Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 23 mei 2017, nr. 2070235 houdende instelling van de Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Instellingsregeling Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders)

De Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Besluiten:

Artikel 1 (Begripsbepalingen)

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Veiligheid en Justitie;

b. Commissie:

Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders, bedoeld in artikel 2.

Artikel 2 (Instelling en taak)

  • 1. Er is een Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders.

  • 2. De Commissie heeft tot taak:

    • a. te adviseren omtrent aanpassingen binnen of van het huidige stelsel voor tarifering van de ambtshandelingen van gerechtsdeurwaarders teneinde tot een toekomstbestendig stelsel te komen;

    • b. op basis van de uitkomsten concrete aanbevelingen te doen over de bekostiging van ambtshandelingen van gerechtsdeurwaarders.

  • 3. In aanvulling op de taakomschrijving zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, oefent de commissie haar taak uit met in achtneming van het volgende:

    • a. De commissie maakt bij de uitvoering van zijn taak een afweging tussen een goede, verantwoorde en efficiënte bedrijfsvoering van de gerechtsdeurwaarder (inclusief een redelijke ondernemingsvergoeding), de bescherming van de schuldenaar tegen te hoog oplopende kosten en de belangen van de schuldeiser, alles binnen de rechtsstatelijke uitgangspunten;

    • b. De kosten van ambtshandelingen zullen niet uit publieke middelen worden bekostigd;

    • c. De commissie kan de reikwijdte van de ambtshandelingen zo nodig heroverwegen;

    • d. De commissie kan het WODC inschakelen voor onderzoek.

Artikel 3 (Samenstelling, benoeming, ontslag)

De commissie bestaat uit een voorzitter en vijf andere leden.

Artikel 4 (Rapportageverplichting)

  • 1. De commissie brengt voor 1 december 2017 eindverslag uit met betrekking tot haar taak, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a tot en b.

  • 2. De commissie kan een tussentijds verslag uitbrengen.

  • 3. De termijn voor het uitbrengen van de eindrapportage, bedoeld in het eerste lid, kan worden verlengd.

Artikel 5 (Archiefbescheiden)

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden, waaronder gespreksverslagen, over aan het archief van de Directie Rechtsbestel van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Artikel 6 (Inwerktreding en instellingsduur)

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 februari 2018.

Artikel 7 (Citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Instellingsregeling Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 23 mei 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

TOELICHTING

Met de invoering van de Gerechtsdeurwaarderswet in 2001 zijn de vaste tarieven voor ambtshandelingen vervangen door vrije prijsvorming in de relatie tussen opdrachtgever en gerechtsdeurwaarder en zijn de kosten die op de schuldenaar kunnen worden verhaald vaste door de overheid vastgestelde op kostprijs gebaseerde bedragen. Deze vaste schuldenaarstarieven zijn bedoeld om de schuldenaar te beschermen tegen te hoog oplopende kosten, zijn vastgelegd in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag) en worden jaarlijks geïndexeerd. De afgelopen jaren hebben zich ontwikkelingen voorgedaan die het huidige stelsel onder druk hebben gezet zoals meer marktwerking, kwaliteitseisen, maatschappelijke, technologische en economische ontwikkelingen. Daarbij kan ook gedacht worden aan aanvullende eisen aan of uitbreiding van specifieke ambtshandelingen, zoals raadpleging en vulling van het beslagregister of de jaarlijkse berekening van de beslagvrije voet. De schuldenaarstarieven van ambtshandelingen lijken – ondanks jaarlijkse indexatie – niet altijd meer gelijk te lopen met de kostprijs (Rapport Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarders, Cebeon, 5 juli 2016). Daarnaast speelt nog een aantal ontwikkelingen een rol. Zo kunnen er vraagtekens worden gezet bij de proportionaliteit van bij schuldenaren in rekening gebrachte kosten gelet op de hoogte van de onderliggende vordering, als ook bij de verdeling van de kosten van ambtshandelingen tussen schuldenaar en schuldeiser. De maatschappelijke kosten van (ambtelijke) incasso dienen, overeenkomstig de Rijksincassovisie, zo laag mogelijk te blijven. Hoewel uitgangspunt in Nederland is dat vonnissen uiteindelijk door een gerechtsdeurwaarder moeten kunnen worden geëxecuteerd, zal onnodige schuldophoging zoveel mogelijk moeten worden vermeden. Bij al deze vraagstukken speelt mee dat de armoede en schuldenproblematiek in Nederland in de afgelopen 5 tot 10 jaar sterk is toegenomen en er dientengevolge meer aandacht is voor de positie van schuldenaren. Uitgangspunt daarbij is wel dat vorderingen moeten worden betaald en dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor het nakomen van hun financiële verplichtingen. Tegelijkertijd is de exclusieve rol van de gerechtsdeurwaarder in het rechtsbestel essentieel. Hij kan ondernemer zijn en dient voor zijn ambtelijke werk – mits efficiënt en noodzakelijk – een redelijke (ondernemers)vergoeding te ontvangen. De hoogte van deze vergoeding is afhankelijk van factoren als bijvoorbeeld ondernemersrisico (als daarvan sprake is), opleidingsniveau en tijdsbesteding. Het voorafgaande maakt dat het huidige stelsel onder de loep genomen dient te worden. Daarbij kunnen met inachtneming van het gestelde in artikel 2, tweede en derde lid van deze regeling alle uitgangspunten die aan het huidige stelsel ten grondslag liggen ter discussie komen. In een brief aan de Tweede Kamer [TK 2016–2017, 34 047, nr. 17] is aangekondigd dat er een adviescommissie zal worden ingesteld die de opdracht krijgt nader onderzoek te verrichten en aanbevelingen te doen om het stelsel te actualiseren en te komen tot een bestendige regeling voor de toekomst.

Deze aanbevelingen (inclusief mogelijke tarifering en indexering) dienen concreet en uitgewerkt te zijn en – des gewenst – voor directe invoering geschikt. Met dit besluit wordt de Commissie herijking tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders ingesteld met de in artikel 2 omschreven taak.

De aanwijzing van de leden van deze commissie en vaststelling van de vergoeding wordt in een apart besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie geregeld. Gekozen is voor dhr. P. Oskam (burgemeester Capelle ad IJssel) als voorzitter met bestuurlijke ervaring en met gevoel voor de maatschappelijke en rechtsstatelijke belangen die bij dit onderwerp spelen. Naast de voorzitter zal de commissie bestaan uit vijf leden vanuit de beroepsgroep, de schuldenaren, opdrachtgevers van gerechtsdeurwaarders en twee wetenschappers met respectievelijk financieel-economische en rechtswetenschappelijke kennis.

Naar boven