, is het gewenst dat de civiele radarsystemen kunnen worden opgenomen in het systeem dat is neergelegd in de Rarro. Om dit mogelijk te maken dient het Barro hiervoor de voorwaarden te scheppen.

De aanpassing van de artikelen 2.6.2 en 2.6.9 maakt het mogelijk om civiele radarsystemen op te nemen in de Rarro – en daarmee deze systemen dezelfde bescherming te bieden – zonder dat deze een militaire bestemming dienen te krijgen.

Tegelijkertijd is het streven erop gericht om de doelstellingen van de energietransitie te bevorderen. Deze aanpassing van het Barro zorgt er dan ook voor dat er meer mogelijkheden voor windenergie ontstaan omdat er minder snel (ontoelaatbare) verstoringen van radarsystemen zullen optreden. De meest betrokken departementen: Infrastructuur en Waterstaat, Defensie en Economische Zaken en Klimaat volgen de ontwikkelingen gezamenlijk in een periodiek overleg. Daarin zoeken zij ook samen naar oplossingen indien zich problemen in de relatie tussen windenergie en radarverstoring voordoen. Het aanwijzen van nieuwe radarstations en radarverstoringsgebieden, alsmede het zoeken naar de technische en organisatorische oplossingen in geval van opkomende problemen, vindt in goed interdepartementaal overleg plaats.

Nadat deze aanpassing van het Barro is doorgevoerd, wordt de Rarro geactualiseerd. In de Rarro worden daartoe de relevante civiele radarstations met de bijbehorende radarverstoringsgebieden opgenomen. Dit houdt in dat de bestaande bijlagen 8, 9 en 10 van de Rarro worden aangevuld. Tevens wordt de kaart van bijlage 8.4 aangepast. Als eerste indicatie voor de aanstaande wijziging van de Rarro wordt verwezen naar de kaartafbeelding die hieronder is opgenomen.

In dit verband is met name de primaire verkeersleidingsradar van Schiphol (TAR West) van belang. Deze radar wordt tot nu toe planologisch uitsluitend beschermd binnen het werkingsgebied van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. Dat reikt echter niet tot de 75 km die deze radar nodig heeft. Opname in de Rarro zal de toetsingszone van deze radar gelijktrekken met de zones van de militaire primaire verkeersleidingsradars. Of de secundaire verkeersleidingsradars van Schiphol en de luchthaven Eelde eveneens moeten worden opgenomen, wordt later bezien. De zones van deze secundaire radars (15 km) blijven ongewijzigd zoals geregeld in respectievelijk het Luchthavenindelingbesluit en het vast te stellen Luchthavenbesluit.

6. Aanwijzing hoogspanningsverbindingen

In deze wijziging van het Barro worden hoogspanningsverbindingen aangewezen die de gemeente op grond van het Barro (blijvend) moet borgen in het bestemmingsplan. Artikel 2.8.6 Barro wijst tracés van hoogspanningsverbindingen aan die de gemeente op grond van artikel 2.8.7 van het Barro (blijvend) moet borgen in het bestemmingsplan. Artikel I, onderdeel H, voegt aan artikel 2.8.6 van het Barro een tweetal tracés toe, het Net op zee Hollandse Kust (zuid) en het Net op zee Borssele. Het Net op zee Hollandse Kust (zuid) betreft de verbindingen voor het transport van elektriciteit van platformen in het windenergiegebied Hollandse Kust (zuid) op zee naar de hoogspanningsstations Maasvlakte. Het Net op zee Borssele betreft de verbindingen voor het transport van elektriciteit van platformen in het windenergiegebied op zee voor de kust bij Borssele naar de hoogspanningsstations Borssele. Deze verbindingen zijn ook toegevoegd aan bijlage 5 van het Barro. De hoogspanningskabels op zee en op land zijn volledig ondergronds. De inpassingsplannen voor de aanleg van de twee hoogspanningsverbindingen zijn reeds onherroepelijk.

7. Gevolgen besluit

Dit besluit heeft als zodanig geen gevolgen ten aanzien van administratieve lasten voor burgers, bedrijven of instellingen. De regels van het Barro zijn gericht tot decentrale overheden die ruimtelijke besluiten nemen. Van bestuurlijke lasten voor decentrale overheden is evenmin sprake. Provincies en gemeenten dienen bij het opstellen van ruimtelijke besluiten die een wijziging inhouden ten opzichte van de geldende ruimtelijke besluiten de regels van het Barro in acht te nemen. Daarmee zijn de gevolgen voor deze decentrale overheden er niet direct, maar pas op het moment dat daadwerkelijke ruimtelijke besluiten worden gewijzigd. Zelfs dan brengen de wijzigingen niet direct lasten met zich mee, maar zorgen ze er enkel voor dat bij het vaststellen van ruimtelijke besluiten rekening moet worden gehouden met andere regels dan die voor de inwerkingtreding van dit besluit golden.

In artikel 2.3.5 Barro (en opvolger artikel 5.40 Bkl) is bepaald dat bij provinciale verordening regels worden gesteld in het belang van de bescherming en instandhouding van de kernkwaliteiten en collectieve waarden van het kustfundament over de inhoud van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen in afwijking van een bestemmingsplan voor zover het recreatieve bebouwing betreft. Rijk en provincies hebben dit afgesproken in het kader van het kustpact.

8. Advies en consultatie

Bij de voorbereiding van dit besluit heeft afstemming plaatsgevonden met vertegenwoordigers van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen. Conform de in artikel 4.3, vijfde lid, van de Wro voorgeschreven procedure is het ontwerp van dit besluit overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal (Kamerstukken I/II 2018/19, pm) en in de Staatscourant (Stcrt. 2019, nr. …) en langs elektronische weg bekendgemaakt. Daarmee is een ieder de gelegenheid geboden om opmerkingen over het ontwerp ter kennis van de Minister te brengen. [pm resultaat consultatie]

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A

De omschrijving van het begrip recreatieve bebouwing is overeenkomstig de omschrijving van dat begrip in het kustpact.

B

Met het toevoegen van ‘recreatieve bebouwing’ aan artikel 2.3.5, tweede lid, onderdeel c, wordt bepaald dat het bouwverbod, bedoeld in het eerste lid, -met inachtneming van het nieuwe vierde en vijfde lid- niet geldt indien er sprake is van recreatieve bebouwing.

Het nieuwe vierde en vijfde lid bepalen dat er in het kader van recreatieve bebouwing bij provinciale verordening regels worden gesteld. Centraal hierbij staan de kernkwaliteiten en collectieve waarden als verwoord in het vijfde lid. In het algemeen deel van deze toelichting is hierop al ingegaan. Kortheidshalve zij daarnaar verwezen.

C

Artikel 2.3.6 bepaalt dat de provincie Fryslân voor de Friese Waddeneilanden andere regels kan stellen ten aanzien van het bebouwen in het kustfundament buiten stedelijk gebied (artikel 2.3.5). Gelet op de bestaande praktijk is er geen reden om hiervoor andere regels te stellen in het kader van de aangepaste regels voor recreatieve bebouwing. De uitzondering is wel geclausuleerd tot het eerste lid.

G

Artikel 2.6.2, achtste en negende lid, maakt het mogelijk bij ministeriële regeling radarstations, onderscheidenlijk radarverstoringsgebieden aan te wijzen. Tot nu toe gebeurde dat in overeenstemming met de Minister van Defensie. Nu ook civiele radarsystemen hierbij worden betrokken is betrokkenheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangewezen. Ook diens instemming is nu vereist met de aanvulling van het achtste en negende lid.

H

Nu artikel 2.6.9 zowel op militaire als op civiele radarstations betrekking heeft, is in de artikelomschrijving de beperking tot militaire radarstations geschrapt.

Het schrappen in artikel 2.6.9, tweede lid, van ‘door hun hoogte’ maakt de bepaling dat er geen bestemmingen in de nabijheid van radarstations mogen worden gerealiseerd die onaanvaardbare gevolgen voor de goede werking van deze stations kunnen hebben, sterker. Negatieve effecten kunnen ook door andere oorzaken ontstaan zoals directe belemmering door nabijheid van gebouwen of verstoring door installaties zonder dat deze te hoog zijn.

Met de aanvulling van het derde, vijfde en zesde lid is nu ook de inbreng van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat geborgd.

I en J

Met de wijziging van artikel 2.8.6 worden de nieuwe hoogspanningsverbindingen aangewezen (onderdeel H). Onderdeel I betreft de desbetreffende aanvulling van bijlage V van het Barro met de nieuwe hoogspanningsverbindingen.

Artikel II

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet, voorzien per 1 januari 2021 vervalt het Barro. Artikel II van dit wijzigingsbesluit voorziet erin dat de nieuwe bepalingen in het Barro met de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden gecontinueerd in het Besluit kwaliteit leefomgeving.

A

Artikel 2.3.5 Barro (bouwen in het kustfundament) vindt regeling in artikel 5.40 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Zie verder de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel B.

C

Zie de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdelen F en G.

D

De omschrijving van het begrip ‘recreatieve bebouwing’ die in artikel 2.3.1 Barro is opgenomen vindt in het Besluit kwaliteit leefomgeving regeling in bijlage I.

E

In het algemeen deel van de toelichting is al aangegeven dat de radarstations en radarverstoringsgebieden aangewezen werden in de bijlagen 8, 9 en 10 van de Rarro. In de systematiek van het Bkl vindt de aanwijzing plaats in bijlage XIV, onder E. De aanvulling in onderdeel E realiseert de aanwijzing van Luchthaven Schiphol (TAR West) in het Besluit kwaliteit leefomgeving.

F

De aanwijzing van hoogspanningsverbindingen gebeurde rechtstreeks in artikel 2.8.6 Barro. In het Besluit kwaliteit leefomgeving vindt aanwijzing plaats in bijlage XV, onder C. Artikel II, onder C, van dit besluit strekt hiertoe.

Artikel III

Met de aanvulling van artikel 4.30, tweede lid, van het Omgevingsbesluit wordt de hiervoor al beschreven inbreng van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat ten aanzien van civiele radarstations naast die van de Minister van Defensie voor de militaire radarstations verzekerd.

Artikel IV

Eerder is al het belang aangegeven van een spoedige inwerkingtreding van dit besluit voor zover het betrekking heeft op het Barro. Daarom is gekozen voor een andere datum van inwerkingtreding dan de gebruikelijke en een kortere termijn tussen publicatie en inwerkingtreding (Aanwijzing voor de regelgeving 4.17 Vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn). Met inachtneming van artikel 10.9 Wro is daarom in het eerste lid bepaald dat de wijzigingen van het Barro in werking treden met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na dagtekening van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

De wijziging van het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit (artikelen II en III), als opvolger van het Barro, kan pas aan de orde zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Artikel IV voorziet hierin.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven