TOELICHTING
Algemene toelichting
1. Inleiding
Per 1 september 2013 is de wet van 10 juli 2013 tot wijziging van de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten (Wet Kwaliteit in
verscheidenheid hoger onderwijs) grotendeels in werking getreden. De doelstelling
van deze wet was het hoger onderwijs toekomstbestendig te maken en meer kwaliteit
te realiseren. De wet maakt een ingrijpende wijziging van de bestaande Regeling aanmelding
en toelating hoger onderwijs (Ratho) noodzakelijk. Deze wijziging strekt daartoe.
Deze wijziging van de Ratho stelt randvoorwaarden voor het toekennen van plaatsen
bij fixusopleidingen. Een fixusopleiding is een opleiding waarvoor het instellingsbestuur,
op grond van artikel 7.53 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
(WHW), een maximum aantal studenten heeft vastgesteld dat voor de eerste maal kan
worden ingeschreven voor de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding. De
wet bepaalt dat bij fixusopleidingen het instellingsbestuur de kandidaten op grond
van ten minste twee soorten kwalitatieve criteria selecteert.
De belangrijkste wijziging is dat het systeem van decentrale selectie niet langer
is ingebed in een systeem van selectie waar ook de loting deel van uitmaakt. Het systeem
van gewogen loting wordt afgeschaft, inclusief de gegarandeerde plaatsen voor bepaalde
kandidaten (de 8-plusplaatsen en de ministersplaatsen). Deze wijziging treedt in werking
op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en is voorzien voor het studiejaar
2017–2018, tegelijkertijd met de onderhavige wijziging. Dit betekent dat vanaf de
toelating voor het studiejaar 2017–2018 geen loting meer zal plaatsvinden, maar uitsluitend
nog decentrale selectie. Selectie door de instellingen draagt, meer dan loting, bij
aan een inhoudelijke match tussen student en opleiding. Ook doet decentrale selectie
meer recht aan de verschillen tussen dezelfde opleidingen aan verschillende instellingen.
Volgens artikel 7.53 van de WHW zijn de instellingen verantwoordelijk voor het vaststellen
van de selectiecriteria en de selectieprocedure en het uitvoeren van de selectie.
Met het vervallen van de loting als onderdeel van de selectieprocedure, komt de rol
van de minister (uitgevoerd door DUO) in het kader van de aanmelding, verdeling van
de beschikbare plaatsen en bezwaar en beroep te vervallen. Dit vindt zijn weerslag
in de regeling en de daarin geregelde onderwerpen. De verandering in taakverdeling
leidt ook tot een grotere rol van de instelling, daar waar het gaat om het tijdig
en adequaat informeren van kandidaten. Het instellingsbestuur heeft nu als taak zodanige
informatie aan studenten en kandidaten over de selectie te verstrekken dat zij in
staat zijn de opleidingsmogelijkheden te vergelijken, zich een goed oordeel te vormen
over de inhoud en de inrichting van het gevolgde of te volgen onderwijs en de examens
en zich goed voor te bereiden op de gestelde eisen (artikel 7.15, eerste lid WHW).
In artikel 7.15, tweede lid van de WHW is geregeld dat instellingen en de daarvoor
in aanmerking komende belangenorganisaties van studenten gezamenlijk afspraken maken
over de specificaties van de informatie. Hiervoor worden in de Ratho vooralsnog geen
nadere voorschriften gegeven. Verder is in artikel 7.53, derde lid van de WHW geregeld
dat het instellingsbestuur de selectiecriteria en de selectieprocedure tijdig bekend
maakt. Voor kandidaten is een tijdige bekendmaking van groot belang; zij moeten zich
immers kunnen voorbereiden op de selectie door zich bijvoorbeeld een vaardigheid eigen
te maken of vrijwilligerswerk te doen. In dit verband wijs ik er ook op dat de medezeggenschap
adviesrecht heeft ten aanzien van de selectiecriteria en de selectieprocedure.
2. Inhoud regeling
Het nieuwe artikel 7.53 WHW regelt beduidend minder dan de oude bepalingen die golden
voor fixusopleidingen. Slechts de kaders van het systeem van fixusopleidingen en de
taken van de instelling zijn daarin neergelegd. Andere aspecten worden gegeven in
deze ministeriële regeling.
Aanmelding
De wijziging van de Ratho bevat, onder andere, voorschriften voor de aanmelding bij
Studielink, de gemeenschappelijke aanmeld- en inschrijfapplicatie van de hogescholen
en de universiteiten. De wijziging geeft aan tot welke uiterste datum een kandidaat
zich kan aanmelden, bij hoeveel fixusopleidingen een kandidaat zich in een bepaald
jaar voor een selectieprocedure kan aanmelden en hoe vaak een kandidaat zich in totaal
(over de jaren heen) mag aanmelden voor een bepaalde fixusopleiding. Goede voorlichting
is hierbij noodzakelijk; voor een kandidaat is het immers van belang te weten hoe
vaak hij zich kan aanmelden bij een bepaalde opleiding aan een bepaalde instelling
en wanneer hij een andere keuze moet gaan maken.
Selectie
Een instelling voert de selectie voor een opleiding uit. De selectie vindt plaats
op basis van minimaal twee soorten kwalitatieve criteria. Dit kan een combinatie zijn
van een of meer eisen die betrekking hebben op cognitieve eigenschappen en een of
meer eisen die betrekking hebben op non-cognitieve eigenschappen. Toelating kan dus
niet uitsluitend betrekking hebben op het criterium eindexamencijfers.
De selectie leidt tot een ranking van alle kandidaten die deel hebben genomen aan
de selectie, ten opzichte van elkaar. Een kandidaat dient de gehele selectieprocedure
te doorlopen om aanspraak te maken op een rankingnummer. Dit is slechts anders als
de instelling heeft bepaald dat de selectieprocedure uit meerdere rondes bestaat.
In dat geval kan een bepaald aantal kandidaten reeds na een eerste ronde een rankingnummer
ontvangen, terwijl de rest van de kandidaten de procedure verder vervolgt en later
in het proces een rankingnummer ontvangt. Ook in het geval de selectieprocedure uit
meerdere rondes bestaat, dienen alle kandidaten overigens geselecteerd te worden op
basis van minstens twee soorten kwalitatieve selectiecriteria.
De selectie moet uiterlijk 14 april zijn afgerond. Op 15 april berichten alle instellingen,
via Studielink, de kandidaten over de ranking en reiken bewijzen van toelating uit.
In het kader van selectie en met het doel de kandidaat inzicht te geven in zijn verrichtingen
gedurende de selectieprocedure, kan de instelling voor 15 april wel feedback geven,
maar niet het rankingnummer doorgeven.
Rankingnummer en bewijs van toelating
De wijziging van de Ratho is, zoals hiervoor aangegeven, gebaseerd op het systeem
van ranking: op basis van de uitkomsten van de selectie, wordt door de instelling
voor de opleiding in kwestie een ranking opgesteld. Het eerste doel van het opstellen
van een ranking is vast te stellen welke deelnemers een bewijs van toelating ontvangen.
Een deelnemer kan binnen twee weken een bewijs van toelating accepteren. Hij geeft
daarmee aan dat hij de opleiding in kwestie wil gaan volgen. Vanzelfsprekend moet
de kandidaat na het accepteren van het bewijs van toelating nog bewijzen dat hij voldoet
aan de (nadere) vooropleidingseisen en zich inschrijven aan de instelling. Het aantal
bewijzen van toelating dat een instelling uitreikt, mag niet groter zijn dan de door
de instelling vastgestelde onderwijscapaciteit.
Het tweede doel van de ranking is om deelnemers die niet direct een bewijs van toelating
ontvangen (en dus buiten de door de instelling vastgestelde onderwijscapaciteit vallen)
ten opzichte van elkaar te ranken om te bepalen in welke volgorde vrijgekomen bewijzen
van toelating worden verdeeld. Bewijzen van toelating kunnen vrijkomen doordat kandidaten
de aangeboden plaats niet accepteren of omdat ze niet aan de (nadere) vooropleidingseisen
voldoen.
3. Bezwaar en beroep
Het is van belang dat een eventuele bezwaarprocedure zo snel mogelijk wordt afgerond.
Als de kandidaat immers gelijk krijgt in bezwaar, is het wenselijk dat deze kandidaat
nog in het jaar waarvoor hij zich heeft aangemeld, ingeschreven kan worden. Om het
tempo van de procedure te bevorderen, zullen de instellingen moeten communiceren dat
kandidaten zo snel mogelijk hun bezwaarschrift moeten indienen, om de afronding van
de procedure voor de start van het studiejaar te bewerkstelligen. Daarnaast is het
voor de hand liggend dat instellingen de kandidaten op de spoedprocedure van artikel
7.63a, vierde lid, van de WHW wijzen. Als een kandidaat gelijk krijgt in bezwaar of
beroep op een dusdanig moment dat deze redelijkerwijs niet in het huidige studiejaar
kan instromen, dient een plaats voor het aankomende jaar te worden gereserveerd.
4. Administratieve lasten
De wijziging van de regeling genereert geen administratieve lasten voor instellingen.
5. Privacy impact assessment
In het nieuwe systeem vindt geen uitwisseling van persoonsgegevens plaats tussen DUO
en de instellingen ten behoeve van de selectie. Nu de instellingen voortaan zelf de
selectie vormgeven, is van belang dat instellingen zorg dragen voor de verwerking
van persoonsgegevens conform de eisen van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)
plaatsvindt.
Wel zal er verwerking van persoonsgegevens plaats vinden bij het beschikbaar stellen
van de historische deelname aan de centrale loting vanaf 2000/2001 aan de instellingen,
opdat de instellingen kunnen beoordelen of een kandidaat mee mag doen aan de selectie
of dat deze zijn drie mogelijkheden al heeft verbruikt. De verwerking vindt plaats
conform artikel 9 van de Wbp: de gegevens worden verder verwerkt op een wijze die
verenigbaar is met het oorspronkelijke doel.
6. Uitvoeringstoets
In de uitvoeringstoets concludeert DUO dat na de wijziging van de ministeriële regeling
een marginale rol voor DUO overblijft in het proces van aanmelding, selectie en plaatsing
van studenten bij fixusopleidingen. Naar aanleiding van de uitvoeringstoets ontvangt
DUO de opdracht de registratie van de historische deelname aan de centrale loting
vanaf 2000/2001 beschikbaar te stellen, de registratie van de opleidingen die een
numerus fixus voeren uit te breiden met de registratie van de hoogte van de capaciteitsbeperking
en de consequenties van de wijziging van de regeling voor de aankomende studenten
mee te nemen in de lopende informatie- en voorlichtingscampagnes.
7. Financiële gevolgen
De wijziging van de regeling heeft geen financiële gevolgen voor de rijksbegroting.
8. Overleg en advies
Bij de totstandkoming van deze wijziging van de ministeriële regeling is uitvoering
overleg gevoerd met de koepelorganisaties VSNU en Vereniging hogescholen, de studentenbonden
het ISO en de LSVb, DUO en het aanmeldportaal Studielink. In het proces is tevens
gebruik gemaakt van de expertise en kennis van een groot aantal medewerkers van hogescholen
en universiteiten. De omvang en intensiteit van de interactie met het onderwijsveld
gedurende de totstandkoming van de wijziging van de ministeriële regeling heeft het
gebruik van een internetconsultatie overbodig gemaakt.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A (artikel 1)
Om de wijziging van definities te vergemakkelijken, is de letteraanduiding vervallen
en zijn de definities gealfabetiseerd. De hieronder genoemde definities zijn aangepast
dan wel geïntroduceerd.
Bewijs van toelating
De definitie van ‘bewijs van toelating’ is veranderd. Voorheen kreeg een kandidaat
een bewijs van toelating, als deze was geselecteerd en voldeed aan de (nadere) vooropleidingseisen.
Het bewijs van toelating werd uitgereikt door de minister (DUO) en acceptatie van
dit bewijs hield in dat een kandidaat zich kon gaan inschrijven bij de instelling.
In de nieuwe systematiek geeft een bewijs van toelating enkel aan dat een kandidaat
de selectie voor een opleiding heeft doorlopen en dat zijn rankingnummer binnen de
door de instelling vastgestelde onderwijscapaciteit valt. Aangezien de bewijzen van
toelating al vanaf 15 april verstrekt kunnen worden, is het niet altijd mogelijk om
te toetsen of een kandidaat voor de uitgifte van een bewijs van toelating aan de vooropleidingseisen
voldoet. Na acceptatie van een bewijs van toelating, dient een kandidaat dan ook aan
te tonen dat hij aan de (nadere) vooropleidingseisen voldoet, voordat er tot inschrijving
overgegaan kan worden.
Plaats
Het instellingsbestuur stelt het maximum aantal studenten vast dat ingeschreven kan
worden. Dit getal komt overeen met het aantal beschikbare plaatsen dat er is voor
kandidaten die de opleiding willen volgen.
Rankingnummer
Wanneer de selectie afgerond is, stelt de instelling een lijst op waarin iedere kandidaat
die de selectie in zijn geheel heeft doorlopen een uniek nummer krijgt. Degenen met
het laagste rankingnummer worden vervolgens geplaatst binnen het aantal beschikbare
plaatsen. Het rankingnummer geeft aan hoe een kandidaat, ten opzichte van de andere
kandidaten, heeft gescoord bij de selectie. De kandidaat die het laagste rankingnummer
(nummer 1) heeft, is de kandidaat die de selectie met de beste resultaten heeft afgerond.
Studielink
Van deze wijziging van de regeling wordt gebruik gemaakt om een onjuistheid te herstellen;
Studielink is een applicatie van de instellingen.
Ten slotte is een aantal definities geschrapt, omdat dat niet meer relevant is.
Artikel I, onderdeel B (artikel 1.3)
In artikel 4.5 wordt een kandidaat de mogelijkheid geboden bij het instellingsbestuur
een verzoek in te dienen om zijn aanmelding te laten vervallen, als hij er niet in
slaagt zijn diploma of getuigschrift te behalen. Dit verzoek moet voor 1 oktober afgehandeld
zijn. In verband hiermee wordt de datum van 15 september uit artikel 1.3 gewijzigd
in 1 oktober.
Artikel I, onderdeel C (artikel 4.3)
Met de Wet kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs is het mogelijk gemaakt dat
een, bij ministeriële regeling aangewezen, bacheloropleiding aanvullende eisen stelt,
als die opleiding vanwege een bijzonder onderwijsconcept voor alleen bepaalde studenten
de juiste plek is. De international classroom is een voorbeeld van een dergelijk bijzonder
onderwijsconcept. Deze mogelijkheid is ingepast in de bestaande regeling voor aanvullende
eisen. Uit artikel 4.3, eerste lid, volgt dat kandidaten zich voor 15 januari dienen
aan te melden. Er is gekozen voor een landelijke deadline, omdat dit de transparantie
bevordert voor studenten en instellingen de mogelijkheid geeft om de administratieve
lasten te beperken en voldoende tijd in acht te nemen voor de selectie.
Internationale kandidaten zullen eerder dan Nederlandse kandidaten onbekend zijn met
de datum van 15 januari. Aangezien het slagen van het bijzondere onderwijsconcept
van een international classroom afhankelijk is van de instroom van internationale
studenten, past het niet binnen de werkwijze van een dergelijke opleiding om strikt
vast te houden aan de deadline voor aanmelding uit het eerste lid. Daarom is ervoor
gekozen om opleidingen die gebruik maken van het bijzondere onderwijsconcept international
classroom, bij uitzondering, de mogelijkheid te geven een deadline voor aanmelding
na 15 januari vast te stellen. Het tweede lid van dit artikel blijft overigens onverminderd
gelden, hetgeen betekent dat ook als er een latere deadline voor aanmelding wordt
gehanteerd, de instelling er zorg voor draagt dat de kandidaat de uitslag voor 15 april
kan vernemen.
Artikel I, onderdeel D (artikelen 4.4 tot en met 4.11)
Artikel 4.4 Mededeling
Het instellingsbestuur geeft de capaciteit van een opleiding door aan de minister.
In de praktijk is dat DUO.
Artikel 4.5 Aanmelding voor fixusopleiding
Voor het aanmelden voor de selectie voor een fixusopleiding, geldt een maximum van
drie keer per opleiding. Per jaar kan een kandidaat zich aanmelden voor twee fixusopleidingen.
Een kandidaat kan zich echter maar bij één instelling aanmelden voor de opleidingen
zoals genoemd in het vierde lid. Het betreft hier opleidingen waarvoor veel belangstelling
bestaat en waarvoor zich elk jaar zeer veel kandidaten aanmelden. Daarom wordt het
niet redelijk geacht kandidaten de mogelijkheid te bieden zich aan te melden voor
eenzelfde opleiding bij twee instellingen. De selectieprocedure zou voor de instellingen
onuitvoerbaar worden. Een kandidaat kan zich dus bij één instelling aanmelden voor
bijvoorbeeld fysiotherapie. De kandidaat kan zich overigens wel voor twee verschillende
opleidingen, zoals genoemd in het vierde lid, aanmelden. Het is dus wel mogelijk om
bijvoorbeeld zowel voor fysiotherapie, als voor tandheelkunde aan te melden.
Het instellingsbestuur stelt voor elke door de instelling te verzorgen fixusopleiding
vast hoe vaak een kandidaat aan de selectieprocedure mag meedoen. Het maximum aantal
is ingevolge artikel 4.5, eerste lid, drie keer.
In het vijfde lid wordt geregeld dat als een kandidaat uiterlijk 15 januari zijn aanmelding
intrekt, deze vervalt. Dat betekent dat de aanmelding die hij heeft gedaan niet mee
zal tellen als aanmelding in de zin van artikel 4.5, eerste lid. Voorts wordt ook
aan kandidaten die er niet in slagen om hun diploma te behalen en dus te voldoen aan
de vooropleidingseisen, de mogelijkheid geboden om hun aanmelding te laten vervallen.
In het zesde en zevende lid is geregeld dat als een kandidaat er niet in slaagt om
zijn diploma te behalen, deze een verzoek kan doen aan de instelling om de aanmelding
te laten vervallen. Het resultaat van het vijfde, zesde en zevende lid zal zijn dat
de aanmelding niet zal meetellen voor het maximale aantal maal dat een kandidaat mag
meedoen aan de selectie van een bepaalde opleiding, bedoeld in artikel 4.5, eerste
en tweede lid. Het instellingsbestuur dient het verzoek voor 1 oktober afgehandeld
te hebben, opdat de kandidaat met een schone lei de nieuwe aanmeldtermijn in kan gaan.
Artikel 4.6 Aanmelding kandidaten
Aangezien de selectie tijd kost is het niet mogelijk om voor de fixusopleidingen aan
te sluiten bij de landelijke deadline voor aanmelding van 1 mei. Daarom is er gekozen
voor een landelijke deadline voor aanmelding voor fixusopleidingen op 15 januari.
Een landelijke deadline biedt de kandidaten de meeste duidelijkheid. De kandidaten
melden zich bij de instelling aan via Studielink. De deadline voor aanmelding verstrijkt
op 15 januari om 23.59 uur. Aanmelden voor selectie na 15 januari is niet mogelijk,
tenzij er gebruik wordt gemaakt van de hardheidsclausule van het tweede lid. Deze
is slechts van toepassing in individuele gevallen waarin de kandidaat zich, buiten
zijn schuld, niet op tijd aan heeft kunnen melden. Of daarvan sprake is, wordt bepaald
door het bestuur van de instelling in kwestie.
Artikel 4.7 Selectie
In het derde lid van artikel 4.7 is geregeld dat wanneer er op de deadline voor aanmelding
minder aanmeldingen zijn dan beschikbare plaatsen, er geen selectie plaatsvindt. Als
er geen selectie plaatsvindt, is artikel 7.31a, van de wet van toepassing en heeft
de kandidaat recht deel te nemen aan door de instelling met betrekking tot de desbetreffende
opleiding te organiseren studiekeuzeactiviteiten. De instelling kan besluiten dat
de kandidaat verplicht is deel te nemen aan de studiekeuzeactiviteiten.
Als er wel selectie plaatsvindt zouden studiekeuzeactiviteiten tot een stapeling van
procedures leiden. Om die reden is in artikel 7.31b, vijfde lid van de wet, geregeld
dat bij selectie de rechten en plichten met betrekking tot studiekeuzeactiviteiten
niet van toepassing zijn.
Artikel 4.8 Rankingnummers en bewijzen van toelating
Een instelling rankt de kandidaten, ten opzichte van elkaar, op grond van de door
de instelling geformuleerde selectiecriteria. Dit betekent dat aan een kandidaat die
niet heeft deelgenomen aan (een deel van) de selectie en hierdoor niet op basis van
ten minste twee selectiecriteria gerankt kan worden, geen rankingnummer wordt toegekend.
Kandidaten die op 15 april een rankingnummer hebben ontvangen, kunnen in een later
stadium een bewijs van toelating ontvangen. Bijvoorbeeld doordat een andere kandidaat
zijn bewijs van toelating niet accepteert. Een bewijs van toelating dient binnen twee
weken na ontvangst geaccepteerd te worden door de kandidaat. De kandidaat accepteert
een bewijs van toelating via Studielink op de wijze die is voorgeschreven. Laat de
kandidaat dit na, dan vervalt het bewijs van toelating en kan de kandidaat zich niet
meer inschrijven voor de opleiding.
Een kandidaat kan op enig moment één bewijs van toelating op ‘geaccepteerd’ hebben
staan. Mocht deze kandidaat een bewijs van toelating voor een tweede opleiding ontvangen,
dan kan de kandidaat binnen twee weken na ontvangst van het tweede bewijs van toelating,
dat accepteren. Met de acceptatie van het tweede bewijs van toelating, vervalt het
eerste bewijs van toelating. Het is hierna niet meer mogelijk om het eerste bewijs
van toelating alsnog te accepteren.
Een instelling reikt niet meer bewijzen van toelating uit dan dat er plaatsen zijn.
Wanneer een kandidaat een bewijs van toelating niet accepteert, reikt de instelling
een bewijs van toelating uit aan de kandidaat met het laagste rankingnummer die nog
geen bewijs van toelating heeft ontvangen. Dit doet de instelling totdat de ranking
lijst is uitgeput of tot de door de instelling gestelde datum, die op of na 1 augustus
ligt.
Voor de, door de instelling vastgesteld datum, bedoeld in het achtste lid, dienen
alle bewijzen van toelating uitgereikt te zijn. De instelling kan in eerste instantie
een aantal bewijzen van toelating achterhouden voor het geval er kandidaten een bewijs
van toelating ontvangen na een bezwaar- of beroepsprocedure. Deze dienen echter uitgereikt
te worden voor de datum waarna uitreiking van bewijzen van toelating niet meer mogelijk
is. Overigens is uitreiking van bewijzen van toelating niet hetzelfde als accepteren
van bewijzen van toelating. De bewijzen van toelating dienen uitgereikt te zijn voor
deze datum, ze hoeven niet geaccepteerd te zijn.
Artikel 4.9 Vooropleidingseisen en nadere vooropleidingseisen
Om toegelaten te kunnen worden tot een opleiding moet een kandidaat voldoen aan de
vooropleidingseisen en aan eventuele nadere vooropleidingseisen. Hij moet daarvoor
het bewijs leveren. Dit wordt geregeld in artikel 4.9. Een instelling stelt een deadline
vast waarop een kandidaat bewijzen moet hebben overgelegd waaruit blijkt dat hij aan
de vooropleidingseisen en (bijzondere) nadere vooropleidingseisen voldoet. Deze laatste
betreffen de bijzondere nadere vooropleidingseisen voor de opleiding tot leraar basisonderwijs,
de nadere vooropleidingseisen vo-ho en de nadere vooropleidingseisen mbo-hbo. Het
is aan de instelling om te bepalen welke bewijzen de kandidaat dient te overleggen.
Bij het vaststellen van de deadline houdt de instelling rekening met verschillende
data voor het afronden van de vooropleiding. Wanneer een kandidaat niet voor de door
de instelling gestelde deadline de bewijzen kan overleggen, omdat hij nog niet aan
de eisen voldoet (bijvoorbeeld omdat hij in afwachting is van de resultaten van een
herexamen of een staatsexamen), kan hij de instelling verzoeken om uitstel om het
bewijs te leveren. Het instellingsbestuur voldoet aan dat verzoek en stelt dan een
nieuwe termijn voor het leveren van het gevraagde bewijs. Dit wordt geregeld in het
derde en vierde lid van dit artikel.
Als een kandidaat niet tijdig kan voldoen aan de eis om het gevraagde bewijs te leveren
en verzuimt om uitstel te vragen, vervalt het afgegeven bewijs van toelating en kan
hij de opleiding niet gaan volgen.
Artikel 4.10 Noodprocedure
Open plaatsen kunnen ontstaan als gevolg van een kleiner aantal aanmeldingen dan beschikbare
plaatsen op 15 januari. Ook na 15 januari kunnen open plaatsen ontstaan wanneer deelnemers
de aanmelding (moeten) terugtrekken als gevolg van een andere studiekeuze of het niet
voldoen aan de vooropleidingseisen (niet behalen diploma).
Een instelling kan bij de minister het verzoek indienen om, bij uitzondering, een
extra mogelijkheid tot aanmelding voor de opleiding in te stellen. Dit is bedoeld
om onbedoelde effecten van de vernieuwing van het systeem te herstellen. Indien het
verzoek gehonoreerd wordt, kan de minister bepalen dat artikel 4.5, derde lid niet
van toepassing is. In dit geval kan een kandidaat zich voor een derde maal aanmelden.
Ook kan de minister voorwaarden verbinden aan de extra aanmelding. Zo kan de minister
bijvoorbeeld bepalen dat deze noodprocedure alleen van toepassing is op kandidaten
die zich voor 15 januari hadden aangemeld voor dezelfde opleiding aan een andere instelling.
Artikel 4.11 Tweede instroom
Er zijn instellingen die voor een opleiding in het eerste jaar twee instroommomenten
hanteren: 1 september en een moment later in het studiejaar, meestal 1 februari van
het volgende kalenderjaar. Instellingen die te maken krijgen met opengevallen plaatsen
(bijvoorbeeld doordat een student stopt met de opleiding), kunnen deze plaatsen opvullen
bij een tweede instroommoment. Deze bepaling is ontleend aan artikel 4.25, zoals dit
luidde voor de onderhavige wijziging van de regeling.
De opengevallen plaatsen worden opgevuld met kandidaten die de selectie hebben doorlopen
en een rankingnummer hebben ontvangen, maar uiteindelijk geen bewijs van toelating
hebben mogen ontvangen. De instelling stelt een procedure vast voor de wijze van uitreiken
en accepteren van de bewijzen van toelating en maakt deze tijdig bekend.
Als een instelling overigens enkel gebruik maakt van 1 februari als instroommoment
– en dus geen studenten op 1 september laat beginnen – , geldt voor deze instelling
de reguliere selectieprocedure en de daarbij behorende deadlines, zoals opgenomen
in deze regeling.
Artikel I, onderdeel E (artikel 5.3)
Deelname aan de centrale loting uit het oude systeem, telt mee voor het maximale aantal
aanmeldingen voor fixusopleidingen, als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid. DUO zal
de benodigde historische gegevens, conform de Wbp, overdragen aan de instellingen
opdat zij kunnen nagaan of een kandidaat eerder heeft meegedaan aan een centrale loting.
In het oude systeem waren er kandidaten die in bepaalde uitzonderingsgevallen een
bewijs van toelating ontvingen voor het volgende studiejaar:
-
– kandidaten die een succesvol beroep hadden gedaan op de hardheidsclausule uitgelote
kandidaten (oud artikel 4.24, eerste lid);
-
– kandidaten die niet tijdig het bewijs hebben geleverd dat ze de Nederlandse taal voldoende
beheersen (oud artikel 4.19, tweede lid);
-
– kandidaten wiens verzoek tot verkrijging van een bewijs van toelating voor het volgende
studiejaar gehonoreerd wordt (oud artikel 4.19, derde lid).
Om tegemoet te komen aan de positie van de kandidaten die op grond van de oude regeling
recht hebben op toelating tot een opleiding voor het studiejaar 2017–2018, ontstaat
voor de instelling de verplichting deze kandidaten toe te laten tot de opleiding in
kwestie. Dit wordt geregeld in het vijfde lid. De minister beoordeelt het beroep op
een van de bovenstaande drie artikelen. Indien een bewijs van toelating wordt verstrekt
door de minister, draagt de instelling zorg voor de inschrijving van de desbetreffende
kandidaat. Deze inschrijving gaat ten koste van de capaciteit van het studiejaar 2017/2018.
Deze situatie geldt alleen voor het studiejaar 2017–2018.
In het zesde lid is bepaald dat bezwaar- en beroepschriften die worden ingediend naar
aanleiding van de selectie voor het studiejaar 2016/2017 worden behandeld volgens
het oude recht.
Artikel II, (Inwerkingtreding)
Deze regeling treedt gelijktijdig met onderdeel AX van de Wet kwaliteit in verscheidenheid
hoger onderwijs in werking. Dit onderdeel ziet op de wijziging van de wet ten aanzien
van de beperking van de inschrijvingen op grond van beschikbare onderwijscapaciteit.
Dit onderdeel bevat de grondslag voor de onderhavige wijziging van de regeling. Beoogd
wordt de wijziging van de wet en de wijziging van de regeling in werking te laten
treden met ingang van het studiejaar 2017–2018. Om een juridische basis te creëren
voor de procedure in het kader van de decentrale selectie, bestaat het voornemen 1 september
2016 te kiezen als datum waarop beide wijzigingen in werking zullen treden.
Een uitzondering wordt gemaakt voor een aantal artikelen. Het gaat om de artikelen
4.11en 5.3. Het eerste artikel heeft betrekking op opleidingen waarvoor een tweede
instroommoment bestaat. Het gaat hier om een instroommoment in het voorjaar (meestal
februari) volgend op het jaar dat de opleiding is begonnen. De instelling kan als
gedurende de eerste maanden van de opleiding plaatsen openvallen, een bewijs van toelating
geven aan kandidaten die nog geen bewijs van toelating hadden ontvangen. Het oude
regime bestaat eruit dat de instelling aan de minister informeert over de tweede instroom
en de minister (DUO) de beschikbare plaatsen verdeeld over de genen die na de eerste
of tweede loting, opvullen van open plaatsen of decentrale selectie niet zijn toegelaten
tot de opleiding. Deze situatie blijft bestaan voor opleidingen waar voor het studiejaar
2016–2017 geloot en/of decentraal geselecteerd is. De procedure daarvoor blijft bestaan
tot het voorjaar 2017 en vervalt voor het studiejaar 2017–2018.
De in de overgangsbepaling neergelegde situatie zal zich voordoen voor kandidaten
die zich hebben aangemeld voor het studiejaar 2016–2017. De overgangsbepaling geldt
voor het studiejaar 2017–2018 en moet daarom in werking treden per 1 september 2017.
In verband daarmee moeten de artikelen oud artikel 4.24, eerste lid (kandidaten die
een succesvol beroep hadden gedaan op de hardheidsclausule uitgelote kandidaten),
oud artikel 4.19, tweede lid (kandidaten die niet tijdig het bewijs hebben geleverd
dat ze de Nederlandse taal voldoende beheersen) en oud artikel 4.19, derde lid (kandidaten
wiens verzoek tot verkrijging van een bewijs van toelating voor het volgende studiejaar
gehonoreerd wordt) gehandhaafd blijven tot 1 september 2017.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker