ARTIKEL I
De Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, onderdeel dd, komt te luiden:
- dd. mobiel vingerafdrukopname-apparaat:
-
de door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangewezen mobiele
apparatuur en bijbehorende programmatuur voor het opnemen van vingerafdrukken;
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
2. In het zevende lid wordt de zinsnede ‘Nederlandse identiteitskaart, bedoeld in het
vierde lid,’ vervangen door: in het vierde lid genoemde identiteitskaarten.
C
Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8a. Gekwalificeerd personeel
De werkzaamheden op grond van de wet worden uitgevoerd door bevoegde en gekwalificeerde
personen.
D
In artikel 9, tweede lid, wordt de zinsnede ‘waaronder zijn geboorteakte,’ vervangen
door: waaronder zijn geboorteakte, reisdocumenten die op zijn naam zijn gesteld, dan
wel buitenlandse reisdocumenten waarin hij staat vermeld en.
E
Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De vervangende Nederlandse identiteitskaart is geldig voor vijf jaren.
F
In de artikelen 12, 27, 28a, 38, 42, 43, 43a, 44, 45, 50a, 55, 81, derde lid, 84 en
93 wordt ‘ambtenaar’ telkens vervangen door: persoon.
G
In de artikelen 79, 80, 80b, 81, 82 en 93 wordt ‘ambtenaren’ telkens vervangen door:
personen.
H
In artikel 19, eerste lid, aanhef, wordt de zinsnede ‘Ingevolge artikel 30, eerste
lid, van de wet kan een tweede paspoort’ vervangen door ‘Een tweede paspoort als bedoeld
in artikel 30 van de wet kan worden verstrekt’ en de zinsnede ‘die aantonen dat zij
voor beroepsmatige of zakelijke redenen’ vervangen door: die aantonen dat zij.
I
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid, wordt in de tweede volzin de zinsnede ‘dag en de maand’ vervangen
door: dag, de maand en het jaar.
2. Het zevende lid komt te luiden:
-
7. In de aanvraag wordt, indien de aanvrager een burgerservicenummer heeft, het burgerservicenummer
vermeld en indien de aanvrager een administratienummer heeft, het administratienummer
vermeld, waaronder de aanvrager is ingeschreven in de basisadministratie.
3. Het achtste lid vervalt.
J
In de artikelen 24, 25 en 28a wordt de zinsnede ‘Nederlandse identiteitskaart’ telkens
vervangen door: Nederlandse identiteitskaart of vervangende Nederlandse identiteitskaart.
K
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘bezit van of vermelding in ’ vervangen door: bezit van.
2. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘Van de door de aanvrager overgelegde Nederlandse
of buitenlandse reisdocumenten die op zijn naam zijn gesteld, dan wel van de buitenlandse
reisdocumenten waarin hij staat vermeld’ vervangen door: Van de door de aanvrager
overgelegde Nederlandse reisdocumenten die op zijn naam zijn gesteld.
3. Onder vernummering van het derde lid tot tweede lid vervalt het tweede lid.
L
In artikel 37, eerste lid, wordt de zinsnede ‘reisdocument, mits hij aangeeft daarbij
een dringend belang te hebben’ vervangen door: reisdocument.
M
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
-
5. Indien de aanvrager omwille van bijzondere omstandigheden als genoemd in artikel
28, derde lid, van de wet niet in persoon verschijnt op de uitgiftelocatie worden
zijn vingerafdrukken opgenomen met behulp van het mobiel vingerafdrukopname-apparaat.
-
6. Indien de aanvrager zijn aanvraag niet indient op de uitgiftelocatie, kunnen zijn
vingerafdrukken worden opgenomen met behulp van het mobiel vingerafdrukopname-apparaat.
N
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde, vijfde en zesde lid tot tweede, derde en vierde
lid, vervallen in artikel 39 het tweede lid en derde lid.
2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘aangewezen ambtenaar’ vervangen door: aangewezen
persoon.
O
Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd.
1. Het vierde komt te luiden:
-
4. Nadat de aanvraaggegevens zijn doorgezonden aan het reisdocumentenstation wordt,
indien de daartoe aangewezen ambtenaar, met inachtneming van het bij of krachtens
de wet bepaalde, heeft beslist dat het aangevraagde reisdocument kan worden uitgereikt,
in de aanvraag het feit van deze verstrekking vermeld.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
-
5. In de aanvraag voor een reisdocument waarbij sprake is van een beslissing tot verstrekking
van een reisdocument waarvan de territoriale geldigheid beperkter is, wordt vermeld
voor welke landen het reisdocument geldig is.
-
6. Indien de aanvraaggegevens zijn doorgezonden aan het reisdocumentenstation, maar
de beslissing op de aanvraag is aangehouden, worden de in het vierde en vijfde lid
genoemde gegevens in het reisdocumentenstation vastgelegd, nadat de verstrekking heeft
plaatsgevonden.
P
In artikel 43, tweede lid, wordt de zinsnede ‘postmachtiging van de distributeur’
vervangen door: machtiging tot ontvangstneming van de burgemeester.
Q
In artikel 44, eerste lid, komt de tweede volzin te luiden: Indien dit het geval is
en het pakket is onbeschadigd, vindt de overdracht plaats.
R
In artikel 45, tweede lid, wordt in de eerste volzin de zinsnede ‘geproduceerd of
gepersonaliseerd’ vervangen door: geproduceerd en gepersonaliseerd.
S
Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘opgehaald door de leverancier’ vervangen door:
opgehaald door de distributeur.
2. Het tweede lid komt te luiden:
T
In artikel 47, vierde lid, wordt de zinsnede ‘door de leverancier beschikbaar gestelde
formulier’ vervangen door: door de distributeur beschikbaar gestelde formulier.
V
In artikel 60, eerste lid, wordt in de eerste volzin de zinsnede ‘aangewezen ambtenaar,
die de mededeling omtrent de vermissing in ontvangst neemt’ vervangen door: aangewezen
persoon, die de mededeling omtrent de vermissing in ontvangst neemt, of schriftelijk,.
W
Aan artikel 65 wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
6. Van het van rechtswege vervallen van een reisdocument ingevolge artikel 47, eerste
lid, onder i, van de wet wordt, met het oog op de vermelding daarvan in het basisregister
reisdocumenten, terstond melding gedaan aan de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties door Onze Minister die het aangaat.
X
Aan artikel 65 wordt een lid toegevoegd, luidende:
Y
In hoofdstuk VII vervalt paragraaf 4.
Z
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt de zinsnede ‘een Nederlandse identiteitskaart,’
vervangen door: een Nederlandse identiteitskaart, een vervangende Nederlandse identiteitskaart,.
2. In het zevende lid wordt de zinsnede ‘artikel 47, eerste lid, onder a, b, c, g of
h’ vervangen door: artikel 47, eerste lid, onder a, b, c, g, h of i.
Aa
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
2. In het vierde lid wordt de zinsnede ‘het in het reisdocument aangebrachte kinegram’
vervangen door: elk in het reisdocument aangebrachte kinegram.
3. In het vijfde lid wordt ‘artikel 26, derde lid’ vervangen door: artikel 26, tweede
lid.
4. In het zevende lid wordt de zinsnede ‘dan wel artikel 97, tweede lid, of artikel
98, tweede lid,’ vervangen door: dan wel artikel 97, tweede lid, of artikel 98, eerste
of tweede lid,.
Ab
Artikel 78, derde lid, komt te luiden:
-
3. De gezaghebber draagt er zorg voor dat de handelingen, bedoeld in het eerste lid,
die plaatsvinden in een niet tot de organisatie van het openbaar lichaam behorende
uitgiftelocatie, uitsluitend worden verricht door bezoldigde ambtenaren van het openbaar
lichaam.
Ac
Onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid vervalt artikel
79, tweede lid.
Ad
In artikel 80, tweede lid, vervalt de tweede volzin.
Ae
Artikel 81 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt de zinsnede ‘bevoegde ambtenaren’ vervangen door: bevoegde
personen.
2. In het tweede lid, wordt de zinsnede ‘met gebruikmaking van de door de distributeur
daartoe kosteloos beschikbaar gestelde postmachtiging’ vervangen door: met gebruikmaking
van de door de burgemeester daartoe beschikbaar gestelde machtiging tot ontvangstneming.
3. In het derde lid wordt ‘postmachtiging’ vervangen door: machtiging tot ontvangstneming.
Af
In het opschrift van artikel 82 wordt de zinsnede ‘bevoegde ambtenaren’ vervangen
door: bevoegde personen.
Ag
Artikel 88 komt te luiden:
Artikel 88. Dienststempel
De dienststempel is een stempel die voorzien is van het gemeentewapen of het wapen
van het openbaar lichaam.
Ah
In artikel 91, tweede lid, wordt in de eerste volzin de zinsnede ‘ electronisch inbraakalarmeringssysteem
dat voorziet in een zogenoemde permanente vaste-lijn-verbinding met een door de rijksoverheid
toegelaten alarmcentrale’ vervangen door: inbraakalarmeringssysteem dat in verbinding
staat met een door de rijksoverheid toegelaten alarmcentrale.
Ai
In artikel 92, tweede lid, wordt de zinsnede ‘op de uitgiftelocatie’ vervangen door:
op de locatie van het reisdocumentenarchiefstation.
Aj
In artikel 95, tweede lid, wordt de zinsnede ‘binnen één werkdag, eventueel per fax’
vervangen door: binnen één werkdag.
Ak
Artikel 97, tweede lid komt te luiden:
-
2. De burgemeester of de gezaghebber die van mening is dat met het reisdocument onregelmatigheden
zijn gepleegd die geen strafbare feiten opleveren, onttrekt dit document op de in
artikel 67, tweede lid, bedoelde wijze definitief aan het verkeer.
Al
Artikel 98 komt te luiden:
Artikel 98. Aangifte bij de politie, melding en verzending aan het Expertisecentrum
Identiteitsfraude en Documenten
-
1. Indien het vermoeden bestaat dat de met het reisdocument gepleegde onregelmatigheden
strafbare feiten opleveren en de vermoedelijke dader bekend is, wordt daarvan onder
gelijktijdige overlegging van het desbetreffende reisdocument aangifte gedaan bij
de plaatselijke politie en melding gemaakt aan het Expertisecentrum Identiteitsfraude
en Documenten van de Koninklijke Marechaussee, met gebruikmaking van het daartoe door
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beschikbaar gestelde formulier.
-
2. Indien het vermoeden bestaat dat de met het reisdocument gepleegde onregelmatigheden
strafbare feiten opleveren en de vermoedelijke dader niet bekend is, wordt het desbetreffende
reisdocument per aangetekende post met gebruikmaking van het daartoe door de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beschikbaar gestelde formulier aan het
Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten van de Koninklijke Marechaussee gezonden.
-
3. De Commandant van het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten van de Koninklijke
Marechaussee onttrekt het reisdocument, bedoeld in het vorige lid, definitief aan
het verkeer door middel van vernietiging als bedoeld in artikel 67, tweede lid.
Am
Artikel 100d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘23, met uitzondering van het achtste lid, 26, met uitzondering
van het tweede lid’ vervangen door: 23, 26.
2. In het tweede lid wordt ‘38, vierde lid,’ vervangen door: 38, vijfde en zesde lid.
An
In Bijlage A wordt ‘ambtenaar’ vervangen door: hiertoe aangewezen persoon.
ARTIKEL II
De Paspoortuitvoeringsregeling Buitenland 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, onderdeel bb, komt te luiden:
- bb. mobiel vingerafdrukopname-apparaat:
-
de door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangewezen mobiele
apparatuur en bijbehorende programmatuur voor het opnemen van vingerafdrukken;
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
2. In het zevende lid wordt de zinsnede ‘Nederlandse identiteitskaart, bedoeld in het
vierde lid,’ vervangen door: in het vierde lid genoemde identiteitskaarten.
C
Artikel 5a komt te luiden:
Artikel 8a
Alle landen buiten de Europese Unie worden aangewezen als landen buiten de Europese
Unie waar een daar woonachtige Nederlander binnen de grenzen van de wet recht heeft
op de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart, bedoeld in artikel 16a, eerste
lid, van de wet.
D
Voor hoofdstuk II ‘Vaststelling aanspraken op reisdocumenten en geldigheid’ wordt
een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 5b. Personeel
Artikel 8b. Gekwalificeerd personeel
De werkzaamheden op grond van de wet worden uitgevoerd door bevoegde en gekwalificeerde
personen.
E
Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, luidende:
F
In de artikelen 33, 41, 42a, 51, 52, zesde lid, 53, 54, 56, 57, 58, 60, 64a, 68, 89,
derde lid, 93, 96 en 97 wordt ‘ambtenaar’ telkens vervangen door: persoon.
G
In de artikelen 61, 87, 88, 88b, 89, 93, 95, 97, 99 en 107 wordt ‘ambtenaren’ telkens
vervangen door: personen.
H
In artikel 23, eerste lid, wordt de zinsnede ‘Ingevolge artikel 30, eerste lid, van de wet kan een tweede paspoort’ vervangen door ‘Een tweede paspoort als bedoeld in artikel
30 van de wet kan worden verstrekt’ en de zinsnede ‘die aantonen dat zij voor zakelijke
of beroepsmatige redenen’ vervangen door: die aantonen dat zij.
I
Artikel 32 komt te luiden:
Artikel 32. Verplicht bezit geldig identiteitsbewijs
-
1. Tot de uitreiking van een diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort wordt slechts
overgegaan indien de aanvrager beschikt over een op de aanvrager betrekking hebbend
geldig document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, van de Wet op de identificatieplicht.
-
2. Indien bij de aanvraag van een diplomatiek paspoort of een dienstpaspoort blijkt
dat de geldigheidsduur van het identiteitsbewijs als bedoeld in het vorige lid is
verstreken, wordt de beslissing op de aanvraag pas genomen nadat het identiteitsbewijs
is vervangen door een nieuw identiteitsbewijs.
-
3. De Minister van Buitenlandse Zaken kan een verstrekt diplomatiek paspoort of dienstpaspoort
intrekken, indien de houder het diplomatiek paspoort of het dienstpaspoort in strijd
met de voorwaarden waaronder het werd verstrekt heeft gebruikt.
J
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid, wordt in de tweede volzin de zinsnede ‘dag en de maand’ vervangen
door: dag, de maand en het jaar.
2. In het zesde lid wordt de zinsnede ‘is toegekend’ vervangen door: is toegekend en
indien de aanvrager een administratienummer heeft, het administratienummer vermeld,
waaronder de aanvrager is ingeschreven in de basisadministratie.
K
In artikel 37, zesde lid, wordt de zinsnede ‘of een Nederlandse identiteitskaart’
vervangen door: een Nederlandse identiteitskaart of een vervangende Nederlandse identiteitskaart.
L
In de artikelen 38, 39 en 42a wordt de zinsnede ‘Nederlandse identiteitskaart’ telkens
vervangen door: Nederlandse identiteitskaart of vervangende Nederlandse identiteitskaart.
M
Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
-
5. Indien sprake is van bijzondere omstandigheden als genoemd in artikel 28, derde lid,
van de wet worden de vingerafdrukken van de aanvrager opgenomen met behulp van het
mobiel vingerafdrukopname-apparaat.
-
6. Indien de aanvrager niet op de Nederlandse vertegenwoordiging zijn aanvraag indient,
of bij de Nederlandse vertegenwoordiging waar het document wordt aangevraagd geen
werkend aanvraagstation aanwezig is, kunnen zijn vingerafdrukken opgenomen worden
met behulp van het mobiel vingerafdrukopname-apparaat.
N
In artikel 57, tweede lid, wordt de zinsnede ‘machtiging van de distributeur’ vervangen
door: machtiging van de Minister van Buitenlandse Zaken tot ontvangstneming.
O
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid komt de tweede volzin te luiden: Indien dit het geval is en het
pakket is onbeschadigd, vindt de overdracht plaats.
2. In het derde lid wordt de zinsnede ‘het daartoe door de leverancier beschikbaar gestelde
formulier’ vervangen door: het daartoe door de distributeur beschikbaar gestelde formulier.
3. Het eerste lid, na het zesde lid, komt te luiden:
P
In artikel 59, vierde lid, wordt de zinsnede ‘door de leverancier’ vervangen door:
door de distributeur.
Q
In artikel 60, tweede lid, wordt de zinsnede ‘gepersonaliseerd of geproduceerd’ vervangen
door: gepersonaliseerd en geproduceerd.
S
In artikel 72, eerste lid, wordt de zinsnede ‘ambtenaar, die de mededeling omtrent
de vermissing in ontvangst neemt,’ vervangen door:persoon, die de mededeling omtrent
de vermissing in ontvangst neemt, of schriftelijk,.
T
In hoofdstuk VII vervalt paragraaf 4.
U
Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid aanhef, wordt de zinsnede ‘een Nederlandse identiteitskaart’ vervangen
door: een Nederlandse identiteitskaart, een vervangende Nederlandse identiteitskaart.
2. In het zevende lid wordt de zinsnede ‘artikel 47, eerste lid, onder a, b, c, g of
h’ vervangen door: artikel 47, eerste lid, onder a, b, c, g, h of i.
V
Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt de zinsnede ‘het in het reisdocument aangebrachte kinegram’
vervangen door: elk in het reisdocument aangebrachte kinegram.
2. In het zevende lid wordt de zinsnede ‘dan wel artikel 110, tweede lid, of artikel
111, tweede lid,’ vervangen door: dan wel artikel 110, tweede lid, of artikel 111,
eerste lid,.
W
Onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid vervalt artikel
87, tweede lid.
X
In artikel 88, tweede lid, vervalt de tweede volzin.
Y
Artikel 89 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt ‘bevoegde ambtenaren’ vervangen door: bevoegde personen.
2. In tweede lid, wordt de zinsnede ‘de door de distributeur daartoe kosteloos beschikbaar
gestelde machtiging’ vervangen door: de door de Minister van Buitenlandse Zaken daartoe
beschikbaar gestelde machtiging tot ontvangstneming.
Z
In het opschrift van artikel 95 wordt ‘bevoegde ambtenaren’ vervangen door: bevoegde
personen.
Aa
Artikel 102 komt te luiden:
Artikel 102. Dienststempel
De dienststempel is een stempel die voorzien is van het Rijkswapen dan wel het wapen
van de tot verstrekking bevoegde autoriteit.
Ab
In artikel 106, tweede lid, wordt de zinsnede ‘op de uitgiftelocatie’ vervangen door:
op de locatie van het reisdocumentenarchiefstation.
Ac
In artikel 109, tweede lid, wordt de zinsnede ‘binnen één werkdag, eventueel per fax,’
vervangen door: binnen één werkdag.
Ad
Artikel 110, tweede lid, komt te luiden:
-
2. De autoriteit die van mening is dat met het reisdocument onregelmatigheden zijn gepleegd
die geen strafbare feiten opleveren, onttrekt dit document op de in artikel 78, tweede
lid, bedoelde wijze definitief aan het verkeer.
Ae
Artikel 111 komt te luiden:
Artikel 111. Melding en verzending aan het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten
-
1. Indien het vermoeden bestaat dat de met het reisdocument gepleegde onregelmatigheden
strafbare feiten opleveren, wordt het desbetreffende reisdocument per aangetekende
post met gebruikmaking van het daartoe door de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties beschikbaar gestelde formulier aan het Expertisecentrum Identiteitsfraude
en Documenten van de Koninklijke Marechaussee gezonden.
-
2. De Commandant van het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten van de Koninklijke
Marechaussee onttrekt het reisdocument bedoeld in het vorige lid definitief aan het
verkeer door middel van vernietiging als bedoeld in artikel 78, tweede lid.
Af
In Bijlage A wordt ‘ambtenaar’ vervangen door: hiertoe aangewezen persoon.
ARTIKEL III
De Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
2. In het zevende lid wordt de zinsnede ‘Nederlandse identiteitskaart, bedoeld in het
vierde lid,’ vervangen door: in het vierde lid genoemde identiteitskaarten.
B
In artikel 14, vijfde lid, wordt in de tweede volzin de zinsnede ‘dag en de maand’
vervangen door: dag, de maand en het jaar.
D
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde, vijfde en zesde lid tot vijfde, zesde en zevende
lid, wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
-
4. De commandant onttrekt een reisdocument, niet zijnde een nooddocument, terstond definitief
aan het verkeer indien het als gevonden reisdocument is ontvangen, tenzij hij in de
gelegenheid is het in persoon terug te geven aan de houder, die nog geen verklaring
als bedoeld in artikel 31 heeft afgelegd. Het gevonden reisdocument wordt definitief
aan het verkeer onttrokken door het deugdelijk te vernietigen op de wijze, bedoeld
in het vorige lid.
2. In het vijfde lid (nieuw) wordt de zinsnede ‘het in het reisdocument aangebrachte
kinegram’ vervangen door: elk in het reisdocument aangebrachte kinegram.
3. In het zevende lid (nieuw) wordt de zinsnede ‘dan wel artikel 57, tweede lid, of
artikel 58, tweede lid,’ vervangen door: dan wel artikel 57, tweede lid, of artikel
58, eerste lid,.
E
Onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid vervalt artikel
38, tweede lid.
F
Artikel 50 komt te luiden:
Artikel 50. Dienststempel
De dienststempel is een stempel die voorzien is van het Rijkswapen dan wel het wapen
van de tot verstrekking bevoegde autoriteit.
G
In artikel 53, tweede lid, wordt in de eerste volzin de zinsnede ‘inbraakalarmeringssysteem
dat voorziet in een zogenaamde permanente vaste-lijn-verbinding met een door de overheid
toegelaten alarmcentrale’ vervangen door: inbraakalarmeringssysteem dat in verbinding
staat met een door de overheid toegelaten alarmcentrale.
H
In artikel 54, tweede lid, wordt de zinsnede ‘op de uitgiftelocatie’ vervangen door:
op de locatie van het reisdocumentenarchiefstation.
I
In artikel 56, tweede lid, wordt de zinsnede ‘binnen één werkdag, eventueel per fax,’
vervangen door: binnen één werkdag.
J
Artikel 57, tweede lid, komt te luiden:
2. De commandant die van mening is dat met het reisdocument onregelmatigheden zijn
gepleegd die geen strafbare feiten opleveren, onttrekt dit document op de in artikel
32, derde lid, bedoelde wijze definitief aan het verkeer.
K
Artikel 58 komt te luiden:
Artikel 58. Melding en verzending aan het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten
-
1. Indien het vermoeden bestaat dat de met het reisdocument gepleegde onregelmatigheden
strafbare feiten opleveren, wordt het desbetreffende reisdocument per aangetekende
post met gebruikmaking van het daartoe door de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties beschikbaar gestelde formulier aan het Expertisecentrum Identiteitsfraude
en Documenten van de Koninklijke Marechaussee gezonden.
-
2. De Commandant van het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten van de Koninklijke
Marechaussee onttrekt het reisdocument bedoeld in het vorige lid op de in artikel
32, derde lid, bedoelde wijze definitief aan het verkeer.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel II, onderdeel
C, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2017 en artikel I, onderdelen B,
E, J, U, W en Z, artikel II, onderdelen B, E, K, L, R, en U en artikel III, onderdeel
A, die in werking treden op het tijdstip dat het bij koninklijke boodschap van 7 december
2015 ingediende voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband
met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een
uitreisverbod is opgelegd (Kamerstukken 34 358) in werking treedt.
TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Deze wijziging van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 (PUN), de Paspoortuitvoeringsregeling
Buitenland 2001 (PUB) en de Paspoortuitvoeringsregeling Koninklijke Marechaussee 2001
(PUKMAR) vloeit voort uit het Rijkswetvoorstel tot wijziging van de Paspoortwet in
verband met het van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan
wie een uitreisverbod is opgelegd.1 Artikel I, onderdelen B, E, J, U, W en Z, artikel II, onderdelen B, E, K, L, R en
U en artikel III, onderdeel A volgen direct uit deze voorgestelde wetswijziging. Deze
onderdelen treden in werking op het moment dat het wetsvoorstel in werking treedt.
De aanleiding om de bestaande regelingen op onderdelen te wijzigen heeft daarnaast
nog een aantal andere redenen. Deels betreft het aanpassingen voortvloeiend uit eerdere
aanpassingen van Paspoortwet, deels betreft dit een aantal inhoudelijke gemotiveerde
beleidskeuzes, en deels betreft het aanpassingen waarmee de regelgeving in lijn wordt
gebracht met de bestaande praktijk. Tot slot worden ook een aantal bestaande omissies
hersteld en worden enkele redactionele wijzigingen aangebracht.
Vervangende identiteitskaart (Artikel I, onderdelen B, E, J, U, W en Z, Artikel II,
onderdelen B, E, K, L, R en U, Artikel III, onderdeel A)
Bij het Rijkswetvoorstel tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het van rechtswege
laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod is opgelegd2 is geregeld dat aan een Nederlander aan wie een verbod is opgelegd om het Schengen-gebied
te verlaten3 na een daartoe strekkende aanvraag een vervangende Nederlandse identiteitskaart wordt
verstrekt voor de duur van vijf jaren, zolang deze Nederlander niet buiten het Schengen-gebied
verblijft. Gelet hierop, wordt voorgesteld de Paspoortuitvoeringsregelingen aan te
passen.
De regeling voor het aanvragen van een vervangende identiteitskaart is dezelfde als
voor de reguliere identiteitskaart, behalve dat de vervangende kaart niet verstrekt
kan worden buiten het Schengen-gebied, op grond van artikel 17, tweede lid, (nieuw)
van de Paspoortwet na de wetswijziging. De overige aanpassingen in de uitvoeringsregelingen
zien vooral op het toevoegen van het vervangend document aan de opsomming van de verschillende
modellen reisdocumenten die in omloop zijn. Verder wordt geregeld dat ook in geval
van de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart het register paspoortsignalering
moet worden geraadpleegd (artikel I, onderdeel U en artikel II, onderdeel R). Dat
is noodzakelijk om te controleren of betrokkene is gesignaleerd op grond van artikel
23b (nieuw) van de Paspoortwet na de wetswijziging. In dat geval dient namelijk de
aanvraag voor een reguliere identiteitskaart te worden geweigerd en kan alleen een
vervangende identiteitskaart worden aangevraagd op grond van artikel 23b (nieuw) van
de Paspoortwet na de wetswijziging.4 Tot slot wordt ook geregeld dat de minister van BZK het uitreisverbod direct kan
verwerken in het basisregister reisdocumenten op grond van een melding van de Minister
van Veiligheid en Justitie (artikel I, onderdeel W).
Gekwalificeerd en bevoegd personeel (Artikel I, onderdelen C, F, G, N, O, Ab, Ad,
Ae, Af en An, Artikel II, onderdelen D, F,G, X en Af)
In de PUB en PUN zoals deze luidden voorafgaande aan deze wijziging werd veelal de
term ambtenaar gebruikt voor de personen die de werkzaamheden in het kader van de
Paspoortwet uitvoeren. In de praktijk is deze term steeds meer gaan knellen. Uitgevende
instanties leggen steeds vaker onderdelen van het aanvraag- en uitgifteproces in handen
van niet ambtelijk personeel. Daarom is besloten in de PUN en PUB in bepaalde gevallen
niet langer de term ambtenaar, maar aangewezen persoon te gebruiken, waarbij is vastgelegd
dat het wel dient te gaan om gekwalificeerd en bevoegd personeel en de persoon is
aangewezen door de bevoegde autoriteiten. Deze aanpassing legt de nadruk dus niet
zozeer op de ambtelijke status van de persoon die de werkzaamheden op grond van de
Paspoortwet uitvoert, maar op zijn kwaliteit/deskundigheid en bevoegdheid. Binnen
deze categorie kunnen dan zowel ambtenaren of ander ondergeschikt personeel vallen,
als niet direct aan de autoriteit ondergeschikte arbeidskrachten vallen, die in naam
van de autoriteiten feitelijke handelingen kunnen uitvoeren op grond van een besluit
van de betreffende autoriteit. De werkzaamheden op grond van de Paspoortwet die uitgevoerd
kunnen worden door aangewezen personen betreffen enkel feitelijke handelingen. Door
middel van deze wijziging kunnen onder andere in Europees Nederland werkzaamheden
in het kader van de uitreiking buiten de uitgiftelocatie worden uitgevoerd door hiertoe
aangewezen personen, waardoor bezorging van reisdocumenten mogelijk wordt (artikel
I, onderdeel Ab). In Caribisch Nederland is deze wijziging niet doorgevoerd in verband
met de beperkte geografische omvang van de eilanden.
De wijziging laat onverlet dat de betreffende autoriteit aan wie een taak is opgedragen
op grond van de Paspoortwet verantwoordelijk blijft voor de goede uitvoering van de
in de wet en de regelingen opgedragen werkzaamheden. Wat betreft het afnemen van de
biometrische kenmerken geldt dat de voorwaarde dat gebruik dient gemaakt te worden
van hiervoor gekwalificeerd en bevoegd personeel van de nationale autoriteiten direct
voortvloeit uit de EU-verordening 2004/2252 (artikel 1bis). Voor de andere paspoortuitvoeringsregeling
(PUKMAR) geldt dat daar nog wel enkel de term ambtenaar wordt gebruikt in de regeling.
Bij de Koninklijke Marechaussee zijn namelijk slechts ambtenaren werkzaam in het uitgifteproces.
Tweede paspoort (Artikel I, onderdeel H, artikel II, onderdeel H)
De PUN en PUB zoals deze luidden voorafgaande aan deze wijziging maakten het mogelijk
om voor zakelijke of beroepsmatige redenen aanspraak te maken op een tweede paspoort
als:
-
• iemand moest reizen naar een land dat conflicteert met een ander land waarvan de aanvrager
een visum in zijn paspoort heeft staan, waardoor hij de kans loopt het land niet binnen
te komen, of5
-
• iemand regelmatig dringend moest reizen op het moment dat zijn paspoort voor een visumaanvraag
bij een buitenlandse vertegenwoordiging ligt en dus niet gebruikt kan worden.
Deze regeling werd als knellend ervaren. Iemand kan immers ook omwille van niet-zakelijke
redenen naar conflicterende landen reizen of regelmatig dringend reizen op het moment
dat zijn paspoort bij een buitenlandse vertegenwoordiging ligt voor een visum. Deze
wijziging regelt dan ook dat een ieder aanspraak kan maken op een tweede paspoort
indien hij ofwel naar conflicterende landen moet reizen, ofwel regelmatig dringend
moet reizen op het moment dat zijn paspoort voor een visum aanvraag bij een buitenlandse
vertegenwoordiging ligt.
De regelgeving met betrekking tot de tweede paspoorten, zoals deze luidde voorafgaande
aan deze wijziging, is indertijd opgesteld vanuit de gedachte dat het aantal tweede
paspoorten zo beperkt mogelijk gehouden zou moeten worden, teneinde het risico op
misbruik te verkleinen. Een houder zou namelijk zijn tweede paspoort kunnen afstaan
aan iemand anders om daarmee ‘look-alike’-fraude te plegen. Met deze wijziging wordt het voor meer burgers mogelijk een tweede
paspoort aan te vragen en neemt dus het risico op misbruik in theorie toe. Echter,
ook nu zijn er vele burgers die beschikken over zowel een paspoort, als een identiteitskaart.
Kwaad willenden hebben daarom geen tweede paspoort nodig om dergelijke fraude te plegen.
Zij kunnen voor fraudedoeleinden ook een paspoort gebruiken van een persoon die over
een identiteitskaart beschikt. Het risico op identiteitsfraude wordt door deze regeling
daarom nauwelijks beïnvloed.
Wel zal het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties na de invoering
van deze wijziging monitoren of het aantal aanvragen van tweede paspoorten opvallend
sterk stijgt, ten opzichte van het aantal aangevraagde tweede paspoorten in de voorgaande
jaren. Het is immers onbekend hoe vaak geen tweede paspoort wordt aangevraagd, omdat
men niet aan de huidige eisen voldoet. Het aantal uitgegeven tweede paspoorten betreft
de laatste jaren rond de 8.000 per jaar. Met de verruiming van de voorwaarden zal
het aantal aanvragen van tweede paspoorten naar waarschijnlijkheid toenemen, met hoeveel
valt evenwel moeilijk te voorspellen. Overigens is een tweede paspoort slechts 2 jaar
geldig. De geldigheidsduur van het tweede paspoort wordt met deze regeling niet aangepast.
Schriftelijke melding vermissing (Artikel I, onderdeel V, Artikel II, onderdeel S)
De regeling zoals deze luidde voorafgaande aan deze wijziging betreffende de melding
van de vermissing ten tijde van de aanvraag bood burgers de mogelijkheid om voorafgaande
aan de aanvraag van een nieuw document een vermissing te melden. Deze melding kon
op grond van de regeling echter alleen in persoon ten overstaan van een ambtenaar
gebeuren. Deze wijziging maakt het mogelijk om de vermissing voorafgaande aan de aanvraag
ook schriftelijk (op papier of digitaal) te melden. De burger kan hierdoor sneller
melden dat zijn document wordt vermist en hiermee het risico op fraude met zijn document
verminderen.6 Digitale melding zal mogelijk zijn als de betreffende autoriteit kenbaar heeft gemaakt
dat deze weg is geopend. Ook de PUB wordt aangepast zodat verschijning aan de balie
ook in het buitenland niet noodzakelijk is voor een schriftelijke melding van vermissing
voorafgaand aan de aanvraag.
De paspoortverstrekkende instanties verwerken de melding in principe de eerstvolgende
werkdag na ontvangst in de basisregistratie personen of de basisadministraties van
de BES-eilanden van waaruit het basisregister reisdocumenten wordt gevuld. De burger
dient zijn vermissing te melden bij de gemeente of het openbaar lichaam waar hij als
ingezetene staat geregistreerd, of bij de Minister van Buitenlandse Zaken (de buitenlandse
post) als het een niet-ingezetene betreft. De verwerking in de basisadministraties
of de basisregistratie personen leidt ertoe dat het document als ongeldig wordt geregistreerd
in zowel de nationale als internationale registers. Grensbewaking, maar ook geautoriseerde
particuliere instanties, kunnen in deze registers nagaan of een document in omloop
mag zijn. De wijziging van de regelingen leidt er niet toe dat de burger zijn vermissing
op een centraal punt kan melden. De huidige systemen zijn zodanig ingericht dat de
verwerking van de melding alleen kan gebeuren door de gemeente die bijhoudingsverantwoordelijke
is in de basisregistratie personen wat betreft de ingezetenen, de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties wat betreft de niet-ingezetenen, of de verantwoordelijke
voor de bijhouding van de basisadministraties persoonsgegevens van de BES-eilanden.
Vermelding bezit buitenlandse reisdocumenten (Artikel I, onderdelen K en Am)
Sinds de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) van kracht is geworden, wordt het
bezit van een andere nationaliteit niet meer vermeld in de basisregistratie personen.
Daarmee is ook de mogelijkheid om het bezit van een buitenlands reisdocument te registreren
in de BRP vervallen. Dit geldt ook voor de basisadministraties persoonsgegevens BES.
Dit laat onverlet dat in het kader van het aanvraagproces van reisdocumenten nog wel
moet worden nagegaan of betrokkene mogelijk in bezit is van een andere nationaliteit.
Dit kan immers gevolgen hebben voor zijn recht op een Nederlands reisdocument. Daarom
wordt geregeld dat in het aanvraagproces nog wel wordt nagegaan of betrokkene op dat
moment in bezit is van of vermeld wordt in een buitenlands reisdocument (zie artikel
I, onderdeel D). Deze informatie wordt in het Europese en Caribische deel van Nederland
echter niet meer opgeslagen in de basisregistratie personen of basisadministraties
persoonsgegevens BES.
Aan het verkeer onttrekken van gevonden reisdocumenten (Artikel I, onderdeel Aa, artikel
III, onderdelen C en D)
De regeling in de PUN zoals deze luidde voorafgaande aan de wijziging met betrekking
tot het aan het verkeer onttrekken van gevonden reisdocumenten voorzag er in dat een
gevonden reisdocument dat in gevolge artikel 5 van de Paspoortwet werd overgedragen
aan een paspoortverstrekkende instantie, aan de houder werd teruggegeven, indien de
burger de betreffende gemeente of openbaar lichaam waar de uitgevende instantie zich
bevond als woonplaats had. Gemeenten dienden dus reisdocumenten van burgers uit andere
gemeenten te vernietigen, terwijl zij reisdocumenten van hun eigen burgers dienden
terug te geven. Zij ervoeren dat als een risicovolle handeling, omdat het reisdocument
immers gedurende een bepaalde periode uit handen was geweest van de houder, zodat
onbevoegden mogelijk misbruik konden hebben van het reisdocument. Daarnaast betekende
deze verplichting voor de gemeente dat een administratie moest worden bijgehouden
van gevonden reisdocumenten, de betrokkene moest worden aangeschreven, en het reisdocument
gedurende een niet nader bepaalde periode moest worden bewaard, zodat de houder dit
kon ophalen. In veel gevallen had de houder overigens al een nieuw reisdocument aangevraagd
en kon het reisdocument sowieso niet worden teruggegeven aangezien het van rechtswege
vervallen is (zie artikel 47, onderdeel g, van de Paspoortwet). Het is daarom wenselijk
geacht om de regeling zodanig aan te passen dat gevonden reisdocumenten die worden
ontvangen door de uitgevende instantie in Europees Nederland direct aan het verkeer
te onttrekken en ongeldig te maken. Voor de openbare lichamen en voor ambassades/consulaten
blijft het wel mogelijk het gevonden reisdocument aan de burger terug te geven als
het is gevonden en bij hen berust. Dit om te voorkomen dat een burger in deze gevallen
een nieuw reisdocument/nooddocument moet aanvragen. Hiermee worden extra kosten voor
de burger (nooddocument plus reguliere nieuwe aanvraag), respectievelijk extra wachttijd
(het duurt in het buitenland circa drie weken voor een nieuw reisdocument wordt geleverd)
voorkomen. De afweging valt derhalve anders uit. Voor de Koninklijke Marechaussee
is geregeld dat de commandant een reisdocument, niet zijnde een nooddocument, definitief
aan het verkeer onttrekt indien het als gevonden reisdocument is ontvangen, tenzij
hij in de gelegenheid is het in persoon terug te geven aan de houder, die nog geen
verklaring als bedoeld in artikel 31 van de Paspoortwet heeft afgelegd (artikel III,
onderdeel D). De regeling met betrekking tot het doorzenden van gevonden reisdocumenten
wordt afgeschaft (artikel III, onderdeel C).
Bewaartermijn gegevens basisregister reisdocumenten (Artikel I, onderdeel X)
In het basisregister reisdocumenten worden de gegevens opgeslagen van documenten die
niet in omloop mogen zijn. Op basis van de regelgeving voorafgaande aan deze wijziging
bleven deze gegevens oneindig opgeslagen. Dit leidde er toe dat het basisregister
continue in omvang toenam. Omdat het basisregister reisdocumenten persoonsgegevens
bevat werd dit geen wenselijke situatie geacht. Persoonsgegevens dienen immers niet
langer dan strikt noodzakelijk te worden opgeslagen (artikel 10, eerste lid, van de
Wet bescherming persoonsgegevens). Daarom is door middel van deze wijziging een termijn
gekoppeld aan het bewaren van de gegevens in het basisregister, zodat na het verstrijken
van deze termijn de gegevens uit het basisregister worden verwijderd. Gelet op de
tienjarige en vijfjarige geldigheidsduur van documenten (artikel 10, eerste lid, van
de PUN) in combinatie met de andere in deze regelingen gehanteerde bewaartermijnen
(zie artikel 72, vierde lid, onderdeel d, van de PUN) is gekozen voor een bewaartermijn
van 16 jaar van gegevens betreffende reisdocumenten die langer dan vijf jaar geldig
zijn en een bewaartermijn van 11 jaar van gegevens betreffende reisdocumenten die
vijf jaar of korter geldig zijn.
Onderzoek onregelmatigheden melding en aangifte (Artikel I, onderdelen Ak en Al, Artikel
II, onderdelen Ad en Ae, Artikel III, onderdelen J en K)
De PUN, PUB en PUKMAR zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van deze regeling
strekten er toe dat alle reisdocumenten waarmee onregelmatigheden waren gepleegd werden
gemeld aan het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten van de Koninklijke
Marechaussee. Bovendien dienden de documenten waarvan vermoed werd dat er onregelmatigheden
mee gepleegd waren die duidden op strafbare feiten en waarvan de dader onbekend was,door
de gemeenten en de openbare lichamen aan het Expertisecentrum worden opgestuurd. Indien
de dader wel bekend was diende aangifte gedaan te worden en het document aan de politie
te worden overgelegd. In dat geval werd enkel melding gedaan aan het Expertisecentrum.
Op grond van de PUB gold dat als het vermoeden bestond dat met het document strafbare
feiten begaan waren en de dader bekend was het document aan het Expertisecentrum gestuurd
werd, terwijl op grond van de PUKMAR het document aan het Expertisecentrum gestuurd
diende te worden in het geval de dader juist niet bekend was.
In de praktijk bleken de paspoortuitvoeringsregelingen op dit punt niet goed te werken
en waren deze bovendien niet consistent. Het Expertisecentrum kan niet veel met meldingen
zonder daarbij over het document te beschikken, anderzijds geldt dat documenten waarvan
het vermoeden bestaat dat de onregelmatigheden die gepleegd zijn een strafbaar feit
opleveren, voor het Expertisecentrum interessant zijn, ongeacht of de dader bekend
is. Terwijl documenten waarmee onregelmatigheden zijn gepleegd die geen strafbare
feiten opleveren, voor het Expertisecentrum juist minder interessant zijn.
Thans is daarom geregeld dat reisdocumenten waarmee onregelmatigheden zijn gepleegd
die geen strafbare feiten opleveren niet langer aan het Expertisecentrum gemeld hoeven
te worden. Het gaat dan om documenten waarin bijvoorbeeld aantekeningen zijn gemaakt
(zoals krabbels of kindertekeningen) of die vouwen/scheuren bevatten die niet duiden
op strafbare feiten maar eerder wijzen op intensief gebruik. Dit kan de uitgevende
instantie bepalen aan de hand van de door de minister van Binnenlandse Zaken beschikbaar
gestelde lijst van toetsingspunten. Verder is geregeld dat indien in Nederland de
dader bekend is, de gemeente of het openbaar lichaam verplicht is aangifte te doen
bij de politie met overlegging van het reisdocument, terwijl indien de dader niet
bekend is het document wordt opgestuurd aan het Expertisecentrum. In de PUKMAR en
de PUB is thans geregeld dat als er een vermoeden bestaat dat met het reisdocument
onregelmatigheden zijn gepleegd die strafbare feiten opleveren, het reisdocument altijd,
ongeacht of de dader bekend is, opgestuurd dient te worden aan het Expertisecentrum.
Hierdoor krijgt het Expertisecentrum alle documenten waar mogelijk fraude mee gepleegd
is in handen.
Verstrekking Nederlandse identiteitskaart buiten de EU (Artikel II, onderdeel C)
De PUB zoals deze luidde voorafgaande aan de wijziging gaf alleen personen die in
de Europese Unie woonden, of in bepaalde aangewezen landen, het recht op de verstrekking
van een Nederlandse identiteitskaart. De lidstaten van de EU accepteren de Nederlandse
identiteitskaart als document voor grensoverschrijding op grond van artikel 4 van
de richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht
van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van
de Unie en hun familieleden. In de voorafgaande aan deze wijziging aangewezen landen
kan de identiteitskaart als reisdocument gebruikt worden op basis van verschillende
internationale verdragen of overeenkomsten. Geconstateerd is dat onder Nederlanders
in andere landen soms ook behoefte is om een identiteitskaart aan te schaffen om daarmee
naast of in plaats van met hun paspoort binnen de Europese Unie te kunnen reizen.
Ook komt het voor dat zij soms een Nederlandse identiteitskaart willen om zich in
het land waar zij woonachtig zijn te kunnen identificeren met een ander document dan
een paspoort. Dat de identiteitskaart in bepaalde landen niet op grond van een internationaal
verdrag of overeenkomst als reisdocument wordt aangemerkt, is daarom niet langer van
doorslaggevend belang in het kader van de vraag of een Nederlander buiten de Europese
Unie recht heeft op verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart. De mogelijkheid
tot het aanvragen van een identiteitskaart is vooral van belang voor Nederlanders
die niet mobiel zijn. Indien aan hen een paspoort moet worden verstrekt, moeten zij
zich ofwel bij de Nederlandse vertegenwoordiging melden, of zij moeten, als ze niet
in staat zijn te reizen, thuis worden bezocht om vingerafdrukken op te nemen. In geval
van zwaarwegende redenen kan een identiteitskaart echter ook op afstand verstrekt
worden (een lokale autoriteit of een notaris stelt dan de identiteit vast).
Wat betreft de Nederlandse vervangende identiteitskaart geldt dat deze alleen aangevraagd
en verstrekt kan worden binnen het Schengen-gebied, aan Nederlanders die verblijven
binnen het Schengen-gebied, aan wie een verbod is opgelegd als bedoeld in artikel
3 van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding.
Gebruik mobiele aanvraagstations (Artikel I, onderdelen A en M, artikel II, onderdelen
A en M)
Gemeenten groeien door herindeling qua grondgebied en hebben niet meer in elk deel
van de gemeente servicepunten of loketten. Bij een vergrijzende bevolking is de dienstverlening
gebaat bij meer bezoek aan huis of op een locatie. Met bredere, flexibeler inzet van
het mobiele aanvraagstation kan betere dienstverlening op maat worden geboden. Gemeenten
kunnen dan bijvoorbeeld ‘spreekuur’ houden op bepaalde locaties zonder dat deze locaties
formele uitgiftelocaties zijn. De gemeente kan ervoor kiezen, indien de aanvrager
zijn aanvraag niet op de uitgiftelocatie indient, om het mobiel vingerafdrukopname-apparaat
in te zetten. De aanvrager kan alleen buiten de uitgiftelocatie zijn aanvraag indienen
als de gemeente deze mogelijkheid heeft opengesteld of er sprake is van bijzondere
omstandigheden als genoemd in artikel 28, derde lid, van de Paspoortwet. Indien dit
laatste het geval is, is de gemeente verplicht gebruik te maken van het mobiel-vingerafdrukopname
apparaat.
Ook in het buitenland geldt dat het aantal frontoffices bij de Nederlandse vertegenwoordigingen waar een paspoort kan worden aangevraagd
is afgenomen. Sommige Nederlanders in het buitenland moeten daardoor verder reizen
om een paspoort aan te vragen. Eerder was geregeld dat het mobiele vingerafdrukopname-apparaat
in het buitenland enkel ingezet kon worden omwille van zwaarwegende redenen, of bij
de Nederlandse vertegenwoordiging, als die niet de beschikking heeft over een aanvraagstation
(art. 51, vierde lid, PUB). Met de Kamerbrief van 8 april 2011 heeft de Minister van
Buitenlandse Zaken de Nota Modernisering Nederlandse diplomatie gepresenteerd. 7 Ten aanzien van de consulaire dienstverlening licht de minister in de Nota toe dat
de aandacht in het buitenland meer zal liggen op economische diplomatie en op Nederlanders
in nood. Hier tegenover staat een versobering en stroomlijning van de dienstverlening
waarbij geen sprake is van extreme nood. In de nota wordt uitgelegd hoe zal worden
gekomen tot een kleiner, flexibeler en goedkoper netwerk van Nederlandse ambassades
en consulaten in het buitenland. Een kleiner postennetwerk heeft onvermijdelijk tot
gevolg dat sommige Nederlanders verder zullen moeten reizen voor dienstverlening.
Bijvoorbeeld als Nederlanders in het buitenland een paspoort willen aanvragen. Tegelijkertijd
is er ruime aandacht voor goede alternatieven voor paspoortverstrekking aan niet-ingezeten
Nederlanders. In het kader van de modernisering is het wenselijk om de mobiele apparatuur,
in voorkomend geval, breder in te kunnen zetten buiten een Nederlandse vertegenwoordiging
indien de Minister van Buitenlandse Zaken dit wenselijk en, mede afhankelijk van capaciteit
en budget, mogelijk acht. Daarmee wordt het mogelijk om bijvoorbeeld tijdens dienstreizen
of werkbezoeken paspoortaanvragen in ontvangst te nemen. De veiligheid van het apparaat
wordt op dezelfde wijze gewaarborgd als bij het afnemen van vingerafdrukken met het
mobiele apparaat van personen die omwille van zwaarwegende redenen niet persoonlijk
op de uitgiftelocatie kunnen verschijnen.
Bezit geldig identiteitbewijs bij verstrekking diplomatiek paspoort (Artikel II, onderdeel
I)
De voorwaarde dat een aanvrager van een diplomatiek of dienstpaspoort in het bezit
moet zijn van een nog minstens zes maanden geldig nationaal paspoort, wordt vervangen
door de eis dat de aanvrager bij de aanvraag in het bezit is van een geldig nationaal
paspoort of een geldige Nederlandse identiteitskaart. Op die wijze wordt bij de aanvraag
voldaan aan de wettelijk vereiste vaststelling van de identiteit en nationaliteit
van de aanvrager. De intrekkingsgrond bij niet voldoen aan deze voormalige voorwaarde,
vervat in art.32, derde lid, is hiermee dus ook komen te vervallen. De eis dat het
document minimaal zes maanden geldig moet zijn, legt in de praktijk een onnodige belasting
bij betrokkene om eerder dan strikt noodzakelijk een nieuw document aan te vragen.
Voor de verificatie van de identiteit van betrokkene voldoet een geldig reisdocument.
2. Administratieve lasten
De regeling brengt geen administratieve lasten voor burgers en bedrijven met zich
mee. Wel leidt de regeling die het mogelijk maakt om het reisdocument thuis te laten
bezorgen tot een administratieve lastenverlichting voor burgers. Zo hoeft de burger
in een gemeente die thuisbezorgen mogelijk maakt op grond van deze regeling niet meer
langs het gemeentehuis om zijn document af te halen. Volgens de nulmeting administratieve
lasten BZK8 is de burger hiermee circa 1 uur bezig. Thuisbezorgen is echter in de meeste gemeenten
die deze dienstverlening aanbieden niet gratis, de kosten verschillen per gemeente.
In de evaluatie van de proeftuinen zijn een aantal scenario’s geschetst voor de uitrol
van de proeftuin. Nu is gekozen voor de variant waarbij het aan de gemeente is het
thuisbezorgen al dan niet aan te bieden, zal naar verwachting ongeveer 1/3 van de
gemeenten dit aanbieden en circa 10% van de burgers van deze optie gebruik maken.9 Op basis van de nulmeting administratieve lasten BZK komt dit neer op een administratieve
lasten vermindering van circa 129.300 uur.10 Dat betekent derhalve een lastenvermindering van 129.300 x 15 euro = 1.939.500 euro
aan administratieve lasten. Het percentage gemeenten en burgers dat van thuisbezorgen
gebruik maakt, wordt beïnvloed door de kosten die aan thuisbezorgen zijn verbonden
voor de gemeente én de burger. Slechts een enkele gemeente biedt het thuisbezorgen
kosteloos aan. De meeste gemeenten rekenen de burger circa € 5,–. De daadwerkelijke
kosten voor het thuisbezorgen bedragen echter circa € 15,–. Dat bedrag brengen gemeenten
veelal niet in rekening aan de burger omdat bij dat bedrag de animo voor thuisbezorgen
gering is. Wel geldt voor gemeenten dat hoe meer burgers kiezen voor thuisbezorgen,
hoe groter de besparing die kan worden geboekt door bezuiniging op baliepersoneel
voor de uitgifte.
Ook de regeling die het mogelijk maakt de mobiele vingerafdrukopnameapparatuur ruimer
in te zetten, leidt voor burgers tot een administratieve lastenverlichting. Gemeenten
kunnen op basis van deze verruiming op meer plaatsen ‘spreekuren’ houden waarbij burgers
een document kunnen aanvragen. Dat heeft als voordeel voor de burger dat hij niet
hoeft te reizen naar een centrum gemeente om zijn reisdocument aan te vragen. Van
deze verlichting is het niet goed mogelijk de omvang van de administratieve lastenverlichting
uit te rekenen. Dit is immers afhankelijk van de locatie waar de burger de aanvraag
in kan dienen en of een gemeente deze mogelijkheid openstelt. De gemeente wordt namelijk
niet verplicht om de mobiele vingerafdrukopname apparatuur in te zetten, het betreft
een bevoegdheid waar zij gebruik van kan maken. Indien circa 10% van de gemeenten
van deze mogelijkheid gebruik zal maken en indien dit voor de helft van de burgers
van deze gemeenten een halvering betekent van de tijd die zij kwijt zijn aan het aanvragen
van een document zou dit neerkomen op circa 89.745 uur administratieve lasten verlichting
voor burgers. Dat betekent derhalve een lastenverlichting van 1.342.125 euro aan administratieve
lasten.
3. Consultatie
Een eerdere versie van deze wijziging is van 25 juli tot 16 september 2016 op internet
voor consultatie opengesteld. Hierop is één reactie ontvangen. De gemeente Súdwest-Fryslân
heeft geadviseerd het gebruik van mobiele aanvraagstations ook binnen Nederland mogelijk
te maken onder meer omstandigheden. In de PUN zoals deze luidde voorafgaande aan deze
wijziging was het gebruik van het mobiele aanvraagstation beperkt tot personen van
wie om zwaarwegende reden niet kan worden gevergd dat zij op locatie verschenen. In
de consultatieversie was voorgesteld om voor de posten in het buitenland tot een ruimer
gebruik van de mobiele aanvraagapparatuur te komen. De gemeente bepleit dit ook voor
Nederland om zo tot betere dienstverlening te kunnen komen. Dit advies is overgenomen
en de toelichting is op dit punt aangepast.
De Nederlandse Vereniging van Burgerzaken (NVvB) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten
(VNG) zijn separaat verzocht te reageren op onderhavig voorstel tot wijziging van
de Paspoortuitvoeringsregelingen Nederland. Van de VNG is geen advies ontvangen.
De NVvB heeft op 13 september 2016 een reactie gegeven. In deze reactie wijst de NVvB
er op dat weliswaar een nieuw artikel wordt geïntroduceerd waarin is vastgelegd dat
de werkzaamheden in het kader van deze regelgeving moeten worden uitgevoerd door bevoegd
en gekwalificeerd personeel maar dat dit niet nader is ingevuld met eisen waaraan
dat personeel zou moeten voldoen. De NVvB adviseert te komen tot certificering van
medewerkers. Dit advies is niet overgenomen. De reden hiervoor is dat er zeer veel
verschillende werkzaamheden in het kader van deze regelgeving zijn. Ook nu ziet de
burgemeester er op toe zien dat de medewerkers geschikt zijn voor het uitoefenen van
hun taken en over de voor die specifieke taak geschikte kennis en vaardigheden beschikken.
Indien de burgemeester van oordeel is dat voor een aantal taken een bepaalde opleiding
of bijvoorbeeld een verklaring omtrent gedrag noodzakelijk is, kan hij dat uiteraard
eisen. Deze wijziging beoogt evenwel niet om tot één landelijk/internationale (voor
zover het de PUB betreft) minimum standaard te komen waaraan medewerkers moeten voldoen.
Ook merkt de NVvB in dit verband op dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen de
regeling voor de openbare lichamen en de Nederlandse gemeenten. Dit geldt alleen voor
de uitgifte van nooddocumenten en het uitvoeren van handelingen buiten de uitgiftelocatie.
Wat betreft het uitvoeren van handelingen buiten de uitgiftelocatie; de toelichting
is op dit punt aangepast ( zie de toelichting bij artikel I, onderdeel Ab). Wat betreft
de uitgifte van nooddocumenten geldt dat gemeenten geen nooddocumenten uitgeven (dat
doet in Nederland de Kmar). Door de aard van de werkzaamheden met betrekking hiertoe
op de openbare lichamen worden deze enkel uitgevoerd door ambtenaren.
Verder merkt men op dat de term ambtenaar niet in alle gevallen is vervangen door
de term aangewezen persoon. Dat is correct. Daar waar er sprake is van rechtshandelingen
blijft de term ambtenaar gehandhaafd. De toelichting is op dit punt aangepast.
Tevens plaatst de NVvB een opmerking over de aanpassing van artikel 23 van de PUN
waarbij het mogelijk wordt gemaakt om bij de verstrekking van een document aan personen
van wie de geboortedatum onbekend is, zowel de dag als de maand als het geboortejaar
niet te vermelden. De NVvB stelt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het geboortejaar
onbekend is. Het klopt dat dit niet vaak voorkomt, maar er zijn wel enkele gevallen
bekend zodat het toch wenselijk is dit te regelen.
Ook vraagt de NVvB zich in verband met het aanpassen van de regelgeving voor het verstrekken
van een tweede paspoort af of er cijfers zijn op grond waarvan kan worden geconstateerd
dat de nieuwe regeling niet tot een toename van fraude zal leiden. Ook vragen zij
of hiervoor experts op het terrein van fraude zijn geraadpleegd. Deze cijfers zijn
niet bekend. Er is zo blijkt ook uit de tekst sprake van een veronderstelling. Het
Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten (ECID) geeft aan niet over cijfers
te beschikken op dit specifieke punt. Wel komen op jaarbasis slechts enkele gevallen
van lookalike fraude met Nederlandse documenten aan het licht. Zoals toegezegd zal
worden gemonitord hoe het aantal aangevraagde tweede paspoorten zich de komende periode
zal ontwikkelen. Welke conclusies daaraan dan eventueel verbonden zouden moeten worden,
kan op dit moment nog niet worden gesteld. Dat zal mogelijk ook afhangen van eventuele
indicaties dat er meer sprake is van fraude.
Tot slot vraagt de NVvB zich af hoe een medewerker van de gemeente bij de aanvraag
kan nagaan of er sprake is van buitenlandse reisdocumenten. Hiervoor geldt dat sinds
de registratie van de tweede nationaliteit in de BRP niet meer plaatsvindt, deze vraag
standaard moet worden gesteld. Immers een ieder kan nu in theorie beschikken over
een reisdocument van een ander land.
De eilandsecretarissen van de openbare lichamen van Bonaire, Saba en St. Eustatius
zijn over de voorgenomen wijzingen geconsulteerd. De consultaties leverden geen wijzigingen
van het onderhavige voorstel op.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdelen C, F, G, N, O, Ab, Ad, Ae, Af en An, Artikel II, onderdelen
D, F,G, X en Af
In de paspoortuitvoeringsregelingen waren de werkzaamheden op grond van de Paspoortwet
tot nu toe specifiek belegd bij daartoe aangewezen ambtenaren. Door deze rechtstreekse
toebedeling van werkzaamheden aan daartoe aangewezen ambtenaren kon de indruk ontstaan
dat de werkzaamheden enkel werden uitgevoerd door ambtenaren. In de praktijk is het
echter zo dat de werkzaamheden ook worden uitgevoerd door ander personeel dan ambtenaren,
zoals uitzendpersoneel. Om deze praktijk beter tot uitdrukking te brengen, regelen
de betreffende onderdelen dat in de PUN en de PUB in plaats van de term ‘aangewezen
ambtenaar/ambtenaren’ in de in de regeling bepaalde gevallen gebruik wordt gemaakt
van de term ‘aangewezen persoon/personen’. Binnen deze categorie kunnen dan zowel
ambtenaren of ander ondergeschikt personeel vallen, als niet direct aan de autoriteit
ondergeschikte aangewezen arbeidskrachten vallen, die in naam van de betreffende autoriteiten
feitelijke handelingen kunnen uitvoeren op grond van een besluit van de betreffende
autoriteit. Daarbij wordt als waarborg van de kwaliteit van het personeel vastgelegd
dat de werkzaamheden op grond van de Paspoortwet steeds uitgevoerd dient te worden
door gekwalificeerde en bevoegde personen. De werkzaamheden vinden plaats onder de
verantwoordelijkheid van de autoriteit aan wie de taken waartoe de werkzaamheden plaatsvinden
zijn toebedeeld. De werkzaamheden op grond van de Paspoortwet die uitgevoerd kunnen
worden door aangewezen personen betreffen enkel feitelijke handelingen. De PUKMAR
is niet aangepast op dit punt, omdat de werkzaamheden van de Koninklijke Marechaussee
vanwege hun specifieke karakter, zijn voorbehouden aan ambtenaren. Dit geldt ook voor
die onderdelen die betrekking hebben op het uitgifte en aanvraagproces van vreemdelingendocumenten
die plaatsvinden op de ministeries.
Artikel I, onderdelen B, E, J, U, W en Z, Artikel II, onderdelen B, E, K, L, R en
U, Artikel III, onderdeel A
In de betreffende onderdelen zijn wijzigingen opgenomen die samenhangen met het invoeren
van de vervangende identiteitskaart als identiteitsbewijs bij van rechtswege verval
van het paspoort in verband met het opleggen van een tijdelijk uitreisverbod aan personen
ten aanzien van wie het gegronde vermoeden bestaat dat zij zich buiten het Schengen-gebied
zullen begeven om zich daar aan te sluiten bij een organisatie die is geplaatst op
een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend
conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. Geregeld is onder
andere dat de procedure aangaande het weigeren van een aanvraag, zoals neergelegd
in hoofdstuk VI van de Paspoortwet, ook gevolgd dient te worden bij een aanvraag van
een Nederlandse identiteitskaart, aangezien de aanvraag voor een gewone Nederlandse
identiteitskaart op grond van de nieuwe regelgeving geweigerd dient te worden als
aan iemand een uitreisverbod, zoals hierboven omschreven, is opgelegd (artikel I,
onderdeel U). Ook is geregeld dat de minister van Veiligheid en Justitie op het moment
van het opleggen van een uitreisverbod als hierboven omschreven een melding dient
te doen aan het register paspoortsignaleringen, opdat het reisdocument direct wordt
opgenomen in het basisregister reisdocumenten als het uitreisverbod is opgelegd (artikel
I, onderdeel W).
Artikel I, onderdeel H, artikel II, onderdeel H
Met de wijziging van artikel I, onderdeel H, en artikel II, onderdeel H, is geregeld
dat het voor een aanspraak op een tweede paspoort niet langer noodzakelijk is dat
de aanvrager het paspoort nodig heeft omwille van beroepsmatige of zakelijke redenen.
Artikel I, onderdeel L
In dit onderdeel wordt geregeld dat het, om als aanvrager van een reisdocument in
aanmerking te komen voor een versnelde uitreiking van het aangevraagde reisdocument,
op grond van de PUN niet langer nodig is om aan te geven een dringend belang te hebben.
Aan versnelde uitreiking zijn extra leges verbonden. In de praktijk is de bereidheid
van de aanvrager om spoedleges te betalen de enige wijze waarop het dringende belang
wordt getoetst.
Artikel I, onderdelen P, Q, R, S, T en Ae, Artikel II, onderdelen N, O, P, Q en Y
In deze onderdelen wordt de regeling aangepast aan de bestaande uitvoeringspraktijk
wat betreft de levering van de reisdocumenten.
Artikel I, onderdeel V, Artikel II, onderdeel S
In deze onderdelen wordt geregeld dat de melding van vermissing buiten de aanvraagprocedure
om ook schriftelijk gedaan kan worden en niet enkel ten overstaan van een ambtenaar
of andere daartoe aangewezen persoon.
Artikel I, onderdeel X
In het tweede onderdeel van onderdeel W wordt een bewaartermijn opgenomen voor de
gegevens in het basisregister reisdocumenten van 11 jaren voor reisdocumenten die
vijf jaar of korter geldig zijn en 16 jaren voor reisdocumenten die langer geldig
zijn dan vijf jaar.
Artikel I, onderdeel Y, Artikel II, onderdeel T
In deze onderdelen wordt geregeld dat niet langer een melding gedaan hoeft te worden
door de burgemeester, de gezaghebber of de Minister van Buitenlandse Zaken van een
gevonden reisdocument bij het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten van
de Koninklijke Marechaussee. Hiertoe is overgegaan in het kader van een lastenverlichting
voor gemeenten en de ECID nu gebleken is dat in de praktijk het doen van deze melding
geen bijdrage levert aan het verminderen van identiteitsfraude.
Artikel I, onderdeel Aa
In dit onderdeel wordt geregeld dat een reisdocument als het gevonden is en ingeleverd
wordt bij de gemeente, direct wordt onttrokken aan het verkeer in Europees Nederland,
zonder dat dit afhankelijk gesteld wordt van het feit of de burgemeester in de gelegenheid
is om het document terug te geven.
Artikel I, onderdeel Ac, Artikel II, onderdeel W, Artikel III, onderdeel E
In dit onderdeel wordt geregeld dat niet langer van een aanwijzing of vervanging van
een autorisatiebevoegde melding gedaan wordt bij de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties, aangezien dit tegenwoordig op een andere wijze wordt geregistreerd
in het reisdocumenten archief station, waardoor melding niet langer noodzakelijk is.
Artikel I, onderdelen Ag, Ah, Ai en Aj, Artikel II, onderdelen Aa, Ab en Ac, Artikel
III, onderdelen F, G, H, I
Deze onderdelen wijzigen enige technische uitvoeringsaspecten wat betreft de te gebruiken
apparatuur, programmatuur en overige materialen in het paspoort uitgifteproces, o.a.
wat betreft de vorm van de dienststempel, het elektronische inbraakalarmeringssysteem
voor de ruimte waar de materialen zijn opgeslagen en de opslagplek van de reservekopieën
van de in de reisdocumentenmodule en in het reisdocument opgeslagen gegevens.
Artikel I, onderdelen Ak en Al, Artikel II, onderdelen Ad en Ae, Artikel III, onderdelen
J en K
In deze onderdelen wordt geregeld dat reisdocumenten waarmee onregelmatigheden zijn
gepleegd die geen strafbare feiten opleveren niet langer gemeld hoeven te worden aan
het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten, maar direct aan het verkeer
onttrokken kunnen worden door de betreffende autoriteit (artikel I, onderdeel Ak,
artikel II, onderdeel Ad, artikel III, onderdeel J). Daarnaast regelen deze onderdelen
dat alle reisdocumenten waarmee onregelmatigheden zijn gepleegd die strafbare feiten
opleveren aan het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten worden gezonden,
met uitzondering van de reisdocumenten waarmee strafbare feiten zijn gepleegd waarvan
de dader bekend is in Nederland op grond van de PUN (artikel I, onderdeel Al, artikel
II, onderdeel Ae, Artikel III, onderdeel K). Deze reisdocumenten dienen namelijk overlegd
te worden bij het doen van aangifte bij de plaatselijke politie. Er wordt dan wel
een melding verzonden aan het Expertisecentrum Identiteitsfraude en Documenten. De
Commandant van de Koninklijke Marechaussee krijgt de bevoegdheid om de op grond van
deze artikelen aan hen opgestuurde reisdocumenten definitief aan het verkeer te onttrekken.
Artikel II, onderdeel C
In onderdeel C wordt geregeld dat ook de personen die woonachtig zijn in alle landen
buiten de Europese Unie recht hebben op de verstrekking van een Nederlandse identiteitskaart.
Wat betreft de vervangende identiteitskaart geldt dat deze alleen aangevraagd en verstrekt
kan worden aan Nederlanders aan wie een tijdelijk verbod is opgelegd op grond van
artikel 3 van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding die
verblijven binnen het Schengen-gebied.
Artikel II, onderdeel I
In dit onderdeel wordt geregeld dat het niet langer noodzakelijk is om te beschikken
over een nationaal paspoort dat nog zes maanden geldig is, om een diplomatiek of dienstpaspoort
aan te kunnen vragen. Volstaan wordt met een geldig Nederlands paspoort of identiteitsbewijs.
De eis van een nog 6 maanden geldig document dwingt betrokkene immers eerder dan strikt
noodzakelijk een nieuw identiteitsdocument aan te schaffen.
Artikel IV
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de regeling.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk