De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 116, 120, vijfde en zesde lid, 123, eerste en vierde lid, 124,
eerste en tweede lid, 125, eerste lid, 129, eerste lid, 132, eerste en derde lid,
137, vijfde lid, en 180a, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen
113, 117, vierde, vijfde en achtste lid, 120, 124, eerste lid, 131, vierde lid, en
166a, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 85b, tweede lid, van de
Wet op het voortgezet onderwijs, de artikelen 11a, tweede lid, 17, derde lid, 19,
eerste lid, 22, 26 en 28a, tweede lid, en 31 van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen
3a, 10b, tweede lid, 30, eerste lid, 35 en 58a, van het Besluit bekostiging WEC, de
artikelen B 16b, B 16g, B 16l, B 21, C 11, eerste en tweede lid, en C 16.1 van het
Besluit trekkende bevolking WPO;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar
toegekend. In deze regeling over het schooljaar 2015–2016 worden de daarvoor noodzakelijke
prijzen en bedragen vastgesteld.
1.1 Wijzigingen ten opzichte van de regeling voor schooljaar 2014–2015.
De inhoudelijke wijzigingen in deze regeling voor schooljaar 2015–2016 ten opzichte
van de regeling voor het voorgaande schooljaar, betreffen de volgende onderwerpen.
-
• In artikel 8, bekostiging voor IGBO, is het vijfde lid vervallen. Inmiddels is in
het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014 geregeld dat de instellingsaccountant
vaststelt dat het aantal leerlingen in de aanvraag IGBO met teldatum 1 oktober 2014
overeenkomt met het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2014 staat ingeschreven als
leerling van de afdeling IGBO van de school.
-
• De bekostiging van de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs is aangepast aan
de systematiek die binnen passend onderwijs is gekozen. In artikel 14 is de personele
basisbekostiging geregeld en in artikel 15 de personele bekostiging voor ondersteuning.
De bekostiging voor preventieve ambulante begeleiding en de bekostiging voor terugplaatsingsbegeleiding
zijn vervallen en zijn opgenomen in de bekostiging van het samenwerkingsverband.
-
• De bedragen ten behoeve van de vereveningsregeling personeel in het kader van passend
onderwijs zijn in de regeling opgenomen en vastgesteld (artikel 23 tot en met 28).
-
• De middelen prestatiebox (artikel 40) worden met ingang van schooljaar 2015–2016 toegekend
in de vorm van één totaalbedrag per leerling.
-
• In de regeling is niet langer de bijzondere bekostiging wegens samenvoeging (voormalig
artikel 48, 49 en 50) opgenomen, aangezien deze in een eigenstandige regeling wordt
ondergebracht.
-
• De overgangsbekostiging personeel en materieel die in het kader van passend onderwijs
was toegekend (voormalig artikel 20, 21 en 28 tot en met 30) is in de regeling vervallen.
Deze overgangsbekostiging is in het schooljaar 2015–2016 niet langer van toepassing.
Verder zijn de in de regeling opgenomen bedragen aangepast. Samen met de eerdere prijsaanpassing
voor het schooljaar 2014–2015, zijn met deze verhoging de voor het primair onderwijs
voor het kalenderjaarjaar 2015 beschikbaar komende investeringen, zoals opgenomen
in de onderwijsagenda van het Regeerakkoord en de begrotingsafspraken 2014, en zoals
uitgewerkt in het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) en het sectorakkoord primair onderwijs,
volledig aan de lumpsum van de scholen toegevoegd. Omdat het kabinet pas in het kader
van de voorjaarsnota over de loonbijstelling 2015 beslist, kan een verwerking in de
prijzen van een eventuele loonbijstelling 2015 niet eerder dan aan het begin van het
komende schooljaar plaatsvinden.
2. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen
2.1 Beperking van wijzigingen
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk
te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel
beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen
voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid
in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar vastgesteld. Daarna
kan in het begin van het schooljaar vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing
van de bedragen vastgesteld worden. De eventueel noodzakelijke aanpassingen van de
bedragen gedurende het schooljaar worden daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve
vaststelling tegen het einde van het schooljaar.
2.2 Clustering van regelingen
Om het aantal regelingen beperkt te houden, is besloten om tot een clustering van
alle bekostigingsregelingen over te gaan. In de onderhavige regeling worden naast
de lumpsumbedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid
vastgesteld. Ook de bekostigingsbedragen die in het kader van de vereveningssystematiek
‘passend onderwijs’ een rol spelen, worden in deze regeling vastgesteld.
Op grond van de wet kan de minister bijzondere bekostiging personeelskosten toekennen
aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn
de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging
kan worden aangevraagd. Enige uitzondering hierop betreft de bijzondere bekostiging
in verband met samenvoeging. Omdat de regeling hiervoor fors is uitgebreid, en nu
een meerjarig karakter heeft gekregen, is er voor gekozen om deze apart te publiceren.
3. Bijzondere omstandigheden
3.1. Algemeen
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond
van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een
verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere omstandigheden kunnen zich
voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties
die niet zijn geregeld in hoofdstuk 2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen
dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar
niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als
klemmend zullen worden aangemerkt en derhalve niet voor bijzondere bekostiging in
aanmerking gebracht zullen worden.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO
of artikel 120, tweede lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
-
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens
het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun
situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties
bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële
instandhouding wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen
op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt
voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en
of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
-
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar
dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl
de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.
-
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag
bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag
is ontvangen.
-
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten
worden ontleend voor het schooljaar 2015–2016.
-
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld,
worden buiten behandeling gelaten.
-
• Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een
beschikking.
-
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2016 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op
de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop
de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten
worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden
aangemerkt.
3.2. Basisscholen
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met:
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen omdat deze al worden bekostigd op grond van de WPO;
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning
die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien. Wellicht
ten overvloede wijs ik er op dat dit ook geldt voor leerlingen met autisme.
3.3. Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
-
• Groei van het aantal leerlingen; wellicht ten overvloede wijs ik u er op dat de groeitelling
op grond van artikel 37 en 38 van het Besluit bekostiging WEC is vervallen.
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf
juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten. Ook het
feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende
factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120,
tweede lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen
uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt.
De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om
leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid
te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
3.4. Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode
van 1 augustus 2015 tot 1 augustus 2016 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in
verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel
116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding
materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling,
wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1981,56 per fte op jaarbasis. Het aantal fte’s
wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde
gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
b, van deze regeling en de uitkomst, na deling door de factor 1,0811, af te ronden
op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid
van de periode waarover de bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van
de berekende fte’s.
3.5. Procedure
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet,
kan een gemotiveerd verzoek indienen bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging
in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden
vermeld:
-
• het brinnummer van de school;
-
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het
lumpsumbudget ontoereikend is;
-
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
-
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum
en kenmerk van die beschikking;
-
• bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband
met de privacygevoeligheid.
Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door
het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer DUO 60102. Dit formulier is te
downloaden via www.duo.nl. De aanvraag kan ook elektronisch worden ingediend.
4. Opbouw en werking van de regeling
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de
lumpsumbedragen vastgesteld, als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid.
Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden primair onderwijs te verstrekken
lumpsumbedragen personeel voor lichte ondersteuning en de aan de samenwerkingsverbanden
primair en voortgezet onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen personeel én materieel
voor zware ondersteuning. Daarnaast zijn in dit hoofdstuk de bedragen vastgesteld
op basis waarvan de zogenaamde verevening wordt berekend. In hoofdstuk 4 staan de
bedragen voor de instellingen cluster 1, en de instellingen cluster 2. Hoofdstuk 5
bevat de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging en in hoofdstuk 6 wordt
het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 7 bevat de slotbepalingen. Met de WPO, de
WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen en de landelijk
gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling, het aantal leerlingen
op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd van de school, kan per school het
lumpsumbudget worden berekend.
5. Administratieve lasten
De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot wijziging van administratieve lasten
in vergelijking met de Regeling bekostiging personeel PO 2014–2015 en vaststelling
bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2014–2015.
6. Prijsaanpassingen
De opgenomen prijsaanpassingen betreffen de verwerking van de investeringsafspraken
uit het NOA en uit het begrotingsakkoord 2014 dat eind 2013 overeen is gekomen tussen
het kabinet en de oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP, voor zover deze nog
niet in de prijzen 2014–2015 waren verwerkt.
Ten gevolge van bedoelde investeringsafspraken, wordt de totale lumpsum voor 2015
verhoogd met € 248 mln. Het investeringsbedrag voor de eerste 7 maanden van 2015 is
verwerkt in de prijzen 2014–2015, die zijn vastgesteld in de Regeling bekostiging
personeel PO 2014–2015 en aanpassing bedragen voor ondersteuning van leerlingen in
het PO en VO 2014–2015 van 25 januari 2015. Het investeringsbedrag voor de laatste
5 maanden van 2015 wordt in deze regeling verwerkt.
De prijsaanpassingen betreffen daarnaast de bijstellingen die volgen uit het Actieplan
Leerkracht. Meer specifiek gaat het om het resterende deel van het functiemixbudget
voor 2015 en om het functiemixbudget voor de eerste zeven maanden van 2016. Bovendien
is het budget dat was gemoeid met de per 01-08-2015 geëxpireerde Regeling loonkostensubsidie
ondersteunend personeel basisscholen toegevoegd aan het basisbedrag van de bekostiging
van het personeels- en arbeidsmarktbeleid voor basisscholen.
Ten opzichte van de vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2014–2015 komt hiermee
de aanpassing per 1 augustus 2015 voor het onderwijzend personeel op 0,636%, het onderwijsondersteunend
personeel op 0,364% en de schoolleiding is ongewijzigd gebleven.
Zoals te doen gebruikelijk is de loonbijstelling 2015 nog niet in de prijzen verwerkt.
Omdat het kabinet hierover pas in het kader van de voorjaarsnota beslist, kan een
verwerking in de prijzen van een eventuele loonbijstelling 2015 pas aan het begin
van het komende schooljaar plaatsvinden.
De opslag voor het Vervangingsfonds is per 1 augustus 2015 ongewijzigd vastgesteld
op 4,026% van de loonkosten en ook de opslag voor het Participatiefonds is ongewijzigd
vastgesteld op 1,00% van de loonkosten. De opslagen en percentages in de bekostiging
worden normatief vastgesteld en komen daarom niet altijd overeen met de exacte kosten
die individuele schoolbesturen op onderdelen moeten maken. Hiermee dient rekening
gehouden te worden in de bedrijfsvoering.
II. Artikelsgewijs
Artikel 1
In de begripsbepalingen is ‘instelling in oprichting’ vervallen. Alle instellingen
voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan auditief of communicatief gehandicapte
kinderen zijn inmiddels opgericht, en zijn nu onder het begrip ‘instelling’ gebracht.
Artikel 5
Opgeteld bij de gemiddelde personeelslasten (GPL) leraar, vormen de hier opgenomen
toeslagbedragen de GPL schoolleiding. Omdat de GPL schoolleiding gelijk is gebleven
en de GPL leraar is gestegen, zijn de toeslagbedragen lager geworden.
Artikel 6
Ten opzichte van de actuele bedragen voor het schooljaar 2014–2015 zijn alle P&A-bedragen
verhoogd met 1,551% in verband met de doorwerking van eerder genoemde GPL-ontwikkeling
én het terugdraaien van de resterende korting op het P&A-budget die per 1 augustus
2013 heeft plaatsgevonden. Daarnaast is het basisbedrag verhoogd in verband met de
verwerking van de afspraken over werkdrukvermindering door conciërges en in verband
met het aan de lumpsum van alle basisscholen toevoegen van het budget dat was gemoeid
met de per 01-08-2015 geëxpireerde Regeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel
basisscholen. Het bedrag per leerling is verder met verhoogd in verband met de verwerking
van de afspraken over begeleiding startende leraren en verminderen zittenblijven.
In deze verhoging zit ook het resterende bedrag waarmee de eind 2013 éénmalig toegekende
middelen voor het jaar 2014 een structureel karakter krijgen.
Artikel 8
In artikel 8, bekostiging voor IGBO, is het vijfde lid vervallen. Inmiddels is in
het Onderwijsaccountantsprotocol OCW/EZ 2014 geregeld dat de instellingsaccountant
vaststelt dat het aantal leerlingen in de aanvraag IGBO met teldatum 1 oktober 2014
overeenkomt met het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2014 staat ingeschreven als
leerling van de afdeling IGBO van de school.
Artikel 12
Opgeteld bij de GPL leraar vormen de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL schoolleiding.
Omdat de GPL schoolleiding gelijk is gebleven en de GPL leraar is gestegen, zijn de
toeslagbedragen lager geworden.
Artikel 13
Ten opzichte van de actuele bedragen voor het schooljaar 2014–2015 zijn alle P&A-bedragen
verhoogd met 1,551% in verband met de doorwerking van bovengenoemde GPL-ontwikkeling
én het terugdraaien van de resterende korting op het P&A-budget die per 1 augustus
2013 heeft plaatsgevonden. Daarnaast is het bedrag per leerling met verhoogd in verband
met de verwerking van de afspraken over begeleiding startende leraren en verminderen
zittenblijven. In deze verhoging zit ook het resterende bedrag waarmee de eind 2013
éénmalig toegekende middelen voor het jaar 2014 een structureel karakter krijgen.
Artikel 14
De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd (GGL) van leraren (v)so kent een
opmerkelijke stijging ten opzichte van die van 2014–2015. Deze was 41,12 jaar en bedraagt
nu 41,54 jaar. Deze toename is mede veroorzaakt door de invoering van de nieuwe bekostigingssystematiek
in het kader van passend onderwijs, waardoor de GGL van een school bij de bepaling
van het landelijk gemiddelde niet langer is gebaseerd op de totale leraar bekostiging
van die school, maar alleen op de basisbekostiging.
Omdat de procentuele stijging van de landelijke GGL hoger is dan de procentuele stijging
van de GPL leraren, daalt zowel het formatiebasisbedrag als het formatieleeftijdsbedrag
ten opzichte van 2014–2015.
Artikel 15
In dit artikel worden de bedragen per leerling vastgesteld die de school naast de
basisbekostiging ontvangt (artikel 117, derde lid, WEC zoals dat per 1 augustus 2015
zal luiden). De hoogte van het bedrag is daarbij afhankelijk van de in de toelaatbaarheidsverklaring
opgenomen ondersteuningsbehoefte.
Artikel 17
Opgeteld bij de GPL leraar vormen de hier opgenomen toeslagbedragen de GPL schoolleiding.
Omdat de GPL schoolleiding gelijk is gebleven en de GPL leraar is gestegen, zijn de
toeslagbedragen lager geworden.
Artikel 18
Door de nieuwe bekostigingssystematiek in het kader van passend onderwijs zijn de
specifieke leerlingbedragen per onderwijssoort vervallen en geldt per leerling hetzelfde
bedrag als voor de scholen voor basisonderwijs. De vrijvallende P&A-middelen zijn
toegevoegd aan de bekostigingsbedragen voor ondersteuning. Ten opzichte van de actuele
bedragen voor het schooljaar 2014–2015 is het bedrag per cumi-leerling verhoogd met
1,551% in verband met de doorwerking van eerder genoemde GPL-ontwikkeling én het terugdraaien
van de resterende korting op het P&A-budget die per 1 augustus 2013 heeft plaatsgevonden.
Artikel 21 en 22
In deze artikelen wordt het bedrag personele bekostiging zware ondersteuning PO respectievelijk
VO vastgesteld. In de voor 2015–2016 vastgestelde bedragen is € 7,70 meegenomen voor
hoogbegaafde leerlingen. Dit bedrag zal oplopen tot € 11,63 in 2018-2019, waarmee
het volledige budget van € 29 miljoen zal zijn ingezet.
Artikel 23 tot en met 28
In deze artikelen worden de bedragen ter berekening van de correctie bedoeld in de
artikelen XIII en XV van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten
in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning
van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet
onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533), vastgesteld. De bedragen die zijn opgenomen in artikel 25 betreffen de oude LGF
bedragen PO en in artikel 26 voor het VO, inclusief het bedrag voor ambulante begeleiding
én het P&A-bedrag dat per ambulant begeleide leerling werd toegekend.
Artikel 29
De in dit artikel opgenomen bedragen kennen dezelfde hoogte als de bedragen per leerling
in artikel 14, derde lid. Ook hier leidt de relatief grote stijging van de landelijke
GGL tot een daling van het bedrag en het verhogingsbedrag in vergelijking met de bedragen
voor het schooljaar 2014–2015.
Artikel 30
Voor een toelichting op de in dit artikel opgenomen bedragen verwijs ik naar de toelichting
bij artikel 6.
Artikel 31
De opgenomen bedragen zijn berekend door de voor 2014–2015 toegekende bedragen te
verhogen met de gewogen GPL-ontwikkeling in het (voortgezet) speciaal onderwijs.
Artikel 38
Door de toevoeging van lid zeven tot en met twaalf is de bijzondere bekostiging voor
opvang asielzoekerskinderen in procesopvanglocaties en gezinslocaties aangevuld met
een regeling voor tussentijdse groei. Deze is qua uitwerking vergelijkbaar met de
in artikel 36 opgenomen regeling voor toename aantal asielzoekerskinderen met dien
verstande dat de aanvraag niet via het gebruikelijke formulier kan worden ingediend,
maar door middel van een brief.
Artikel 39
De in dit artikel opgenomen bedragen zijn bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling
van de gemiddelde personele lasten respectievelijk de prijsbijstelling programma’s
van eisen.
Daarnaast is de in het tweede lid opgenomen bijzondere bekostiging per leerling extra
verhoogd. Deze verhoging is bedoeld om gedurende het jaar een doorlopend integraal
dagprogramma van onderwijs en ontwikkelingsgerichte activiteiten van 48 weken te realiseren.
Het onderwijs in de instelling bedraagt nu 40 weken per jaar. Met dit extra budget
kan het onderwijs in de gesloten setting gedurende 48 weken worden aangeboden. Hierdoor
kunnen ook jongeren die in de vakantieperiode worden opgenomen direct naar school
en/of andere onderwijsactiviteiten volgen. Daarnaast hebben jongeren die zijn geplaatst
in een JJI of in een instelling voor jeugdzorgplus vaak een onderwijsachterstand en/of
een lange geschiedenis van verzuim in het onderwijs. Door hen in de instelling een
integraal en continu onderwijs- en begeleidingsaanbod aan te bieden, wordt die achterstand
minder en is de aansluiting met het onderwijs na het verblijf in de instelling beter.
In de verhoging zijn zowel de personele vergoeding als de materiële vergoeding hiervoor
opgenomen.
In dit artikel is voorts een wijziging opgenomen bij de bepaling van het aantal leerlingen
van een vestiging die is verbonden aan een instelling voor gesloten jeugdzorg. Tot
aan de invoering van het nieuwe jeugdstelsel werd de capaciteit van de vestigingen
voor gesloten jeugdzorg jaarlijks door de Minister van VWS toegekend. Met de inwerkingtreding
van de Jeugdwet is het aan de gemeenten om te voorzien in een kwalitatief en kwantitatief
toereikend aanbod van de benodigde gesloten jeugdhulp. In de voorbereiding op het
jaar 2015 heeft de minister van VWS in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
de capaciteit richtinggevend berekend.
Artikel 40
In het kader van de vereenvoudiging van de bekostigingsregels worden de middelen prestatiebox
met ingang van schooljaar 2015–2016 toegekend in de vorm van één totaalbedrag per
leerling. Dat bedrag per leerling is gelijk voor alle (speciale) scholen voor basisonderwijs
en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Met het opgenomen bedrag voor 2015–2016,
en het in artikel 42, derde lid opgenomen betaalritme, bedraagt het voor het kalenderjaar
2015 verstrekte bedrag aan prestatiebox middelen in totaal € 128 mln. Dat is conform
de afspraak, die daarover gemaakt is in het Bestuursakkoord PO 2014-2020. Het vastgestelde
bedrag per leerling omvat tevens € 11,50 voor cultuur educatie.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker