Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 juni 2018, 2018-0000083333, tot wijziging van de Regeling Wfsv in verband met afschaffing van de verruimde inlooptermijn voor overschotten of tekorten van sectorfondsen en afschaffing van de mogelijkheid van concernaansluiting bij sectorindeling

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 96, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen en artikel 2.2, negende lid, van het Besluit Wfsv;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Wfsv wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.14a vervalt.

B

Aan artikel 5.4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Een aanvraag als bedoeld in het eerste of derde lid wordt niet in behandeling genomen indien deze is ingediend op of na 29 juni 2018, 17.00 uur.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onderdeel A, treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

  • 2. Artikel I, onderdeel B, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 29 juni 2018, 17.00 uur.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 29 juni 2018

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

Het kabinet is voornemens om per 1 januari 2020 de sectorale premiedifferentiatie voor de Werkloosheidswet (WW) te laten vervallen en te vervangen door differentiatie naar de aard van de arbeidsovereenkomst. In het derde kwartaal van 2018 zal het daartoe wetgeving aanbieden aan de Tweede Kamer. Deze wetgeving is opgenomen in het wetsvoorstel ‘arbeidsmarkt in balans’, dat van 9 april tot en met 7 mei 2018 is aangeboden voor internetconsultatie via www.internetconsultatie.nl en op 29 juni 2018 door de ministerraad is geaccordeerd. In verband met dat wetsvoorstel worden twee wijzigingen van de Regeling Wfsv voorgesteld die in de aanloop naar de door dat wetsvoorstel beoogde premiesystematiek al eerder in werking moeten treden. Indien het wetsvoorstel geen status van wet zal verkrijgen, zullen deze maatregelen opnieuw worden bezien.

1. Afschaffing verruimde inlooptermijn sectorfondsen

Als gevolg van de introductie van premiedifferentiatie voor de WW naar aard van de arbeidsovereenkomst zullen de sectorfondsen per 2020 worden opgeheven en de vermogens ervan overgaan in het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf). In verband daarmee wordt bepaald dat sectoren met een voorzien vermogenstekort in 2019 één derde van dat tekort moeten inlopen. Sectoren met een voorzien vermogensoverschot mogen in 2019 hun vermogensoverschot onverminderd inzetten ter verlaging van de sectorpremie.

Overschotten of tekorten in de sectorfondsen kunnen ontstaan als de WW-lasten in een bepaald jaar hoger of lager uitvallen dan geraamd. Ook kunnen sectoren er ten behoeve van de premiestabiliteit in hun advies aan UWV voor kiezen om bewust een sectorreserve aan te houden. Overschotten of tekorten worden in de jaren daarna weggewerkt door een premieverlaging of -verhoging. De inlooptermijn bepaalt het aantal jaren waarin het overschot of tekort wordt ingelopen. De maximale inlooptermijn wordt in artikel 2.2, derde lid, van het Besluit Wfsv op drie kalenderjaren gesteld. Op basis van het negende lid van dat artikel was deze termijn in artikel 3.14a van de Regeling Wfsv verlengd tot maximaal vijf kalenderjaren. Deze regeling schrapt artikel 3.14a, waardoor de maximale inlooptermijn weer drie kalenderjaren bedraagt.

De reden voor deze wijziging is dat een verruimde inlooptermijn niet wenselijk wordt geacht voor de premiestelling in 2019. Een inlooptermijn van vijf jaar stelt sectoren in staat om slechts één vijfde van hun tekort aan te zuiveren, waardoor 80% van het tekort wordt opgevangen door het collectief bij de overgang naar het nieuwe systeem. Dit acht de regering onwenselijk en was niet het doel van de verruiming van de inlooptermijn naar vijf jaar. De inlooptermijn is in 2017 verruimd om een stabielere, meer voorspelbare ontwikkeling van de sectorpremies mogelijk te maken. Vanaf 2019 dient de vermogensontwikkeling van de sectorfondsen dit doel niet meer doordat de sectorfondsen – als het eerdergenoemde wetsvoorstel wet is geworden en in werking getreden – vanaf 2020 niet meer bestaan. Daarom wordt weer aangesloten bij de standaard maximale inlooptermijn van drie kalenderjaren.

Bij de premievaststelling voor 2019 zal het UWV alle sectorpremies zo laag mogelijk vaststellen. Voor sectoren met een vermogenstekort betekent dit dat zij één derde van het tekort moeten inlopen. Sectoren met een vermogensoverschot mogen dat hele overschot in 2019 inzetten om hun premie te verlagen, met dien verstande dat de sectorpremie niet negatief kan zijn. Voor alle sectorfondsen geldt dat eventuele tekorten of overschotten na 2019 zullen overgaan in het AWf.

2. Vervallen van de mogelijkheid tot concernaansluiting

Omwille van de uitvoerbaarheid van de sectorindeling voor de Belastingdienst is besloten de mogelijkheid van concernaansluiting voor werkgevers die een economische of organisatorische eenheid vormen, te laten vervallen. Een werkgever kon daardoor op grond van artikel 5.4, eerste lid, op zijn verzoek worden ingedeeld in de sector van de werkgever(s) met wie hij een economische of organisatorische eenheid vormt, in plaats van in de sector die past bij de aard van de werkzaamheden die hij zelf verricht. Onder concernaansluiting wordt daarbij tevens verstaan de mogelijkheid om op grond van artikel 5.4, derde lid, als nevenbedrijf of neveninstelling van een andere tak van beroep of bedrijf te worden ingedeeld bij de sector van die tak van beroep of bedrijf. De mogelijkheid tot concernaansluiting stelt werkgevers dus in staat om op enig moment zodanig ingedeeld te zijn dat zij zo weinig mogelijk premie hoeven af te dragen.

De mogelijkheid tot concernaansluiting is ooit geïntroduceerd omdat deze werkgevers praktische voordelen bood bij de loonaangifte. Toen er voor de werknemersverzekeringen nog werknemerspremies werden afgedragen, kon door de concernaansluiting eenvoudiger harmonisatie van het (netto)loon plaatsvinden. Van dit voordeel is sinds de Wet uniformering loonbegrip (Wul) echter geen sprake meer. Ook hebben werkgevers binnen een concern voor de premies werknemersverzekeringen niet langer te maken met verschillende uitvoeringsinstellingen (bedrijfsvereniging). Het praktische voordeel van de concernaansluiting voor werkgevers is daarmee grotendeels verdwenen.

Door de invoering van WW-premiedifferentiatie naar aard van de arbeidsovereenkomst komt de uitvoering van de sectorindeling in de knel doordat zowel premiedifferentiatie als de sectorindeling, die na 2019 nog wel in stand blijft voor de premie voor de Werkhervattingskas, een groot beroep doen op de capaciteit van de Belastingdienst. Daarom zijn in het wetsvoorstel ‘arbeidsmarkt in balans’ enkele maatregelen opgenomen om knelpunten in de uitvoering van de sectorindeling aan te pakken, en wordt in de memorie van toelichting aangekondigd dat de sectorindeling op termijn ook niet meer voor de Werkhervattingskas zal worden gehanteerd. Het vervallen van de mogelijkheid tot concernaansluiting is één van de maatregelen om de knelpunten in de uitvoering van de sectorindeling aan te pakken, totdat de indeling voor de premieheffing geheel niet meer wordt gehanteerd.

De sectorindeling is voor de Belastingdienst de afgelopen jaren steeds problematischer geworden. De omschrijving van de sectoren is sterk verouderd, waardoor het vaak moeilijk is om de werkzaamheden van een werkgever aan een sector toe te wijzen. Werkgevers ‘shoppen’ in toenemende mate tussen sectoren om zo laag mogelijke premies af te dragen, wat geresulteerd heeft in een sterk toegenomen aantal aanvragen tot herindeling en bezwaar-, beroeps- en cassatiezaken over beslissingen tot indeling. De mogelijkheid tot concernaansluiting is één van de onderdelen van de sectorindeling die bijzonder complex en intensief zijn in de uitvoering. Het vaststellen of werkgevers inderdaad een economische of organisatorische eenheid vormen met andere werkgevers moet handmatig gebeuren en is arbeidsintensief. Bovendien kan het belang van een werkgever om al dan niet gebruik te maken van de mogelijkheid tot concernaansluiting van jaar tot jaar verschillen. Door deze oorzaken legt de mogelijkheid tot concernaansluiting een onevenredig groot beslag op de uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst en is afschaffing ervan een effectieve maatregel om de sectorindeling beter uitvoerbaar te maken. Daartoe wordt aan artikel 5.4 een lid toegevoegd, dat een aanvraag op grond van artikel 5.4, eerste of derde lid, niet in behandeling wordt genomen indien deze is ingediend na 29 juni 2018, 17:00 uur. Dat is het moment van bekendmaking van deze maatregel door middel van een brief aan de Tweede en Eerste Kamer en een persbericht.

Onmiddellijke invoering van deze maatregel is noodzakelijk om te voorkomen dat de Belastingdienst op het laatste moment geconfronteerd wordt met een groot aantal aanvragen. Gelet op het belang dat werkgevers kunnen hebben bij een concernaansluiting, is er een reëel risico dat een groot aantal werkgevers op het laatste moment nog een aanvraag zal indienen. Zulk anticipatiegedrag is onwenselijk en zou teveel druk leggen op de beperkte capaciteit van de Belastingdienst. Deze maatregel is niet van invloed op bestaande indelingen waarin sprake is van concernaansluiting. Deze blijven gehandhaafd, tenzij een werkgever verzoekt deze ongedaan te maken.

Het vervallen van de mogelijkheid tot concernaansluiting is – zoals hiervoor vermeld – onderdeel van een breder pakket aan maatregelen om de knelpunten in de uitvoering van de sectorindeling met onmiddellijke ingang aan te pakken. De andere maatregelen zijn dat wijzigingen in de sectorindeling op verzoek of melding van een werkgever niet langer met terugwerkende kracht zullen plaatsvinden tenzij sprake is van bevoordeling van de werkgever, en dat een verzoek tot gesplitste aansluiting van een werkgever bij verschillende sectoren niet langer mogelijk is. Deze andere maatregelen, met het oog waarop artikel 97 van de Wet financiering sociale verzekeringen wordt gewijzigd, zijn onderdeel van het wetsvoorstel ‘arbeidsmarkt in balans’ en zullen ook terugwerken tot en met 29 juni 2018, 17:00 uur, het moment van bekendmaking van deze maatregelen door middel van een brief aan de Tweede en Eerste Kamer en een persbericht. De Belastingdienst zal in de uitvoering anticiperen op de inwerkingtreding ervan.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven