Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 november 2015, nr. 759279, houdende wijziging van de Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs in verband met de afschaffing van de loting

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 7.53, zevende lid van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1 Begripsbepalingen

aanvullende eisen:

eisen als bedoeld in artikel 7.26, eerste lid, en 7.26a, eerste lid, van de wet;

accreditatieorgaan:

Nederlands-Vlaamse accreditatieorganisatie, bedoeld in artikel 5.a.2 van de wet;

bewijs van toelating:

op naam gesteld document, afgegeven door de instelling, dat aantoont dat een kandidaat de selectie heeft doorlopen en geplaatst is binnen de door het instellingsbestuur vastgestelde onderwijscapaciteit.

bijzondere nadere vooropleidingseisen opleiding tot leraar basisonderwijs:

eisen als bedoeld in artikel 7.25a van de wet;

diploma:
domein:

opleidingsdomein als bedoeld inartikel 6.4.1, eerste lid, van de WEB;

fixusopleiding:

opleiding waarvoor op grond van de artikelen 7.53 of 56 van de wet een beperkt aantal studenten kan worden ingeschreven;

getuigschrift:

getuigschrift als bedoeld in artikel 7.11, tweede lid, van de wet;

hogeschool:

hogeschool als bedoeld in onderdelen c en g van de bijlage bij de wet;

instelling:

instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8, eerste en tweede lid, van de wet of een rechtspersoon voor hoger onderwijs;

instellingsbestuur:

instellingsbestuur als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel j, eerste gedachtestreep van de wet;

kandidaat:

degene die zich voor de propedeutische fase van een bepaalde opleiding wil aanmelden of laten inschrijven;

lerarenopleiding op het gebied van kunst:

lerarenopleiding als bedoeld in artikel 7.26a, van de wet;

minister:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het onderwijs en onderzoek op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, de Minister van Economische Zaken;

nadere vooropleidingseisen vo-ho:

eisen als bedoeld in artikel 7.25, eerste en tweede lid, van de wet;

nadere vooropleidingseisen mbo-hbo:

eisen als bedoeld in artikel 7.25, derde lid van de wet;

opleiding:

opleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a en tweede lid, onderdeel a, van de wet;

opleiding op het gebied van de kunst: opleiding als bedoeld in 7.26a van de wet;

plaats:

plaats als opgenomen in de mededeling bedoeld in artikel 7.53, zesde lid van de wet;

profiel:

profiel als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de WVO of artikel 38, tweede lid, van de WVO BES;

rankingnummer:

uniek nummer dat door de instelling toegekend wordt aan een kandidaat die de selectie heeft doorlopen, waaruit blijkt hoe hij ten opzichte van de andere deelnemers aan de selectie is beoordeeld;

rechtspersoon voor hoger onderwijs:

rechtspersoon als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel aa, van de wet;

selectie:

selectieprocedure als bedoeld in artikel 7.53 van de wet;

studiejaar:

tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar;

Studielink:

gemeenschappelijke aanmeld- en inschrijfapplicatie van de hogescholen en de universiteiten;

universiteit:
vooropleidingseisen:

eisen als bedoeld inartikel 7.24 van de wet;

WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

Wet:

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

WVO:

Wet op het voortgezet onderwijs;

WVO BES:

Wet op het voortgezet onderwijs BES.

B

In artikel 1.3 wordt ‘15 september’ vervangen door: 1 oktober.

C

In artikel 4.3 wordt na het derde lid een vierde lid toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste lid kan het instellingsbestuur van een opleiding waarvan de organisatie en inrichting van het onderwijs als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, uitgaat van een internationale studentenpopulatie, een uiterste datum voor aanmelding na 15 januari vaststellen.

D

De artikelen 4.4 tot en met 4.29 worden vervangen door acht nieuwe artikelen, luidende:

Artikel 4.4 Mededeling

Het instellingsbestuur doet de mededeling, bedoeld in artikel 7.53, zesde lid, van de wet, aan de minister.

Artikel 4.5 Aanmelding voor fixusopleiding

  • 1. Een kandidaat kan zich per fixusopleiding in totaal maximaal drie keer aanmelden.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, kan het instellingsbestuur per fixusopleiding vaststellen hoeveel keer een kandidaat kan deelnemen aan de selectie voor de opleiding aan de instelling.

  • 3. Een kandidaat kan zich voor een studiejaar voor ten hoogste twee fixusopleidingen aanmelden, met uitzondering van de in het vierde lid genoemde opleidingen.

  • 4. Voor de opleiding geneeskunde, tandheelkunde, fysiotherapie en mondzorgkunde kan een kandidaat zich voor een studiejaar bij niet meer dan een instelling aanmelden voor eenzelfde opleiding.

  • 5. Een aanmelding als bedoeld in het eerste lid vervalt als de kandidaat deze uiterlijk 15 januari intrekt.

  • 6. Een kandidaat kan een verzoek bij het instellingsbestuur indienen om zijn aanmelding te laten vervallen, als hij er niet in slaagt zijn diploma of getuigschrift te behalen.

  • 7. Het instellingsbestuur laat de aanmelding van een kandidaat vervallen, als de kandidaat voor 1 september bij het instellingsbestuur daartoe een verzoek indient als bedoeld in het zesde lid. Het instellingsbestuur handelt het verzoek voor 1 oktober af.

Artikel 4.6 Aanmelding kandidaten

  • 1. De kandidaat die wil deelnemen aan de selectie meldt zich in de periode van 1 oktober tot en met 15 januari, via Studielink, aan bij de instelling die de fixusopleiding verzorgt.

  • 2. In afwijking van het vorige lid laat het instellingsbestuur de kandidaat deelnemen aan de selectie als deze zich na 15 januari aanmeldt, als het vaststelt dat er bij weigering van deelname sprake zou zijn van onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 4.7 Selectie

  • 1. Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat de selectieprocedure uiterlijk 14 april is afgerond.

  • 2. Het instellingsbestuur kan voor 15 januari beginnen met de selectie, mits alle kandidaten die zich uiterlijk 15 januari hebben aangemeld, kunnen deelnemen aan de volledige selectie.

  • 3. Als het aantal aanmeldingen lager is dan of gelijk is aan het aantal beschikbare plaatsen, vindt geen selectie plaats.

Artikel 4.8 Rankingnummers en bewijzen van toelating

  • 1. Het aantal bewijzen van toelating is gelijk aan het aantal beschikbare plaatsen voor een opleiding.

  • 2. Als het aantal beschikbare plaatsen kleiner is dan het aantal kandidaten dat een rankingnummer heeft ontvangen, wordt een bewijs van toelating uitgereikt aan de kandidaten met de laagste rankingnummers.

  • 3. De instelling bericht via Studielink op 15 april de kandidaat over de uitkomst van de selectie voor de opleiding of opleidingen waaraan hij heeft deelgenomen en reikt daarbij tevens een rankingnummer of een bewijs van toelating uit.

  • 4. De kandidaat accepteert een bewijs van toelating binnen twee weken na ontvangst op de daartoe voorgeschreven wijze. Een bewijs van toelating dat niet binnen twee weken is geaccepteerd, vervalt.

  • 5. Een kandidaat kan op enig moment niet meer dan een bewijs van toelating op geaccepteerd hebben staan.

  • 6. In afwijking van het vierde lid verstrekt het instellingsbestuur een bewijs van toelating als het vaststelt dat er sprake is van onbillijkheid van overwegende aard als geen bewijs van toelating wordt verstrekt.

  • 7. Als een kandidaat een bewijs van toelating niet tijdig accepteert, reikt de instelling een bewijs van toelating uit aan de kandidaat met het laagste rankingnummer, die nog geen bewijs van toelating heeft ontvangen.

  • 8. Het instellingsbestuur stelt een uiterste datum vast waarna geen bewijzen van toelating worden uitgereikt, met dien verstande dat deze datum niet voor 1 augustus ligt.

  • 9. Voor de uiterste datum, bedoeld in het achtste lid, dienen alle bewijzen van toelating uitgereikt te zijn.

Artikel 4.9 Vooropleidingseisen en nadere vooropleidingseisen

  • 1. De bezitter van een bewijs van toelating toont voor een door het instellingsbestuur vastgestelde datum aan dat hij voldoet aan de vooropleidingseisen of de nadere vooropleidingseisen vo-ho, de nadere vooropleidingseisen mbo-hbo of bijzondere nadere vooropleidingseisen.

  • 2. Als de kandidaat niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, vervalt zijn bewijs van toelating.

  • 3. Als een kandidaat voor de door het instellingsbestuur vastgestelde datum niet kan voldoen aan de verplichting, bedoeld in het eerste lid, kan hij het instellingsbestuur om uitstel verzoeken.

  • 4. Het instellingsbestuur voldoet aan het verzoek, bedoeld in het derde lid, en stelt het een nieuwe termijn vast, waarbinnen de kandidaat aan de verplichting moet voldoen.

Artikel 4.10 Noodprocedure

  • 1. In afwijking van artikel 4.7, eerste lid, kan het instellingsbestuur de minister verzoeken om toestemming voor een extra mogelijkheid tot aanmelding, als na afronding van de aanmeldingsprocedure of na afloop van de selectie voor een opleiding het aantal aanmeldingen respectievelijk het aantal geselecteerde kandidaten lager is dan het aantal beschikbare plaatsen.

  • 2. De minister kan ingeval hij toestemming verleent voor een extra mogelijkheid tot aanmelding, daaraan voorwaarden verbinden en artikel 4.5, derde lid, niet van toepassing verklaren.

Artikel 4.11 Tweede instroom

  • 1. Als voor een opleiding gedurende het eerste studiejaar een tweede instroommoment bestaat, en er gedurende het studiejaar plaatsen opengevallen zijn, kan het instellingsbestuur bepalen dat kandidaten die na de selectie voor dat studiejaar, op basis van artikel 4.8 wel een rankingnummer, maar geen bewijs van toelating hebben ontvangen, een bewijs van toelating voor het tweede instroommoment ontvangen.

  • 2. Indien de instelling gebruik maakt van het tweede instroommoment, bedoeld in het eerste lid, stelt het instellingsbestuur een procedure in voor het uitreiken en accepteren van bewijzen van toelating en maakt deze bekend.

E

Onder vernummering van artikel 5.3 tot 5.4, wordt na artikel 5.2 een nieuw artikel 5.3 ingevoegd, luidende:

Artikel 5.3 Overgangsbepalingen in verband met de Wet kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs

  • 1. De deelname aan loting in het verleden, telt vanaf het studiejaar 2000/2001 mee voor het maximale aantal aanmeldingen, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid.

  • 2. Kandidaten die in het studiejaar 2016/2017, een succesvol beroep hebben gedaan op de hardheidsclausule uitgelote kandidaten, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, ontvangen een bewijs van toelating voor het studiejaar 2017/2018.

  • 3. Kandidaten op wie voor het studiejaar 2016/2017, artikel 4.19, tweede lid, van toepassing is, ontvangen een bewijs van toelating voor het studiejaar 2017/2018.

  • 4. Kandidaten wiens verzoek als bedoeld in artikel 4.19, derde lid, in het studiejaar 2016/2017, gehonoreerd wordt, ontvangen een bewijs van toelating voor het studiejaar 2017/2018.

  • 5. Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat een kandidaat die op grond van de leden 2 tot en met 5 een bewijs van toelating heeft ontvangen, wordt ingeschreven voor de betreffende opleiding.

  • 6. Bezwaar- en beroepschriften die zijn ingediend naar aanleiding van het studiejaar 2016–2017 worden volgens het recht, zoals het in dat studiejaar gold, behandeld.

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

  • 1. Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop onderdeel AX van de Wet kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs in werking treedt.

  • 2. De artikelen 4.11 en 5.3 treden in werking op 1 september 2017.

  • 3. De artikelen 4.19, tweede lid, 4.24, eerste en derde lid, 4.25 zoals deze luidden op 31 augustus 2016, blijven van kracht tot 1 september 2017.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

TOELICHTING

Algemene toelichting

1. Inleiding

Per 1 september 2013 is de wet van 10 juli 2013 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten (Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs) grotendeels in werking getreden. De doelstelling van deze wet was het hoger onderwijs toekomstbestendig te maken en meer kwaliteit te realiseren. De wet maakt een ingrijpende wijziging van de bestaande Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs (Ratho) noodzakelijk. Deze wijziging strekt daartoe.

Deze wijziging van de Ratho stelt randvoorwaarden voor het toekennen van plaatsen bij fixusopleidingen. Een fixusopleiding is een opleiding waarvoor het instellingsbestuur, op grond van artikel 7.53 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), een maximum aantal studenten heeft vastgesteld dat voor de eerste maal kan worden ingeschreven voor de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding. De wet bepaalt dat bij fixusopleidingen het instellingsbestuur de kandidaten op grond van ten minste twee soorten kwalitatieve criteria selecteert.

De belangrijkste wijziging is dat het systeem van decentrale selectie niet langer is ingebed in een systeem van selectie waar ook de loting deel van uitmaakt. Het systeem van gewogen loting wordt afgeschaft, inclusief de gegarandeerde plaatsen voor bepaalde kandidaten (de 8-plusplaatsen en de ministersplaatsen). Deze wijziging treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en is voorzien voor het studiejaar 2017–2018, tegelijkertijd met de onderhavige wijziging. Dit betekent dat vanaf de toelating voor het studiejaar 2017–2018 geen loting meer zal plaatsvinden, maar uitsluitend nog decentrale selectie. Selectie door de instellingen draagt, meer dan loting, bij aan een inhoudelijke match tussen student en opleiding. Ook doet decentrale selectie meer recht aan de verschillen tussen dezelfde opleidingen aan verschillende instellingen.

Volgens artikel 7.53 van de WHW zijn de instellingen verantwoordelijk voor het vaststellen van de selectiecriteria en de selectieprocedure en het uitvoeren van de selectie. Met het vervallen van de loting als onderdeel van de selectieprocedure, komt de rol van de minister (uitgevoerd door DUO) in het kader van de aanmelding, verdeling van de beschikbare plaatsen en bezwaar en beroep te vervallen. Dit vindt zijn weerslag in de regeling en de daarin geregelde onderwerpen. De verandering in taakverdeling leidt ook tot een grotere rol van de instelling, daar waar het gaat om het tijdig en adequaat informeren van kandidaten. Het instellingsbestuur heeft nu als taak zodanige informatie aan studenten en kandidaten over de selectie te verstrekken dat zij in staat zijn de opleidingsmogelijkheden te vergelijken, zich een goed oordeel te vormen over de inhoud en de inrichting van het gevolgde of te volgen onderwijs en de examens en zich goed voor te bereiden op de gestelde eisen (artikel 7.15, eerste lid WHW). In artikel 7.15, tweede lid van de WHW is geregeld dat instellingen en de daarvoor in aanmerking komende belangenorganisaties van studenten gezamenlijk afspraken maken over de specificaties van de informatie. Hiervoor worden in de Ratho vooralsnog geen nadere voorschriften gegeven. Verder is in artikel 7.53, derde lid van de WHW geregeld dat het instellingsbestuur de selectiecriteria en de selectieprocedure tijdig bekend maakt. Voor kandidaten is een tijdige bekendmaking van groot belang; zij moeten zich immers kunnen voorbereiden op de selectie door zich bijvoorbeeld een vaardigheid eigen te maken of vrijwilligerswerk te doen. In dit verband wijs ik er ook op dat de medezeggenschap adviesrecht heeft ten aanzien van de selectiecriteria en de selectieprocedure.

2. Inhoud regeling

Het nieuwe artikel 7.53 WHW regelt beduidend minder dan de oude bepalingen die golden voor fixusopleidingen. Slechts de kaders van het systeem van fixusopleidingen en de taken van de instelling zijn daarin neergelegd. Andere aspecten worden gegeven in deze ministeriële regeling.

Aanmelding

De wijziging van de Ratho bevat, onder andere, voorschriften voor de aanmelding bij Studielink, de gemeenschappelijke aanmeld- en inschrijfapplicatie van de hogescholen en de universiteiten. De wijziging geeft aan tot welke uiterste datum een kandidaat zich kan aanmelden, bij hoeveel fixusopleidingen een kandidaat zich in een bepaald jaar voor een selectieprocedure kan aanmelden en hoe vaak een kandidaat zich in totaal (over de jaren heen) mag aanmelden voor een bepaalde fixusopleiding. Goede voorlichting is hierbij noodzakelijk; voor een kandidaat is het immers van belang te weten hoe vaak hij zich kan aanmelden bij een bepaalde opleiding aan een bepaalde instelling en wanneer hij een andere keuze moet gaan maken.

Selectie

Een instelling voert de selectie voor een opleiding uit. De selectie vindt plaats op basis van minimaal twee soorten kwalitatieve criteria. Dit kan een combinatie zijn van een of meer eisen die betrekking hebben op cognitieve eigenschappen en een of meer eisen die betrekking hebben op non-cognitieve eigenschappen. Toelating kan dus niet uitsluitend betrekking hebben op het criterium eindexamencijfers.

De selectie leidt tot een ranking van alle kandidaten die deel hebben genomen aan de selectie, ten opzichte van elkaar. Een kandidaat dient de gehele selectieprocedure te doorlopen om aanspraak te maken op een rankingnummer. Dit is slechts anders als de instelling heeft bepaald dat de selectieprocedure uit meerdere rondes bestaat. In dat geval kan een bepaald aantal kandidaten reeds na een eerste ronde een rankingnummer ontvangen, terwijl de rest van de kandidaten de procedure verder vervolgt en later in het proces een rankingnummer ontvangt. Ook in het geval de selectieprocedure uit meerdere rondes bestaat, dienen alle kandidaten overigens geselecteerd te worden op basis van minstens twee soorten kwalitatieve selectiecriteria.

De selectie moet uiterlijk 14 april zijn afgerond. Op 15 april berichten alle instellingen, via Studielink, de kandidaten over de ranking en reiken bewijzen van toelating uit. In het kader van selectie en met het doel de kandidaat inzicht te geven in zijn verrichtingen gedurende de selectieprocedure, kan de instelling voor 15 april wel feedback geven, maar niet het rankingnummer doorgeven.

Rankingnummer en bewijs van toelating

De wijziging van de Ratho is, zoals hiervoor aangegeven, gebaseerd op het systeem van ranking: op basis van de uitkomsten van de selectie, wordt door de instelling voor de opleiding in kwestie een ranking opgesteld. Het eerste doel van het opstellen van een ranking is vast te stellen welke deelnemers een bewijs van toelating ontvangen. Een deelnemer kan binnen twee weken een bewijs van toelating accepteren. Hij geeft daarmee aan dat hij de opleiding in kwestie wil gaan volgen. Vanzelfsprekend moet de kandidaat na het accepteren van het bewijs van toelating nog bewijzen dat hij voldoet aan de (nadere) vooropleidingseisen en zich inschrijven aan de instelling. Het aantal bewijzen van toelating dat een instelling uitreikt, mag niet groter zijn dan de door de instelling vastgestelde onderwijscapaciteit.

Het tweede doel van de ranking is om deelnemers die niet direct een bewijs van toelating ontvangen (en dus buiten de door de instelling vastgestelde onderwijscapaciteit vallen) ten opzichte van elkaar te ranken om te bepalen in welke volgorde vrijgekomen bewijzen van toelating worden verdeeld. Bewijzen van toelating kunnen vrijkomen doordat kandidaten de aangeboden plaats niet accepteren of omdat ze niet aan de (nadere) vooropleidingseisen voldoen.

3. Bezwaar en beroep

Het is van belang dat een eventuele bezwaarprocedure zo snel mogelijk wordt afgerond. Als de kandidaat immers gelijk krijgt in bezwaar, is het wenselijk dat deze kandidaat nog in het jaar waarvoor hij zich heeft aangemeld, ingeschreven kan worden. Om het tempo van de procedure te bevorderen, zullen de instellingen moeten communiceren dat kandidaten zo snel mogelijk hun bezwaarschrift moeten indienen, om de afronding van de procedure voor de start van het studiejaar te bewerkstelligen. Daarnaast is het voor de hand liggend dat instellingen de kandidaten op de spoedprocedure van artikel 7.63a, vierde lid, van de WHW wijzen. Als een kandidaat gelijk krijgt in bezwaar of beroep op een dusdanig moment dat deze redelijkerwijs niet in het huidige studiejaar kan instromen, dient een plaats voor het aankomende jaar te worden gereserveerd.

4. Administratieve lasten

De wijziging van de regeling genereert geen administratieve lasten voor instellingen.

5. Privacy impact assessment

In het nieuwe systeem vindt geen uitwisseling van persoonsgegevens plaats tussen DUO en de instellingen ten behoeve van de selectie. Nu de instellingen voortaan zelf de selectie vormgeven, is van belang dat instellingen zorg dragen voor de verwerking van persoonsgegevens conform de eisen van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) plaatsvindt.

Wel zal er verwerking van persoonsgegevens plaats vinden bij het beschikbaar stellen van de historische deelname aan de centrale loting vanaf 2000/2001 aan de instellingen, opdat de instellingen kunnen beoordelen of een kandidaat mee mag doen aan de selectie of dat deze zijn drie mogelijkheden al heeft verbruikt. De verwerking vindt plaats conform artikel 9 van de Wbp: de gegevens worden verder verwerkt op een wijze die verenigbaar is met het oorspronkelijke doel.

6. Uitvoeringstoets

In de uitvoeringstoets concludeert DUO dat na de wijziging van de ministeriële regeling een marginale rol voor DUO overblijft in het proces van aanmelding, selectie en plaatsing van studenten bij fixusopleidingen. Naar aanleiding van de uitvoeringstoets ontvangt DUO de opdracht de registratie van de historische deelname aan de centrale loting vanaf 2000/2001 beschikbaar te stellen, de registratie van de opleidingen die een numerus fixus voeren uit te breiden met de registratie van de hoogte van de capaciteitsbeperking en de consequenties van de wijziging van de regeling voor de aankomende studenten mee te nemen in de lopende informatie- en voorlichtingscampagnes.

7. Financiële gevolgen

De wijziging van de regeling heeft geen financiële gevolgen voor de rijksbegroting.

8. Overleg en advies

Bij de totstandkoming van deze wijziging van de ministeriële regeling is uitvoering overleg gevoerd met de koepelorganisaties VSNU en Vereniging hogescholen, de studentenbonden het ISO en de LSVb, DUO en het aanmeldportaal Studielink. In het proces is tevens gebruik gemaakt van de expertise en kennis van een groot aantal medewerkers van hogescholen en universiteiten. De omvang en intensiteit van de interactie met het onderwijsveld gedurende de totstandkoming van de wijziging van de ministeriële regeling heeft het gebruik van een internetconsultatie overbodig gemaakt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A (artikel 1)

Om de wijziging van definities te vergemakkelijken, is de letteraanduiding vervallen en zijn de definities gealfabetiseerd. De hieronder genoemde definities zijn aangepast dan wel geïntroduceerd.

Bewijs van toelating

De definitie van ‘bewijs van toelating’ is veranderd. Voorheen kreeg een kandidaat een bewijs van toelating, als deze was geselecteerd en voldeed aan de (nadere) vooropleidingseisen. Het bewijs van toelating werd uitgereikt door de minister (DUO) en acceptatie van dit bewijs hield in dat een kandidaat zich kon gaan inschrijven bij de instelling. In de nieuwe systematiek geeft een bewijs van toelating enkel aan dat een kandidaat de selectie voor een opleiding heeft doorlopen en dat zijn rankingnummer binnen de door de instelling vastgestelde onderwijscapaciteit valt. Aangezien de bewijzen van toelating al vanaf 15 april verstrekt kunnen worden, is het niet altijd mogelijk om te toetsen of een kandidaat voor de uitgifte van een bewijs van toelating aan de vooropleidingseisen voldoet. Na acceptatie van een bewijs van toelating, dient een kandidaat dan ook aan te tonen dat hij aan de (nadere) vooropleidingseisen voldoet, voordat er tot inschrijving overgegaan kan worden.

Plaats

Het instellingsbestuur stelt het maximum aantal studenten vast dat ingeschreven kan worden. Dit getal komt overeen met het aantal beschikbare plaatsen dat er is voor kandidaten die de opleiding willen volgen.

Rankingnummer

Wanneer de selectie afgerond is, stelt de instelling een lijst op waarin iedere kandidaat die de selectie in zijn geheel heeft doorlopen een uniek nummer krijgt. Degenen met het laagste rankingnummer worden vervolgens geplaatst binnen het aantal beschikbare plaatsen. Het rankingnummer geeft aan hoe een kandidaat, ten opzichte van de andere kandidaten, heeft gescoord bij de selectie. De kandidaat die het laagste rankingnummer (nummer 1) heeft, is de kandidaat die de selectie met de beste resultaten heeft afgerond.

Studielink

Van deze wijziging van de regeling wordt gebruik gemaakt om een onjuistheid te herstellen; Studielink is een applicatie van de instellingen.

Ten slotte is een aantal definities geschrapt, omdat dat niet meer relevant is.

Artikel I, onderdeel B (artikel 1.3)

In artikel 4.5 wordt een kandidaat de mogelijkheid geboden bij het instellingsbestuur een verzoek in te dienen om zijn aanmelding te laten vervallen, als hij er niet in slaagt zijn diploma of getuigschrift te behalen. Dit verzoek moet voor 1 oktober afgehandeld zijn. In verband hiermee wordt de datum van 15 september uit artikel 1.3 gewijzigd in 1 oktober.

Artikel I, onderdeel C (artikel 4.3)

Met de Wet kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs is het mogelijk gemaakt dat een, bij ministeriële regeling aangewezen, bacheloropleiding aanvullende eisen stelt, als die opleiding vanwege een bijzonder onderwijsconcept voor alleen bepaalde studenten de juiste plek is. De international classroom is een voorbeeld van een dergelijk bijzonder onderwijsconcept. Deze mogelijkheid is ingepast in de bestaande regeling voor aanvullende eisen. Uit artikel 4.3, eerste lid, volgt dat kandidaten zich voor 15 januari dienen aan te melden. Er is gekozen voor een landelijke deadline, omdat dit de transparantie bevordert voor studenten en instellingen de mogelijkheid geeft om de administratieve lasten te beperken en voldoende tijd in acht te nemen voor de selectie.

Internationale kandidaten zullen eerder dan Nederlandse kandidaten onbekend zijn met de datum van 15 januari. Aangezien het slagen van het bijzondere onderwijsconcept van een international classroom afhankelijk is van de instroom van internationale studenten, past het niet binnen de werkwijze van een dergelijke opleiding om strikt vast te houden aan de deadline voor aanmelding uit het eerste lid. Daarom is ervoor gekozen om opleidingen die gebruik maken van het bijzondere onderwijsconcept international classroom, bij uitzondering, de mogelijkheid te geven een deadline voor aanmelding na 15 januari vast te stellen. Het tweede lid van dit artikel blijft overigens onverminderd gelden, hetgeen betekent dat ook als er een latere deadline voor aanmelding wordt gehanteerd, de instelling er zorg voor draagt dat de kandidaat de uitslag voor 15 april kan vernemen.

Artikel I, onderdeel D (artikelen 4.4 tot en met 4.11)

Artikel 4.4 Mededeling

Het instellingsbestuur geeft de capaciteit van een opleiding door aan de minister. In de praktijk is dat DUO.

Artikel 4.5 Aanmelding voor fixusopleiding

Voor het aanmelden voor de selectie voor een fixusopleiding, geldt een maximum van drie keer per opleiding. Per jaar kan een kandidaat zich aanmelden voor twee fixusopleidingen. Een kandidaat kan zich echter maar bij één instelling aanmelden voor de opleidingen zoals genoemd in het vierde lid. Het betreft hier opleidingen waarvoor veel belangstelling bestaat en waarvoor zich elk jaar zeer veel kandidaten aanmelden. Daarom wordt het niet redelijk geacht kandidaten de mogelijkheid te bieden zich aan te melden voor eenzelfde opleiding bij twee instellingen. De selectieprocedure zou voor de instellingen onuitvoerbaar worden. Een kandidaat kan zich dus bij één instelling aanmelden voor bijvoorbeeld fysiotherapie. De kandidaat kan zich overigens wel voor twee verschillende opleidingen, zoals genoemd in het vierde lid, aanmelden. Het is dus wel mogelijk om bijvoorbeeld zowel voor fysiotherapie, als voor tandheelkunde aan te melden.

Het instellingsbestuur stelt voor elke door de instelling te verzorgen fixusopleiding vast hoe vaak een kandidaat aan de selectieprocedure mag meedoen. Het maximum aantal is ingevolge artikel 4.5, eerste lid, drie keer.

In het vijfde lid wordt geregeld dat als een kandidaat uiterlijk 15 januari zijn aanmelding intrekt, deze vervalt. Dat betekent dat de aanmelding die hij heeft gedaan niet mee zal tellen als aanmelding in de zin van artikel 4.5, eerste lid. Voorts wordt ook aan kandidaten die er niet in slagen om hun diploma te behalen en dus te voldoen aan de vooropleidingseisen, de mogelijkheid geboden om hun aanmelding te laten vervallen. In het zesde en zevende lid is geregeld dat als een kandidaat er niet in slaagt om zijn diploma te behalen, deze een verzoek kan doen aan de instelling om de aanmelding te laten vervallen. Het resultaat van het vijfde, zesde en zevende lid zal zijn dat de aanmelding niet zal meetellen voor het maximale aantal maal dat een kandidaat mag meedoen aan de selectie van een bepaalde opleiding, bedoeld in artikel 4.5, eerste en tweede lid. Het instellingsbestuur dient het verzoek voor 1 oktober afgehandeld te hebben, opdat de kandidaat met een schone lei de nieuwe aanmeldtermijn in kan gaan.

Artikel 4.6 Aanmelding kandidaten

Aangezien de selectie tijd kost is het niet mogelijk om voor de fixusopleidingen aan te sluiten bij de landelijke deadline voor aanmelding van 1 mei. Daarom is er gekozen voor een landelijke deadline voor aanmelding voor fixusopleidingen op 15 januari. Een landelijke deadline biedt de kandidaten de meeste duidelijkheid. De kandidaten melden zich bij de instelling aan via Studielink. De deadline voor aanmelding verstrijkt op 15 januari om 23.59 uur. Aanmelden voor selectie na 15 januari is niet mogelijk, tenzij er gebruik wordt gemaakt van de hardheidsclausule van het tweede lid. Deze is slechts van toepassing in individuele gevallen waarin de kandidaat zich, buiten zijn schuld, niet op tijd aan heeft kunnen melden. Of daarvan sprake is, wordt bepaald door het bestuur van de instelling in kwestie.

Artikel 4.7 Selectie

In het derde lid van artikel 4.7 is geregeld dat wanneer er op de deadline voor aanmelding minder aanmeldingen zijn dan beschikbare plaatsen, er geen selectie plaatsvindt. Als er geen selectie plaatsvindt, is artikel 7.31a, van de wet van toepassing en heeft de kandidaat recht deel te nemen aan door de instelling met betrekking tot de desbetreffende opleiding te organiseren studiekeuzeactiviteiten. De instelling kan besluiten dat de kandidaat verplicht is deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten.

Als er wel selectie plaatsvindt zouden studiekeuzeactiviteiten tot een stapeling van procedures leiden. Om die reden is in artikel 7.31b, vijfde lid van de wet, geregeld dat bij selectie de rechten en plichten met betrekking tot studiekeuzeactiviteiten niet van toepassing zijn.

Artikel 4.8 Rankingnummers en bewijzen van toelating

Een instelling rankt de kandidaten, ten opzichte van elkaar, op grond van de door de instelling geformuleerde selectiecriteria. Dit betekent dat aan een kandidaat die niet heeft deelgenomen aan (een deel van) de selectie en hierdoor niet op basis van ten minste twee selectiecriteria gerankt kan worden, geen rankingnummer wordt toegekend.

Kandidaten die op 15 april een rankingnummer hebben ontvangen, kunnen in een later stadium een bewijs van toelating ontvangen. Bijvoorbeeld doordat een andere kandidaat zijn bewijs van toelating niet accepteert. Een bewijs van toelating dient binnen twee weken na ontvangst geaccepteerd te worden door de kandidaat. De kandidaat accepteert een bewijs van toelating via Studielink op de wijze die is voorgeschreven. Laat de kandidaat dit na, dan vervalt het bewijs van toelating en kan de kandidaat zich niet meer inschrijven voor de opleiding.

Een kandidaat kan op enig moment één bewijs van toelating op ‘geaccepteerd’ hebben staan. Mocht deze kandidaat een bewijs van toelating voor een tweede opleiding ontvangen, dan kan de kandidaat binnen twee weken na ontvangst van het tweede bewijs van toelating, dat accepteren. Met de acceptatie van het tweede bewijs van toelating, vervalt het eerste bewijs van toelating. Het is hierna niet meer mogelijk om het eerste bewijs van toelating alsnog te accepteren.

Een instelling reikt niet meer bewijzen van toelating uit dan dat er plaatsen zijn. Wanneer een kandidaat een bewijs van toelating niet accepteert, reikt de instelling een bewijs van toelating uit aan de kandidaat met het laagste rankingnummer die nog geen bewijs van toelating heeft ontvangen. Dit doet de instelling totdat de ranking lijst is uitgeput of tot de door de instelling gestelde datum, die op of na 1 augustus ligt.

Voor de, door de instelling vastgesteld datum, bedoeld in het achtste lid, dienen alle bewijzen van toelating uitgereikt te zijn. De instelling kan in eerste instantie een aantal bewijzen van toelating achterhouden voor het geval er kandidaten een bewijs van toelating ontvangen na een bezwaar- of beroepsprocedure. Deze dienen echter uitgereikt te worden voor de datum waarna uitreiking van bewijzen van toelating niet meer mogelijk is. Overigens is uitreiking van bewijzen van toelating niet hetzelfde als accepteren van bewijzen van toelating. De bewijzen van toelating dienen uitgereikt te zijn voor deze datum, ze hoeven niet geaccepteerd te zijn.

Artikel 4.9 Vooropleidingseisen en nadere vooropleidingseisen

Om toegelaten te kunnen worden tot een opleiding moet een kandidaat voldoen aan de vooropleidingseisen en aan eventuele nadere vooropleidingseisen. Hij moet daarvoor het bewijs leveren. Dit wordt geregeld in artikel 4.9. Een instelling stelt een deadline vast waarop een kandidaat bewijzen moet hebben overgelegd waaruit blijkt dat hij aan de vooropleidingseisen en (bijzondere) nadere vooropleidingseisen voldoet. Deze laatste betreffen de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor de opleiding tot leraar basisonderwijs, de nadere vooropleidingseisen vo-ho en de nadere vooropleidingseisen mbo-hbo. Het is aan de instelling om te bepalen welke bewijzen de kandidaat dient te overleggen. Bij het vaststellen van de deadline houdt de instelling rekening met verschillende data voor het afronden van de vooropleiding. Wanneer een kandidaat niet voor de door de instelling gestelde deadline de bewijzen kan overleggen, omdat hij nog niet aan de eisen voldoet (bijvoorbeeld omdat hij in afwachting is van de resultaten van een herexamen of een staatsexamen), kan hij de instelling verzoeken om uitstel om het bewijs te leveren. Het instellingsbestuur voldoet aan dat verzoek en stelt dan een nieuwe termijn voor het leveren van het gevraagde bewijs. Dit wordt geregeld in het derde en vierde lid van dit artikel.

Als een kandidaat niet tijdig kan voldoen aan de eis om het gevraagde bewijs te leveren en verzuimt om uitstel te vragen, vervalt het afgegeven bewijs van toelating en kan hij de opleiding niet gaan volgen.

Artikel 4.10 Noodprocedure

Open plaatsen kunnen ontstaan als gevolg van een kleiner aantal aanmeldingen dan beschikbare plaatsen op 15 januari. Ook na 15 januari kunnen open plaatsen ontstaan wanneer deelnemers de aanmelding (moeten) terugtrekken als gevolg van een andere studiekeuze of het niet voldoen aan de vooropleidingseisen (niet behalen diploma).

Een instelling kan bij de minister het verzoek indienen om, bij uitzondering, een extra mogelijkheid tot aanmelding voor de opleiding in te stellen. Dit is bedoeld om onbedoelde effecten van de vernieuwing van het systeem te herstellen. Indien het verzoek gehonoreerd wordt, kan de minister bepalen dat artikel 4.5, derde lid niet van toepassing is. In dit geval kan een kandidaat zich voor een derde maal aanmelden. Ook kan de minister voorwaarden verbinden aan de extra aanmelding. Zo kan de minister bijvoorbeeld bepalen dat deze noodprocedure alleen van toepassing is op kandidaten die zich voor 15 januari hadden aangemeld voor dezelfde opleiding aan een andere instelling.

Artikel 4.11 Tweede instroom

Er zijn instellingen die voor een opleiding in het eerste jaar twee instroommomenten hanteren: 1 september en een moment later in het studiejaar, meestal 1 februari van het volgende kalenderjaar. Instellingen die te maken krijgen met opengevallen plaatsen (bijvoorbeeld doordat een student stopt met de opleiding), kunnen deze plaatsen opvullen bij een tweede instroommoment. Deze bepaling is ontleend aan artikel 4.25, zoals dit luidde voor de onderhavige wijziging van de regeling.

De opengevallen plaatsen worden opgevuld met kandidaten die de selectie hebben doorlopen en een rankingnummer hebben ontvangen, maar uiteindelijk geen bewijs van toelating hebben mogen ontvangen. De instelling stelt een procedure vast voor de wijze van uitreiken en accepteren van de bewijzen van toelating en maakt deze tijdig bekend.

Als een instelling overigens enkel gebruik maakt van 1 februari als instroommoment – en dus geen studenten op 1 september laat beginnen – , geldt voor deze instelling de reguliere selectieprocedure en de daarbij behorende deadlines, zoals opgenomen in deze regeling.

Artikel I, onderdeel E (artikel 5.3)

Deelname aan de centrale loting uit het oude systeem, telt mee voor het maximale aantal aanmeldingen voor fixusopleidingen, als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid. DUO zal de benodigde historische gegevens, conform de Wbp, overdragen aan de instellingen opdat zij kunnen nagaan of een kandidaat eerder heeft meegedaan aan een centrale loting.

In het oude systeem waren er kandidaten die in bepaalde uitzonderingsgevallen een bewijs van toelating ontvingen voor het volgende studiejaar:

  • kandidaten die een succesvol beroep hadden gedaan op de hardheidsclausule uitgelote kandidaten (oud artikel 4.24, eerste lid);

  • kandidaten die niet tijdig het bewijs hebben geleverd dat ze de Nederlandse taal voldoende beheersen (oud artikel 4.19, tweede lid);

  • kandidaten wiens verzoek tot verkrijging van een bewijs van toelating voor het volgende studiejaar gehonoreerd wordt (oud artikel 4.19, derde lid).

Om tegemoet te komen aan de positie van de kandidaten die op grond van de oude regeling recht hebben op toelating tot een opleiding voor het studiejaar 2017–2018, ontstaat voor de instelling de verplichting deze kandidaten toe te laten tot de opleiding in kwestie. Dit wordt geregeld in het vijfde lid. De minister beoordeelt het beroep op een van de bovenstaande drie artikelen. Indien een bewijs van toelating wordt verstrekt door de minister, draagt de instelling zorg voor de inschrijving van de desbetreffende kandidaat. Deze inschrijving gaat ten koste van de capaciteit van het studiejaar 2017/2018. Deze situatie geldt alleen voor het studiejaar 2017–2018.

In het zesde lid is bepaald dat bezwaar- en beroepschriften die worden ingediend naar aanleiding van de selectie voor het studiejaar 2016/2017 worden behandeld volgens het oude recht.

Artikel II, (Inwerkingtreding)

Deze regeling treedt gelijktijdig met onderdeel AX van de Wet kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs in werking. Dit onderdeel ziet op de wijziging van de wet ten aanzien van de beperking van de inschrijvingen op grond van beschikbare onderwijscapaciteit. Dit onderdeel bevat de grondslag voor de onderhavige wijziging van de regeling. Beoogd wordt de wijziging van de wet en de wijziging van de regeling in werking te laten treden met ingang van het studiejaar 2017–2018. Om een juridische basis te creëren voor de procedure in het kader van de decentrale selectie, bestaat het voornemen 1 september 2016 te kiezen als datum waarop beide wijzigingen in werking zullen treden.

Een uitzondering wordt gemaakt voor een aantal artikelen. Het gaat om de artikelen 4.11en 5.3. Het eerste artikel heeft betrekking op opleidingen waarvoor een tweede instroommoment bestaat. Het gaat hier om een instroommoment in het voorjaar (meestal februari) volgend op het jaar dat de opleiding is begonnen. De instelling kan als gedurende de eerste maanden van de opleiding plaatsen openvallen, een bewijs van toelating geven aan kandidaten die nog geen bewijs van toelating hadden ontvangen. Het oude regime bestaat eruit dat de instelling aan de minister informeert over de tweede instroom en de minister (DUO) de beschikbare plaatsen verdeeld over de genen die na de eerste of tweede loting, opvullen van open plaatsen of decentrale selectie niet zijn toegelaten tot de opleiding. Deze situatie blijft bestaan voor opleidingen waar voor het studiejaar 2016–2017 geloot en/of decentraal geselecteerd is. De procedure daarvoor blijft bestaan tot het voorjaar 2017 en vervalt voor het studiejaar 2017–2018.

De in de overgangsbepaling neergelegde situatie zal zich voordoen voor kandidaten die zich hebben aangemeld voor het studiejaar 2016–2017. De overgangsbepaling geldt voor het studiejaar 2017–2018 en moet daarom in werking treden per 1 september 2017.

In verband daarmee moeten de artikelen oud artikel 4.24, eerste lid (kandidaten die een succesvol beroep hadden gedaan op de hardheidsclausule uitgelote kandidaten), oud artikel 4.19, tweede lid (kandidaten die niet tijdig het bewijs hebben geleverd dat ze de Nederlandse taal voldoende beheersen) en oud artikel 4.19, derde lid (kandidaten wiens verzoek tot verkrijging van een bewijs van toelating voor het volgende studiejaar gehonoreerd wordt) gehandhaafd blijven tot 1 september 2017.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven