Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 1 december 2017, nr. 2017-0000615840, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling WNT in verband met de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, met betrekking tot artikel 1.1, eerste lid, onder 6°, F en X van de Evaluatiewet WNT en enkele andere wijzigingen

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op de artikelen 1.1, onderdeel b, onder 6°, 1.9, eerste lid, onderdeel a, en 4.1 van de Wet normering topinkomens;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling WNT wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Tot uitkering wegens beëindiging van een dienstverband wordt niet gerekend de vergoeding van kosten van een outplacement traject, van juridische bijstand of van financieel of pensioenadvies in het kader van de beëindiging van een dienstverband indien:

    • a. die vergoeding rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeit uit een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een van toepassing zijnde collectieve regeling die is overeengekomen met verenigingen van werknemers of ambtenaren die bevoegd zijn afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden, of een wettelijk voorschrift, of

    • b. de topfunctionaris de vergoeding uitsluitend kan aanwenden op basis van declaratie, onder overlegging van bewijsstukken, voor daadwerkelijk gemaakte kosten.

B

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5. Openbaarmaking gegevens topfunctionarissen

  • 1. De verantwoordelijke vermeldt per boekjaar in het financieel verslaggevingsdocument van iedere topfunctionaris van wie de bezoldiging meer bedraagt dan € 1.700:

    • a. de naam;

    • b. de functie of functies;

    • c. de duur van het dienstverband, aangeduid met de aanvangsdatum en einddatum van de functievervulling;

    • d. tenzij het een lid van een hoogste toezichthoudend orgaan betreft: de omvang van het dienstverband, uitgedrukt als deeltijdfactor met een minimum van 0,025 fte en een maximum van 1,0 fte;

    • e. tenzij het een lid van een hoogste toezichthoudend orgaan betreft: de beloning plus de belastbare onkostenvergoedingen;

    • f. tenzij het een lid van een hoogste toezichthoudend orgaan betreft: de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn;

    • g. de totale bezoldiging;

    • h. het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum;

    • i. tenzij het een lid van een hoogste toezichthoudend orgaan betreft: of er al dan niet sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking, en

    • j. de naam van de topfunctionaris die tevens topfunctionaris, niet zijnde lid van het hoogste toezichthoudende orgaan, is bij een andere rechtspersoon of instelling waarop paragraaf 2 of 3 van de wet van toepassing is, alsmede de naam van de betreffende rechtspersoon of instelling.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid vermeldt de verantwoordelijke in het financieel verslaggevingsdocument tevens de in het eerste lid genoemde gegevens over het jaar voorafgaand aan het boekjaar waarop de verplichting in het eerste lid betrekking heeft.

  • 3. De verantwoordelijke vermeldt per boekjaar in het financieel verslaggevingsdocument van iedere topfunctionaris van wie de bezoldiging € 1.700 of minder bedraagt, de naam en de functie.

  • 4. Indien een topfunctionaris, niet zijnde lid van het hoogste toezichthoudende orgaan, van wie de bezoldiging meer bedraagt dan € 1.700 een functie vervult anders dan op grond van een dienstbetrekking, vermeldt de verantwoordelijke in afwijking van het eerste lid voor de periode van functievervulling tot en met twaalf maanden:

    • a. de naam;

    • b. de functie of functies;

    • c. de duur van het dienstverband, aangeduid met de aanvangs- en einddata van de functievervulling;

    • d. of het uurtarief lager is dan het maximale uurtarief, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WNT, dan wel indien het uurtarief hoger is dan dat maximale uurtarief: het uurtarief;

    • e. de totale bezoldiging, exclusief BTW, en

    • f. het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum.

  • 5. De verantwoordelijke vermeldt in het financieel verslaggevingsdocument van iedere topfunctionaris die een uitkering wegens beëindiging dienstverband heeft ontvangen:

    • a. de naam;

    • b. de functie of functies;

    • c. het jaar waarin het dienstverband is geëindigd;

    • d. tenzij het een lid van een hoogste toezichthoudend orgaan betreft: de omvang van het dienstverband in de twaalf kalendermaanden voorafgaand aan beëindiging van het dienstverband, uitgedrukt als deeltijdfactor met een minimum van 0,025 fte en een maximum van 1,0 fte;

    • e. de overeengekomen en in het boekjaar gedane uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband met uitzondering van uitkeringen die voortvloeien uit een rechterlijke uitspraak, en

    • f. het individueel toepasselijke maximum met betrekking tot de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband.

  • 6. Indien de bezoldiging van een topfunctionaris meer bedraagt dan de voor de instelling bij of krachtens de wet bepaalde maximale bezoldiging of het totaal van de uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband meer bedraagt of zal bedragen dan het bedrag, bedoeld in de artikelen 2.10, eerste lid, of 3.7, eerste lid, van de wet vermeldt verantwoordelijke in het financieel verslaggevingsdocument op:

    • a. de reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan, en

    • b. indien van toepassing: een vordering op de betrokken topfunctionaris wegens een onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 1.6 van de wet, en in de gevallen, bedoeld in de artikelen 2.1, vierde lid, en 3.1, vijfde lid, van de wet op de natuurlijke of rechtspersoon die de topfunctionaris ter beschikking stelt. Een dergelijke vordering wordt afzonderlijk toegelicht. Indien de onverschuldigde betaling volledig is terugbetaald voordat het financieel verslaggevingsdocument is vastgesteld, kan het opnemen van de vordering achterwege blijven.

C

Artikel 5a, eerste lid, onderdelen b en c, komen te luiden:

  • b. de duur van het dienstverband, aangeduid met de aanvangsdatum en einddatum van de functievervulling in het boekjaar;

  • c. de omvang van het dienstverband in het boekjaar, uitgedrukt als deeltijdfactor met een minimum van 0,025 fte en een maximum van 1,0 fte;

de beloning plus de belastbare onkostenvergoedingen;

D

Na artikel 5b worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 5c. Wijze van openbaarmaking

  • 1. Indien het boekjaar van de verantwoordelijke niet overeenkomt met een kalenderjaar heeft de vermelding, bedoeld in de artikelen 5 en 5a, betrekking op de gegevens van het kalenderjaar voorafgaande aan het boekjaar.

  • 2. Uiterlijk 1 juli van het jaar volgend op het boekjaar waar het financieel verslaggevingsdocument betrekking op heeft maakt de verantwoordelijke de gegevens bedoeld in de artikelen 5 en 5a openbaar via internet op een algemeen toegankelijke wijze gedurende ten minste zeven jaar. Indien op grond van andere op de verantwoordelijke van toepassing zijnde regelgeving of een besluit een later tijdstip waarop het financieel verslaggevingsdocument openbaar moet worden gemaakt geldt, is die latere datum de uiterlijke datum van openbaarmaking.

  • 3. Bij een groep van rechtspersonen zijn de verantwoordelijken van de rechtspersonen binnen de groep vrij om te kiezen of de gegevens bedoeld in de artikelen 5 en 5a worden opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening of in de enkelvoudige jaarrekening van de betreffende rechtspersoon. Uitsluitende vermelding in de geconsolideerde jaarrekening is voldoende indien:

    • a. in de geconsolideerde jaarrekening per verantwoorde functionaris wordt aangegeven op welke rechtspersoon of rechtspersonen de verantwoorde WNT-gegevens betrekking hebben, en

    • b. in de jaarrekening van de betreffende rechtspersoon wordt verwezen naar de geconsolideerde jaarrekening waarin de WNT-verantwoording is opgenomen.

Artikel 5d. Herstel van fouten die na vaststelling van het financieel verslaggevingsdocument worden geconstateerd

  • 1. De verantwoordelijke herstelt een fout in de gegevens die op grond van de artikelen 5 en 5a openbaar moeten worden gemaakt die na vaststelling van het financieel verslaggevingsdocument over het betreffende boekjaar worden geconstateerd, voor zover het een fout betreft:

    • a. in een verantwoorde bezoldiging of uitkering wegens beëindiging van het dienstverband over het voorafgaande boekjaar, groter dan € 5.000;

    • b. inhoudende het onterecht niet vermelden in de WNT-verantwoording over het voorafgaande boekjaar van (gegevens van) een topfunctionaris;

    • c. die leidt tot (wijzigingen in) een onverschuldigde betaling in enig boekjaar.

  • 2. De verantwoordelijke corrigeert de in het eerste lid bedoelde fout in het eerstvolgende financieel verslaggevingsdocument en licht de verschillen met het eerder vastgestelde financieel verslaggevingsdocument alsmede de oorzaak van de fout toe.

  • 3. In het geval de fout niet leidt tot (wijzigingen in) een onverschuldigde betaling vermeldt de verantwoordelijke dat in de in het tweede lid bedoelde toelichting.

  • 4. In het geval de fout leidt tot (wijzigingen in) een onverschuldigde betaling vermeldt de verantwoordelijke de op het moment van vaststellen van het verantwoordingsdocument de nog niet aan de instelling terugbetaalde bedragen, of, indien op het moment van vaststellen van het financieel verslaggevingsdocument volledige terugbetaling aan de instelling heeft plaatsgevonden, het feit dat deze terugbetaling volledig heeft plaatsgevonden. In het geval de fout leidt tot een verlaging van een onverschuldigde betaling mag een nadere toelichting achterwege blijven.

Artikel 5e. Openbaarmaking gegevens gewezen topfunctionaris

Ten aanzien van het financieel verslaggevingsdocument dat betrekking heeft op het kalenderjaar 2017 is artikel 5, eerste lid, onderdelen a tot en met j, tweede tot en met vijfde lid, zesde lid, aanhef en onderdeel a, van overeenkomstige toepassing op de gewezen topfunctionaris als bedoeld in artikel 4.1, eerste tot en met vierde lid, van de wet, zoals dat artikel luidde op 31 december 2017.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De Wet normering topinkomens (hierna: WNT) beoogt bovenmatige bezoldigingen en ontslaguitkeringen in de publieke en semipublieke sector tegen te gaan, door deze te normeren en openbaar te maken. Het bij deze wet behorende normenkader wordt periodiek geactualiseerd. Voor kalenderjaar 2018 is de Uitvoeringsregeling WNT (hierna: de regeling) op enkele onderdelen gewijzigd. Allereerst zijn de openbaarmakingsverplichtingen zoals vastgelegd in artikel 5 van de regeling opnieuw vastgesteld en een aantal andere openbaarmakingsverplichtingen gewijzigd met oog op inwerkingtreding van enkele bepalingen van de Evaluatiewet WNT op 1 januari 2018. Daarnaast voorziet deze wijzigingsregeling in een update van de in artikel 4 opgenomen componenten die wel en niet tot de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband worden gerekend. Ten derde zijn aan de regeling regels toegevoegd met betrekking tot het herstellen van fouten in de WNT-verantwoording die pas na vaststelling van het financieel verslaggevingsdocument worden geconstateerd. Deze regels waren voorheen in het Controleprotocol WNT opgenomen.

2. Openbaarmakingsverplichtingen met ingang van kalenderjaar 2018

Op grond van het met ingang van 1 januari 2018 in werking getreden artikel 4.1, eerste en tweede lid, WNT zijn de openbaarmakingsverplichtingen die WNT-instellingen hebben niet langer in de wet zelf, maar bij ministeriële regeling geregeld. De openbaarmakingsverplichtingen zijn met ingang van die datum neergelegd in deze regeling.1 Het is om twee redenen wenselijk om de artikelen 5 en 5a zoals vastgesteld en gepubliceerd op 1 mei 2017 respectievelijk opnieuw te vast te stellen en te wijzigen. Ten eerste is er onder andere naar aanleiding van de recente herziening van het Controleprotocol WNT gebleken dat enkele openbaarmakingsverplichtingen op onderdelen verder konden worden verduidelijkt en beter konden aansluiten op het verantwoordingsmodel WNT. Dit is een niet verplichte handreiking die in het veld inmiddels breed wordt gebruikt. Daarnaast is het wenselijk dat de openbaarmakingsverplichtingen voor enig kalenderjaar aan het begin van dat jaar bekend zijn. Tot nu toe werd het verantwoordingsmodel WNT pas lopende het kalenderjaar bekend gemaakt. Tijdige bekendmaking sluit aan bij de wensen van de praktijk en richtlijnen voor de jaarverslaggeving. In deze regeling zijn de regels opgenomen voor de WNT-verantwoording vanaf kalenderjaar 2018, zoals WNT-instellingen die vanaf begin 2019 moeten opstellen. Er wordt separaat aandacht besteed aan de verantwoording over kalenderjaar 2017 en de punten waarop die afwijkt van 2018.

De openbaarmakingsverplichtingen die zijn opgenomen in de artikelen 5 en 5a van deze regeling zijn overgenomen uit de voorheen in de WNT opgenomen openbaarmakingsverplichtingen (de artikelen 4.1 en 4.2 van de WNT, zoals deze luidden voor inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT). Het betreft de openbaarmaking van de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen die verstrekt zijn aan topfunctionarissen en een motivering van eventuele overschrijdingen. Ook de openbaarmakingsverplichtingen ten aanzien van niet-topfunctionarissen zijn in deze regeling bepaald. De oorspronkelijke bepalingen zijn op enkele punten gewijzigd met oog op administratieve lastenvermindering of op basis van praktijkervaringen. Voortaan dienen alleen die gegevens openbaar te worden gemaakt die nodig zijn voor de juiste toepassing van en controle op naleving van de WNT. Verder is in artikel 5b bepaald welke instellingen vrijgesteld worden van de openbaarmakingsverplichtingen en geeft artikel 5c enkele regels voor de wijze van openbaarmaking.

2.1 Openbaarmaking van bezoldigingsgegevens

De eerste leden van de artikelen 5 en 5a regelen de openbaarmaking van bezoldigingsgegevens. Deze leden zijn inhoudelijk gebaseerd op de oorspronkelijke bepalingen in de artikelen 4.1 en 4.2 van de WNT, waarin voor de inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT de openbaarmakingsverplichtingen waren opgenomen. Een eerste wijziging voor topfunctionarissen is dat alleen gegevens openbaar hoeven gemaakt te worden indien de bezoldiging meer bedraagt dan een vrijwilligersvergoeding zoals gedefinieerd door de Belastingdienst. Op basis van de WNT-jaarrapportage 2015 is gebleken dat circa 50% van de topfunctionarissen van wie de bezoldiging jaarlijks digitaal werd gemeld de functie onbezoldigd of op vrijwillige basis vervult. De kans op overtreding van de normering van de WNT is bij deze topfunctionarissen verwaarloosbaar. Het heeft geen toegevoegde waarde dat WNT-instellingen de exacte bezoldiging van deze topfunctionarissen openbaar maken.

Daarnaast is verduidelijkt hoe de omvang en duur van het dienstverband van topfunctionarissen openbaar worden gemaakt. Voor voorzitters en leden van toezichthoudende organen (toezichthoudende topfunctionarissen) wordt de omvang van het dienstverband niet meer openbaar gemaakt. Voor hen geldt een forfaitair bezoldigingsmaximum van respectievelijk 15% en 10% van het toepasselijke bezoldigingsmaximum, ongeacht de omvang van de functievervulling. Openbaarmaking van de omvang van het dienstverband heeft geen meerwaarde. Daarom vervalt deze verplichting. Voor leidinggevende topfunctionarissen blijft de verplichting om de deeltijdfactor openbaar te maken bestaan (artikel 5, eerste lid, onderdeel d).

Ook dienen instellingen voortaan het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum openbaar te maken. Dit is het bezoldigingsmaximum dat voor een individuele topfunctionaris geldt, ofwel het algemeen of sectorale bezoldigingsmaximum dat geldt voor de WNT-instelling herrekend naar de duur en omvang van het dienstverband van de topfunctionaris (artikel 5, eerste lid, onderdeel h). Veel instellingen maakten dit gegeven in de praktijk al openbaar, omdat het onderdeel is van het verantwoordingsmodel WNT. Voor zowel de instelling zelf als de WNT-toezichthouder is daarmee snel inzichtelijk of de bezoldiging het maximum niet overschrijdt. Ook is geregeld op welke wijze WNT-instellingen de naleving van de zogenoemde anticumulatiebepaling door topfunctionarissen dienen te verantwoorden die op 1 januari 2018 in werking treedt (artikel 5, eerste lid, onderdeel j).

De openbaarmaking van de bezoldiging van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking voor de functievervulling tot en met twaalf kalendermaanden wijkt op enkele punten af van de openbaarmakingsverplichtingen voor topfunctionarissen met een dienstbetrekking. Deze sluit aan bij de specifieke normering die op grond van artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit WNT voor deze categorie geldt. Zo dient in plaats van de omvang van het dienstverband in uren te worden vermeld of het werkelijk uurtarief het maximum uurtarief, bedoeld in artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit WNT, niet overschrijdt. Daarnaast wordt slechts de totale bezoldiging, exclusief BTW, gemeld. Ook het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum dient openbaar te worden gemaakt. Deze berekeningswijze is echter anders dan bij topfunctionarissen met een (fictieve) dienstbetrekking. Dit heeft te maken met het feit dat de specifieke normering bestaat uit een maximum uurtarief en uit een maximum gebaseerd op het aantal kalendermaanden waarin is gewerkt. Zie verder de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel B.

Een vordering op een topfunctionaris vanwege een onverschuldigde betaling wordt in de WNT-verantwoording van het financieel verslaggevingsdocument opgenomen en afzonderlijk toegelicht, tenzij de onverschuldigde betaling reeds volledig is terugbetaald voordat het financieel verslaggevingsdocument is vastgesteld. Met deze bepaling worden de topfunctionaris en de WNT-instelling gestimuleerd een onverschuldigde betaling snel ongedaan te maken, aangezien er dan geen publicatie in de WNT-verantwoording plaatsvindt.

2.2 Ontslagvergoedingen

De uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband aan topfunctionarissen met en zonder dienstbetrekking worden, overeenkomstig het voormalige artikel 4.1, derde lid, van de WNT zoals die gold voor inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT, openbaar gemaakt. Dit is geregeld in artikel 5, vijfde lid. Aanvullend worden de totaal overeengekomen ontslagvergoeding en de individueel toepasselijke maximale ontslagvergoeding openbaar gemaakt. Uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband aan niet-topfunctionarissen hoeven niet langer openbaar te worden gemaakt.

2.3 Online publicatie van de gegevens

Artikel 5c, tweede lid, regelt dat de instelling of rechtspersoon de in de jaarrekening opgenomen gegevens betreffende de WNT op een algemeen toegankelijke manier op internet openbaar maakt. Deze verplichting hangt samen met het feit dat de algemene digitale meldplicht met de Evaluatiewet WNT is vervangen door een bevoegdheid voor de betrokken vakministers om bij ministeriële regeling een digitale meldplicht voor de eigen sector vast te leggen. De verplichting is geïntroduceerd om de transparantie te waarborgen en het toezicht op de naleving te vergemakkelijken. De WNT-gegevens moeten gedurende tenminste zeven jaar algemeen toegankelijk en eenvoudig vindbaar zijn.

2.4 De openbaarmaking van bezoldigingsgegevens met betrekking tot kalenderjaar 2017

Het nieuwe artikel 5e regelt dat de leden 1, onderdelen a tot en met j, 2 tot en met 5, 6a en 7 van artikel 5 voor de WNT-verantwoording over 2017 ook gelden voor gewezen topfunctionarissen. Het begrip gewezen topfunctionaris vervalt met ingang van 1 januari 2018. De gegevens ten aanzien van gewezen topfunctionarissen zijn vanaf kalenderjaar 2018 geen onderdeel meer van de WNT-verantwoording. In de WNT-verantwoording over 2017 moeten gewezen topfunctionarissen nog wel worden opgenomen. De naleving van de anticumulatiebepaling is ten aanzien van de gewezen topfunctionaris geen onderdeel van de verantwoording over 2017. In 2017 was die bepaling immers nog niet in werking getreden.

3. Componenten van de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband

In de uitvoeringspraktijk is gebleken dat van bepaalde vergoedingen die de WNT-instelling bij het einde van het dienstverband van een topfunctionaris kan verstrekken onvoldoende duidelijk is of en hoe deze tot de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband in de zin van de WNT moeten worden gerekend. Voor drie typen vergoedingen –- de kosten voor outplacement, juridische bijstand en voor financieel dan wel pensioenadvies – is in het nieuwe derde lid van artikel 4 geregeld onder welke voorwaarden deze vergoedingen niet tot de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband worden gerekend.

In het nieuwe derde lid is geregeld dat bedoelde vergoedingen geen ontslaguitkeringen zijn voor zover het recht daarop rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeit uit een cao, een andere collectieve regeling of een wettelijk voorschrift. Outplacement is bijvoorbeeld één van de voorzieningen/faciliteiten die in het kader van een van-werk-naar-werk traject (vwnw-traject) kan worden ingezet. Zowel de kosten die de werkgever voor het outplacementtraject vergoedt aan de topfunctionaris dan wel aan een geselecteerd outplacementbureau, als ook de doorbetaling van de bezoldiging bij non-activiteit gedurende dat traject zijn geen ontslaguitkering in de zin van de WNT, indien het vwnw-traject rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeit uit wettelijk voorschrift, een collectieve arbeidsovereenkomst of een andere collectieve regeling. Tevens geldt dit voor zover de voorziening of vergoeding voor outplacement niet in een vwnw-traject is opgenomen, maar wel zelf rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeit uit een wettelijk voorschrift, een collectieve arbeidsovereenkomst of een andere collectieve regeling.

Als outplacement (als onderdeel van een vwnw-traject of als op zichzelf staande voorziening of faciliteit), vergoeding voor juridische bijstand of voor financieel of pensioenadvies in het kader van beëindiging van een dienstverband niet rechtstreeks, dwingend en eenduidig voortvloeit uit een cao, een andere collectieve regeling of een wettelijk voorschrift, dan wordt op grond van onderdeel b van het nieuwe derde lid de vergoeding van de kosten van dat traject niet aangemerkt als ontslaguitkering voor zover sprake is van kosten die daadwerkelijk voor deze doeleinden zijn gemaakt en vergoed door de werkgever op basis van declaratie tot aan het daarbij afgesproken maximumbedrag. Dat wil zeggen dat de topfunctionaris de vergoeding uitsluitend mag aanwenden op basis van declaratie, onder overlegging van bewijsstukken zoals nota’s en facturen, voor daadwerkelijk gemaakte kosten. Vergoedingen waarvoor dit niet geldt en die min of meer vrij te besteden zijn door de topfunctionaris worden wel aangemerkt als ontslaguitkering.

Voor zover deze drie categorieën vergoedingen wel bij de topfunctionaris belast zijn, vormen zij wel bezoldiging in de zin van de WNT. Ze leveren immers beloningsvoordeel op.

4. Herstel van fouten die na vaststelling van het financieel verslaggevingsdocument worden geconstateerd

Tot dusver was in het Controleprotocol WNT de procedure vastgelegd voor het herstellen van fouten in de WNT-verantwoording van een instelling die na het vaststellen van de WNT-verantwoording worden geconstateerd. Bij de herziening van dit controleprotocol is geconstateerd dat het wenselijk is dit in de Uitvoeringsregeling WNT te regelen: openbaarmaking is immers een verplichting voor de WNT-instelling en is met ingang van 1 januari 2018 geregeld in deze regeling. Ook ten aanzien van de wijze waarop fouten in de WNT-verantwoording moeten worden hersteld, is het wenselijk dat dit in deze regeling is geregeld.

De procedure in het nieuwe artikel 5d heeft nadrukkelijk betrekking op fouten die ná het vaststellen van de jaarrekening over het betreffende boekjaar worden geconstateerd, door bijvoorbeeld de WNT-instelling zelf, de accountant, gebruikers van de jaarrekening of de verantwoordelijke WNT-toezichthouder. Fouten die nog lopende de controle van de jaarstukken door de accountant worden geconstateerd, dienen uiteraard nog voor vaststelling van de jaarrekening te worden gecorrigeerd. Van een fout is sprake indien een gegeven dat de WNT-instelling op grond van artikelen 5 en 5a van de regeling openbaar moet maken onjuist is weergegeven of ontbreekt.

Hersteld moeten worden:

  • een fout in verantwoorde bezoldiging of uitkering wegens beëindiging van het dienstverband in de WNT-verantwoording over het voorafgaande boekjaar, groter dan € 5.000;

  • het onterecht niet vermelden van (gegevens van) een topfunctionaris over het voorafgaande boekjaar;

  • iedere fout die leidt tot (wijzigingen in) een onverschuldigde betaling, ongeacht de hoogte van de fout en het boekjaar waarin de onverschuldigde betaling plaatsvond.

Deze fouten dienen in het eerstvolgende financieel verslaggevingsdocument na het moment waarop ze zijn geconstateerd te worden gecorrigeerd en toegelicht. De WNT-instelling kan dit doen door de vergelijkende gegevens te corrigeren of door de gecorrigeerde WNT-verantwoording waar de fouten betrekking op hadden volledig opnieuw op te nemen. De instelling licht de aard en omvang van de verschillen tussen de foute en gecorrigeerde gegevens en de oorzaak van de fout toe. Als de fout niet leidt tot (wijzigingen in) een onverschuldigde betaling, dan vermeldt de WNT-instelling dit expliciet. Als dat wel het geval is, dan geeft de instelling inzicht in de effecten van het herstel op de hoogte van de onverschuldigde betaling. Als onverschuldigde betalingen door het herstel lager worden of geheel vervallen, dan kan een toelichting achterwege blijven.

De geschetste procedure heeft betrekking op fouten in de WNT-verantwoording die in het eerstvolgende financieel verslaggevingsdocument moeten worden hersteld. Benadrukt wordt dat deze procedure onverlet laat dat de verantwoordelijke WNT-toezichthouder een WNT-instelling kan verplichten een ontbrekende, onvolledige of onjuiste WNT-verantwoording openbaar te maken, ongeacht het boekjaar waar deze betrekking op heeft. De verantwoordelijke mMinister is op grond van artikel 5.6 van de wet immers bevoegd WNT-gegevens openbaar te maken via de Staatscourant, als een WNT-instelling dat nalaat. Als een minder vergaand alternatief kan de instelling verplicht worden een ontbrekende WNT-verantwoording alsnog op te stellen en openbaar te maken, buiten de reguliere verantwoording via de jaarrekening om. Met andere woorden, WNT-instellingen die de openbaarmakingsplicht niet hebben nageleefd, kunnen openbaarmaking niet weigeren met een beroep op de afbakening en termijnen van onderhavige procedure voor foutherstel.

5. Administratieve lasten

De effecten op de administratieve lasten van de vereenvoudiging van de openbaarmakingsverplichtingen zijn al grotendeels toegelicht en waar mogelijk berekend in de op 1 mei 2017 gepubliceerde wijziging van de Uitvoeringsregeling WNT2. De nieuwe wijzigingen in de Uitvoeringsregeling WNT zijn in de berekening verwerkt. De totale effecten op de administratieve lasten van beide wijzigingsregelingen worden in deze paragraaf integraal weergegeven en toegelicht.

5.1 Verantwoordingsvrijstelling

In de wijzigingsregeling van 1 mei 2017 is een verantwoordingsvrijstelling voor (zeer) kleine semipublieke WNT-instellingen geïntroduceerd. Naar verwachting kunnen circa 175 kleine instellingen gebruik maken van deze verantwoordingsvrijstelling. Uit de onderzoeken bij de Evaluatiewet WNT blijken de kosten die gepaard gaan met de openbaarmaking voor kleine instellingen gemiddeld € 2.100 per jaar te bedragen. De vrijstelling levert hiermee een verlichting op van circa € 367.500.

5.2 Beperking van de openbaarmakingsverplichting tot bezoldigingen hoger dan € 1.700

Deze regeling bepaalt dat van topfunctionarissen met een bezoldiging lager dan € 1.700 alleen de naam en functie openbaar hoeven te worden gemaakt, in plaats van de op 1 mei voorgestelde € 1.500. Op basis van gegevens uit de WNT-jaarrapportage 2015 wordt geschat dat circa 15.300 functionarissen een bezoldiging ontvangen lager dan € 1.700. Voor dat aantal functionarissen wordt de openbaarmaking dan beperkt tot de naam en de functie. Wederom uitgaand van een vermindering van € 115 per functionaris wordt een administratieve lastenverlichting gerealiseerd van € 1.759.500.

5.3 Vereenvoudiging van de openbaarmaking van uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband

Met de wijzigingsregeling van 1 mei 2017 is bepaald dat ontslaguitkeringen aan niet-topfunctionarissen en ontslaguitkeringen aan topfunctionarissen die zijn toegestaan op grond van een rechterlijke uitspraak of voortvloeien uit een wettelijk voorschrift, cao of andere collectieve regeling niet langer openbaar hoeven worden gemaakt. Gezien het relatief beperkte aantal ontslagvergoedingen per jaar leidt deze maatregel naar verwachting tot slechts een kleine vermindering van administratieve lasten. De gevolgen voor de regeldruk zijn niet gekwantificeerd.

5.4 Digitale melding en publicatie op internet

Met de Evaluatiewet WNT is de algemene digitale meldplicht vervangen door een bevoegdheid voor de bij de WNT betrokken vakministers om de digitale meldplicht voor de eigen sector bij ministeriële regeling vast te leggen. In de wijzigingsregeling van 1 mei 2017 was berekend dat de digitale melding voor circa 2.000 instellingen zou vervallen. Inmiddels heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) ervoor gekozen de separate digitale melding van WNT-gegevens in DigiMV door zorginstellingen ook te laten vervallen. Dat betekent dat het vervallen van de algemene digitale meldplicht een administratieve lastenvermindering oplevert voor 3.900 instellingen in plaats van voor 2.000 WNT-instellingen.3 De administratieve lastenvermindering bedraagt dan € 288.600 (= 3.900 instellingen x 2 uur x € 37).

Met de wijzigingsregeling van 1 mei 2017 is daarnaast een verplichting geïntroduceerd om de WNT-verantwoording op een toegankelijke manier op internet openbaar te maken. Geschat is dat de verplichting voor circa 1.000 instellingen een nieuwe handeling betekent, uitgevoerd in een half uur door administratief personeel. Dit betekent een beperkte toename in administratieve lasten van in totaal € 18.500 (= 1.000 instellingen x 0,5 uur x € 37).

5.5 Verdere verduidelijkingen en vereenvoudigingen in de openbaarmakingsverplichting

In de wijzigingsregeling van 1 mei 2017 zijn de effecten van de enkele overige wijzigingen op de administratieve lasten niet nader gekwantificeerd, omdat de meeste verplichtingen reeds bestonden of met die verplichtingen verband houdende acties al nodig waren om aan de bestaande informatieverplichtingen te kunnen voldoen. Onderhavige wijziging van de openbaarmakingsverplichting houdt deels kleine verlichtingen in: het kunnen volstaan met het invullen van de totale bezoldiging in plaats van de drie afzonderlijke componenten en een verklaring of het maximum uurtarief voor een topfunctionaris zonder dienstbetrekking niet is overschreden. Het moeten vermelden van het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum en eventuele andere topfuncties van leidinggevende topfunctionarissen bij andere WNT-instellingen zijn kleine verzwaringen. De verduidelijkingen ten aanzien van de omvang en duur van het dienstverband worden geacht geen effect te hebben op administratieve lasten: de wijze waarop die worden uitgevraagd, sluit aan bij de huidige uitvoeringspraktijk. Per saldo blijven de administratieve lasten op genoemde onderdelen ongeveer gelijk.

5.6 Componenten van de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband

Deze regeling verheldert voor drie typen vergoedingen - de kosten voor outplacement, juridische bijstand of voor financieel dan wel pensioenadvies – of en onder welke voorwaarden deze tot de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband worden gerekend. Aangenomen wordt dat deze verheldering als zodanig geen effect heeft op de regeldruk: WNT-instellingen waar ontslag van een topfunctionaris aan de orde is, zullen bij het bepalen van een eventuele ontslagvergoeding hoe dan ook de regelgeving inzake de normering van de ontslagvergoeding raadplegen. De nieuwe onderdelen van artikel 4 lopen daarin mee en leiden zelf niet tot een administratieve lastenverhoging.

5.7 Openbaarmaking van WNT-gegevens bij een groep van rechtspersonen

De betreffende bepaling is verplaatst van de Beleidsregels WNT naar de Uitvoeringsregeling WNT. Dat ligt voor de hand, omdat die beleidsregel te maken heeft met de openbaarmaking en omdat artikel 4.1 WNT nu een grondslag biedt om de openbaarmakingsplicht bij ministeriële regeling te regelen. Aangenomen wordt dat deze regelgevingstechnische wijziging geen gevolgen heeft voor de regeldruk.

5.8 Herstel van fouten

Onderhavige wijziging legt in de Uitvoeringsregeling WNT een procedure vast voor het herstel van fouten in de WNT-verantwoording die na het vaststellen van het financieel verslaggevingsdocument worden geconstateerd. Deze was voorheen vastgelegd in het Controleprotocol WNT en is ten opzichte van die versie iets vereenvoudigd. Aangenomen wordt dat deze wijziging geen of een verwaarloosbaar effect heeft op de regeldruk. Allereerst kan er van uit worden gegaan dat fouten over het algemeen vóór vaststelling van de jaarrekening worden hersteld en dat de procedure dus door relatief weinig WNT-instellingen wordt gebruikt. Als ze de procedure moeten toepassen, zullen zij er op dat moment kennis van nemen. Dat de procedure elders is geregeld, doet daar niets aan af.

5.9 Totale impact op de administratieve lasten

De totale impact van de toegelichte wijzigingen van de Uitvoeringsregeling WNT is in onderstaande tabel in beeld gebracht. De wijzigingen leiden tot een administratieve lastenverlichting van circa € 2.434.100. Ten opzichte van de wijzigingsregeling van 1 mei 2017 is dit een aanvullende lastenverlichting van € 387.100.

Maatregel

Berekening

AL-impact

5.1 Verantwoordingsvrijstelling

175 instellingen x € 2.100

(–/–) € 367.500

5.2 Geen openbaarmaking bezoldigingen < € 1.700

15.300 topfunctionarissen x € 115

(–/–) € 1.759.500

5.3 Vereenvoudiging openbaarmaking ontslagvergoedingen

niet gekwantificeerd

5.4 Vervallen algemene digitale meldplicht

3.900 instellingen x 2 uur x € 37

(–/–) € 288.600

5.4 Online publicatieplicht jaarverslag

1.000 instellingen x 0,5 uur x € 37

(+/+) € 18.500

5.5 Overige wijzigingen openbaarmakingsverplichtingen

niet gekwantificeerd

5.6 Wijziging componenten ontslagvergoeding

niet gekwantificeerd

5.7 Openbaarmaking WNT-gegevens groep rechtspersonen

niet gekwantificeerd

5.8 Procedure herstel fouten

niet gekwantificeerd

Totaal

(–/–) € 2.434.100

5.10 Advisering door het Adviescollege Toetsing Regeldruk

Een conceptversie van deze wijziging van de Uitvoeringsregeling WNT inclusief bovenstaande berekening van de gevolgen voor de regeldruk is voor advies aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) voorgelegd. In zijn advies van 24 november 2017 geeft het college aan dat nut en noodzaak van de wijziging van de Uitvoeringsregeling WNT voldoende duidelijk zijn gemaakt. Het college adviseert de regeling vast te stellen, nadat met de adviespunten is rekening gehouden. Deze adviespunten zijn als volgt verwerkt in de definitieve versie van deze wijzigingsregeling:

  • Het college constateert dat helder is gemotiveerd hoe en waarom een minder belastende uitwerking van de WNT-regelgeving is gevonden, maar merkt wel op dat de openbaarmakingsverplichtingen voor kalenderjaar 2017 voor de tweede maal binnen enkele maanden worden gewijzigd. In paragraaf 2 is toegelicht dat er op enkele onderdelen van de bijgestelde openbaarmakingsverplichtingen sprake is van voortschrijdend inzicht, voortkomend uit de herziening van het Controleprotocol WNT. Er is weloverwogen voor gekozen deze wijzigingen nu al door te voeren, voor de inwerkingtreding van de wijzigingsregeling van 1 mei 2017 en voordat instellingen hun WNT-verantwoording 2017 opstellen, om de openbaarmakingsverplichtingen vervolgens voorlopig niet te wijzigen. Dit verdient de voorkeur boven nieuwe wijziging in 2018 voor de WNT-verantwoording over 2019.

  • Het college adviseert bij de eerstvolgend evaluatie van de WNT expliciet aandacht te besteden aan de mogelijkheden om onderdelen van de lagere regelgeving van de WNT te vereenvoudigen. Dit advies zal bij de opzet van de tweede wetsevaluatie worden betrokken.

  • Het college adviseert wijzigingen in de lagere regelgeving bij de WNT ook in de komende jaren vast te stellen voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de uitvoeringsbepalingen betrekking hebben. Dit advies wordt onderschreven, zoals ook toegelicht in paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting.

  • Het college adviseert toekomstige wijzigingen in de lagere regelgeving bij de WNT in samenhang (integraal) voor te leggen voor consultatie en besluitvorming. Het college noemt daarbij specifiek het feit dat de Uitvoeringsregeling WNT en het Controleprotocol WNT niet op hetzelfde moment voor consultatie en besluitvorming worden voorgelegd. In reactie hierop wordt benadrukt dat de jaarlijkse actualisatie van de Uitvoeringsregeling WNT, de Beleidsregels WNT en bijbehorende veelgestelde vragen en antwoorden op www.topinkomens.nl al integraal worden voorgelegd. Het Controleprotocol WNT is hierop een (terechte) uitzondering, omdat deze regeling geen verplichtingen oplegt aan WNT-instellingen, maar een instructie is aan accountants. Het Controleprotocol WNT heeft dus een andere doelgroep en een wezenlijk ander karakter. Bovendien is het wenselijk om in het Controleprotocol WNT eventuele praktijkervaringen die lopende het kalenderjaar worden opgedaan te verwerken. Hoewel in algemene zin met het college wordt gedeeld dat regelgeving zoveel mogelijk integraal moet worden ontwikkeld en voor consultatie en besluitvorming voorgelegd, wordt het advies in dit specifieke geval niet onderschreven.

  • Het college adviseert in de berekening van de regeldrukgevolgen onderscheid te maken tussen de regeldrukgevolgen die voortvloeien uit de wijzigingsregeling van 1 mei 2017 en onderhavige wijzigingsregeling. De regeldrukgevolgen van beide wijzigingen zijn in paragrafen 5.1 tot en met 5.8 integraal toegelicht. In paragraaf 5.9 is het geadviseerde onderscheid vervolgens aangebracht.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Aan artikel 4 is een nieuw derde lid toegevoegd dat regelt in welke gevallen kosten voor outplacement, juridische bijstand en financieel of pensioenadvies moeten worden aangemerkt als uitkeringen wegens beëindiging van een dienstverband. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel B

Er is voor gekozen artikel 5 opnieuw vast te stellen. Dit artikel is reeds vastgesteld bij wijziging van de Uitvoeringsregeling WNT die op 1 mei 2017 is gepubliceerd.4 Het betreffende artikel zou in werking treden met ingang van 1 januari 2018. Voortschrijdend inzicht heeft ertoe geleid dat het wenselijk is dit artikel op diverse punten aan te passen. Met het oog op kenbaarheid is er voor gekozen dit artikel in zijn geheel opnieuw vast te stellen.

Op grond van artikel 4.1 van de WNT zijn de openbaarmakingsverplichtingen opgenomen in de onderhavige regeling. Vóór de inwerkingtreding van de Evaluatiewet WNT waren de openbaarmakingsverplichtingen ten aanzien van topfunctionarissen opgenomen in artikel 4.1 van de WNT en ten aanzien van niet-topfunctionarissen in artikel 4.2 van die wet. Thans zijn deze opgenomen in artikelen 5 en 5a van onderhavige regeling.

Het eerste lid van artikel 5 bevat een opsomming van de gegevens die in het financieel verslaggevingsdocument moeten worden opgenomen.

Ten opzichte van de op 1 mei 2017 gepubliceerde wijzigingsregeling is verhelderd op welke wijze WNT-instellingen de omvang en duur van het dienstverband van een topfunctionaris openbaar maken. De duur van het dienstverband dient te worden uitgedrukt door de aanvangsdatum en einddatum van de functievervulling in het boekjaar. Als de functie het hele kalenderjaar is vervuld, zijn de aanvangs- en einddatum respectievelijk 1 januari en 31 december. De omvang van het dienstverband dient te worden uitgedrukt als een deeltijdfactor in fte (artikel 5, eerste lid, onderdeel d). Voor toezichthoudende topfunctionarissen is de openbaarmaking van de deeltijdfactor vervallen. Topfunctionarissen, niet zijnde toezichthouders, dienen deze factor nog steeds openbaar te maken. Wel wordt hierbij uitgegaan van een minimumdeeltijdfactor van 0,025 voor die gevallen dat de deeltijdfactor niet is bepaald of moeilijk te bepalen is. Dat geldt bijvoorbeeld voor topfunctionarissen die slechts een aantal keer per jaar vergaderen en hier een vacatievergoeding voor ontvangen. Te denken valt aan leden van zelfstandige bestuursorganen zonder rechtspersoonlijkheid of ad hoc commissies. De minimumdeeltijdfactor van 0,025 is gebaseerd op een te verwachten minimale tijdsbesteding van één uur per week of circa vier tot vijf uur per maand. Nadrukkelijk is dit een minimumdeeltijdfactor. Indien aantoonbaar een hogere deeltijdfactor geldt, kan deze worden vermeld. Opgemerkt wordt dat hiermee het bezoldigingsmaximum ook een minimumwaarde krijgt. Voor 2017 is dit, indien geen sectorale regelgeving van toepassing is en de functie het hele jaar is vervuld, € 4.525. Als maximumdeeltijdfactor wordt uitgegaan van 1,0.

Ook moet worden aangegeven of een leidinggevende topfunctionaris met of zonder (fictieve) dienstbetrekking werkzaam is (artikel 5, eerste lid, onderdeel i). Op die manier is helder of op de topfunctionaris de reguliere normering van toepassing of dat het een topfunctionaris betreft die de functie al dertien maanden of meer zonder dienstbetrekking vervult. Dat is relevant voor adequaat toezicht op naleving van de specifieke normering van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking in de eerste twaalf maanden van de functievervulling op grond van het Uitvoeringsbesluit WNT. Dit gegeven was overigens al onderdeel van het verantwoordingsmodel WNT.

Onderdelen e en f regelen dat de beloning plus de belastbare onkostenvergoedingen respectievelijk de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn voor leidinggevende topfunctionarissen apart openbaar moeten worden gemaakt. Voor toezichthoudende topfunctionarissen is deze uitsplitsing vervallen. Voor hen moet nog slechts de totale bezoldiging openbaar worden gemaakt.

Op grond van onderdelen g en h van het eerste lid van artikel 5 moeten de het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum en de totale bezoldiging openbaar gemaakt worden. Op grond van de WNT wordt de totale bezoldiging getoetst aan het bezoldigingsmaximum dat – naar rato van de duur en omvang van het dienstverband – voor de individuele topfunctionaris geldt. De verplichte openbaarmaking van het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum maakt het voor instellingen, accountants en WNT-toezichthouders in één oogopslag duidelijk of er sprake is van een overschrijding.

Het nieuwe artikel 1.6a WNT maximeert de totale bezoldiging uit functies als leidinggevende topfunctionaris bij verschillende WNT-instellingen tot het algemeen bezoldigingsmaximum (in 2017: € 181.000), tenzij voor de betreffende topfunctionaris een hoger maximum geldt. Door deze bepaling kunnen topfunctionarissen die bij meerdere WNT-instellingen een functie als bestuurder vervullen niet meer dan het toepasselijke bezoldigingsmaximum verdienen in die functies. De topfunctionaris heeft een meldplicht en dient andere functies als leidinggevende topfunctionaris bij WNT-instellingen bij al die instellingen te melden. In het nieuwe onderdeel j van het eerste lid van artikel 5 is geregeld dat een WNT-instelling voor een topfunctionaris die meerdere functies als leidinggevende topfunctionaris vervult, openbaar dient te maken bij welke andere WNT-instellingen die functies worden vervuld. Dergelijke ‘dubbelfuncties’ komen overigens weinig voor. Om voor alle topfunctionarissen te laten verantwoorden of er wel of niet sprake is van een dubbelfunctie bij een andere WNT-instelling zou een onevenredige administratieve lastenverzwaring betekenen.

Op grond van artikel 5, tweede lid, dienen ten aanzien van topfunctionarissen vergelijkende cijfers in het financieel verslaggevingsdocument te worden opgenomen, zoals reeds gold voor niet-topfunctionarissen. Hiermee is aangesloten bij de bepaling uit artikel 2:263, vijfde lid, Boek 2, BW dat zoveel mogelijk bij iedere post van de jaarrekening het bedrag van het voorgaande jaar vermeld moet worden. Tevens kunnen instellingen, accountants en WNT-toezichthouders de loonontwikkeling van een functionaris volgen. Bij een grote afwijking geeft dit signalen voor nader onderzoek. Het vervallen van deze dubbele verantwoordingsplicht is thans neergelegd in het nieuwe artikel 4.2 WNT.

Artikel 5, derde lid, regelt de openbaarmakingsverplichtingen die gelden voor topfunctionarissen. Hierbij is een ondergrens van € 1.700 euro van toepassing. Deze grens is gebaseerd op de vrijwilligersvergoeding zoals gedefinieerd door de Belastingdienst in artikel 2, zesde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Op het moment van publicatie van deze regeling is dat bedrag € 1.500. Echter, in het regeerakkoord is aangekondigd dat dit bedrag zal worden verhoogd tot € 1.700. Voor de toepassing van deze regeling is vooruitlopend daarop het hogere bedrag reeds opgenomen. Voor topfunctionarissen met een bezoldiging tot deze grens kan worden volstaan met de vermelding van de namen en functies van deze functionarissen.

Het vierde lid van artikel 5 regelt de openbaarmakingsverplichtingen voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking. Artikel 5, vierde lid, onderdeel d, is op zodanige wijze gewijzigd dat niet langer de omvang van het dienstverband in uren voor topfunctionarissen niet in dienstverband hoeft te worden opgenomen in de verantwoording, zoals was bepaald in de versie van dit artikel zoals deze luidde in de wijzigingsregeling. In plaats daarvan kan worden volstaan met een verklaring dat het van uurtarief zoals opgenomen in artikel 4, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WNT niet is overschreden. Indien dat uurtarief wel is overschreden dient de hoogte ervan te worden vermeld. Deze wijze van openbaarmaking – een verklaring dat het werkelijk uurtarief lager is dan het maximum uurtarief (‘ja’), en vermelding van het werkelijk uurtarief als dat het maximum wel overschrijdt (‘nee, namelijk: € 190’) – brengt met zich mee dat de controle door de accountant minder precisie vraagt naarmate het werkelijk uurtarief verder onder het maximum uurtarief ligt. Andersom: hoe dichter het werkelijk uurtarief tegen het maximum aan zit, des te zekerder dient de accountant vast te stellen of het aantal gewerkte uren ook daadwerkelijk klopt. De wijziging hangt in die zin samen met c.q. versterkt het vernieuwde Controleprotocol WNT dat als insteek heeft de accountantscontrole te vereenvoudigen bij bezoldigingsniveaus ruim onder de toepasselijke bezoldigingsmaxima.

In artikel 5, vierde lid, onder e, is verduidelijkt dat de BTW niet moet worden vermeld.

Zoals toegelicht in paragraaf 2.1 bepaalt artikel 5, vierde lid, onderdeel f, dat ook voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking voor de functievervulling tot en met twaalf kalendermaanden het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum openbaar wordt gemaakt. De berekeningswijze is echter anders dan bij topfunctionarissen met (fictieve) dienstbetrekking, omdat deze specifieke normering voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking voor de functievervulling tot en met twaalf kalendermaanden uit twee onderdelen bestaat: een maximum uurtarief en een maximum op basis van het aantal kalendermaanden is gewerkt. Via beide onderdelen kan een onverschuldigde betaling ontstaan.

Voor berekening van het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum wordt primair uitgegaan van het maximum op basis van het aantal kalendermaanden waarin is gewerkt. Alleen in het geval dat het maximum uurtarief wordt overschreden, wordt voor de berekening van het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum uitgegaan van het maximum op basis van het maximum uurtarief en het aantal gewerkte uren. Dit kan worden geïllustreerd met het volgende voorbeeld. Voor 2018 geldt een maximum uurtarief van € 182 en een normbedrag van € 25.300 per maand voor de eerste zes maanden van de functievervulling en € 19.100 voor de zevende tot en met de twaalfde maand van de functievervulling. Stel dat een topfunctionaris zonder dienstbetrekking in 2018 acht maanden een topfunctie vervulde en in die periode 950 uren heeft gewerkt. Als individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum wordt in principe het maximum op basis van de normbedragen per kalendermaand genoteerd, ofwel: € 25.300 x 6 maanden + € 19.100 x 2 maanden = € 190.000. In het geval dat het uurtarief van de topfunctionaris het maximum uurtarief heeft overschreden, kan er ook via dat deel van de normering een onverschuldigde betaling ontstaan. Dan noteert de WNT-instelling als het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum het maximum uurtarief x het aantal gewerkte uren. Stel dat de topfunctionaris over de gewerkte maanden een bezoldiging van € 180.000 ontving, dan was zijn of haar werkelijke uurtarief € 180.000 / 950 uren = € 189,47. Het individueel toepasselijke bezoldigingsmaximum is dan € 182 x 950 uren = € 172.900. Zo wordt inzichtelijk dat er door overschrijding van het maximum uurtarief een onverschuldigde betaling is ontstaan: die bedraagt in het voorbeeld € 7.100.

Het vijfde lid van artikel 5 regelt de openbaarmakingsverplichtingen ten aanzien van uitkeringen wegens beëindiging van een dienstverband (ontslagvergoedingen) voor topfunctionarissen. Deze verplichting geldt overigens niet langer voor niet-topfunctionarissen en is om die reden niet opgenomen in artikel 5a. Nieuw is dat de totaal overeengekomen ontslagvergoeding dient te worden vermeld. Achtergrond hiervan is dat de totaal overeengekomen ontslagvergoeding getoetst moet worden aan het maximum, en niet slechts het deel dat tot uitkering komt in het boekjaar. Zo wordt voorkomen dat overschrijdingen onopgemerkt kunnen blijven wanneer een ontslagvergoeding verdeeld over meerdere verslagjaren wordt uitgekeerd. Uitkeringen die voortvloeien uit een rechterlijke uitspraak zijn op grond van artikel 1.6, tweede lid, van de WNT niet genormeerd en hoeven niet langer openbaar gemaakt te worden. Door deze wijzigingen is voor instellingen, accountants en WNT-toezichthouders in één oogopslag duidelijk of de norm al dan niet is overschreden. Voor niet-topfunctionarissen hoeft de ontslagvergoeding niet langer openbaar gemaakt te worden. Deze vergoeding wordt niet genormeerd en de uitvoeringslasten waren hoog en stonden niet in verhouding tot de informatie die de openbaarmaking opleverde.

Het zesde lid, onderdeel a, van artikel 5 bepaalt dat de reden waarom de overschrijding al dan niet is toegestaan in het financieel verslaggevingsdocument moet worden opgenomen. De verantwoordelijke dient aan te geven waarom een overschrijding gerechtvaardigd wordt geacht. Indien de overschrijding niet is toegestaan, dient deze als onverschuldigde betaling te worden opgenomen. Onderdeel b van dit lid stelt dat indien er sprake is van een vordering wegens onverschuldigde betaling, deze moet worden opgenomen in het financieel verslaggevingsdocument en afzonderlijk moet worden toegelicht.

Artikel I, onderdeel C

Artikel 5a, eerste lid, is, analoog aan het eerste lid van artikel 5 aangepast. Verwezen wordt naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel B.

Artikel I, onderdeel D

Dit onderdeel introduceert drie nieuwe artikelen: artikelen 5c tot en met 5e.

Artikel 5c, eerste lid, bevat een bepaling die van toepassing is indien het boekjaar van een WNT rechtspersoon of instelling niet overeenkomt met een kalenderjaar.

Artikel 5c, tweede lid, bevat bepalingen ten aanzien van de online publicatie van de gegevens die op grond van dit artikel moeten worden openbaar gemaakt. De verantwoordelijke kan de vereiste informatie op een eigen website publiceren, maar mag daarvoor ook gebruikmaken van gemeenschappelijke voorzieningen die aangeboden worden door bijvoorbeeld de brancheorganisaties. In het kader van transparantie en met het oog op toezicht moeten de WNT-gegevens algemeen toegankelijk en eenvoudig vindbaar zijn, gedurende een zekere periode. Concreet betekent dit dat de WNT-verantwoording binnen de basisstructuur van de desbetreffende website moet worden geplaatst en niet op een afgezonderde pagina of een afwijkend (sub)domein. Binnen de basisstructuur is tevens gekozen voor een logische plaatsing, bijvoorbeeld bij informatie over de organisatie of bij overige verantwoordingsdocumenten. Ook is de vindbaarheid via zoekmachines geborgd. Het deponeren van jaarstukken bij de Kamer van Koophandel volstaat niet: in dat geval zouden geïnteresseerden inloggegevens voor www.kvk.nl moeten aanvragen en tevens moeten betalen voor het raadplegen van de jaarstukken. Dat voldoet niet aan het criterium van algemene toegankelijkheid. In het tweede lid van artikel 5c is tevens bepaald dat publicatie uiterlijk 1 juli en gedurende ten minste zeven jaar moet gebeuren. Met 1 juli is aangesloten op de termijn zoals voorheen gold met betrekking tot de digitale meldplicht. In sectoren waar op grond van andere regelgeving een latere uiterlijke publicatiedatum geldt, mag die latere datum worden aangehouden. Met de termijn van zeven jaar is aangesloten bij de bewaartermijn, zoals ook geldt voor overige financiële gegevens.5 Veel instellingen maken de jaarrekening overigens nu al in het geheel openbaar. Instellingen die dit niet doen kunnen volstaan met het slechts publiceren van de gegevens die op grond van deze regeling openbaar moeten worden gemaakt. Hiervoor kan het verantwoordingsmodel WNT worden gebruikt dat het Ministerie van BZK jaarlijks ter beschikking stelt.

De bepaling die thans is opgenomen in artikel 5c, derde lid, was voorheen opgenomen in artikel 14 van de Beleidsregels WNT. Besloten is deze op te nemen in de Uitvoeringsregeling WNT. Het regelt dat, indien een WNT-instelling deel uitmaakt van een groep van rechtspersonen, het niet noodzakelijk is dat de WNT-verantwoording in alle individuele jaarverslaggevingsdocumenten worden opgenomen. Er kan worden volstaan met een verantwoording in de geconsolideerde jaarrekening, waarbij wel dient te worden aangegeven bij welke rechtspersoon binnen de groep de topfunctionaris in dienst is.

Het nieuwe artikel 5d regelt hoe WNT-instellingen dienen te handelen bij foutherstel. De regels voor foutherstel waren voorheen opgenomen in het Controleprotocol WNT, maar aangezien deze regels van toepassing zijn op de instellingen en niet de accountants (de adressanten van het Controleprotocol WNT) is besloten deze regels op te nemen in de regeling. Verwezen wordt naar paragraaf 4 van het algemeen deel van deze toelichting.

In het nieuwe artikel 5e is geregeld dat de bepalingen uit het artikel 5, eerste lid, onderdelen a tot en met j, tweede tot en met vijfde lid, zesde lid, aanhef en onderdeel a, en zevende lid van overeenkomstige toepassing zijn op de gewezen topfunctionaris. Met de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 1, eerste lid, onder 6⁰, van de WNT (de bepaling die regelt dat een topfunctionaris die meer dan twaalf maanden de functie van topfunctionaris heeft bekleed en die in dienst blijft bij dezelfde instelling voor een periode van vier jaar topfunctionaris blijft en aldus genormeerd) verdwijnt de ‘gewezen topfunctionaris’ zoals deze was opgenomen in artikel 4.1 van de WNT zoals deze luidde voor 1 januari 2018. Echter, met betrekking tot het verantwoordingsjaar 2017 dienen de gegevens van de gewezen topfunctionaris te worden vermeld.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018. Daarmee is voldaan aan de regels met betrekking tot de vast-verandermomenten. Van de termijn van publiceren twee maanden voor inwerkingtreding is afgeweken, omdat meer tijd nodig was voor afstemming over en toetsing van de bepalingen in deze regeling op uitvoerbaarheid.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
3

Uitgaande van de circa 1.900 WNT-instellingen onder de verantwoordelijkheid van de Minister van VWS die ten behoeve van de WNT-jaarrapportage 2015 digitaal gegevens hebben gemeld.

X Noot
5

Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 52, vierde lid.

Naar boven