De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 10b, vierde lid, van de Participatiewet;
Besluit:
Artikel 1. Aantallen beschut werk
Het aantal ten minste te realiseren dienstbetrekkingen, bedoeld in artikel 10b, eerste
lid, van de Participatiewet, wordt voor het jaar 2019 vastgesteld op het in de bijlage
bij deze regeling bepaalde aantal per gemeente.
Artikel 2. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019 en vervalt met ingang
van 1 januari 2020.
Artikel 3. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling aantallen beschut werk 2019.
Den Haag, 3 december 2018
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
TOELICHTING
Met inwerkingtreding per 1 januari 2017 van de Wet van 14 december 2016 tot wijziging
van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verplichten van
beschut werk en met betrekking tot het quotum van arbeidsbeperkten en het openstellen
van de Praktijkroute (Stb. 2016, 519) is het voor gemeenten verplicht om de voorziening beschut werk aan te bieden aan
personen die daarop zijn aangewezen. In artikel 10b, vierde lid, van de Participatiewet
is opgenomen dat bij ministeriële regeling het aantal te realiseren beschut werkplekken
kan worden vastgesteld per gemeente. Deze aantallen zullen in 2048 bij elkaar opgeteld
overeenkomen met de aantallen in de raming en daarmee de financiering vanuit het Rijk.
Het Rijk heeft via de integratie-uitkering sociaal domein aan gemeenten financiële
middelen beschikbaar gesteld voor de begeleiding van de nieuwe doelgroep naar beschut
werk. De colleges moeten in een jaar, zover de behoefte daartoe bestaat (de behoefte
wordt bepaald door het aantal door UWV afgegeven positieve adviezen), tenminste het
aantal beschut werkplekken realiseren als vastgelegd in deze ministeriële regeling.
Bij de totstandkoming van de Participatiewet zijn middelen aan gemeenten beschikbaar
gesteld oplopend tot structureel ruim 30.000 beschut werkplekken tegen een gemiddeld
dienstverband van 31 uur per week in 2048. Dit betekent dat gemeenten evenredig meer
moeten realiseren bij dienstverbanden van minder dan 31 uur per week en evenredig
minder behoeven te realiseren bij dienstverbanden van meer dan 31 uur.
Bij inwerkingtreding per 1 januari 2017 is afgesproken om een ingroeipad te hanteren
om de niet gerealiseerde aantallen beschut werk over 2015 en 2016 (in totaal circa
drieduizend plekken) in te halen in de periode 2017 tot en met 2021, dus vijf jaar.
Het budget is daarbij niet aangepast. Voor de komende vijf jaar gaat het om de volgende
aantallen:
Aantallen ultimo
|
2019
|
2020
|
2021
|
2022
|
2023
|
|
6.000
|
7.400
|
8.6001
|
9.500
|
10.300
|
X Noot
1Ten opzichte van de vastgestelde aantallen van vorig jaar is ultimo stand 2021 vanwege
een technische correctie bijgesteld van 8.800 naar 8.600 beschut werkplekken.
De aantallen zijn (net als de financiële middelen voor beschut werk) verdeeld over
de gemeenten op basis van de gemeentelijke instroom in de Wajong werkregeling en de
Wsw in de periode 2012–2014.
Nieuw ten opzichte van 2018 is dat alle gemeenten tenminste een bedrag ontvangen dat
gelijk is aan het beschikbaar gestelde bedrag voor de begeleidingskosten van één beschutte
werkplek (€ 8.500), en dat voor iedere gemeente hierdoor het aantal tenminste één
bedraagt. Hierdoor wordt bereikt dat iedere gemeente tenminste één beschutte werkplek
kan creëren als de behoefte zich voordoet. Voor 2019 waren er enkele zogenaamde nul-gemeenten
opgenomen in deze regeling die geen of weinig financiering kregen. Dat was verklaarbaar
omdat in het verleden in deze gemeenten geen of een lage instroom in de Wajong werkregeling
en de Wsw in de periode 2012–2014 was.
Het is echter ongewenst dat een gemeente geen geld voor de begeleiding van een beschut
werker zou hebben.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark