Bestuursovereenkomst klimaatadaptatie

Ondergetekenden:

1. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, handelend als bestuursorgaan, hierna te noemen: ‘het Rijk’, vertegenwoordigd door mevrouw drs. C. van Nieuwenhuizen Wijbenga;

2. Het Interprovinciaal Overleg, hierna te noemen: ‘IPO’, vertegenwoordigd door de heer B. J. de Reu;

3. De Unie van Waterschappen, hierna te noemen: ‘UvW’, vertegenwoordigd door de heer mr. J. H. Oosters;

4. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten, hierna te noemen: ‘VNG’, vertegenwoordigd door de heer drs. E. W. Anker.

Hierna te noemen: ‘Partijen’

Kernboodschap

Rijk, VNG, UvW en IPO geven met het Bestuursakkoord klimaatadaptatie een impuls aan de aanpak van klimaatadaptatie en uitvoering aan de maatregelen zoals afgesproken in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie.

De inzet is om daarvoor in totaal € 300 miljoen van het Rijk en € 300 miljoen van de decentrale overheden beschikbaar te stellen. Deze inzet is deels intentioneel.

Gemeenten, waterschappen en provincies brengen uiterlijk in 2020 de opgaven voor klimaatadaptatie in beeld, evenals de noodzakelijke maatregelen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting.

Vanaf 2019 stelt het Rijk reeds geld beschikbaar om decentrale overheden een steun in de rug te bieden bij de aanpak van ruimtelijke adaptatie. Het Rijk stelt € 26,7 miljoen beschikbaar voor procesondersteuning, kennisontwikkeling, kennisdeling en pilots. De eerste adaptatieprojecten waar het Rijk aan bijdraagt, zullen in 2019 van start gaan.

Daarnaast hebben Rijk en decentrale overheden de intentie om middelen te reserveren ten behoeve van het treffen van regionale maatregelen en voorzieningen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Het Rijk richt een impulsregeling in, waar in beginsel alle decentrale overheden voor in aanmerking komen.

De voorwaarden van deze tijdelijke impulsregeling worden nader uitgewerkt. Eén daarvan is cofinanciering door decentrale overheden. Toekenning van een financiële bijdrage van het Rijk is afhankelijk van nadere concretisering van de opgaven en maatregelen, met een toets op urgentie en doelmatigheid. Het Rijk zal de komende twee jaar de benodigde wet- en regelgeving voorbereiden en in procedure brengen.

Overwegende dat:

  • De vaker optredende weersextremen van de afgelopen jaren het belang van klimaatadaptatie aantonen. De effecten van klimaatverandering treden sneller op dan voorzien;

  • Stad en land steeds vaker worden ontwricht door te veel of te weinig water en door hitte. Dit treft inwoners, bedrijven, onze natuur en onze economie;

  • Het probleem zich manifesteert op meerdere schaalniveaus en diverse sectoren treft. De oplossingen liggen niet altijd in het bereik van één overheidslaag;

  • Partijen hebben afgesproken te bevorderen dat gemeenten, waterschappen en provincies de deltabeslissingen uit het Deltaprogramma 2015 voor zover het hen aangaat, in hun beleid verankeren (Bestuursovereenkomst Deltaprogramma);

  • In het Deltaprogramma 2015 de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie is opgenomen, met als doel dat de ruimtelijke inrichting van Nederland in 2050 zo goed als mogelijk klimaatbestendig en waterrobuust is. En dat overheden daarvoor in ieder geval vanaf 2020 klimaatbestendig handelen;

  • In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie 2018 derhalve eveneens als doel is gesteld dat Nederland zo goed mogelijk klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht tegen wateroverlast, droogte, hitte en (de gevolgen van) overstromingen;

  • Gemeenten, waterschappen, provincies, bedrijven en maatschappelijke organisaties al geruime tijd aan de slag zijn met klimaatadaptatie. Partijen erkennen de urgentie om de aanpak, in lijn met het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie, te versnellen en te intensiveren;

  • Partijen voor die versnelling van de aanpak van ruimtelijke adaptatie extra middelen en ondersteuning willen bieden;

  • Partijen daarmee een vliegwiel willen creëren voor de decentrale overheden en hen een steun in de rug bieden om de volgende stap richting stresstest, risicodialoog, uitvoeringsagenda en uitvoering nú al te zetten.

  • Partijen hieromtrent afspraken vastleggen in dit Bestuursakkoord Ruimtelijke adaptatie;

  • Partijen met deze afspraken in dit bestuursakkoord klimaatadaptatie invulling geven aan klimaatadaptatie, zoals benoemd in het klimaatakkoord van Parijs;

  • Partijen met deze afspraken in dit bestuursakkoord klimaatadaptatie invulling geven aan de in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie 2018 gemaakte afspraken voor versnelling van de aanpak;

  • Partijen met deze afspraken de gezamenlijke aanpak onderstrepen die centraal staat in het Interbestuurlijk Programma (IBP).

Komen overeen:

Artikel 1 Opgaven en maatregelen

  • Partijen onderstrepen nogmaals het belang en de noodzaak van de afspraken en activiteiten uit het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie en zullen daar gezamenlijk via het Deltaprogramma uitvoering aan geven;

  • VNG, UvW en IPO spreken af dat ze ervoor zorgdragen dat gemeenten, waterschappen en provincies via stresstesten, risicodialogen en uitvoeringsagenda´s de opgaven en maatregelen eind 2020 landsdekkend in beeld hebben gebracht. Met het doorlopen van dit proces kiezen gemeenten, waterschappen en provincies effectieve maatregelen voor hun opgaven om een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting te realiseren;

  • Het Rijk ondersteunt de decentrale overheden met deze stap naar uitvoering en faciliteert dit proces met in totaal 6,7 miljoen.

Artikel 2 Kennisontwikkeling, -deling en pilots

  • Het Rijk heeft daarnaast in totaal € 20 miljoen extra middelen gereserveerd. Deze reservering is bedoeld voor met name kennisontwikkeling en -deling, pilots en de ondersteuning van alle decentrale overheden in 2019 en 2020. Gemeenten, waterschappen en provincies krijgen vanuit deze middelen procesondersteuning. Pilots worden al in 2019 ondersteund daar waar projecten al in dat jaar kunnen starten en een leereffect hebben voor anderen;

  • Het Rijk zal bij de voorbereiding van de besluitvorming van de Minister van IenW over deze middelen de decentrale overheden betrekken;

  • Partijen stellen de ontwikkelde kennis beschikbaar voor alle gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk;

  • Partijen ondersteunen het initiatief van het KNMI om een Early Warning Centre in te richten om de samenleving goed en tijdig te kunnen waarschuwen voor extreme weersituaties.

Artikel 3. Subsidies en impulsregeling

  • Het Rijk bereidt een wetsvoorstel voor wijziging van de Waterwet voor om subsidieverstrekking uit het Deltafonds voor regionale maatregelen ter bestrijding van wateroverlast juridisch mogelijk te maken;

  • Het Rijk bereidt eveneens een tijdelijke impulsregeling voor met als doel de versnelling van de aanpak van ruimtelijke adaptatie door decentrale overheden (wateroverlast, droogte en gevolgenbeperking overstromingen) financieel te ondersteunen;

  • Het Rijk spreekt de intentie uit om voor deze tijdelijke impulsregeling een beleidsreservering in het Deltafonds te doen, waarvan timing en hoogte worden bepaald nadat het parlement heeft ingestemd met het wetsvoorstel voor wijziging van de Waterwet. Deze beleidsreservering wordt op zijn vroegst in de Rijksbegroting van 2021 zichtbaar;

  • Het Rijk geeft aan als indicatie voor de omvang van deze beleidsreservering te denken aan een bedrag van in totaal tussen de € 150 en 250 miljoen, onder voorwaarde van concretisering van de opgaven en maatregelen;

  • Het Rijk geeft reeds aan dat voor het beschikbaar stellen van deze middelen ten behoeve van de uitvoering van maatregelen, criteria worden gehanteerd die nog nader worden vastgesteld. In ieder geval zullen ’doeltreffendheid´, ´doelmatigheid´ en ´urgentie´ als criteria worden gehanteerd;

  • Het Rijk ziet bij deze beleidsreservering in het Deltafonds toe op het tegengaan van eventuele verdringing met de andere doelen van het Deltafonds, waaronder waterveiligheid;

  • Het Rijk betrekt VNG, UvW en IPO bij de voorbereiding van de tijdelijke impulsregeling. Voor de uitwerking van de impulsregeling hanteert het Rijk in ieder geval de volgende uitgangspunten:

    • Alle gemeenten, waterschappen en provincies kunnen een beroep doen op de impulsregeling, als aan de voorwaarden van de regeling wordt voldaan;

    • Er wordt een balans gezocht tussen enerzijds het in staat stellen van alle gemeenten, waterschappen en provincies om een bijdrage van het Rijk te ontvangen en anderzijds prioritering binnen deze opgaven aan te brengen op basis van doeltreffendheid, doelmatigheid en urgentie (een vorm van ´trekkingsrechten´ waarbij voorstellen kunnen worden ingediend en een bijdrage wordt afgewogen op basis van een transparant proces met criteria);

    • Om in aanmerking te komen voor middelen dient sprake te zijn van cofinanciering door decentrale overheden;

    • Inzet is de regeling zo eenvoudig mogelijk te houden.

Artikel 4. Zoetwater en Ruimtelijke adaptatie

  • Partijen constateren dat ca. € 60 miljoen van de Rijksmiddelen van totaal € 150 miljoen (2015 – 2021) die zijn uitgetrokken voor zoetwatermaatregelen naast doelen op het gebied van beschikbaarheid van zoetwater ook nu al helpen bij de aanpak van ruimtelijke adaptatie (droogte en wateroverlast);

  • Partijen spannen zich in voor het tweede pakket zoetwatermaatregelen met Rijksmiddelen van in totaal € 150 miljoen voor de jaren 2022–2027 voorstellen te ontwikkelen waarbij de aanpak voor zoetwater/waterbeschikbaarheid eveneens bijdraagt aan de doelen van ruimtelijke adaptatie (droogte en wateroverlast). Maatregelen tegen droogte en wateroverlast zijn zowel in landelijk als stedelijk gebied aan de orde;

  • Daar waar het gaat om ruimtelijke adaptatie zullen gemeenten worden betrokken bij de gebiedsprocessen van het Deltaprogramma Zoetwater en het traject rond waterbeschikbaarheid.

Artikel 5. Financiën

  • VNG, UvW en IPO spreken af dat gemeenten, waterschappen en provincies, zoals beschreven in de investeringsagenda ‘naar een toekomstbestendig Nederland’ inzetten op een gezamenlijke bijdrage van ca. € 300 miljoen bovenop de reguliere investeringen voor inrichting en beheer voor de uitvoering van maatregelen voor ruimtelijke adaptatie;

  • De afspraak dat gemeenten, waterschappen en provincies inzetten op deze gezamenlijke bijdrage voor de uitvoering van maatregelen voor ruimtelijke adaptatie leidt niet tot een uitgavenverplichting van de individuele gemeente, waterschap en provincie. Pas als een individuele gemeente, waterschap of provincie middelen uit de tijdelijke impulsregeling ontvangt, is cofinanciering door de betreffende partij nodig en pas dan leidt dat dus tot een uitgave van deze overheid;

  • Inzet van het Rijk is een vergelijkbare bijdrage te bieden als de bijdrage die decentrale overheden beschikbaar stellen. Het Rijk zet derhalve in op een impuls van in totaal ca. € 300 miljoen. De bijdrage van het Rijk bestaat uit:

    • € 6,7 miljoen stimuleringsgeld voor procesondersteuning in 2018–2022 (zie artikel 1);

    • € 20 miljoen extra reservering voor met name procesondersteuning, kennisontwikkeling en -deling, pilots en de ondersteuning van alle decentrale overheden in 2019–2020 (zie artikel 2);

    • Een intentie voor een beleidsreservering uit het Deltafonds na wetswijziging. Het Rijk geeft daarvoor een indicatie van de omvang van in totaal € 150–250 miljoen (zie artikel 3);

    • Tweemaal circa € 60 miljoen vanuit Zoetwatermiddelen die mede de doelen van ruimtelijke adaptatie dichterbij kunnen brengen (eerste pakket 2015–2021, tweede pakket 2022–2027) (zie artikel 4).

Artikel 6. Slotbepalingen

  • Deze bestuursovereenkomst treedt in werking op de dag na ondertekening door Partijen en eindigt na het aflopen van de nog voor te bereiden tijdelijke impulsregeling;

  • Partijen spreken af om, op voorwaarde van de inwerkingtreding van de wijziging van de Waterwet en de concretisering van de opgaven en maatregelen, in 2020 nadere afspraken te maken als uitwerking van dit Bestuursakkoord. Partijen zullen bezien op welke wijze maatschappelijke organisaties bij deze uitwerking betrokken zullen worden;

  • Partijen evalueren deze bestuursovereenkomst na inwerkingtreding van de wijziging van de Waterwet en de concretisering van de opgaven en maatregelen in 2021;

  • Deze bestuursovereenkomst is niet in rechte afdwingbaar;

  • Binnen tien dagen na ondertekening wordt deze bestuursovereenkomst gepubliceerd in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en ondertekend teRotterdam, 20 november 2018.

TOELICHTING OP DE TEKST EN DE BEGRIPPEN

Tijdelijke impulsregeling.

Bij de uitwerking van de tijdelijke impulsregeling worden VNG, UvW en IPO betrokken. Bij de concretisering van opgaven en maatregelen de komende jaren komen de regio´s tot concrete investeringsprojecten die vervolgens worden voorgesteld, beoordeeld en geaccordeerd op basis van criteria die bij de uitwerking van de regeling worden opgesteld. In het akkoord is al genoemd dat er, naast doelmatigheid en urgentie, in ieder geval sprake moet zijn van cofinanciering. Dat betekent dat het Rijk een financiële bijdrage levert vanuit het Deltafonds, onder de voorwaarde dat de deelnemende partijen (gemeente(n), waterschap(pen) en provincie) zorgen voor cofinanciering. Wat dat betekent voor de verdeling van de cofinanciering onder deze partijen is aan deze partijen zelf. Indien één of meer van deze partijen geen deelgenoot is van deze cofinanciering, zal er ook geen rijksbijdrage aan die partijen beschikbaar worden gesteld.

Trekkingsrechten

In aanvulling op de in artikel drie voorgestelde balans tussen enerzijds de afspraak dat alle gemeenten, waterschappen en provincies in aanmerking kunnen komen voor een deel van het budget en anderzijds de prioritering binnen de opgaven, wordt afgesproken de benodigde regeling voor dit proces – inclusief eventuele aanvullende criteria – in nader overleg vorm te geven tussen Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies.

Financiële verplichtingen

De afspraak dat gemeenten, waterschappen en provincies inzetten op een gezamenlijke bijdrage bovenop de reguliere investeringen voor inrichting en beheer voor de uitvoering van maatregelen voor ruimtelijke adaptatie leidt niet tot een uitgavenverplichting van de individuele gemeente, waterschap en provincie. Pas als een individuele gemeente, waterschap of provincie middelen uit de tijdelijke impulsregeling ontvangt, is cofinanciering door de betreffende partij nodig en pas dan leidt dat dus tot een uitgave van deze overheid. De verdeling van de inzet over de decentrale overheden volgt in de nadere uitwerking van het akkoord. Hierbij geldt expliciet de relatie met en afspraken uit de investeringsagenda ‘naar een duurzaam Nederland’.

Gelet op de provinciale en waterschapsverkiezingen in 2019 wordt nader geëxpliceerd dat het bestuursakkoord tot 2020 geen financiële verplichtingen met zich meebrengt voor de individuele decentrale overheden. In 2020 worden nadere afspraken gemaakt over overeen te komen financiële verplichtingen als de opgave inzichtelijk is gemaakt.

Naar boven