TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
In september 2013 is het Energieakkoord voor duurzame groei getekend door ruim 40
partijen in Nederland die actief zijn op het terrein van energiebesparing en duurzame
energieopwekking. In de Voortgangsrapportage van de Borgingscommissie Energieakkoord
van 22 december 2015 (Kamerstukken II 2015/2016, 30 196, nr. 381) is aangegeven dat intensivering van maatregelen voor energiebesparing nodig is.
In de koopsector ligt de uitdaging om eigenaren-bewoners van woningen en verenigingen
van eigenaars (VvE’s) te stimuleren energiebesparende maatregelen te nemen. Afgelopen
jaren is in dit verband onder meer het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) opgericht.
Particuliere woningeigenaren en VvE’s kunnen bij dit fonds een gunstige lening afsluiten
voor investeringen in een energiezuinige woning. In het kader van het Belastingplan
2016 is besloten tot een extra impuls van 100 miljoen euro om eigenaren-bewoners te
stimuleren energiebesparende maatregelen te nemen, aanvullend op de middelen die het
kabinet beschikbaar heeft gesteld voor het NEF. In brieven van 26 januari en 18 mei
2016 van de Minister voor Wonen en Rijksdienst aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II
2015/2016, 30 196, nrs. 384 en 457) is in dit verband gemeld dat 70 miljoen euro wordt ingezet als subsidie voor individuele
eigenaren-bewoners en VvEs ten behoeve omvangrijke energiebesparende maatregelen in
bestaande koopwoningen (inclusief de kosten van een voorlichtingscampagne en de uitvoering
van de subsidieregeling).
Daarnaast wordt 20 miljoen gebruikt voor de uitvoering van innovatieve voorstellen
van bedrijven, gemeenten en andere partijen om woningeigenaren te stimuleren tot energiebesparing
en wordt 10 miljoen ingezet voor rentesubsidie en betere marketing van leningen uit
het NEF voor eigenaren-bewoners en VvE’s.
Na aftrek van de kosten voor de voorlichtingscampagne en de uitvoeringskosten van
de regeling is 61 van de 70 miljoen beschikbaar voor subsidies. Hiervan is 4,5 miljoen
gereserveerd voor procesondersteuning VvE’s en 56,5 miljoen voor maatregelensubsidies,
waarvan 46 miljoen voor eigenaarbewoners en 10,5 miljoen voor VvE’s (voor zover het
koopwoningen in VvE’s betreft). Hiertoe strekt de onderhavige regeling.
Met de subsidie wordt tevens het geven van advies over energiebesparende maatregelen
voor individuele eigenaren-bewoners en VvE’s gestimuleerd. Onderzoeken, zoals de analyse
van de module Energie uit het Woon 2012 en het rapport van de SER-werkgroep over verduurzaming
van VvE’s van november 2015, laten zien dat veel mensen nu met de vraag zitten welke
energiebesparende maatregelen in hun specifieke woning of appartementencomplex het
meest effectief zijn en wat de effecten zijn op de woonlasten en het comfort in de
woning. Goed en objectief advies helpt hen om de stap naar energiebesparing te kunnen
zetten. Voor VvE’s wordt aanvullend, conform de aanbevelingen van de SER-werkgroep
over verduurzaming van VvE’s, de mogelijkheid geboden om onder voorwaarden subsidie
te verkrijgen voor procesbegeleiding.
De inzet van de subsidie is in nauwe samenwerking met de VNG, de bouwsector, belangenorganisaties
van eigenaren-bewoners en andere betrokken partijen uitgewerkt. De middelen worden
meerjarig ingezet voor pakketten en combinaties van maatregelen in bestaande woningen
en niet voor enkelvoudige maatregelen. Dit stimuleert innovatie en voorkomt dat subsidiegeld
opgaat aan individuele maatregelen die mensen ook zonder subsidie al zouden nemen
(additioneel effect).
Bij de maatregelensubsidie is gekozen voor een aanvraag voorafgaand aan de realisatie.
Hierdoor heeft de aanvrager financiële zekerheid over de subsidie voordat de renovatie
start, wat het stimulerend effect van de subsidie ten goede komt. Met de vormgeving
van de regeling is rekening gehouden met de voorwaarden voor leningen van het NEF
voor energiebesparing en met de Regeling nationale EZ-subsidies, op grond waarvan
subsidie verstrekt wordt voor opwekmaatregelen. Eigenaren-bewoners en VvE’s kunnen
deze regelingen combineren bij een integrale energiezuinige renovatie.
De regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).
De uitvoeringskosten worden, zoals hiervoor reeds vermeld, gedekt vanuit de subsidiemiddelen.
De regeling is vormgegeven op een manier die zo weinig mogelijk administratieve lasten
voor zowel de aanvragers als RVO.nl met zich meebrengt. Gelet op het (relatief beperkte)
aantal subsidies dat binnen de reikwijdte van een subsidieplafond aangevraagd kan
worden, kan in redelijkheid worden ingeschat dat de lasten voor de burgers niet substantieel
zullen zijn. Gekozen is voor het overleggen bij de subsidieaanvraag van een formulier
dat door het bedrijf dat de energiebesparende maatregelen gaat uitvoeren is ingevuld.
Het bedrijf moet hierin gegevens opnemen, die hij toch al in kaart moet brengen voor
het uitvoeren van de opdracht.
De regeling is door middel van een zogenaamde kwaliteitstoets beoordeeld op handhaafbaarheid,
uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid. Deze – interne – toets is gedaan door juridische
en financiële experts vanuit het ministerie en RVO.nl.
Voor alle duidelijkheid wordt nog opgemerkt dat de regeling niet van toepassing is
in het Caribisch deel van Nederland.
2. Systematiek regeling
2.1. Algemeen
De subsidie is bedoeld voor de particuliere koopsector, dat wil zeggen voor woningen,
waarin woningeigenaren zelf wonen en voor VvE’s met koopwoningen. Dit houdt in dat
voor een verhuurde woning geen subsidie kan worden aangevraagd op grond van deze regeling.
Wat dit betekent voor VvE’s in gemengde appartementencomplexen, is toegelicht in paragraaf
2.11.
Waar in deze toelichting sprake is van VvE’s, is dit van overeenkomstige toepassing
op woonverenigingen en wooncoöperaties. In de regeling zelf wordt de algemene term
‘vereniging’ gebruikt, tenzij een bepaling specifiek op VvE’s betrekking heeft.
De regeling kent drie sporen:
-
1. subsidie aan individuele eigenaren-bewoners voor aan de woning uit te voeren maatregelen,
waarbij eventueel ook subsidie kan worden verstrekt voor energieadvies (voor individuele
eigenaren-bewoners een maatwerkadvies) en een energieprestatiegarantie;
-
2. subsidie aan VvE’s voor energieadvies, een zogenaamd groen of duurzaam meerjarenonderhoudsplan
(mjop) en procesbegeleiding, en
-
3. subsidie aan VvE’s voor in het gebouw van de VvE uit te voeren maatregelen en eventueel
een energieprestatiegarantie.
Voor ieder spoor geldt een apart subsidieplafond. Hiermee wordt voorkomen dat de subsidie
opgesoupeerd wordt door individuele eigenaren-bewoners, terwijl VvE’s, die in verband
met de benodigde afstemming vaak meer voorbereidingstijd nodig hebben, achter het
net vissen. Ook het aparte plafond voor advies aan en procesbegeleiding van VvE’s
is ingesteld om te borgen dat voor die activiteiten daadwerkelijk middelen beschikbaar
zijn.
Het in het algemeen deel van deze toelichting genoemde bedrag van 61 miljoen euro
wordt verspreid over de periode van 15 september 2016 tot en met 31 december 2018
beschikbaar gesteld. De thans in artikel 3 genoemde bedragen betreffen de subsidieplafonds
voor de onderscheiden sporen voor de periode vanaf de inwerkingtreding van de regeling
tot 1 maart 2017 en zijn daarom relatief laag. Het is de bedoeling om het resterende
budget in twee volgende tranches beschikbaar te stellen door het vaststellen van nieuwe
plafonds.
Voor ieder spoor geldt een eigen subsidieregime. De verschillende regimes worden in
de paragrafen 2.8 tot en met 2.10 uiteengezet. Een aantal aspecten zijn in de verschillende
sporen evenwel gelijk en komen als eerste, in de paragrafen 2.2 tot en met 2.7, aan
de orde.
2.2. Maatregelen, zeer energiezuinig pakket en energieprestatiegarantie
Individuele eigenaren-bewoners en VvE’s kunnen voor dezelfde maatregelen, waaraan
ook dezelfde voorwaarden zijn gesteld, subsidie aanvragen. Wel maakt het uit, zoals
hierna nog aan de orde komt, om wat voor soort woning(en) het gaat. Ook de voorwaarden
voor subsidiëring van een energieprestatiegarantie en een zogenaamd zeer energiezuinig
pakket zijn voor beide doelgroepen gelijk.
2.2.1. Energiebesparende en aanvullende energiebesparende maatregelen
Er wordt onderscheiden tussen energiebesparende maatregelen en aanvullende energiebesparende
maatregelen. Energiebesparende maatregelen zijn de grote maatregelen die zeer veel
energiebesparing genereren.
a. Energiebesparende maatregelen
Eigenaren-bewoners en VvE’s kunnen subsidie voor energiebesparende maatregelen aanvragen,
wanneer zij ten minste twee energiebesparende maatregelen aanbrengen (artikelen 7,
eerste lid, onderdeel a, en 11, eerste lid, onderdeel a). Het betreft de volgende
vijf isolatiemaatregelen (artikel 4, eerste lid):
-
• dakisolatie met Rd-waarde (de norm voor de isolerende kwaliteit van het materiaal)
van minimaal 3,5 [m2K/W];
-
• gevelisolatie met Rd-waarde van minimaal 3,5 [m2K/W];
-
• bodem- en/of vloerisolatie met Rd waarde van minimaal 3,5 [m2K/W];
-
• spouwmuurisolatie met Rd-waarde van minimaal 1,1 [m2K/W];
-
• isolerend oftewel hoogrendementsglas met een maximale U-waarde van 1,2 [W/m2K] (maximaal: een lagere U-waarde betekent beter isolerend).
Wanneer in een woning of gebouw zowel binnengevel- als buitengevelisolatie wordt toegepast,
geldt dit als één maatregel. Hetzelfde geldt voor het toepassen van zowel bodem- als
vloerisolatie. Wel is het subsidiebedrag per vierkante meter voor vloerisolatie hoger
dan het bedrag voor bodemisolatie. Hoogrendementsglas kan HR++ glas zijn of triple
glas. Als in een woning of gebouw ramen worden vervangen door verschillende soorten
hoogrendementsglas, geldt ook dit als één maatregel. Triple glas wordt in de regeling
wel extra beloond met een hoger bedrag per vierkante meter en met de mogelijkheid
ook subsidie te ontvangen voor de bijbehorende kozijnen.
Aan de kwaliteit van de maatregelen zijn eisen gesteld, uitgedrukt Rd- en U-waarden,
die in hoge mate overkomen met de normen die in het kader van een lening bij het Nationaal
Energiebespaarfonds zijn gesteld. Bovendien moeten de maatregelen over de hele betreffende
oppervlakte (vloer, gevel etc.) van de woning of het gebouw worden aangebracht (artikel
7, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk artikel 11, eerste lid, onderdeel a)
dan wel een minimaal aantal vierkante meters betreffen (artikel 4, tweede tot en met
zesde lid). Deze minimale oppervlakte is afhankelijk van het type woning: voor vrijstaande
woningen, twee onder een kap of halfvrijstaande woningen, tussenwoningen of etagewoningen
gelden verschillende minimale oppervlakten (artikel 4, tweede tot en met vijfde lid).
Voor een VvE-gebouw geldt dat de minimale oppervlakte voor spouwmuurisolatie, gevelisolatie
en hoogrendementsglas afhankelijk is van het aantal appartementen in het gebouw (artikel
4, zesde lid, onderdelen a, b en e); als een VvE subsidie vraagt voor de isolatie
van het dak of van de vloer of de bodem, moet die over het gehele dak, onderscheidenlijk
de gehele vloer worden toegepast (artikel 4, zesde lid, onderdelen c en d).
In onderstaande tabel is schematisch weergegeven aan welke voorwaarden per maatregel
moet zijn voldaan om voor subsidie op grond van artikel 7 (individuele eigenaar-bewoner)
in aanmerking te komen, met daarachter het subsidiebedrag per vierkante meter. Voor
subsidie op grond van artikel 11 (VvE’s) moet de minimale hoeveelheid vierkante meter
worden vermenigvuldigd met het aantal appartementen in het VvE-gebouw.
Energiebesparende maatregel
|
Minimale
kwaliteit
|
Minimale hoeveelheid
|
Subsidie per m2
|
|
Rd in m2K/W
U in W/m2K
|
Tussen
woning
|
Hoek
woning/
2 kap
|
vrijstaand
|
Etage
|
|
Spouwmuurisolatie
|
Rd≥ 1,1
|
15 m2
|
33 m2
|
50 m2
|
13 m2
|
€ 5
|
Gevelisolatie (binnen of buiten)
|
Rd≥ 3,5
|
18 m2
|
40 m2
|
55 m2
|
13 m2
|
€ 30
|
Dakisolatie
|
Rd≥ 3,5
|
31 m2
|
38 m2
|
57 m2
|
14 m2
|
€ 20
|
Vloerisolatie
|
Rd≥ 3,5
|
27 m2
|
32 m2
|
44 m2
|
20 m2
|
€ 5
|
Bodemisolatie
|
|
|
|
|
|
€ 4
|
HR++ Glas
|
U≤ 1,2
|
10 m2
|
12 m2
|
15 m2
|
8 m2
|
€ 35
|
Triple Glas
|
U ≤ 0,8
|
|
|
|
|
€ 45
|
b. Aanvullende energiebesparende maatregelen
Alleen wanneer voldaan is aan het hiervoor, onder a, beschreven criterium van ten
minste twee energiebesparende maatregelen, komt de eigenaar-bewoner of de VvE in aanmerking
voor subsidie voor een of meer van de volgende aanvullende energiebesparende maatregelen;
dit volgt uit de artikelen 7, tweede lid, en 11, tweede lid. Aanvullende energiebesparende
maatregelen zijn (artikel 5):
-
• isolerende deuren, maximale U-waarde 2,0 [W/m2K];
-
• isolerende kozijnen, maximale U-waarde 1,5 [W/m2K] bij gebruik van triple glas;
-
• douches en douchebakken met een systeem voor warmteterugwinning met een rendement
van ten minste 50%;
-
• warmteterugwinning uit ventilatielucht als dit in de uitgangssituatie niet aanwezig
is (geen pure vervanging) met een rendement van ten minste 90%;
-
• CO2-gestuurde ventilatie als dit in de uitgangssituatie niet aanwezig is (geen pure vervanging);
-
• waterzijdig inregelen van het verwarmingssysteem.
2.2.2. Hoogte subsidie voor maatregelen
De subsidie voor energiebesparende maatregelen en voor energiezuinige deuren en kozijnen
bij triple glas wordt berekend aan de hand van normbedragen per vierkante meter. Deze
normbedragen (opgenomen in artikel 14, eerste lid, onderdelen a tot en met g) zijn
zo uitgekozen dat ze ongeveer 20% van de investeringen bedragen bij een kwalitatief
en prijstechnisch goede uitvoerder. Voor de aanvullende energiebesparende maatregelen
(met uitzondering van de isolerende deuren en kozijnen, artikel 14, eerste lid, onderdeel
i en j) gelden vaste bedragen per stuk (artikel 14, eerste lid, onderdelen k tot en
met n). Ook die bedragen zijn gebaseerd op ongeveer 20% van de investeringen.
De oppervlakte waarover de maatregelen worden uitgevoerd, moet berekend zijn door
het bedrijf dat de werkzaamheden zal uitvoeren. Bij de subsidieaanvraag moet daarom
een door de aannemer ondertekend formulier worden meegezonden, waarin behalve de omschrijving
van het type maatregelen ook de desbetreffende oppervlakten zijn ingevuld.
Het hanteren van vaste bedragen per vierkante meter betekent dat de subsidieontvanger
gehouden is de desbetreffende maatregel over het in de subsidiebeschikking genoemde
aantal vierkante meter daadwerkelijk te realiseren. Hoeveel kosten daarmee feitelijk
gemoeid zijn, is niet relevant voor de subsidie. Wanneer de subsidieontvanger de desbetreffende
maatregel over een kleiner oppervlak uitvoert, wordt het subsidiebedrag evenredig
naar beneden bijgesteld en wordt het eventueel te veel betaalde bedrag teruggevorderd.
Als de subsidieontvanger de maatregelen over een groter oppervlak uitvoert dan de
subsidiebeschikking vermeldt, betekent dit echter niet dat het subsidiebedrag verhoogd
wordt. Als de subsidieontvanger de maatregelen over een ander deel van de woning uitvoert
dan hij aanvankelijk van plan was (bijvoorbeeld als hij in plaats van de voorgevel
de achtergevel isoleert), heeft dit geen gevolgen voor de subsidie, tenzij daarmee
een kleiner aantal vierkante meter gemoeid is dan het aantal dat de subsidiebeschikking
vermeldt (in elk geval een deel van de subsidie, voor zover reeds uitbetaald, wordt
teruggevorderd).
Voor de aanvullende energiebesparende maatregelen (met uitzondering van de deuren
en kozijnen) geldt hetzelfde, met dien verstande dat hier niet het aantal vierkante
meter relevant is, maar het aantal stuks. Dus als de subsidieontvanger bijvoorbeeld
lopende de renovatie besluit om in plaats van de achterdeur de voordeur door een isolerende
deur te vervangen, heeft dit geen gevolgen voor de subsidie.
Voor appartementencomplexen van VvE’s waarin een deel van de woningen verhuurd wordt
of waarin ook winkels, kantoren of andere bedrijven huizen, gelden voor de berekening
van de hoogte van de subsidie aanvullende regels. Die worden besproken in paragraaf
2.11.
2.2.3. Andere energiebesparingsmaatregelen
In de onderhavige regeling zijn behalve ‘energiebesparende maatregelen’ en ‘aanvullende
energiebesparende maatregelen’ nog andere maatregelen van belang die kunnen bijdragen
aan energiebesparing. Het gaat daarbij om bepaalde energieopwekkingmaatregelen (waarvoor
op grond van titel 4.5 van de Regeling nationale EZ-subsidies subsidie kan worden
aangevraagd). Voor die maatregelen kan op grond van deze regeling geen subsidie worden
aangevraagd, maar ze spelen wel een rol bij de subsidie van VvE’s bij advies, groene
mjop’s en procesbegeleiding. Dit is nader toegelicht in paragraaf 2.10.2.
2.3. Zeer energiezuinig pakket
Om productinnovatie en de aanschaf van zeer vergaande pakketten maatregelen (energieneutraal)
te stimuleren, kan voor het in (bestaande) woningen aanbrengen van een zogenaamd zeer
energiezuinig pakket een bonusbedrag van € 4.000 per woning worden aangevraagd naast het subsidiebedrag dat op basis van de maatregelen wordt berekend (artikel 15). Een
zeer energiezuinig pakket is een integraal samenhangend pakket maatregelen, waarvan
de elementen voldoen aan hoge isolatie-eisen en waarbij de kwaliteit van de uitvoering
gecontroleerd wordt door middel van een luchtdichtheidstest (Qv_10) en de meting voldoet
aan de minimumeis daarvoor (artikel 6).
2.4. Energieprestatiegarantie
Wanneer voldaan is aan het criterium van ten minste twee energiebesparende maatregelen,
komt de eigenaar-bewoner of de VvE tevens in aanmerking voor subsidie voor een energieprestatiegarantie
(artikel 7, eerste lid, onderdeel e, in samenhang met het tweede lid, en artikel 11,
eerste lid, onderdeel d, in samenhang met het tweede lid). Met een energieprestatiegarantie
krijgen huizenbezitters de zekerheid dat energiebesparende maatregelen goed worden
uitgevoerd en dat deze ook daadwerkelijk leiden tot energiebesparing. De energieprestatiegarantie
geeft opdrachtgevers de zekerheid dat wat is afgesproken ook wordt geleverd. Tijdens
de bouw worden kwaliteitscontroles uitgevoerd en bij de oplevering vindt een keuring
plaats. Wanneer na de oplevering blijkt dat de berekende besparing niet wordt gehaald,
kan de garantie worden ingeroepen. Waar nodig worden extra maatregelen genomen om
het beoogde rendement waar te maken of wordt een schadevergoeding uitgekeerd. In de
regeling wordt gesproken van een verzekerde garantie. Dit betekent dat degene die
de garantie geeft, het risico herverzekert bij een verzekerende instanties, zoals
SWK, Woningborg en Bouwgarant. Dit geeft meer zekerheid voor de consument. De hoogte
van de subsidie voor een energiepresatiegarantie is afhankelijk van de kosten daarvan,
maar nooit meer dan € 200 per koopwoning (artikel 16).
2.5. Moment aanvraag
Voor de uit te voeren maatregelen geldt zowel voor eigenaren-bewoners als voor VvE’s
dat de subsidie vooraf, op basis van een offerte voor de werkzaamheden, wordt aangevraagd.
Hierdoor zijn betrokkenen zeker van de subsidie op het moment dat daadwerkelijk met
de renovatie van de woning of het gebouw wordt begonnen. Om zo veel mogelijk zekerheid
te hebben dat de maatregelen, waarvoor subsidie wordt aangevraagd ook daadwerkelijk
zullen worden uitgevoerd, moet de subsidieaanvrager op het moment van de subsidieaanvraag
de offerte van de beoogde aannemer met betrekking tot de uitvoering van de maatregelen
hebben geaccepteerd (artikelen 8, tweede lid, onderdeel e, onderscheidenlijk 12, tweede
lid, onderdeel e). Uiteraard kan de offerte wel geaccepteerd zijn onder de ontbindende
voorwaarde, dat de subsidie wordt verstrekt.
De mogelijkheid om vooraf subsidie aan te vragen, geldt niet voor subsidie voor een
maatwerkadvies (bij individuele eigenaren-bewoners) of een energieadvies en procesbegeleiding
(bij VvE’s): daarvoor kan de subsidie alleen achteraf worden aangevraagd. Bij een
subsidieaanvraag voor advies en begeleiding moeten daarom altijd een factuur en een
betalingsbewijs worden meegezonden (artikelen 8, vierde lid, en 10, tweede lid, onderdeel
g).
Een aanvraag wordt op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) afgewezen wanneer het subsidieplafond reeds is bereikt. Het subsidieplafond
is, zoals vermeld in paragraaf 2.1, vooralsnog alleen voor de periode van 15 september
2016 tot 1 maart 2017 vastgesteld. Omdat er ook voor de rest van 2017 en 2018 budget
beschikbaar is en voor de periode van 1 april tot en met 31 december 2017 en voor
2018 nieuwe plafonds zullen worden vastgesteld, kan alsdan een eerder op grond van
artikel 4:25, lid 2, van de Awb afgewezen aanvraag opnieuw worden ingediend. Hierbij
wordt aangetekend, dat de regeling op basis van de praktijkervaringen in de eerste
periode vanaf 1 maart 2017 mogelijk wordt aangepast. Voor zover die eventuele aanpassingen
van invloed zijn op de subsidieaanvraag, zal de aanvraag natuurlijk wel moeten worden
aangepast.
2.6. Wijze van subsidieverstrekking
De subsidie op grond van de onderhavige regeling aan individuele eigenaren-bewoners
zal in de praktijk nooit meer zijn dan € 25.000. Subsidies aan VvE’s kunnen lager
dan dit bedrag zijn, maar kunnen dit bedrag ook te boven gaan. De regels voor subsidies
tot € 25.000 staan in artikel 16 van het Kaderbesluit BZK-subsidies (Kaderbesluit)
en houden onder meer in dat de subsidie wordt verstrekt in de vorm van een vast bedrag
en dat desgevraagd verantwoording plaatsvindt over de prestatie. De subsidieontvanger
is niet verplicht via een tussentijds voortgangsverslag inzicht te geven in de voortgang
van de activiteiten. In artikel 18, eerste lid, van de onderhavige regeling is bovendien
bepaald dat toepassing wordt gegeven aan artikel 16, tweede lid, onder a, van het
Kaderbesluit. Dit houdt in dat op basis van een subsidieaanvraag direct een beschikking
tot subsidievaststelling wordt gegeven; de subsidie wordt direct uitbetaald. Controle
of de subsidieontvanger de maatregelen waarvoor de subsidie is verstrekt, tijdig heeft
uitgevoerd, vindt steekproefsgewijs plaats. Als blijkt dat hij dit niet heeft gedaan,
zal de subsidie met toepassing van artikel 4:49 van de Awb worden teruggevorderd.
De regels voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 staan in artikel 17 van het Kaderbesluit.
Daarvoor geldt dat een vast bedrag (lump sum) voor een nog te verrichten prestatie-eenheid
wordt verstrekt. Bij de verstrekking van deze subsidies wordt een beschikking tot
subsidieverlening gegeven met vermelding van het tijdstip waarop een aanvraag van
een beschikking tot subsidievaststelling moet worden gedaan. Verschil met subsidies
lager dan € 25.000 is dat in dit geval standaard moet worden aangetoond dat de activiteiten
waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de in de subsidie
verbonden verplichtingen. Bovendien wordt het subsidiebedrag niet meteen uitbetaald;
op grond van artikel 18, tweede lid, van de onderhavige regeling wordt wel een voorschot
van 70% verleend.
2.7. Termijn realisatie maatregelen
Individuele eigenaren-bewoners moeten de energiebesparingsmaatregelen ingevolge artikel
19, eerste lid, van de regeling in beginsel binnen vier maanden realiseren. Voor VvE’s
geldt een termijn van een jaar (artikel 19, tweede lid). Alleen in uitzonderlijke
gevallen kan de termijn van vier onderscheidenlijk twaalf maanden worden verlengd
(artikel 19, derde en vierde lid). Hiertoe moet de subsidieontvanger een schriftelijk
verzoek indienen, waarin uiteengezet is, waarom de standaardtermijn in zijn geval
niet haalbaar is en hoeveel extra tijd nodig is. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan
om een overmachtsituatie, zoals een lange periode van vorst, waarin de werkzaamheden
zijn stilgelegd, of het faillissement van de aannemer. Een verzoek om de uitvoeringstermijn
te verlengen zal kritisch worden beoordeeld. Daarbij zal onder meer worden nagegaan
wat de subsidieontvanger heeft gedaan om de termijn toch te halen.
2.8. Stapelen van subsidies
Subsidie voor energiebesparingsmaatregelen op grond van de onderhavige regeling kan
in beginsel gecombineerd worden met subsidie van lagere overheden. Dit geldt echter
niet voor de subsidie voor advies- en proceskosten en de subsidie voor een energieprestatiegarantie.
Reden hiervoor is dat het subsidiebedrag daarvoor op grond van deze regeling in combinatie
met een subsidie van een andere overheid boven de 100% zou kunnen komen, hetgeen niet
wenselijk is.
2.9. Subsidie aan individuele eigenaren-bewoners
2.9.1. Algemeen
Individuele eigenaren-bewoners kunnen subsidie aanvragen op grond van hoofdstuk III
van de regeling. Subsidie wordt, zoals vermeld in paragraaf 2.2.1, alleen verstrekt
wanneer minimaal twee energiebesparende maatregelen worden gerealiseerd. Als dit het
geval is, kan tevens subsidie worden gevraagd voor aanvullende maatregelen, een energieadvies
en een energieprestatiegarantie. Anders dan ten aanzien van VvE’s geldt voor individuele
eigenaren-bewoners dus dat de subsidie voor een advies alleen verstrekt wordt in combinatie
met subsidie voor energiebesparende maatregelen (artikel 7, tweede lid).
2.9.2. Maatwerkadvies
Subsidie voor een energieadvies wordt aan een individuele eigenaar-bewoner alleen
verstrekt als dit in de vorm is van een officieel maatwerkadviesrapport (artikel 7,
eerste lid, onderdeel d). Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet het maatwerkadviesrapport
wel recent, dat wil zeggen na 1 september 2016, zijn opgeleverd. Een maatwerkadviesrapport
(meestal, en ook verder in deze toelichting, aangeduid als ‘‘maatwerkadvies’) wordt
gegeven door een bedrijf dat gecertificeerd is volgens de Beoordelingsrichtlijn (BRL)
9500, deel 02. Dit bedrijf (de certificaathouder) laat de opname van de woning doen
door een gecertificeerd EPA-adviseur. De subsidie voor een maatwerkadvies is een vast
bedrag (€ 150), onafhankelijk van de werkelijke kosten (artikel 13, eerste lid).
2.10. Subsidie aan VvE’s
2.10.1. Algemeen
In tegenstelling tot de subsidie aan individuele eigenaren-bewoners voor maatwerkadvies,
is ten behoeve van het energieadvies voor VvE’s een apart subsidieplafond vastgesteld.
Subsidie voor advies kan daarom ook zonder aanvraag voor maatregelensubsidie worden
aangevraagd en verstrekt.
2.10.2. Energieadvies, mjop, procesbegeleiding
In tegenstelling tot de maatwerkadvisering met betrekking tot woningen die geen onderdeel
uitmaken van een groter gebouw, is er geen gecertificeerd systeem voor energieadvisering
voor appartementencomplexen. Daarom is in artikel 9, tweede lid, van de regeling een
aantal eisen opgenomen, waaraan een energieadvies met betrekking tot een VvE-gebouw
moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen. Bepaald is dat het advies moet
zijn opgesteld door een certificaathouder. Een certificaathouder is een bedrijf, dat
overeenkomstig de BRL 9500, deel 2, bevoegd is om maatwerkadviezen op te stellen (artikel
1). Een energieadvies moet een nauwkeurige omschrijving betreffen van de bestaande
situatie en een ter plekke uitgevoerde technische en bouwkundige beoordeling van de
schil en de installaties van het gebouw. Overeenkomstig de voorschriften in de BRL
met betrekking tot maatwerkadvisering moet het gebouw ten behoeve van een energieadvies
zijn opgenomen door een officiële EPA-adviseur. In het advies moet bovendien een beschrijving
zijn opgenomen van de mogelijke energiebesparingsmaatregelen met voor- en nadelen
en de keuzemogelijkheden per maatregel, een inschatting van de investering en van
de te realiseren energiebesparing. In een energieadvies moet de terugverdientijd van
de voorgenomen investeringen inzichtelijk zijn gemaakt en moet een algemene uitleg
zijn gegeven over het realiseren van een zeer energiezuinig pakket of een NulopdeMeter-woning;
daarbij moet worden aangegeven welke typen maatregelen daarvoor nodig zouden zijn.
Vanwege het ontbreken van een gecertificeerd systeem voor energieadvisering voor appartementencomplexen
doet een VvE er verstandig aan om kritisch te zijn bij de keuze van het bedrijf dat
gevraagd wordt het advies op te stellen. Het is van belang dat gekozen wordt voor
een zo onafhankelijk mogelijke partij, dus (bijvoorbeeld) bij voorkeur niet een bedrijf
van een van de bestuursleden van de VvE.
Subsidie voor een energieadvies wordt alleen verstrekt als de vergadering van eigenaars
van de VvE (of, als het een woonvereniging of een wooncoöperatie betreft de algemene
ledenvergadering) besloten heeft om binnen een jaar met de uitvoering van ten minste
twee energiebesparingsmaatregelen te beginnen (artikel 9, eerste lid, onderdeel a).
Dit kunnen energiebesparende maatregelen zijn waarvoor op grond van de onderhavige
regeling subsidie kan worden gevraagd, maar ook de in artikel 9, vierde lid, genoemde
energieopwekkingmaatregelen, waarvoor subsidie kan worden gevraagd op grond van titel
4.5 van de Regeling nationale EZ-subsidies en zonnepanelen.
Omdat het binnen een VvE vaak niet eenvoudig is om tot besluitvorming met betrekking
tot energiebesparing te komen, komt professionele begeleiding daarbij ook voor subsidie
in aanmerking (artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b).
Een besluit om binnen een jaar met de uitvoering van twee maatregelen te beginnen,
is niet vereist, wanneer de VvE een mjop (meerjaren onderhoudsplan) heeft vastgesteld,
waarin de planning opgenomen van ten minste twee energiebesparingsmaatregelen binnen
tien jaar (artikel 9, vierde lid). Een dergelijk meerjaren onderhoudsplan wordt ook
wel (maar niet in de onderhavige regeling) ‘groen mjop’ of ‘duurzaam mjop’ genoemd.
Bovendien gelden voor een energieadvies in combinatie met een groen mjop hogere maximumsubsidiebedragen
(artikel 13, derde lid).
Zowel voor een energieadvies (inclusief eventuele procesbegeleiding) als een energieadvies
in combinatie met een groen mjop (inclusief eventuele procesbegeleiding) geldt dat
de subsidie 75% van de kosten bedraagt, maar met maximum, dat afhankelijk is van het
aantal koopwoningen van de VvE (verhuurde woningen of andere appartementen tellen
niet mee).
2.10.3. Subsidie voor energiebesparende maatregelen VvE’s
De onderhavige subsidieregeling is bedoeld voor de particuliere koopsector. Een VvE
met alleen koopwoningen waarin de eigenaar zelf zijn hoofdverblijf heeft (dus zonder
appartementen die een andere dan een woonfunctie hebben of die verhuurd zijn), kan
subsidie ontvangen voor de renovatie van het gehele gebouw, althans voor wat betreft
de delen van het gebouw waarvoor de VvE verantwoordelijk is voor het beheer en het
onderhoud (de gemeenschappelijke delen). Welke delen gemeenschappelijk zijn, is per
VvE verschillend en is vastgelegd in de splitsingsakte of het reglement. Gemeenschappelijk
zijn meestal het trappenhuis, de lift, de gevel, de vloer en het dak. Voor zover het
gaat om delen van het gebouw die niet voor gemeenschappelijk gebruik bestemd zijn,
zal een VvE in beginsel geen subsidie hoeven en kunnen aanvragen, omdat eventuele
renovatie daarvan een zaak is van de individuele eigenaars. Voor die delen van het
gebouw kunnen de individuele eigenaren-bewoners eventueel zelf subsidie aanvragen
op grond van artikel 7; in dat geval moet uiteraard wel voldaan zijn aan de voorwaarde
van ten minste twee energiebesparende maatregelen. Als een VvE verantwoordelijk is
voor de hele thermische schil van het gebouw, kunnen individuele eigenaren-bewoners
niet aan deze voorwaarde voldoen, zodat zij geen subsidie kunnen ontvangen voor aanvullende
energiebesparende maatregelen in hun woning. Uiteraard kan in de vergadering van eigenaars
besloten worden dat de VvE ook maatregelen zal laten uitvoeren in niet-gemeenschappelijke
delen, zodat die maatregelen kunnen worden meegenomen in de subsidieaanvraag van de
VvE. Dit biedt echter alleen uitkomst als alle appartementeigenaars aan de aanvullende
maatregelen in de niet-gemeenschappelijke delen willen ‘meedoen’.
Voor zover de VvE zelf geen energiebesparingsmaatregelen zal uitvoeren, kan een individuele
eigenaar-bewoner eventueel wel zelf, met toestemming van de VvE, bepaalde maatregelen
uitvoeren en daarvoor een subsidieaanvraag op grond van artikel 7 indienen; uiteraard
geldt ook dan onverkort de voorwaarde van ten minste twee energiebesparende maatregelen.
2.11. Gemengde complexen
Voor gemengde complexen zijn de subsidieregels ingewikkelder. Gemengde complexen zijn
gebouwen waar bijvoorbeeld woningcorporaties een deel van de woningen hebben verkocht
en de rest (nog) verhuren of waarin zich ook eigendom van particuliere verhuurders
bevindt. Ook kan het zijn dat in een VvE-gebouw behalve koopwoningen ondernemingen
gevestigd zijn, zoals een of meer winkels in de plint.
2.11.1. Hoogte subsidie gemengde complexen
Om de hoogte van de subsidie voor renovatie van een gemengd appartementsgebouw te
bepalen, is allereerst van belang over hoeveel oppervlakte de energiebesparende maatregelen
en eventueel de isolerende deuren en kozijnen in het gehele gebouw worden toegepast
en hoeveel stuks overige (aanvullende) energiebesparende maatregelen worden gerealiseerd.
Daarnaast is de verhouding tussen de appartementen van eigenaren-bewoners en overige
appartementen van belang. Een appartementencomplex is eigendom van alle gezamenlijke
eigenaren. Uit de splitsingsakte volgt welk aandeel iedere afzonderlijke eigenaar
heeft in die gezamenlijke eigendom. Voor de berekening van de maatregelensubsidie
is de verhouding van belang tussen de aandelen van eigenaren-bewoners enerzijds en
de eigenaren van de overige appartementen anderzijds (artikel 14, tweede lid). De
overige appartementen kunnen dus verhuurde woningen zijn of appartementen met een
utiliteitsfunctie, zoals winkels en kantoren.
Voor de berekening van de subsidie voor een energieadvies of een mjop en een energieprestatiegarantie
is ten slotte het aantal koopwoningen in het gebouw van de VvE van belang (artikelen
13 en 16). Hetzelfde geldt voor de berekening van de bonus voor de realisatie van
een zeer energiezuinig pakket (artikel 15). Hierbij doet niet ter zake hoe groot die
koopwoningen zijn of welk aandeel in de VvE die woningen betreffen.
Bovenstaande wordt geïllustreerd aan de hand van een voorbeeld.
Een VvE betreft een gebouw, waarin in de plint een winkel is gevestigd. Op de verdiepingen
zijn 8 woningen, waarvan er twee zijn verhuurd en de overige bewoond door de appartementseigenaren.
Het aandeel in de VvE van de eigenaar van het appartement waarin de winkel is gevestigd
is 20%. De aandelen voor de overige appartementen zijn elk 10%. De VvE vraagt subsidie
voor een energieadvies en procesbegeleiding. De factuur voor het energieadvies en
de procesbegeleiding bedraagt € 2.000. Daarnaast wil de VvE subsidie voor het isoleren
van de gevel over 200 m2, het vervangen van de ramen door triple glas over 100 m2 en het aanleggen van 8 douches met warmteterugwinning.
-
• De subsidie voor een energieadvies (inclusief eventuele procesbegeleiding) bedraagt
75% van de factuur. In het voorbeeld zou dit dus (€ 2.000 x 0.75 =) € 1.500 zijn.
Het maximumsubsidiebedrag voor energieadvies is voor een VvE met meer dan vier woningen
echter € 1.000 plus € 100 per extra woning (artikel 13, tweede lid). De VvE uit het
voorbeeld telt zes koopwoningen; de maximale subsidie bedraagt dan € 1.000 + (2 x
€ 100) = € 1.200. De subsidie voor het energieadvies bedraagt dus niet € 1.500, maar
€ 1.200.
-
• Voor de subsidie voor de maatregelen moet eerst beoordeeld worden of voldaan is aan
de minimale oppervlakte, bedoeld in artikel 6, zesde lid. Het gebouw telt 9 appartementen
(namelijk de winkel en 8 woningen). Voor gevelisolatie geldt een minimumoppervlakte
van 9 x 13 m2 = 117 m2. De te isoleren oppervlakte (200 m2) voldoet aan de deze eis. De minimumoppervlakte voor hoogrendementsglas is 9 x 8
m2= 72 m2; ook aan deze eis is voldaan.
-
• De subsidie voor het isoleren van de gevel bedraagt € 30 per m2, dus 200 x € 30 = € 6.000; de subsidie voor het triple glas bedraagt € 45 per m2, dus 100 x € 45 = € 4.500; de subsidie voor een douche wtw is € 140, dus 8 x € 140
= € 1.120 (artikel 14, eerste lid). Opgeteld is dit € 11.620. Dit bedrag moet naar
beneden worden bijgesteld naar rato van het percentage aandelen in de VvE dat de niet-verhuurde
woningen betreft (artikel 14, tweede lid), zijnde 6 x 10% = 60%. De subsidie voor
de maatregelen bedraagt derhalve 60% van € 11.620 = € 6.972.
2.11.2. Staatssteun
Deze subsidieregeling is mede gericht op particuliere eigenaren, verenigd in een VvE
(artikel 2). Bij het bepalen of er sprake is van staatssteun, is niet zozeer de beleidsdoelstelling,
maar het effect van een steunmaatregel doorslaggevend. In dit verband is van belang
dat bij het bepalen van deze subsidie voor energiebesparende maatregelen door VvE’s
(die veelal bestaan uit particuliere eigenaren) alleen subsidie wordt gegeven voor
kosten gerelateerd aan het aandeel in een VvE van eigenaren-bewoners, dus niet van
objecten/aandelen in een VvE van een onderneming in Europeesrechtelijke zin (artikel
14, tweede lid).
Voor zover in een gemengd complex meer ondernemingen in onderdeel uitmaken van de
VvE zal de kans dat een VvE een subsidieaanvraag op grond van deze regeling indient
al naar gelang minder zijn, omdat er minder subsidie kan worden verleend. Mocht er
evenwel sprake zijn van het verlenen van subsidie aan een VvE in een gemengd complex
met een of meerdere ondernemingen zin dan ligt het voor de hand dat de onderneming
zin de kosten van de energiebesparende maatregelen zelf voor zijn rekening neemt.
Voor zover dit niet gebeurt en die kosten mede worden betaald uit de subsidie die
aan de VvE in gezamenlijkheid gerelateerd aan de particuliere objecten wordt toegekend,
zou er mogelijk sprake kunnen zijn van een indirect voordeel. Als vervolgens aan alle
andere voorwaarden van de Europese staatssteuncriteria (artikel 107 van het Verdrag
betreffende Werking van de Europese Unie) wordt voldaan, kan er sprake zijn van indirecte
staatssteun. Gezien echter het lokale karakter van een VvE en de onderneming die gebruik
maakt van een ruimte die een aandeel vormt in die VvE, kan een eventueel indirect
voordeel hooguit een marginaal effect hebben op de voorwaarden voor het interstatelijk
handelsverkeer. Ook om die reden kan worden aangenomen dat de subsidie geen staatssteun
inhoudt.
Artikelsgewijs
Artikel 1
‘gebouw’
Een VvE kan zijn opgericht voor slechts een gedeelte van een pand (oftewel van een
gebouwde onroerende zaak). De term ‘gebouw’ heeft in dat geval in deze regeling slechts
betrekking op het gedeelte van het pand waarvoor de VvE is opgericht. Overigens is
het ook mogelijk dat een VvE is opgericht voor een groep gebouwen; de term gebouw
betreft echter geen groep gebouwen. Een gebouw waarvoor weliswaar een VvE is opgericht,
maar dat geen of niet mede een woonfunctie heeft, valt niet onder de term ‘gebouw’
en daarmee niet binnen het bereik van deze regeling.
‘koopwoning’
Onder een ‘koopwoning’ wordt verstaan een woning van een eigenaar-bewoner. Het begrip
‘eigenaar-bewoner’ is omschreven in artikel 1, tweede lid. Onder het begrip vallen
dus ook appartements- en woonrechten, mits de gerechtigde daarvan zijn hoofdverblijf
in het desbetreffende appartement heeft.
‘woning’
Een ‘woning’ betreft in deze regeling zelfstandige woonruimte, hetgeen impliceert
dat de woning eigen toegang en een eigen keuken en tooilet heeft. Als de woning geen
eigen toegang heeft of als de keuken of het toilet worden gedeeld met de bewoners
van andere woningen, is het onzelfstandige woonruimte en kan er voor die woonruimte
geen subsidie worden aangevraagd.
De subsidieregeling is niet bedoeld voor renovatie van woonwagens of woonboten. Om
misverstanden hierover te voorkomen zijn in de omschrijving van het begrip ‘woning’
woonwagens en woonboten uitdrukkelijk uitgesloten.
Appartementen vallen ook onder het bereik van de subsidieregeling, mits deze zelfstandige
woonruimte betreffen.
‘Nulopde Meterwoning’
Een ‘NulopdeMeterwoning’ is een woning zonder energieverbruik. Hiervoor is grondige
isolatie van de woning nodig, waarbij het ook nodig is de ventilatie van de woning
aan te passen. De kleine hoeveelheid warmte die de bewoners dan nog nodig hebben,
wordt duurzaam opgewekt, bijvoorbeeld met behulp van een lucht-water warmtepomp. De
elektriciteit die de bewoner verbruikt wordt ook duurzaam opgewekt, bijvoorbeeld met
zonnepanelen.
‘woonvereniging’
Een woonvereniging is de juridische eigenaar van een pand waarin de leden van de vereniging
wonen. Ieder lid van de vereniging heeft recht op het gebruik van een deel van het
pand.
‘eigenaar-bewoner’
Een woning komt op grond van deze regeling in beginsel alleen voor subsidie in aanmerking
als de eigenaar daarin zijn hoofdverblijf heeft. Dit is slechts anders als de eigenaar
in verband met de renovatiewerkzaamheden nog niet of tijdelijk niet in de woning woont,
in welk geval hij wel als ‘eigenaar-bewoner’ wordt aangemerkt.
‘appartement’
In een VvE-gebouw hoeven niet alle appartementen woningen te zijn, en zijn niet alle
woningen per se koopwoningen. Voor de berekening van de hoogte van subsidie op grond
van deze regeling tellen de appartementen die geen koopwoningen zijn niet mee, maar
het aantal appartementen, inclusief de appartementen die geen koopwoning zijn, is
wel van belang voor de bepaling van de minimale oppervlakten waarover de energiebesparende
maatregelen moeten worden uitgevoerd (artikel 4, tweede tot en met zesde lid).
In een gebouw van een woonvereniging of wooncoöperatie is ieder appartement een woning.
Artikel 2
Het doel van de regeling is energiebesparing te stimuleren in bestaande koopwoningen
en in gebouwen van VvE’s, woonverenigingen en wooncoöperaties. Appartementen in een
VvE-gebouw kunnen koopwoningen zijn, maar ook huurwoningen of appartementen met een
utiliteitsfunctie. De subsidieregeling ziet niet op VvE’s zonder koopwoningen; gemengde
complexen, die behalve uit particuliere eigenaren ook uit ondernemingen en verhuurders
bestaan, vallen wel onder het doel van de subsidie, zij het dat bij de berekening
van de hoogte van de subsidie ingevolge artikel 13 en 14, tweede lid, het aantal andere
appartementen dan de koopwoningen of het aandeel van die andere appartementen in de
VvE naar rato wordt verdisconteerd.
Artikel 3
Zoals uiteengezet in het algemeen deel van deze toelichting (paragraaf 2.1), wordt
het in totaal beschikbare budget van 61 miljoen euro (inclusief uitvoeringskosten)
in drie tranches beschikbaar gesteld. De eerste tranche betreft de periode vanaf de
openstelling van de regeling op 15 september 2016 tot 1 maart 2017; voor deze periode
de subsidieplafonds zijn in artikel 3, eerste, tweede en derde lid, voor de verschillende
sporen vastgesteld. Na 1 maart 2017 zal de regeling op basis van de ervaringen in
de eerste periode de regeling zo nodig worden bijgesteld en wordt de regeling opnieuw
opengesteld voor de volgende tranche.
Het beschikbare bedrag per subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst
van de (volledige) aanvragen. Als er op één dag meerdere aanvragen zijn ontvangen
die niet allemaal kunnen worden gehonoreerd zonder dat daarmee het plafond zou worden
overschreden, wordt de onderlinge rangorde voor de behandeling van aanvragen door
loting vastgesteld.
Artikelen 4 en 5
Deze artikelen zijn toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting, paragraaf
2.2.1.
Artikel 6
Dit artikel is toegelicht in is toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting,
paragraaf 2.3.
Artikel 7
Individuele eigenaren-bewoners kunnen subsidie aanvragen op grond van artikel 7, eerste
lid.
De subsidie wordt alleen aan de eigenaar-bewoner verstrekt. Woningen waarin de eigenaar
zelf geen hoofdverblijf heeft, komen dus niet voor subsidie op grond van deze regeling
in aanmerking.
Subsidie wordt alleen verstrekt wanneer ten minste twee energiebesparende maatregelen
als bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden gerealiseerd over ten minste de oppervlakten,
die voor de desbetreffende maatregelen op grond van artikel 4, tweede tot en met vijfde
lid (al naar gelang het type woning) van toepassing zijn; in geval van kleine woningen,
waarbij de minimale oppervlakten niet gehaald kunnen worden, moeten de betreffende
maatregelen over de gehele woning worden uitgevoerd. Subsidie voor aanvullende maatregelen,
een maatwerkadvies en een energieprestatiegarantie kan alleen worden aangevraagd in
combinatie met een subsidieaanvraag voor energiebesparende maatregelen; dit volgt
uit artikel 7, tweede lid. De maatregelen moeten na indiening van de subsidieaanvraag
worden uitgevoerd: voor maatregelen die al daarvóór zijn gerealiseerd kan dus geen
subsidie meer worden ontvangen. Een maatwerkadvies moet, om voor subsidie in aanmerking
te komen, recent zijn geleverd: in ieder geval niet vóór 1 september 2016.
De subsidieaanvrager kan de energiebesparende en aanvullende energiebesparende maatregelen
niet zelf uitvoeren, maar moet daarvoor bedrijf in de arm nemen, dat is ingeschreven
bij de Kamer van Koophandel.
Er kan ook subsidie worden gevraagd voor een zeer energiezuinig pakket. Dit pakket
moet in zijn geheel worden uitgevoerd. Bij de realisatie van een dergelijk pakket
wordt daarom automatisch voldaan aan de eis van ten minste twee energiebesparende
maatregelen.
Ingevolge artikel 7, derde lid, kan per woning maar een keer subsidie worden ontvangen
op grond van artikel 7. Dit betekent dat als al subsidie is verstrekt voor bijvoorbeeld
de isolatie van het dak en de vloer, in een latere fase niet alsnog ook voor bijvoorbeeld
hoogrendementsglas en de isolatie van de spouwmuren subsidie kan worden aangevraagd.
De beperking van slechts een maal subsidie betreft de woning, niet de eigenaar-bewoner.
Een nieuwe eigenaar kan dus evenmin opnieuw subsidie voor de desbetreffende woning
aanvragen. Omgekeerd is het wel mogelijk dat aan een eigenaar-bewoner, die zijn woning
na de verbouwing heeft verkocht en eigenaar-bewoner van een andere (bestaande) woning
wordt, ten behoeve van die andere woning ook subsidie wordt verstrekt.
Als een (etage)woning onderdeel uitmaakt van een VvE-gebouw, waarvoor aan de VvE op
grond van artikel 11, eerste lid, al subsidie is verstrekt, kan de individuele eigenaar-bewoner
eventueel zelf nog subsidie aanvragen voor andere maatregelen. Wel geldt hierbij onverminderd
de eis van ten minste twee (andere) energiebesparende maatregelen.
Het is toegestaan de maatregelensubsidie te stapelen met subsidies van andere overheden
(artikel 7, vierde lid), maar dit geldt niet voor subsidie voor maatwerkadvies of
voor een energieprestatiegarantie. Dit is toegelicht in het algemeen deel van deze
toelichting, paragraaf 2.8.
Artikel 8
Voor de indiening van aanvragen is bij de RVO.nl een digitaal portaal ingesteld. Via
dit E-loket kan een aanvraag worden ingediend door het invullen van het aanvraagformulier.
Op deze manier worden aanvragen uniform en zoveel mogelijk compleet ingediend; dit
komt de uitvoering van de regeling ten goede.
Het tweede lid regelt de bij de aanvraag te vermelden gegevens en te geven verklaringen.
Dit betreft ten eerste gegevens van de woning, die met de subsidie wordt verbeterd.
Op grond van onderdeel b moet in de aanvraag het type woning worden vermeld. Hiermee
wordt bedoeld dat vermeld moet worden of het een vrijstaande, halfvrijstaande, tussen-
of etagewoning betreft. Dit gegeven is van belang voor de beoordeling of voldaan is
aan de minimale oppervlakte waarover de onderscheiden maatregelen ingevolge artikel
4 moeten worden uitgevoerd.
Zoals vermeld in het algemeen deel van deze toelichting, paragraaf 2.5, moet de subsidieaanvrager
op het moment van de subsidieaanvraag de offerte van de beoogde aannemer met betrekking
tot de uitvoering van de maatregelen hebben geaccepteerd. Hierover dient hij een verklaring
in de subsidieaanvraag af te leggen (artikel 8, tweede lid, onderdeel e).
Voor welke uit te voeren maatregelen precies, en, indien van toepassing, over welke
oppervlakte die maatregelen worden uitgevoerd, moet een door de aannemer ondertekend
formulier worden meegezonden (artikel 8, derde lid). Het model van dit formulier kan
worden gedownload op de website van RVO.nl. Zie ook het algemeen deel van deze toelichting,
paragraaf 2.2.2.
Als een aanvrager ook subsidie vraagt voor een maatwerkadvies of een energieprestatiegarantie,
moet hij verklaren dat hij daarvoor niet al subsidie heeft aangevraagd bij of ontvangen
van een ander overheidsorgaan (artikel 8, tweede lid, onderdeel g). Dit houdt verband
met de anticumulatiebepaling in artikel 7, vijfde lid. Verder moet ten behoeve van
subsidie voor een maatwerkadvies een afschrift van de factuur en het betalingsbewijs
daarvan worden meegestuurd (artikel 8, derde lid). Voor subsidie van een energiepresatiegarantie
moet een afschrift van de offerte met de aanvraag worden meegezonden (artikel 8, vijfde
lid).
Artikel 9
VvE’s kunnen op grond van artikel 9, eerste lid, subsidie aanvragen voor energieadvies,
een groen/duurzaam mjop en procesbegeleiding. De voorwaarden hiervoor zijn aan de
orde gekomen in het algemeen deel van deze toelichting, paragraaf 2.10.2.
De subsidie wordt per gebouw of per groep van gebouwen verstrekt. Dit betekent dat
een VvE met maar één gebouw slechts eenmaal subsidie kan aanvragen. Als het een VvE
met meer dan één gebouw betreft, kan de VvE desgewenst voor ieder gebouw afzonderlijk
subsidie aanvragen (artikel 9, vijfde lid).
Het is niet toegestaan de subsidie op grond van artikel 9, eerste lid te stapelen
met subsidies van andere overheden (artikel 9, zesde lid). Dit is toegelicht in het
algemeen deel van deze toelichting, paragraaf 2.8.
Artikel 10
Ook voor de indiening van aanvragen op grond van artikel 9 is bij de RVO.nl een digitaal
portaal ingesteld. Zie in dit verband ook de toelichting op artikel 8.
Het tweede lid regelt de bij de aanvraag te vermelden gegevens en te geven verklaring.
Dit betreft ten eerste gegevens van de VvE, het gebouw of de groep van gebouwen van
de VvE, waarvoor subsidie wordt gevraagd, en het aantal koopwoningen daarin. Het aantal
koopwoningen is van belang voor de berekening van de hoogte van de subsidie (artikel
13, tweede en derde lid).
Ten tweede wordt informatie gevraagd met betrekking tot het bedrijf dat het energieadvies
heeft gegeven en de EPA-adviseur die het gebouw heeft opgenomen. Ook moet de factuur
en het betalingsbewijs van het energieadvies en, indien van toepassing, het mjop en
de procesondersteuning worden meegezonden bij de aanvraag. Het energieadvies of het
mjop zelf hoeven niet te worden meegestuurd; uiteraard kan RVO.nl deze documenten
wel ter controle opvragen. Verder moet bij een subsidieaanvraag voor een energieadvies
een afschrift van het besluit van de vergadering van eigenaars of de algemene ledenvergadering
worden meegezonden dat binnen een jaar begonnen wordt met de uitvoering van ten minste
twee energiebesparingsmaatregelen. Betreft het een aanvraag om subsidie voor een mjop,
dan moet een afschrift van het besluit van de vergadering van eigenaars of de algemene
ledenvergadering tot vaststelling van het mjop worden meegezonden.
Ten slotte moet in de aanvraag worden verklaard dat de VvE nog geen subsidie bij een
ander bestuursorgaan heeft aangevraagd. Dit is nodig in verband met de anticumulatiebepaling
in artikel 9, zesde lid.
Artikel 11
Voor VvE-gebouw kan de VvE maatregelensubsidie aanvragen op grond van artikel 11,
eerste lid. De maatregelensubsidie wordt, in tegenstelling tot de subsidie op grond
van artikel 9, alleen per gebouw verstrekt, ook als de VvE een groep van gebouwen
betreft. Het moet gaan om maatregelen die op het moment van indiening van de subsidieaanvraag
nog niet zijn uitgevoerd.
Subsidie voor de verschillende maatregelen wordt alleen verstrekt wanneer ten minste
twee energiebesparende maatregelen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden gerealiseerd
in het gehele gebouw of over de minimale oppervlakten, die voor de desbetreffende
maatregelen op grond van artikel 4, zesde lid, van toepassing zijn. Subsidie voor
aanvullende maatregelen en een energieprestatiegarantie kan alleen worden aangevraagd
in combinatie met een subsidieaanvraag voor energiebesparende maatregelen; dit volgt
uit artikel 11, tweede lid. De maatregelen moeten na indiening van de subsidieaanvraag
worden uitgevoerd: voor maatregelen die al daarvóór zijn gerealiseerd kan dus geen
subsidie meer worden ontvangen.
De VvE moet voor de uitvoering van de energiebesparende en aanvullende energiebesparende
maatregelen een aannemer of ander uitvoerend bedrijf in de arm nemen, die of dat als
zodanig is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Er kan ook subsidie worden gevraagd voor een zeer energiezuinig pakket. Dit pakket
moet in zijn geheel worden uitgevoerd. Bij de realisatie van een dergelijk pakket
wordt daarom automatisch voldaan aan de eis van ten minste twee energiebesparende
maatregelen.
Ingevolge artikel 11, derde lid, kan per gebouw maar een keer subsidie worden ontvangen
op grond van artikel 11. Dit betekent dat als al subsidie is verstrekt voor bijvoorbeeld
de isolatie van het dak en de vloer, in een latere fase niet alsnog ook voor bijvoorbeeld
hoogrendementsglas en de isolatie van de gevel subsidie aangevraagd kan worden. De
beperking van slechts een maal subsidie betreft het gebouw, niet de VvE.
Als een (etage)woning onderdeel uitmaakt van een VvE-gebouw, waarvoor aan de VvE op
grond van artikel 11, eerste lid, al subsidie is verstrekt, kan de individuele eigenaar-bewoner
eventueel zelf nog subsidie aanvragen voor andere maatregelen. Wel geldt hierbij onverminderd
de eis van ten minste twee (andere) energiebesparende maatregelen.
Het is toegestaan de maatregelensubsidie te stapelen met subsidies van andere overheden
(artikel 11, vierde lid), maar dit geldt niet voor subsidie voor een energieprestatiegarantie.
Dit is toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting, paragraaf 2.8.
Artikel 12
Ook de indiening van aanvragen op grond van artikel 11 vindt plaats via een digitaal
portaal. Zie in dit verband de toelichting op artikel 8.
Bij de aanvraag moet onder meer het aantal appartementen in het gebouw worden vermeld
(tweede lid, onderdeel c). Dit gegeven is nodig om de minimum oppervlakte te berekenen
waarover de maatregelen ingevolge artikel 4, zesde lid, moeten worden getroffen. Dit
is toegelicht in het algemeen deel van de toelichting, paragraaf 2.2.1, onder a, en
paragraaf 2.11.1. Het gaat hierbij dus niet alleen om de koopwoningen in het gebouw,
maar ook om de huurwoningen en appartementen met een andere functie dan een woonfunctie.
Ingevolge het tweede lid, onderdeel d, moet een opgave worden gedaan van het percentage
koopwoningen in de VvE. Zie hiervoor de toelichting in het algemeen deel, paragraaf
2.11.1. Als het om een VvE gaat met meerdere gebouwen, moet het percentage koopwoningen
berekend worden binnen het gebouw waarvoor de subsidie gevraagd wordt, dus niet het
percentage koopwoningen binnen de VvE als geheel.
Voor welke uit te voeren maatregelen precies, en, indien van toepassing, over welke
oppervlakte die maatregelen worden uitgevoerd, moet een door de aannemer ondertekend
formulier worden meegezonden (artikel 12, derde lid). Het model van dit formulier
kan worden gedownload op de website van RVO.nl. Zie ook het algemeen deel van deze
toelichting, paragraaf 2.2.2.
Als subsidie wordt gevraagd voor een energieprestatiegarantie, moet in de aanvraag
worden verklaard dat daarvoor niet al subsidie is aangevraagd bij of ontvangen van
een ander overheidsorgaan (artikel 12, tweede lid, onderdeel i). Dit houdt verband
met de anticumulatiebepaling in artikel 11, vijfde lid. Verder moet ten behoeve van
subsidie voor een energiepresatiegarantie een afschrift van de offerte hiervoor met
de aanvraag worden meegezonden (artikel 12, vierde lid).
Artikel 13
De subsidie op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel d, voor een maatwerkadvies
is een vast bedrag van € 150, ongeacht de werkelijke kosten ervan (artikel 13, eerste
lid).
De subsidie op grond van artikel 9, eerste lid, onderdeel a, voor een energieadvies
al dan niet in combinatie met procesbegeleiding, is 75% van de totale kosten daarvan,
maar nooit meer dan een maximumbedrag, dat afhankelijk is van het aantal koopwoningen
in het VvE-gebouw (artikel 13, tweede lid). Voor een VvE met een of twee koopwoningen
is het maximumbedrag voor een energieadvies (inclusief eventuele procesbegeleiding)
€ 500 en voor een VvE met drie of vier koopwoningen € 1.000. Voor een VvE met meer
dan vier koopwoningen € 1.000 plus € 100 voor elke extra koopwoning: een VvE met bijvoorbeeld
zeven koopwoningen kan derhalve ten hoogste € 1.300 subsidie ontvangen voor een energieadvies.
Subsidie voor energieadvies kan echter nooit meer dan € 2000 bedragen: dit bedrag
wordt bereikt bij een VvE met 15 koopwoningen. Voor grotere VvE’s is de subsidie dus
ook altijd maximaal € 2000.
Ook de subsidie voor een mjop inclusief eventuele procesbegeleiding, is 75% van de
totale kosten en ook nooit meer dan een bepaald maximumbedrag dat afhankelijk is van
het aantal koopwoningen in het VvE-gebouw (artikel 13, derde lid). De maximale subsidie
voor een mjop is wel hoger dan de subsidie voor een energieadvies, namelijk € 750
voor een VvE met een of twee koopwoningen, € 1.500 voor een VvE met drie of vier koopwoningen
en plus € 150 per extra koopwoning, tot een maximumbedrag van € 3.450. Dit bedrag
wordt bereikt bij een gebouw met 17 koopwoningen.
Artikel 14
Als een VvE uitsluitend koopwoningen betreft, wordt de subsidie overeenkomstig het
eerste lid van artikel 14 berekend. De hoogte van het bedrag dat op grond van artikel
14, eerste lid, wordt berekend, betreft de maatregelen in het hele gebouw van de VvE,
dus ook als het een gemengd complex betreft en maatregelen worden uitgevoerd in appartementen
die geen koopwoning zijn. Ingeval van een gemengd complex wordt het bedrag dat op
grond van het eerste lid is berekend, verminderd naar rato van het aandeel (nota bene:
niet het aantal) appartementen die geen koopwoning zijn.
Zie verder het algemeen deel van deze toelichting, paragrafen 2.2.2 en 2.11.1.
Artikel 15
Dit artikel is toegelicht in het algemeen deel, paragraaf 2.3.
Artikel 16
Dit artikel is toegelicht in het algemeen deel, paragraaf 2.4.
Artikel 17
Om te voorkomen dat het beschikbare subsidie bedrag wordt opgesoupeerd door enkele
grote VvE’s, is in artikel 17 een maximum subsidiebedrag van 2,5 miljoen euro per
VvE gesteld. Dit maximumbedrag geldt dus per VvE en niet per subsidieaanvraag als
een VvE voor verschillende gebouwen subsidie aanvraagt.
Artikel 18
Dit artikel is toegelicht in het algemeen deel, paragraaf 2.6.
Artikel 19
Dit artikel is toegelicht in het algemeen deel, paragraaf 2.7.
Artikelen 20 en 21, tweede lid
Met ingang van 1 juli 2015 is de Woningwet gewijzigd en is de term ‘toegelaten instelling’
niet meer in artikel 70 van die wet, maar in artikel 19 omschreven. De begripsomschrijving
van ‘woningcorporatie’ in de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector is in
verband hiermee met terugwerkende kracht tot en met die datum aangepast. Deze aanpassing
staat overigens los van de subsidie op grond van de onderhavige regeling.
Artikel 21, eerste lid
Deze regeling treedt met ingang van 15 september 2016 inwerking en vervalt op 1 maart
2017. Dit is toegelicht in het algemeen deel, paragraaf 2.1 en in de toelichting op
artikel 3.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok