TOELICHTING
Algemeen
Om te voorkomen dat er wachtlijsten voor medisch noodzakelijk opnames ontstaan wordt
ook in 2016 de uitputting van de subsidiemiddelen voor eerstelijns verblijf nauwgezet
gevolgd in samenwerking met het Zorginstituut Nederland (hierna: Zorginstituut) en
de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa).
De NZa heeft in haar advies van 25 mei 2016 over het budgettair kader van 2016 voor
de Wet langdurige zorg (Wlz) gerapporteerd over de toereikendheid van de middelen
voor de subsidieregelingen op grond van de Wlz. De NZa geeft aan dat in 2016 een bedrag
nodig is voor eerstelijns verblijf van € 213,6 miljoen.
In de voorlopige kaderbrief Wlz 2017 die op 13 juni 2016 aan de Tweede Kamer is gezonden,
is aangekondigd dat er € 33,6 miljoen extra beschikbaar wordt gesteld ten behoeve
van eerstelijns verblijf in 2016 (Kamerstukken II 2015/16, 34 104, nr. 130).
Met onderhavige regeling tot wijziging van de Subsidieregeling eerstelijns verblijf
2016 is de wijze van verdeling van deze extra middelen geregeld. Ingevolge artikel
1.3 van de subsidieregeling is € 160 miljoen bij aanvang van het subsidiejaar verdeeld
over de Wlz-uitvoerders. Voor verhoging van de subsidieverleningen aan Wlz-uitvoerders
in het najaar 2016 was € 20 miljoen beschikbaar. De procedure voor die verhoging was
opgenomen in hoofdstuk 5 van de subsidieregeling.
Naast de ophoging van het beschikbare budget (met € 33,6 miljoen) is ook besloten
de reeds binnen de subsidieregeling beschikbare extra middelen (€ 20 miljoen) al eerder
te verdelen onder Wlz-uitvoerders. Het Zorginstituut is op 10 juni 2016 schriftelijk
verzocht tot het zo spoedig mogelijk verdelen van € 53,6 miljoen (€ 33,6 miljoen verhoging
van het subsidieplafond 2016 plus € 20 miljoen herverdeelmiddelen binnen subsidieregeling)
over de Wlz-uitvoerders.
Verder is voorzien in een herverdeling van de middelen bij de vaststelling van de
subsidies. Dat kan aan de orde zijn wanneer één of meer subsidies op een lager bedrag
worden vastgesteld dan het maximumbedrag van de verleende subsidie. De middelen die
aldus overblijven, worden verdeeld onder de Wlz-uitvoerders die meer eerstelijns verblijf
hebben gerealiseerd dan waarvoor subsidie is verleend.
Na 2016 wordt eerstelijns verblijf onder de reikwijdte van de Zorgverzekeringswet
(Zvw) gebracht en wordt de tijdelijke subsidiëring beëindigd. In artikel 7.1 was reeds
neergelegd dat de subsidieregeling met ingang van 1 januari 2017 vervalt. Over de
onderbrenging van het eerstelijns verblijf in de Zvw per 2017 is de Tweede Kamer op
30 mei 2016 geïnformeerd (Kamerstukken II 2015/16, 34 104, nr. 125).
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Hoofdstuk 5 van de subsidieregeling over de verhoging van verleende subsidies is volledig
vervangen.
Artikel 5.1
Voor de verhoging van de subsidieverlening is geen aanvraag vereist. Het bedrag van
de verhoging is vastgelegd in de subsidieregeling.
Artikel 5.2
De basis van de verhoging van het subsidieplafond betreft het advies van de NZa van
25 mei 2016 over het budgettair kader voor de Wlz in 2016. In dit advies heeft de
NZa ook gerapporteerd over de toereikendheid van de middelen voor de subsidieregelingen
op grond van de Wlz. De NZa heeft voor de prognose van de in 2016 benodigde middelen
voor eerstelijns verblijf gebruik gemaakt van de declaraties die betrekking hebben
op de periode augustus 2015 tot en met maart 2016.
De basis voor de verdeling van de aanvullende middelen over de regio’s waarvoor de
Wlz-uitvoerders zijn aangewezen als zorgkantoor komt uit de meimonitor 2016 van het
Zorginstituut. Deze rapportage van mei 2016 bevat een opgave van het bedrag dat is
betaald voor eerstelijns verblijf zoals verleend in de periode 1 januari 2015 tot
en met maart 2016. Uit deze meimonitor is het totaal van de betalingen over de periode
juli 2015 tot en met maart 2016 genomen als verdeelsleutel voor verdeling van de € 53,6
miljoen over de regio’s. Deze periode is gekozen omdat de gemiddelde maandbedragen
vanaf juli 2015 een stabiel patroon vertonen.
Voor de berekening van de ophoging van de subsidieverlening is het totale subsidiekader
van € 213,6 miljoen verdeeld onder de Wlz-uitvoerders op basis van bovenstaande verdeelsleutel.
Indien het reeds eerder aan de Wlz-uitvoerder verleende subsidiebedrag lager is dan
de nieuwe verdeling, dan wordt het verleende subsidiebedrag verhoogd. Het Zorginstituut
wijzigt de desbetreffende subsidieverleningen.
Artikel 5.3
Het Zorginstituut is op 10 juni 2016 schriftelijk verzocht tot het zo spoedig mogelijk
verdelen van € 53,6 miljoen (€ 33,6 miljoen verhoging van het subsidieplafond 2016
plus € 20 miljoen herverdeelmiddelen binnen subsidieregeling) over de Wlz-uitvoerders.
Medio juli 2016 heeft het Zorginstituut alle besluiten over verhoging van de subsidieverlening
genomen. In de beschikking tot verhoging wordt het nieuwe maximum subsidiebedrag vermeld.
Artikel 5.4
Het Zorginstituut verleent voorschotten op de verleende subsidie. Bij verhoging van
de verleende subsidie wordt ook het voorschot verhoogd. Het voorschot wordt afgewikkeld
in overeenstemming met artikel 4.1, derde en vierde lid, van de subsidieregeling.
Onderdeel B
Artikel 6.5 is aangevuld met enkele bepalingen die een herverdeling van middelen mogelijk
maken bij de vaststelling van de subsidies. Eerst wordt het bedrag van de subsidie
berekend aan de hand van het aantal verrichte prestaties. Vervolgens wordt dat bedrag
vergeleken met de verleende subsidie. Als het berekende bedrag lager is dan de verleende
subsidie, wordt de subsidie op dat lagere bedrag vastgesteld. Het verschil is dan
beschikbaar voor herverdeling onder Wlz-uitvoerders waarvoor het berekende bedrag
hoger is dan de verleende subsidie. Het totaal van de voor herverdeling beschikbare
middelen wordt verdeeld evenredig aan het tekort van de Wlz-uitvoerder op de verleende
subsidie. Daartoe wordt de verlening opgehoogd. De opgehoogde subsidie wordt echter
nooit meer dan het aan de hand van het aantal verrichte prestaties berekende bedrag.
Een aanvraag is niet nodig; het Zorginstituut kent de verhoging automatisch toe. In
deze gevallen wordt de subsidie vastgesteld op het verhoogde subsidiebedrag. Tot slot
is het mogelijk dat alle Wlz-uitvoerders hun verleende subsidie hebben uitgeput of
overschreden en er geen middelen resteren voor herverdeling. In die gevallen wordt
de subsidie vastgesteld op het reeds verleende subsidiebedrag.
Artikel II
Voor het verhogen van de subsidie dient de wijziging van de subsidieregeling ten minste
terug te werken tot het moment waarop het Zorginstituut de desbetreffende besluiten
heeft genomen. Aangezien de onderhavige wijziging begunstigend is voor alle subsidieontvangers
is er geen beletsel om aan de wijziging van de subsidieregeling terugwerkende kracht
te verlenen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn